direct naar inhoud van Artikel 34: Waarde - Ruimtelijk, cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied
Plan: Medemblik - Woongebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.BPKMEDWOONGEBIEDEN-VA01

Artikel 34: Waarde - Ruimtelijk, cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied

34.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijk, cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische, archeologische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals omschreven in de toelichting bij dit plan.
34.2. Bouwregels
34.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden naast het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen, de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal (zullen) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap;
  • c. de hoogte van de openingen van de in de gevelbouwgrens gebouwde gevels zal groter zijn dan de breedte van de openingen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid c mag de hoogte van de opening ten behoeve van een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', kleiner zijn dan de breedte van die opening.
34.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding van de bebouwingsstructuur, het behoud van de beeldbepalende gevelwanden, het behoud van de herkenbaarheid van de afzonderlijke panden, de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

34.4. Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande bebouwingsstructuur, de beeldbepalende gevelwanden, de bestaande bouw- en kapvormen en de herkenbaarheid van de afzonderlijke panden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 34.2.1 sub a in die zin dat de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) voor of achter de gevellijn wordt/worden gebouwd, mits:
    • 1. geen onevenredige verstoring optreedt in de gevelwand waarin de betreffende gevel zich bevindt;
  • b. het bepaalde in lid 34.2.1 sub b in die zin dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak, mits:
    • 1. door toepassing van een passende gevelbeëindiging geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de individuele karakteristiek van een pand dan wel de waarden van het ruimtelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebied in zijn geheel. Ook kan deze afwijkingsmogelijkheid worden verleend voor die delen van de gebouwen die vanaf de weg niet zichtbaar zijn;
  • c. het bepaalde in lid 34.2.1 sub c en toestaan dat de breedte van de gevelopeningen groter wordt dan de hoogte ervan, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ten behoeve van het aanbrengen van etalageruiten en dergelijke. Hierbij dient het voornamelijk te gaan om een verandering van de gevel in de eerste bouwlaag (begane grond).
34.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5.1. Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen van de bestrating c.q. verharding in de openbare ruimte;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;
  • c. het aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting en bomen in de openbare ruimte;
  • d. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
34.5.2. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
34.5.3. Toetsingscriteria

De in lid 34.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

Bij de verlening van de in lid 34.5.1 sub e genoemde vergunning kunnen Burgemeester en Wethouders beslissen dat voor ingrepen groter dan 50 m² de omgevingsvergunning pas kan worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld.


Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 34.5.1 sub e te verlenen kunnen Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een ter zake deskundige.

Indien uit het hiervoor bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de aanlegvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregels waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
34.6. Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
34.6.1. Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het slopen van gebouwen, voorzover niet reeds het vereiste van een sloopvergunning op grond van de Monumentenwet van toepassing is;
  • b. het slopen c.q. wijzigen van de kademuren.
34.6.2. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 34.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
34.6.3. Toetsingscriteria

De in lid 34.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting bij dit plan weergegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het gebied;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm is in redelijkheid niet te handhaven;
  • d. het betreft delen van een pand of bijbehorende bouwwerken die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen vindt geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaats.
34.7. Bijzondere regel

Burgemeester en Wethouders kunnen verlangen dat bij ingrepen groter dan 50 m², alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.


Indien uit het hiervoor bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.