Inhoudsopgave
Artikel 5 Bedrijf – Nutsvoorziening
Artikel 13 Waterstaat – Waterkering
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene bouwregels
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan De Ambacht met identificatienummer Nl.IMRO.0431.BP2012001004-0401van de gemeente Oostzaan;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw doordat het in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdmassa;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische of hiermee gelijk te stellen beroepen of bedrijven, alsmede het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die niet vallen onder inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (meldingplichtige of vergunningplichtige inrichtingen) en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de hoofdfunctie wonen als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;
-
ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
-
ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
-
bed and breakfast:
een faciliteit waarbij in een huiselijke sfeer tegen betaling overnachting en ontbijt kan worden verkregen, in een omvang die overeenkomt met aan-huis-verbonden beroepen en waarbij geen zelfstandige keukenfaciliteiten ter beschikking staan aan de tijdelijke bewoners;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
-
bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
daghoreca:
een inrichting, ter ondersteuning van de functie van het bedrijventerrein, waarbij de horeca-activiteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van alcoholhoudende en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse al of niet gepaard gaande met het verstrekken van kleine eetwaren en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse of elders dan ter plaatse, waarbij de exploitatie ligt tussen 06.00 en 22.00 uur;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van milieuvergunningplichtige bedrijven en instellingen en een seksinrichting;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
-
grootschalige detailhandel:
detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m² of meer;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
-
kampeermiddel:
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve-, boekhoudkundige, financiële-, technische-, organisatorische- en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie;
-
kantooractiviteiten:
de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, technische, organisatorische- en/of zakelijke dienstverlening, niet zijnde detailhandel, al dan niet met een publieksgerichte baliefunctie;
-
kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
opslag:
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
-
perifere detailhandel:
detailhandel buiten het kernwinkelgebied (en wijkwinkelcentra) volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, motoren, fietsen, brommers, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een vertrek is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw doordat het in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdmassa;
-
verkoopvloeroppervlakte (netto):
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
-
verkeers- en vervoersactiviteiten:
activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen van personen en goederen en die veelal plaatsvinden op doorgaande wegen, vaarwegen en spoorwegen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen, alsmede nutsvoorzieningen;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgrond;
-
extensief recreatief medegebruik;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2, bijlage II Besluit omgevingsrecht.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
vergraven, diepploegen en egaliseren;
-
het kanaliseren en/of dempen van watergangen;
-
het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 200 m²;
-
aanbrengen van houtgewas;
-
het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven en ontgronden van bestaande dammen of andere taluds;
-
het verwijderen/scheuren van grasland en/of het aanleggen van paardenbakken.
-
Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op andere werken en werkzaamheden die:
-
tot de normale agrarische bedrijfsvoering worden gerekend;
-
het aanleggen van verhardingen buiten het bouwvlak in de vorm van koepaden, melkplaatsen en inritten inhouden.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsactiviteiten, uitsluitend voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 tot en met 3.2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijven, met uitzondering van:
-
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
-
inrichtingen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (risicovolle inrichtingen), met uitzondering van:
-
een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;
-
een ammoniak koelinstallatie zonder veiligheidsafstand ter plaatse van Ambacht 1;
-
seksinrichtingen;
-
grootschalige detailhandel;
-
productiegebonden detailhandel en horeca ten dienste van de in sub a genoemde activiteiten;
-
daghoreca, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "horeca";
-
perifere detailhandel, met uitzondering van meubelboulevards, tuincentra en bouwmarkten;
-
kantooractiviteiten ten dienste van de in sub a genoemde activiteiten;
-
zakelijke en persoonlijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kantoor”;
-
bedrijfsactiviteiten in de vorm van een jachthaven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “jachthaven”;
-
een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “verkooppunt motorbrandstoffen met lpg”;
-
bedrijfswonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
bedrijfsactiviteiten in de vorm van de instandhouding, beheer en onderhoud van wegen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - wegbeheer";
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m, dan wel de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte;
-
het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%;
-
de afstand tussen gebouwen mag niet minder bedragen dan 5 m dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt, tenzij de gebouwen aaneen gebouwd worden;
-
de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
de bij een bedrijf behorende kantoorruimte mag uitsluitend worden gebouwd aan de naar de weg waarop het perceel wordt ontsloten gekeerde zijde van een gebouw;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” worden gebouwd;
-
het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” mag niet meer dan 1 per aanduidingsvlak bedragen;
-
de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 7,5 m.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen mogen niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van de woning;
-
de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
het gezamenlijk grondoppervlak van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de inhoud per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m³;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering of de inrichting van de openbare weg mag niet meer bedragen dan 12 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 5, voor het bouwen tot de zijdelingse perceelgrens indien dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid en bereikbaarheid aanvaardbaar is.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Onder een met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en gebouwen voor het tonen of laten tonen van reclame, anders dan ten behoeve van de op het bedrijfsterrein gevestigde bedrijven;
-
het gebruik van gronden voor de voorgevel van gebouwen voor opslag van goederen en materialen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
-
het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven of instellingen ten behoeve van zakelijke en persoonlijke dienstverlening, mits wordt voldaan aan de provinciale planningsopgave, waarbij de parkeernormen zoals weergegeven in bijlage 2 onverkort van toepassing zijn;
-
het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van daghorecabedrijven, waarbij de parkeernormen zoals weergegeven in bijlage 2 onverkort van toepassing zijn.
Artikel 5 Bedrijf – Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van verlichtingsmasten en lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
de bouwhoogte van straatmeubilair, bewegwijzering en naamborden mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de andere bouwwerken, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verkeers- en vervoersactiviteiten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, voorzieningen voor voetgangers en fietsers e.d. zijn begrepen.
7.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van verlichtingsmasten en lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 10 m;
-
de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van bewegwijzering en naamborden mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Artikel 8 Verkeer – Verblijf
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
verkeers- en verblijfsactiviteiten;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met dien verstande dat:
-
in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, voorzieningen voor voetgangers en fietsers e.d. zijn begrepen.
8.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2, bijlage II Besluit omgevingsrecht.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
oeverstroken;
-
openbare nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat uitsluitend andere bouwwerken mogen worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2, bijlage II Besluit omgevingsrecht.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere bouwwerken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
het kanaliseren en/of dempen van watergangen;
-
het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven en ontgronden van bestaande dammen of andere taluds.
-
Alvorens het bevoegd gezag het besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning neemt, vraagt zij advies aan de waterbeheerder.
-
Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep (waaronder begrepen bed and breakfast);
-
tuinen en erven;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
-
Ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
het aantal hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal;
-
de inhoud van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 300 m³, dan wel ten minste de bestaande inhoud indien deze minder bedraagt;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen mogen niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van de woning;
-
de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
-
het gezamenlijk grondoppervlak van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m.
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-permanente bewoning;
-
het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
Artikel 11 Leiding - Gas
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleidingstrook, met een belemmerde strook ter breedte van 5 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – gas”.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
-
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 11.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’;
-
er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan, mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van lid 11.2. en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd.
-
Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in lid 11.3, onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het diepploegen;
-
het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
beplantingen of bomen;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
-
Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de leiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
-
al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als:
-
geen schade ontstaat aan de gasleiding en/of het doelmatige functioneren van de gasleiding niet in gevaar wordt gebracht;
-
de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
-
hierover advies is gevraagd van de gasleidingbeheerder.
Artikel 12 Leiding – Riool
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor (een) ondergrondse rioolleiding(en) met een belemmerde strook ter breedte van 3 m aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – riool”.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
-
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 12.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming ‘Leiding – Riool’;
-
er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van lid 12.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd op voorwaarde dat:
-
er geen schade wordt toegebracht aan de rioolleiding en het functioneren daarvan niet nadelig wordt beïnvloed;
-
hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
het planten van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder rietbeplanting;
-
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding en ophoging;
-
het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het diepploegen;
-
het permanent opslaan van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
-
het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
-
beplantingen of bomen;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere manier ingraven of indrijven van voorwerpen;
-
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
-
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen.
-
Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de leiding of die nodig zijn voor het in stand houden van de leiding;
-
al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kan alleen worden verleend als:
-
geen schade ontstaat aan de rioolleiding en/of het doelmatige functioneren van de rioolleiding niet in gevaar wordt gebracht;
-
de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht;
-
hierover advies is gevraagd van de leidingbeheerder.
Artikel 13 Waterstaat – Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkerende werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
-
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 13.1 bedoelde gronden geen bouwwerken voor de basisbestemming worden gebouwd, maar alleen bouwwerken voor de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’;
-
er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van lid 13.2 en toestaan dat in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken toch mogen worden gebouwd op voorwaarde dat:
-
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de waterkering;
-
de aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt voorgelegd aan de waterbeheerder, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanbrengen van beplanting;
-
het afgraven of ophogen van gronden.
-
Het bepaalde in sub a geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de waterkering of die nodig zijn voor het in stand houden van de waterkering;
-
al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.
-
Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan de waterbeheerder, met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene bouwregels
15.1 Overschrijding bouwgrenzen
-
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
-
plinten, kozijnen, hemelwaterafvoeren, ventilatiekanalen en rookkanalen, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
-
balkons, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt en de vrije hoogte tussen het balkon en het maaiveld minimaal 2,6 m bedraagt;
-
liftschachten, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
-
erkers, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
-
luifels, overstekende daken, galerijen, hellingbanen, trappen en bor-dessen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
-
Ten behoeve van de in sub a, onder 4 genoemde erkers kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de vormgeving van de erkers ten behoeve van de privacy van aanwonenden.
15.2 Nadere eisen ten behoeve van parkeergelegenheid
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
-
indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer;
-
de in sub a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
-
indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,8 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
-
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 5 m bedragen;
-
bij het stellen van een nadere eis worden de parkeernormen als genoemd in bijlage 2 gehanteerd;
-
indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
15.3 Nadere eisen ten behoeve van zonne-energie
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve en actieve zonne-energie.
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
17.1 Veiligheidszone - lpg
De gronden ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone – lpg” zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vanwege de levering, opslag en/of afgifte van lpg.
17.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen in of op deze gronden geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object.
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie;
-
de sociale veiligheid, en:
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, lichtmasten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:
-
de inhoud per gebouw niet meer bedraagt dan 100 m³;
-
de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer bedraagt dan 15 m;
-
de bestemmingsregels en antenne-installaties toestaan met dien verstande dat:
-
de installaties niet zijn toegestaan op woongebouwen tenzij elk ander alternatief ontbreekt;
-
plaatsing op niet-woongebouwen van 15 m of hoger is toegestaan;
-
bij plaatsing op gebouwen de masthoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
-
op onbebouwde percelen zonder woonfunctie plaatsing van een vrijstaande zendmast met een maximale hoogte van 40 m aanvaardbaar is, indien geen niet-woongebouw of hoog bouwwerk aanwezig of beschikbaar is, de plaatsing ruimtelijk inpasbaar is en de plaatsing radiografisch noodzakelijk is.
Artikel 19 Overige regels
19.1 Gezoneerd industrieterrein
Voor het bestemmingsplan zijn van het gezoneerde industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder "Achtersluispolder, Westerspoort-Zuid en omstreken", vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 18 januari 1991, de begrenzing van het industrieterrein, de daarbij behorende geluidszones, de maximaal toegestane geluidsbelastingen (MTG's) en de overige bepalingen van dit Koninklijk Besluit, onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dat plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar die zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te doen hervatten.
-
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan De Ambacht”.
