Plan: | Lambertus Hortensiuslaan 25 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0425.BP2010N002008-va01 |
Normstelling en beleid
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is door adviesbureau De Bodemonderzoeker BV in maart 2010 een verkennend bodemonderzoek4 uitgevoerd. Uit de rapportage blijkt dat het freatische grondwater plaatselijk een sterk verhoogd gehalte bevat aan minerale olie en een matig verhoogd gehalte aan xylenen. Bij dit onderzoek zijn in de boven- en ondergrond hooguit licht verhoogde gehalten aan onderzochte parameters aangetoond.
Kort na dit onderzoek is het grondwater herbemonsterd. Bij deze herbemonstering is voor zowel minerale olie als xylenen een matig verhoogd gehalte aangetoond. Van een sterke verontreiniging met minerale olie blijkt geen sprake meer te zijn.
Vervolgens is door adviesbureau Wareco een aanvullend bodemonderzoek5 uitgevoerd. Uit deze rapportage blijkt dat de omvang van de grondwaterverontreiniging beperkt is. Op maximaal 10 m afstand van de (matige) grondwaterverontreiniging zijn, verspreid over het terrein, vier nieuwe peilbuizen geplaatst. In de grondwatermonsters uit deze peilbuizen zijn geen verhoogde gehalten aan minerale olie en xylenen aangetoond. Ook de andere onderzochte componenten zijn niet in verhoogde gehalten aangetroffen.
In de ondergrond nabij voornoemde (matige) grondwaterverontreiniging is daarentegen wel een verontreiniging aangetroffen. Het betreft een sterke verontreiniging met minerale olie en xylenen. Op basis van visuele waarnemingen en analyseresultaten wordt de horizontale omvang van deze verontreiniging ingeschat op 20 m2 . Uitgaande van de boorbeschrijvingen bevindt de sterke verontreiniging zich op een diepte van 1,2 tot 2,0 m onder het maaiveld. De geschatte omvang van de sterke grondverontreiniging met minerale olie en xylenen bedraagt derhalve ongeveer 16 m3 (= 0,8 m x 20 m2). Met het rekenmodel 'sanscrit' is een 'worstcase' risicobeoordeling uitgevoerd. Uit deze toetsing is gebleken dat er zelfs bij de hoogst gemeten gehalten aan verontreinigingen geen sprake is van actuele risico's. Op basis van dit aanvullende bodemonderzoek wordt daarom geconcludeerd dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, de aanwezige bodemverontreiniging geeft geen aanleiding tot het nemen van sanerende maatregelen zolang er niet gegraven wordt in de verontreiniging. Ook geeft de verontreiniging volgens dit bureau geen aanleiding om sanerende maatregelen te verlangen als er herbouw boven de verontreiniging plaatsvindt. Deze bevindingen zijn bevestigd door adviesbureau MWH dat een second opinion heeft gegeven op de resultaten van het aanvullende bodemonderzoek
Conclusie
Uit het verkennend bodemonderzoek en aanvullend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreinigingen. Er is geen aanleiding voor het nemen van sanerende maatregelen mits er niet in de verontreiniging wordt gegraven. Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Ten behoeven van de omgevingsvergunning zal in verband met de aangetroffen verontreiniging met minerale olie en xylenen een werkplan moeten worden opgesteld dat ter goedkeuring aan de gemeente moet worden aangeboden. Verder is van belang dat eventueel vrijkomende grond niet vrij toepasbaar is. Grond die elders wordt hergebruikt of die moet worden afgevoerd, moet worden voorzien van een kwaliteitsverklaring conform het Besluit bodemkwaliteit of dient te worden aangeboden aan een erkende verwerker.