direct naar inhoud van Regels
Plan: Zuideinde 52 en 52a, Oostzaan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0431.BP7862710000-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het Bestemmingsplan Zuideinde 52 en 52a, Oostzaan van de gemeente Oostzaan.

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0431.BP7862710000-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw doordat het in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdmassa;

1.5 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische of hiermee gelijk te stellen beroepen of bedrijven, alsmede het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de hoofdfunctie wonen als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;

1.6 Ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde

1.7 Ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde

1.8 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken

1.9 Bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 Bed and breakfast

een faciliteit waarbij in een huiselijke sfeer tegen betaling overnachting en ontbijt kan worden verkregen, in een omvang die overeenkomt met aan-huis-verbonden beroepen en waarbij geen zelfstandige keukenfaciliteiten ter beschikking staan aan de tijdelijke bewoners.

1.11 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.12 Bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.13 Bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bijgebouw

een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.15 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 Bouwgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;

1.17 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.19 Bouwvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;

1.20 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 Dak

iedere boven beëindiging van een gebouw;

1.22 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 Hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.25 Meergezinshuis

een gebouw, dat twee of meer boven (of nagenoeg boven) elkaar gelegen zelfstandige woningen omvat;

1.26 Opslag

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;

1.27 Peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen dan het bepaalde onder a: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen niet meegeteld worden;
1.28 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.29 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een vertrek is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw doordat het in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdmassa;

1.31 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen. Woningen kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • a. aaneengesloten, minimaal drie woningen aaneengebouwd
  • b. twee-aaneen, twee woningen aaneengebouwd;
  • c. vrijstaand, één losstaande woning;
  • d. gestapeld, een woning die onderdeel uitmaakt van een meergezinshuis.
1.32 Woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van gebouwen

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;

2.2 lengte, breedte en diepte van andere bouwwerken

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot de horizontale snijlijn van het dakvlak met de daaronder gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het horizontale vlak;

2.7 oppervlakte van bouwwerken, geen gebouw zijnde

de verticale projectie van alle delen van die werken binnen de omtrekslijn;

2.8 onderlinge afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor parkeren.

3.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 2 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

Artikel 4 Wonen - Gestapeld

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor "Wonen – Gestapeld" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, waaronder begrepen bed and breakfast
  • b. tuinen
  • c. erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ten behoeve van de in 4.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 4.2 genoemde bepalingen, de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en andere werken worden gerealiseerd.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend in de vorm van een meergezinshuis binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. Het aantal woningen bedraagt niet meer dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • d. de hoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;

4.2.3 Aan-, uit- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan-, uit- en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Het bouwen van aan- en uitbouwen is niet toegestaan;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • c. de hoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  • d. het gezamenlijk grondoppervlak van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m²;

4.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt, dat de hoogte maximaal 3,00 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen die tot een hoogte van maximaal 2,00 meter mogen worden opgericht en vlaggenmasten die tot een hoogte van maximaal 6,00 meter mogen worden opgericht.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
  • c. de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de bebouwing, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Het in 4.1 onder a bedoelde aan-huis-verbonden beroep of bedrijf mag uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • b. het gebruik mag geen afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van naburige woningen en percelen;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • d. het betreft niet verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. er mag geen detailhandel, horeca of prostitutie plaatsvinden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

Alle gronden binnen het op de verbeelding als "Waarde - Archeologie" aangegeven gronden zijn primair bestemd voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan wel voorkomende, archeologische waarden.

5.2 Bouwregels vanwege de bestemming archeologie

Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen zijn slechts toelaatbaar indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.

5.3 Sloopvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften verbinden aan een sloopvergunning:

  • a. sloopwerken lager dan 50 cm boven het maaiveld worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
  • b. indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde - Archeologie”, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van bos of boomgaard;
  • d. het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • e. het ophogen van de bodem;
  • f. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies;
  • h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • i. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • j. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • k. het aanleggen van bouwland of het scheuren van grasland;
  • l. het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd;
  • m. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • n. alle overige werkzaamheden die de archeologische en zichtbare cultuurhistorische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten.

5.4.2 Uitzonderingen verbod

Het verbod als bedoeld in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. zijn genoemd in lid 5.4.1 sub g. of h., indien deze activiteiten minder diep reiken dan 0,5 meter onder het maaiveld en waarbij geen grond blijvend afgevoerd of aangevuld wordt, voor zover niet betrekking hebbende op zichtbare cultuurhistorische waarden als dijken en (hout)wallen.

5.4.3 Aanlegvergunning

Binnen de bestemming "Waarde - Archeologie" wordt de aanlegvergunning alleen verleend indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat:

  • a. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
  • b. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
  • c. de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” van (een deel van) de gronden wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, is vastgesteld dat geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bebouwingsbepalingen

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

Tenzij op de verbeelding of elders in de regels anders wordt bepaald, mag de op de verbeelding aangegeven bouwgrens worden overschreden door:

  • a. plinten, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • b. balkons, mits de overschrijding niet meer dan 2,00 meter bedraagt en de vrije hoogte tussen het balkon en het maaiveld minimaal 2,60 meter bedraagt;
  • c. liftschachten, mits de overschrijding niet meer dan 2,50 meter bedraagt;
  • d. erkers, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. luifels, overstekende daken, galerijen, hellingbanen, trappen en bordessen, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

7.2 Nadere eisen

Ten behoeve van de in lid 7.1, onder d. genoemde erkers kan het college van burgemeester en wethouders, conform het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen aan de vormgeving van de erkers ten behoeve van de privacy van aanwonenden.

Artikel 8 Algemene gebruiksbepalingen

8.1 Gebruiksbepalingen
8.1.1 Verbod

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken, in gebruik te nemen of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze, die strijdig is met het in dit plan bepaalde, nadat de bij het plan aangegeven bestemming is verwezenlijkt.

8.1.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 8.1.1 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken voor doeleinden van detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 9 Algemene afwijkingsbevoegdheden

9.1 Meetverschillen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, af te wijken van de bepalingen van het plan, voor zover dit, ten gevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 5,00 meter mogen bedragen.

9.2 10%-regeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, af te wijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.

9.3 Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, af te wijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van nutsgebouwtjes met een maximale hoogte, oppervlakte en inhoud van respectievelijk 5 meter, 25 m² en 75 m³.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Zuideinde 52 en 52a, Oostzaan” van de gemeente Oostzaan.