direct naar inhoud van REGELS
Plan: Postzegels Medemblik - Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.BPKMEDPOSTBIN-VA02

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Postzegels Medemblik - Binnenstad met identificatienummer NL.IMRO.0420.BPKMEDPOSTBIN-VA02 van de gemeente Medemblik;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een woonfunctie die wordt gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor

(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de

bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 bestaand:
  • a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
  • b. ten aanzien van het overige gebruik:

1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 café en/of bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.24 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied (waaronder begrepen landschapselementen) toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.25 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.26 dagrecreatieve voorziening:

een speciaal aangelegde accommodatie ten behoeve van dagrecreatie;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten

verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die

goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de

uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

1.29 dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van

economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.30 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond, waarbij, indien daaronder een souterrain

aanwezig is, onder eerste bouwlaag mede het souterrain wordt begrepen;

1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 gebruiksmogelijkheden:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed;

1.34 gevellijn:

de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens;

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.36 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse

worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in

combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte

vermaaksfunctie;

1.37 horecabedrijf A:

een horecabedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken en etenswaren

aan bezoekers van centrumvoorzieningen, zoals ijssalons, croissanterieën,

lunch- en tearooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.38 horecabedrijf B:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden, zoals een restaurant;

1.39 horecabedrijf C:

een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als

dranken of een combinatie van beiden, zoals eetcafés, cafetaria's, snackbars,

automatieken en shoarmazaken;

1.40 horecabedrijf D:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van dranken, zoals cafés, bars en discotheken;

1.41 hotel of pension:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

1.42 hotel-/restaurant:

een horecabedrijf waar tegen vergoeding, naast logies ook maaltijden en dranken kunnen worden verstrekt;

1.43 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.44 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.45 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

de in bijlage 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.47 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport-

en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare en

overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten

dienste van deze voorzieningen;

1.48 mantelzorg:

het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.49 milieusituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt.

Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.50 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.51 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.52 ondergronds:

beneden peil;

1.53 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.54 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in het water wordt gebouwd:
    • 1. de hoogte van het gemiddelde waterpeil;
1.55 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.56 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 sociale veiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

1.58 straat- en bebouwingsbeeld:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.59 souterrain:

de geheel of gedeeltelijk (meer dan 50% van de verdiepingshoogte) ondergronds

gelegen ruimte(n) van een gebouw;

1.60 tuin:

beplant deel van het erf;

1.61 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een

hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het

hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het

hoofdgebouw;

1.62 verkeersveiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een verkeersveilige situatie;

1.63 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.64 vrijwaringszone waterkering:

gronden aan weerszijden van de waterkering, waarbij de breedte van de

vrijwaringszone samenhangt met het type waterkering;

1.65 waterkering:

een grondlichaam (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager

gelegen gebied (veelal polders) tegen water van buiten dat gebied;

1.66 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.67 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of

geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke

verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.68 woonschip:

een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen

bedoeld object;

1.69 woonsituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Cultuur en ontspanning - Kasteel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Kasteel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. horecabedrijven tot en met categorie D;
    • 3. hotels/pensions;
    • 4. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met de daarbijbehorende:

  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van de gebouwen zal ten hoogste de bestaande hoogte bedragen;
  • c. de (bouw)hoogte van de gebouwen zal ten hoogste de bestaande hoogte bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel;
    • 2. woningen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. sloten, bermen en beplanting;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 4.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogtes bedragen.
4.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gevellijn niet wordt overschreden;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 sub a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de gevellijn niet wordt overschreden;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m².
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel voorzover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft;
  • b. het gebruik van de eerste bouwlaag van gebouwen ten behoeve van woningen;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.5 sub a in die zin dat de tweede en/of hogere bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van detailhandel;
  • b. het bepaalde in lid 4.5 sub b in die zin dat de eerste bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van woningen;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 sub c in die zin dat bijgebouwen bij een woning worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
    • 1. eerst alle mogelijkheden van de aan- of uitbouw optimaal benut worden om middels inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 3. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke beperkt blijft tot 60 m²;
    • 5. het bijgebouw ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde woning, waarbij de maximale afstand van de woning tot het bijgebouw 20,00 m mag bedragen;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belang van derden waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 7. de parkeerdruk door het bieden van mantelzorg niet toeneemt;

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel;
    • 2. ambachtelijke bedrijven;
    • 3. horecabedrijven van categorie A, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie A';
    • 4. horecabedrijven tot en met categorie C, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C';
    • 5. horecabedrijven tot en met categorie D, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie D;
    • 6. woningen;

met de daarbijbehorende:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1g', zal de goothoogte ten minste 2,5 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1g', zal de goothoogte ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1g', zal de bouwhoogte ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 2g', zal de goothoogte ten minste 3,5 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 2g', zal de goothoogte ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 2g', zal de bouwhoogte ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 3g', zal de goothoogte ten minste 4,50 m bedragen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 3g', zal de goothoogte ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 3g', zal de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bouwregels ten aanzien van de minimale goothoogte van gebouwen, mits:
    • 1. het gaat om gebouwen waarvan de goot niet naar de weg is gekeerd en welke goot niet direct zichtbaar is vanaf de weg.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, voorzover de verkoopvloeroppervlakte per winkel meer bedraagt dan 600 m²;
  • b. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van de in lid 5.1 sub a onder 1 t/m 5 genoemde functies, voorzover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft;
  • c. het gebruik van de eerste bouwlaag van gebouwen ten behoeve van woningen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van een horeca-aanduiding;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.5 sub a in die zin dat de verkoopvloeroppervlakte van een winkel wordt vergroot tot ten hoogste 1500 m²;
  • b. het bepaalde in lid 5.5 sub b in die zin dat de tweede en/of hogere bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van de in lid 5.1 sub a onder 1 t/m 5 genoemde functies;
  • c. het bepaalde in lid 5.5 sub c in die zin dat de eerste bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van woningen;
  • d. het bepaalde in lid 5.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
  • e. het bepaalde in lid 5.5 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor horecabedrijven categorie A;
  • f. het bepaalde in lid 5.5 sub f in die zin dat bijgebouwen bij een woning worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
    • 1. eerst alle mogelijkheden van de aan- of uitbouw optimaal benut worden om middels inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 3. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke beperkt blijft tot 60 m²;
    • 5. het bijgebouw ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde woning, waarbij de maximale afstand van de woning tot het bijgebouw 20,00 m mag bedragen;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belang van derden waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 7. de parkeerdruk door het bieden van mantelzorg niet toeneemt.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie A', 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C' of 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie D' wordt verwijderd;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie B' of 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C' wordt aangebracht.

 

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel;
    • 2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, waaronder ook cursusruimten;
    • 3. horecabedrijven van categorie A, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie A';
    • 4. woningen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 6.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1g', zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten minste 2,5 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1g', zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1g', zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 9,00 m bedragen.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal per bouwperceel ten hoogste 30% van de oppervlakte van het bouwperceel minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat de gevellijn niet mag worden overschreden;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c in die zin dat wordt afgeweken van de bepaling ten aanzien van de minimale goothoogte van gebouwen, mits:
    • 1. het gaat om gebouwen waarvan de goot niet naar de weg is gekeerd en welke goot niet direct zichtbaar is vanaf de weg.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van de in lid 6.1 sub a onder 1, 2 en 3 genoemde functies, voorzover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft;
  • b. het gebruik van de eerste bouwlaag van gebouwen ten behoeve van woningen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven, tenzij het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie A';
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.5 sub a in die zin dat de tweede en/of hogere bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van de in lid 6.1 sub a onder 1 en 2 genoemde functies;
  • b. het bepaalde in lid 6.5 sub b in die zin dat de eerste bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van woningen;
  • c. het bepaalde in lid 6.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van horecabedrijven categorie A;
  • d. het bepaalde in lid 6.5 sub d in die zin dat bijgebouwen bij een woning worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
    • 1. eerst alle mogelijkheden van de aan- of uitbouw optimaal benut worden om middels inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 3. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke beperkt blijft tot 60 m²;
    • 5. het bijgebouw ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde woning, waarbij de maximale afstand van de woning tot het bijgebouw 20,00 m mag bedragen;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belang van derden waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 7. de parkeerdruk door het bieden van mantelzorg niet toeneemt.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca van categorie A', 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie B' of 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C' wordt aangebracht.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden;
  • c. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. woonstraten;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. sloten, bermen en beplanting;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 8 Groen - Park

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. een dijk;
  • g. gebouwen ten behoeve van (dag)recreatieve voorzieningen en verenigingsactiviteiten;
  • h. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een hotel-/restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel-/restaurant', met uitsluitend een hotelfunctie op de tweede bouwlaag;
    • 2. horecabedrijven tot en met categorie C, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C', uitsluitend op de eerste bouwlaag;
    • 3. een indoor golfbaan;
    • 4. een bedrijfswoning, uitsluitend op de derde bouwlaag;

en mede bestemd voor:

  • i. het behoud, herstel, en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het park;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. terrassen, ter plaatse van de aanduiding 'terras', met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van terrassen niet meer bedraagt dan 300 m²;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • m. erven en terreinen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen in lid 8.1 sub g

Voor het bouwen van de in lid 8.1 sub g genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 100 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 bedragen.
8.2.2 Gebouwen in lid 8.1 sub h

Voor het bouwen van de in lid 8.1 sub h genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de gebouwen inclusief overstekken, luifels en/of overkappingen, zal ten hoogste 535 m2 bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
8.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en werkzaamheden als bedoeld in 8.4.1 kan slechts worden verleend, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (cultuur)historische waarden en aan de ruimtelijke kwaliteit van het park.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden behorende bij het hotel-/restaurant voor parkeervoorzieningen, zodanig dat het aantal parkeerplaatsen meer dan 4 bedraagt;
  • c. het gebruik van de gebouwen ten behoeve van horeca voorzover het de kelder van een gebouw betreft;
  • d. het gebruik van de gebouwen ten behoeve van een indoor golfbaan, voor zover het de bovengrondse bouwlagen betreft.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld van het Koningin Emmapark, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. ten hoogste 8 extra parkeerplaatsen behorende bij het hotel-/restaurant worden gerealiseerd, mits:
    • 1. de noodzaak hiertoe door middel van een aanvullend onderzoek wordt aangetoond.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. horecabedrijven tot en met categorie B, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie B';
    • 2. horecabedrijven tot en met categorie C, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C';
    • 3. horecabedrijven tot en met categorie D, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie D;
    • 4. een hotel-/restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel-/restaurant';
    • 5. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 6. woningen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met de daarbijbehorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. terrassen;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. sloten, bermen en beplanting;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 9.1 sub a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogtes bedragen.
9.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gevellijn niet wordt overschreden;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.2 sub a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, mits de gevellijn niet wordt overschreden;
  • c. het bepaalde in lid 9.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m².
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van de in lid 9.1 sub a onder 1 t/m 5 genoemde functies, voorzover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft;
  • b. het gebruik van de eerste bouwlaag van gebouwen ten behoeve van woningen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve meer dan één woning per horecagelegenheid;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven van categorie C, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C';
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecabedrijven van categorie D, met uitzondering van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie D';
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.5 sub a in die zin dat de tweede en/of hogere bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van de in lid 9.1 sub a onder 1 t/m 5 genoemde functies;
  • b. het bepaalde in lid 9.5 sub b in die zin dat de eerste bouwlaag van de gebouwen wordt gebruikt ten behoeve van woningen;
  • c. het bepaalde in lid 9.5 sub f in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel bij een horecabedrijf in de vorm van voedings- en genotmiddelen, mits:
    • 1. de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de uitoefening van het horecabedrijf;
  • d. het bepaalde in lid 9.5 sub g in die zin dat bijgebouwen bij een woning worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
    • 1. eerst alle mogelijkheden van de aan- of uitbouw optimaal benut worden om middels inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 3. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke beperkt blijft tot 60 m²;
    • 5. het bijgebouw ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde woning, waarbij de maximale afstand van de woning tot het bijgebouw 20,00 m mag bedragen;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belang van derden waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 7. de parkeerdruk door het bieden van mantelzorg niet toeneemt;
9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C' wordt gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie D';
  • b. de aanduiding 'detailhandel' wordt verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 10 Recreatie - Haven

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van een haven;
  • b. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een haven;
    • 2. detailhandel;
    • 3. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';

    • 1. horecabedrijven tot en met categorie C, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie C';

met de daarbijbehorende:

  • c. kaden en oevers;
  • d. (werken ten behoeve van de) waterkering;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, bruggen, duikers en/of dammen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen in lid 10.1 sub b

Voor het bouwen van de in lid 10.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 13,00 m bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inbegrip van steigers, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water;
  • f. (werken ten behoeve van de) waterkering;
  • g. evenementen zoals opgenomen in Bijlage 2;

met de daarbijbehorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 12 Verkeer - Parkeerterrein

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeerterreinen;
  • b. evenemententerrein ten behoeve van evenementen zoals opgenomen in bijlage 2, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. sloten, bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  • f. (ontsluitings)wegen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten;
  • b. paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. evenementen zoals opgenomen in Bijlage 2, en (horeca)terrassen;
  • i. tuinen en erven;

met de daarbijbehorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 14 Water - Haven

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en terreinen ten behoeve van een haven;
  • b. aanleggelegenheid;
  • c. een botenhuis, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenhuis';
  • d. een toiletaccommodatie in combinatie met verkleed- en vergaderruimte ten behoeve van de reddingsbrigade, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - toiletaccommodatie';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen, straten en paden;
  • f. evenemententerreinen ten behoeve van evenementen zoals opgenomen in Bijlage 2, en (horeca)terrassen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met de daarbijbehorende:

  • g. kaden en oevers;
  • h. (werken ten behoeve van de) waterkering;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, waaronder steigers, bruggen, dammen en/of duikers.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten dienste van de voorzieningen genoemd in lid 14.1 sub d.

14.2.2 Bouwwerk, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede waterhuishouding, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen.

Artikel 15 Water - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (werken ten behoeve van de) (primaire) waterkering;

waarbij de instandhouding van de (cultuur)landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. cultuurgrond;
  • f. dagrecreatief medegebruik;
  • g. evenemententerreinen ten behoeve van evenementen zoals opgenomen in Bijlage 2, en (horeca)terrassen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • h. water;

met de daarbijbehorende:

  • i. verhardingen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting.
15.4.2 Uitzonderingen

De in lid 15.4.1 genoemde vergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 15.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en daarbij voorafgaand aan het verlenen van de vergunning advies van de beheerder van de waterkering wordt ingewonnen.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep;
    • 2. mantelzorg;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen, straten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' mogen over een breedte van ten minste 3,30 m en tot een hoogte van 2,50 m geen gebouwen worden gebouwd.

16.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1w', zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 1w', zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 2w', zal de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwklasse 2w', zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' zullen de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogtes bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • i. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 70° bedragen.
16.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m2 per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
16.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.2.2 sub a in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, met dien verstande dat de gevellijn niet mag worden overschreden;
  • b. het bepaalde in lid 16.2.2 sub h in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 16.2.2 sub i in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • d. het bepaalde in lid 16.2.3 sub a in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat de gevellijn niet mag worden overschreden;
  • e. het bepaalde in lid 16.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten doeleinden aanwezig is;
    • 2. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
    • 3. er sprake is van een situatie waarin de gewenste uitbreiding van een hoofdgebouw afgewezen moet worden gelet op het straat- en bebouwingsbeeld.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 16.5 sub a in die zin dat een woonhuis voor meer dan één woning wordt gebruikt, mits het parkeren op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. het bepaalde in lid 16.5 sub b in die zin dat bijgebouwen bij een woonhuis worden gebruikt voor mantelzorg, mits:
    • 1. eerst alle mogelijkheden van de aan- of uitbouw optimaal benut worden om middels inwoning een oplossing te bieden aan tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg;
    • 2. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
    • 3. de mantelzorg geboden wordt in de bestaande bebouwing;
    • 4. de oppervlakte van de afhankelijke beperkt blijft tot 60 m²;
    • 5. het bijgebouw ten behoeve van de mantelzorg een ruimtelijke eenheid vormt met de op hetzelfde perceel gesitueerde woonhuis, waarbij de maximale afstand van het woonhuis tot het bijgebouw 20,00 m mag bedragen;
    • 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belang van derden waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 7. de parkeerdruk door het bieden van mantelzorg niet toeneemt;
  • c. het bepaalde in lid 16.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken, in combinatie met en ondergeschikt aan de woonfunctie, worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 2. de woonfunctie niet onevenredig wordt aangetast;
    • 3. het uiterlijk van de betreffende woning niet wordt aangetast;
    • 4. het beroep/bedrijf wordt uitgeoefend door in ieder geval de hoofdbewoner(s) van de woning. Ten behoeve van ondersteuning (o.a. administratie) mogen maximaal 2 personen in dienst zijn. De bedrijfstechnische of -economische noodzaak hiertoe moet worden aangetoond;
    • 5. het niet gaat om vormen van detailhandel en/of horeca;
    • 6. het parkeren op eigen erf plaatsvindt. Indien dit niet mogelijk is, mag de parkeerdruk in de naaste omgeving als gevolg van de voorgenomen activiteit niet onevenredig toenemen;
    • 7. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.

Artikel 17 Waarde - Ruimtelijk, cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijk, cultuurhistorisch en archeologisch waardevol gebied' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), tevens bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische, archeologische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing, zoals omschreven in de toelichting bij dit plan.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden naast het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen, de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal (zullen) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een kap;
  • c. de hoogte van de openingen van de in de gevelbouwgrens gebouwde gevels zal groter zijn dan de breedte van de openingen;
  • d. in afwijking van het bepaalde in lid c mag de hoogte van de opening ten behoeve van een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', kleiner zijn dan de breedte van die opening.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de instandhouding van de bebouwingsstructuur, het behoud van de beeldbepalende gevelwanden, het behoud van de herkenbaarheid van de afzonderlijke panden, de instandhouding van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande bebouwingsstructuur, de beeldbepalende gevelwanden, de bestaande bouw- en kapvormen en de herkenbaarheid van de afzonderlijke panden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 sub a in die zin dat de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw (gedeeltelijk) voor of achter de gevellijn wordt/worden gebouwd, mits:
    • 1. geen onevenredige verstoring optreedt in de gevelwand waarin de betreffende gevel zich bevindt;
  • b. het bepaalde in lid 17.2.1 sub b in die zin dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak, mits:
    • 1. door toepassing van een passende gevelbeëindiging geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de individuele karakteristiek van een pand dan wel de waarden van het ruimtelijk en cultuurhistorisch waardevolle gebied in zijn geheel. Ook kan deze afwijkingsmogelijkheid worden verleend voor die delen van de gebouwen die vanaf de weg niet zichtbaar zijn;
  • c. het bepaalde in lid 17.2.1 sub c en toestaan dat de breedte van de gevelopeningen groter wordt dan de hoogte ervan, mits:
    • 1. deze afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast ten behoeve van het aanbrengen van etalageruiten en dergelijke. Hierbij dient het voornamelijk te gaan om een verandering van de gevel in de eerste bouwlaag (begane grond).
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen van de bestrating c.q. verharding in de openbare ruimte;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen in de openbare ruimte;
  • c. het aanbrengen en/of verwijderen van opgaande beplanting en bomen in de openbare ruimte;
  • d. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
17.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 17.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
17.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 17.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.

Bij de verlening van de in lid 17.5.1 sub e genoemde vergunning kunnen Burgemeester en Wethouders beslissen dat voor ingrepen groter dan 50 m² de omgevingsvergunning pas kan worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld.


Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 sub e te verlenen kunnen Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een ter zake deskundige.

Indien uit het hiervoor bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de aanlegvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregels waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
17.6.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het slopen van gebouwen, voorzover niet reeds het vereiste van een sloopvergunning op grond van de Monumentenwet van toepassing is;
  • b. het slopen c.q. wijzigen van de kademuren.
17.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 17.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
17.6.3 Toetsingscriteria

De in lid 17.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de toelichting bij dit plan weergegeven cultuurhistorische, ruimtelijke en archeologische waarden van het gebied;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm is in redelijkheid niet te handhaven;
  • d. het betreft delen van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen vindt geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaats.
17.7 Bijzondere regel

Burgemeester en Wethouders kunnen verlangen dat bij ingrepen groter dan 50 m², alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.


Indien uit het hiervoor bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 18 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. het storten van puin en afvalstoffen;
  • c. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bestemmingsvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  • f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits:

      • de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

22.1 vrijwaringszone - waterkering
22.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - waterkering' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering.

22.1.2 Bouwregels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding.

22.1.3 Bouwregels overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze aanvullende bestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
22.1.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.1.2 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
22.1.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - waterkering' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast.

Artikel 23 Overige regels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Postzegels Medemblik - Binnenstad

van de gemeente Medemblik