direct naar inhoud van Regels
Plan: Zwarteweg 6-8
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0425.BP2013NOO2013-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan 'Zwarteweg 6-8' met identificatienummer NL.IMRO.0425.BP2013NOO2013-on01 van de gemeente Naarden;

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Verbeelding:

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 Aanbouw:

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 Aan huis verbonden beroep:

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 Aan huis verbonden bedrijf:

Een bedrijf dat in een (gedeelte van) of bij een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;

1.9 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.10 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.12 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 Bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.14 Bijgebouw:

Een vrijstaand gebouw op het bouwperceel van een woning dan wel ander hoofdgebouw;

1.15 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.17 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel;

1.20 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 Bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 Brutovloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bepaalde functie, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.23 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 Erf:

Het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak;

1.25 Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond;

1.26 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 Hoofdgebouw:

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien of meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.28 Kantoor:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.29 Kelder:

Een (gedeelte van een) gebouw dat is gelegen onder peil;

1.30 Maatvoeringsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.31 Nutsvoorziening:

Een voorziening ten behoeve van het openbaar nut zoals water, elektriciteit, gas en telefonie;

1.32 Omgevingsvergunning:

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.33 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.34 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.35 Ondergronds bouwwerk:

Een bouwwerk dat geheel of gedeeltelijk onder peil is gelegen;

1.36 Overig bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 Overkapping:

Een bouwwerk op het erf van een hoofdgebouw dat ten dienste staat van de functie van het hoofdgebouw en dat maximaal drie wanden heeft;

1.38 Pand:

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.39 Peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
  • d. in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het direct aan het bouwwerk grenzende aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.40 Praktijkruimte:

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat door zijn inrichting en indeling geschikt is om te worden gebruikt door beoefenaren van vrije beroepen: onder vrije beroepen worden in dit plan verstaan medische, paramedische. administratieve en daarmee gelijk te stellen beroepen;

1.41 Uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42 Verdieping:

Een bouwlaag gelegen boven de bouwlaag op de begane grond;

1.43 Voorgevel:

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.44 Voorgevelrooilijn:

De snijlijn van de voorgevel van een woning of het hoofdgebouw en het grondvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel;

1.45 Woning:

Een complex van ruimten. dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; indien zich op enige zijde van één gebouw een of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de betreffende gevelbreedte wordt het boeiboord van de dakkapel als boeiboordhoogte aangemerkt;

2.1.3 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.4 De afstand van een gebouw:

Tot de perceelsgrenzen wordt gemeten van het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van het gebouw op 1 m boven peil en haaks op de bouwperceelgrenzen.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, lichtstraten, liftopbouwen, luchtbehandelingsinstallaties, voorzieningen (zoals lamellen, gebouwgebonden geluidschermen) ten behoeve van de reductie van het geluidniveau en naar de aan daarmee vergelijkbare bouwdelen, alsmede (maximaal 1,20 m hoge) balustrades buiten beschouwing gelaten voor zover de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m; voor gebouwgebonden geluidschermen mag de overschrijding qua hoogte maximaal 3,2 m bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor 'Tuin' zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat parkeren niet is toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste mag bedragen:
    • 1. van erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. van schotelantennes 3 m;
    • 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke karakteristiek ter plaatse.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen (maximaal 34);
  • b. kantoor, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
  • c. aan huis verbonden beroepen of bedrijven;
  • d. praktijkruimten;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en erven.

4.2 Bouwregels

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak waarbij buiten het bouwvlak overbouwingen voor galerijen, trappen, liftschachten en ventilatiekokers zijn toegestaan tot maximaal 3 m;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.
4.2.2 Bijgebouwen

Bij hoofdgebouwen als bedoeld in artikel 4.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de volgende gebouwen worden gerealiseerd: twee bijgebouwen met een totale grondoppervlakte van niet meer dan 50 m2, mits de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer zal bedragen dan 3 m.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  • a. voor zover het bouwwerken geen gebouw zijnde betreft op gronden gelegen tussen de bestemming 'Verkeer' en (het verlengde van) de voorgevels van hoofdgebouwen, als bedoeld in artikel 4.2.1: 1 m;
  • b. voor zover het bouwwerken geen gebouw zijnde betreft op de resterende gronden:
    • 1. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 2.5 m voor pergola's;
    • 3. 5 m voor de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Woningen mogen tevens worden gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd (maximaal 30% tot maximaal 40 m2 van het brutovloeroppervlak van de woning mag worden benut ten behoeve van aan huis verbonden beroep);
  • b. er vinden geen activiteiten plaats die vergunningplichtig zijn in het kader van milieuwetgeving en geen detailhandels- en horeca-activiteiten.
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting

De gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen slechts als woning in gebruik worden genomen en zijn indien de oostelijke en zuidelijke gevel van het hoofdgebouw zijn uitgevoerd als dove gevel, voor zover deze rood zijn gemarkeerd op pagina 58 van het als bijlage bij deze regels gevoegde rapport “Herontwikkeling kantoor Nederenck te Naarden”.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

6.2 Ondergrondse bouwwerken
6.2.1 Verticale bouwdiepte

De verticale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 m tenzij in de regels anders is bepaald.

6.2.2 Bestaande verticale bouwdiepte

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1 geldt in die gevallen dat de bestaande verticale bouwdiepte meer bedraagt dan 3 m, de bestaande verticale bouwdiepte als maximaal toegestaan.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik
7.1.1 Gebruik onbebouwde gronden

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de onbebouwde gronden voor:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;
  • b. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • e. zwembaden.
7.1.2 Gebruik bouwwerken

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als detailhandel en seksinrichting.

7.1.3 Voorwaardelijke verplichting

De gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen slechts als wonen in gebruik worden genomen indien op of binnen een afstand van 1 m van de oostelijke plangrens over de gehele oostelijke plangrens een tuinmuur van 1 m wordt gerealiseerd en als zodanig in stand wordt gehouden.

7.2 Uitzondering strijdig gebruik
  • a. het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
  • b. het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen en andere terreinen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van het plan ten aanzien van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van ten hoogste 3.50 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbaar nut zoals:

  • a. wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden, reclame-objecten, kunstwerken, speeltoestellen en lichtmasten;
  • b. transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
  • c. gasdrukregel- en gasdrukmeetstations.
8.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 mag slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdstructuur en geen onevenredige aantasting van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaatsvindt.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in de bestemming 'Kantoor' met dien verstande dat:

  • a. de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwregels blijven van toepassing en voor het overige gelden de regels van de bestemming 'Kantoor' uit het bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied';
  • b. aangetoond is dat de woonfunctie niet te realiseren is.

Artikel 10 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het toepassen van afwijking van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de afwijking voor overschrijdingen van de voorgevelrooilijn;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • f. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • g. de ruimte tussen bouwwerken;
  • h. erf- en terreinafscheidingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 11.1.1 met maximaal 10%.

11.1.3 Uitzondering

Artikel 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
11.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.2.4 Uitzondering

Artikel 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Zwarteweg 6-8'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van……..