Op 23 februari 2011 is de Nota archeologiebeleid vastgesteld door de raad van de gemeente Laren. De nota is opgesteld voor de gemeente Blaricum, Eemnes en Laren (BEL combinatie) en bestaat uit een archeologische beleidskaart en een bijbehorend beleidsrapport. Het beleidsrapport dient ter onderbouwing van de totstandkoming van archeologische beleidskaart. Doel van de beleidskaart en de daaraan gekoppelde voorschriften is om een transparant afwegingskader te bieden ten aanzien van de noodzaak tot archeologisch onderzoek binnen de drie gemeenten.
De volgende afbeelding toont een fragment van de archeologische beleidskaart.
Uit de archeologische beleidskaart blijkt dat binnen het plangebied de beleidscategorieën 1, 2, 3 en 4 aanwezig zijn. In navolgende tekst wordt op deze beleidscategorieën nader ingegaan.
Beleidscategorie 1 (beschermd archeologisch rijksmonument)
Dit zijn wettelijk beschermde archeologische terreinen ex artikel 3 Monumentenwet 1988. De gemeente Laren heeft 18 beschermde archeologische monumenten. Het merendeel van deze monumenten zijn grafheuvels uit de periode Neolithicum en/of de Bronstijd. Deze grafheuvels liggen deels op de Zuiderheide en worden ook wel de Zeven Bergjes genoemd. Op dit terrein liggen 10 grafheuvels op een hoge stuwwal en een glooiing van hellingafspoelingen. Plaatselijk zijn vaag de karrensporen van oude verbindingswegen zichtbaar. Ook op de Westerheide liggen enkele grafheuvels uit deze periode op een stuwwal. Deze grafheuvels maken deel uit van een grotere groep, die deels in de gemeente Hilversum ligt.
De tweede groep beschermde monumenten in Laren zijn de Eerste, Tweede en Derde Larensche kampjes op de Westerheide en Zuiderheide. Het betreft terreinen waarop een door een lage wal en een greppel begrensde ruitvormige ruimte met lange zijden ligt. Waarschijnlijk gaat het om een omwalling die dienst heeft gedaan voor het inscharen van vee in de Late Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd.
Het laatste monument is het terrein aan de Zevenenderdrift. Het bevat sporen van bewoning uit het Neolithicum en is gelegen in zand in een dekzandgebied. Het gaat om een van de meest westelijke nederzettingsplaatsen van de Trechterbekercultuur. Op grond van de verspreiding van het vondstmateriaal kunnen er mogelijk twee huisplaatsen worden onderscheiden.
Beleidscategorie 2 (archeologisch terreinen)
In deze gebieden komen archeologische resten voor, die door de provincie of het Rijk als behoudenswaardig gekarakteriseerd zijn. Voor archeologen bevatten deze terreinen essentiële informatie die kan bijdragen aan het verdiepen van de kennis over ons verleden. Voor deze gebieden geldt voor een bodemverstoring met oppervlakte van 50 m2 en meer en een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld een onderzoeksplicht.
Beleidscategorie 3 (Gebieden met een hoge archeologische verwachting)
De meeste gebieden met deze verwachting hebben, op basis van geologische en bodemkundige opbouw en eventueel aangetroffen archeologische vondsten en sporen, een hoge potentie ten aanzien van het aantreffen van archeologische vondsten of sporen. Het grote verschil tussen deze gebieden en de gebieden uit categorie 2 is dat de archeologische waarde van deze gebieden nog niet is vastgesteld, maar gebaseerd is op verwachtingen. Voor deze gebieden geldt een onderzoeksplicht bij een bodemverstoring met een oppervlakte van meer dan 200 m2 en een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld.
Beleidscategorie 4 (Gebied met een middelhoge archeologische verwachting)
Deze gebieden hebben, op basis van geologische en bodemkundige opbouw en eventueel aangetroffen archeologische vondsten en sporen, een middelhoge potentie ten aanzien van het aantreffen van archeologische vondsten of sporen. Deze gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor menselijke activiteiten. Echter de omstandigheden voor het plaatsvinden van menselijke activiteiten als de conserveringsomstandigheden zijn minder gunstig in tegenstelling tot de voorgaande categorie. In deze gebieden is de verwachte dichtheid aan vindplaatsen lager dan in de gebieden met een hoge verwachting. Voor deze gebieden geldt een onderzoeksplicht bij een bodemverstoring met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 50 cm onder maaiveld.
In het bestemmingsplan Laren-West is de verwachtingswaarde opgenomen op basis van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. De regeling sluit daarmee niet meer aan op het nieuwe beleid. In bestemmingsplan Laren - Noord is wel uitgegaan van het nieuwe gemeentelijke beleid maar daarbij is niet de standaard bestemmingsregeling gevolgd zoals deze wordt voorgesteld in deze beleidsnotitie. Met dit bestemmingsplan worden alle regeling onderling op elkaar afgestemd en het gemeentelijke archeologie beleid.