direct naar inhoud van Artikel 11 Natuur
Plan: Laren-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0417.L002BPLarenNoord-2102

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;
  • b. een woning ten behoeve van het landgoed, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. recreatief en educatief medegebruik;
  • e. onverharde paden;

met de daarbij behorende:

  • f. nutsvoorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is een woning toegestaan ten behoeve van het landgoed, waarvan de oppervlakte en goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande danwel vergunde oppervlakte en goot- en bouwhoogte;
  • b. overigens is uitsluitend de bestaande en vergunde bebouwing toegestaan, waarvan de oppervlakte, goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en informatie- en aanwijsborden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van lantaarnpalen mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 meter bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijkingsmogelijkheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van:

  • a. schuilgelegenheden met een inhoud van ten hoogste 35 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, mits deze verplaatsbaar zijn, geen aan zijn oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreffen en onontbeerlijk zijn in verband met in het gebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
  • b. terrein- en erfafscheidingen en informatie- en aanwijsborden met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
11.3.2 Voorwaarde voor de afwijking

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 11.3.1 kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  • a. de cultuurhistorische, natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de aanwezige natuurwaarden.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem met meer dan 0,1 meter, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning zal worden verleend voor het ophogen van gronden met bagger- of grondspecie;
  • c. het aanbrengen van boven en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
  • e. het aanleggen van kampeer- en caravanterreinen en dagcampings, speelvelden en banen voor sportbeoefening;
  • f. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
  • g. het vergraven van land tot water;
  • h. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
  • i. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen.
  • j. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
  • k. het winnen van bosstrooisel en mos.
11.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische- en natuurwaarden van de gronden;
  • b. een schriftelijk advies is ingewonnen van een landschapsarchitect.