Plan: | Noordeinde 41-43 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0431.BP2013003006-0401 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan "Noordeinde 41-43" met identificatienummer NL.IMRO.0431.BP2013003006-0401 van de gemeente Oostzaan;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen;
administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerp-technische of hiermee gelijk te stellen beroep, alsmede het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de hoofdfunctie wonen als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw (zie figuur onder 1.21 van dit artikel);
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
bijbehorende bebouwing in de vorm van een vrijstaand gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstallen ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het hoofdgebouw, dat kan worden onderverdeeld in het achtererf, het zijerf en het voorerf, volgens onderstaande figuur;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een woningtype waarbij verschillende hoofdgebouwen aan elkaar geschakeld zijn door middel van ondergeschikte bouwdelen, zoals garages, en waarbij al dan niet de mogelijkheid aanwezig is om aan één zijde rond het huis te lopen;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;
(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen;
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
een entree van een (bouw)perceel vanaf de openbare weg, zoals een oprit of oprijlaan;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen;
activiteiten die grotendeels betrekking hebben op het verplaatsen en (in de openlucht) verblijven van personen en die veelal plaatsvinden in straten, woonerven en op pleinen, daaronder begrepen paden, parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen;
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;
de grens van het bouwvlak, die conform het bepaalde in 1.21, de begrenzing van het voorerf bepaalt;
een niet-aaneengebouwde woning;
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden;
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en aan de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant van het hoofdgebouw en tevens op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw zijn gelegen (zie figuur onder 1.21 van dit artikel).
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen voor balkons niet meer dan 1, 5 meter bedraagt en voor de overige ondergeschikte bouwdelen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Ten behoeve van de in 3.1 genoemde bestemmingsomschrijving mogen, met inachtneming van de in 3.2.2 t/m 3.2.5 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen en overige bouwwerken worden gerealiseerd.
Voor het bouwen van maximaal 2 hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen op het voorerf geldt dat dit uitsluitend is toegestaan in de vorm van overige bouwwerken, voor zover (en in het geval dat) deze zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan conform de artikelen 2 en 3 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht.
Bijbehorende bouwwerken voldoen aan de volgende regels:
De bouwhoogte van overige bouwwerken voor zover gesitueerd op het zij- of achtererf, bedraagt maximaal 3 meter, met uitzondering van erfscheidingen die een bouwhoogte hebben van maximaal 2 meter.
Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of een aan huis verbonden bedrijf is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
Tot een gebruik in strijd met de bestemming van de in dit artikel bedoelde gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen voor detailhandel en voor de uitoefening van een seksinrichting.
Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.
De voor "Waarde - Archeologie" aangegeven gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse te verwachten, dan wel voorkomende, archeologische waarden.
Het is verboden bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen te realiseren.
Het bevoegd gezag kan, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, afwijken bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in 4.2 indien op basis van archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (versie 3.2), is vastgesteld dat:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het plan, ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt.
De in 6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Deze regels worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan Noordeinde 41-43"