Inhoudsopgave
Artikel 7 Wonen – Appartementengebouw
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
-
plan:
het Uitwerkingsplan Westerdel 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0416.UPWD2017-va01 van de gemeente gemeente Langedijk;
-
uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
aan huis verbonden beroepen:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
aan huis verbonden bedrijven:
het uitoefenen van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in de bij deze regels behorende bijlage 1 ‘Staat van Bedrijven – Aan huis verbonden bedrijven’, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, niet zijnde overkapping;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
bruto vloeroppervlak:
de totale oppervlakte van de binnenwerkse ruimte(n) die worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en archiefruimte en dergelijke;
-
dakvoet:
de bovenkant van de dakgoot
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidgevoelige bestemming:
een bestemming die gebouwen mogelijk maakt die dienen ter bewoning en/of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
-
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
-
oorspronkelijk hoofdgebouw:
het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende omgevingsvergunning, is opgeleverd en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de omgevingsvergunning tegelijkertijd met het hoofdgebouw zijn meegebouwd;
-
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;
-
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil, dan wel het plaatselijk geldende peil;
-
permanente bewoning:
de bewoning van een verblijf als hoofdverblijf
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwets-bare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaats-vinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare weg en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
-
terras:
een verhard gedeelte van de tuin behorende bij een woning, al dan niet overdekt, dat gebruikt mag worden ten behoeve van het woongenot;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
-
voorgevelrooilijn:
een aaneengesloten denkbeeldige lijn die getrokken kan worden langs de voorgevel van een hoofdgebouw;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken, worden buiten beschouwing gelaten:
-
galerijen, balkons en luifels, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 m bedraagt;
-
(brand)trappen en trappenhuizen.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt. Overschrijdingen van niet meer dan 1 m worden niet meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2 sub e van dit plan.
Bij de toepassing van het bepalen van de goothoogte van bouwwerken als bedoeld in artikel 2 onder b worden bouwdelen als dakkapellen, dakopbouwen en wolfseinden niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoen, groenstroken, bermen en overige groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
paden;
-
bruggen;
-
standplaatsen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen worden gebouwd;
-
de oppervlakte per gebouw niet meer dan 15 m2 bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 4 Verkeer - verblijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen;
-
voet- en fietspaden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
bruggen;
-
abri’s, nutsvoorzieningen waaronder gasdrukregelstations en voor de geleiding van het wegverkeer noodzakelijke voorzieningen.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
-
bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd zijn ten behoeve van de bestemming.
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de oppervlakte per gebouw mag niet meer dan 8 m² bedragen;
-
de afstand van een gebouw tot de rijbaan mag niet minder dan 1,5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de vol-gende regels:
-
de bouwhoogte mag ten hoogste 3 m bedragen, met uitzondering van bruggen en met dien verstande dat voor lichtmasten geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen;
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen dient ten minste 1,5 m te bedragen.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
waterberging;
-
waterhuishouding;
-
waterlopen en oevers;
-
vaarwater;
-
groenvoorzieningen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, stuwen, duikers, beschoeiingen en steigers.
5.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen, gerekend vanaf het aansluitende maaiveld, met uitzondering van bruggen;
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen dient ten minste 1,5 m te bedragen;
-
per bouwperceel mag maximaal 1 steiger worden gebouwd waarvoor geldt dat deze ten hoogste 1 m uit de oever mag worden gebouwd en dat de breedte van de steiger gemeten vanuit de oever niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
-
voor percelen met een oeverlengte tussen 15 en 20 m de breedte van een steiger niet meer dan 4 m mag bedragen;
-
voor percelen met een oeverlengte groter dan 20 m geldt dat de breedte van een steiger niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
voor het overige zijn uitsluitend omgevingsvergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 2, bijlage II Besluit omgevingsrecht toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
-
het bepaalde in lid 5.2, sub a voor het bouwen van een vast terras behorende bij een woning op gronden ter plaatse van de aanduiding "oever", met dien verstande dat toetsing vindt plaats aan de beleidsregel 'Woning met vast terras in uitbreidingsplan Westerdel" zoals vastgesteld op 2 mei 2017 dan wel een herziene versie van de beleidsregel 'Woning met vast terras in uitbreidingsplan Westerdel" zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
-
het afgeven van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden ten behoeve van ligplaatsen voor woonschepen.
-
het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding "oever" voor het realiseren van een talud met een helling steiler dan de verhouding 1:2.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op gronden ter plaatse van de aanduiding "oever" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
-
het wijzigen of plaatsen van oorspronkelijke reeds bij de aanleg gerealiseerde beschoeiingen;
-
het opwerpen van grond.
-
Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
-
het normale beheer en onderhoud betreffen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld als bedoeld in het Beeldkwaliteitsplan vastgesteld op 13 december 2016 dan wel een herziene versie van het Beeldkwaliteitplan zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en/ of bedrijven,
-
tuinen en erven;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
water en oeverstroken, alsmede bruggen, stuwen, duikers, beschoeiingen en steigers;
-
openbare nutsvoorzieningen,
en tevens voor:
-
wonen al dan niet in combinatie met een bedrijf, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend is toegestaan op gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
-
uitsluitend bedrijvigheid als bedoeld in die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven – Aan huis verbonden bedrijven’, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van de bedrijvigheid met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft, anders dan genoemd in de van deze regels deel uitmakende als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven – Aan huis verbonden bedrijven’;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de bedrijvigheid plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de bedrijvigheid geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld in lid 6.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft, anders dan genoemd in de van deze regels deel uitmakende als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven – Aan huis verbonden bedrijven’;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
passen binnen de in artikel 1 sub e genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven – Aan huis verbonden bedrijven’, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
-
woningen mogen worden gebouwd als vrijstaande, dubbele en rijenwoningen;
-
indien een bouwvlak is aangegeven dient een hoofdgebouw in het bouwvlak te worden gebouwd;
-
op gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - woningbouw uitgesloten" mogen geen hoofdgebouwen worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer dan respectievelijk 6 m en 11 m bedragen;
-
het aantal aaneengebouwde woningen mag niet meer dan 5 woningen bedragen;
-
woningen dienen met de voorgevel gericht op de openbare weg te worden gebouwd;
-
de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m te bedragen, met uitzondering van aaneengebouwde zijden.
-
Voor het bouwen van gebouwen vóór de voorgevel van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
voor de voorgevel van een hoofdgebouw mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:
-
de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
-
de breedte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk maximaal 2/3e deel van de bestaande gevelbreedte mag bedragen, tot een maximum van 4 m;
-
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste gelijk is aan die van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot een maximum van 3,5 m;
-
de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de grens met de openbare weg ten minste 1,5 m bedraagt.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van het oorspronkelijke hoofdgebouw niet wordt meegerekend.
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de openbare weg van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m² per bouwperceel bedragen, met dien verstande dat indien het bouwperceel groter is dan 500 m2 de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag worden vermeerderd tot een maximum van 75 m2;
-
de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat:
-
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten minste 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken die binnen een afstand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte bedraagt niet meer dan 15 m2 per gebouw;
-
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de vol-gende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige erf- en perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
per bouwperceel mag ten hoogste 1 overkapping met een oppervlakte van maximaal 20 m2 worden gebouwd;
-
een overkapping dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
een carport mag tot in de voorgevel worden geplaatst;
-
per bouwperceel mag niet meer dan één zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen;
-
het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m boven het peil mag bedragen;
-
per bouwperceel mag maximaal 1 steiger worden gebouwd waarvoor geldt dat deze ten hoogste 1 m uit de oever mag worden gebouwd en dat de breedte van de steiger gemeten vanuit de oever niet meer dan 3 m mag bedragen, met dien verstande dat:
-
voor percelen met een oeverlengte tussen 15 en 20 m de breedte van een steiger niet meer dan 4 m mag bedragen;
-
voor percelen met een oeverlengte groter dan 20 m geldt dat de breedte van een steiger niet meer dan 5 m mag bedragen;
-
de vrije doorvaarthoogte onder bruggen dient ten minste 1,5 m te bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en bruggen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van hoofdgebouwen, in die zin dat de voorgevel moet worden gebouwd in de naar de weg gekeerde zijde van het bouwvlak;
-
de plaats van bijgebouwen buiten het bouwvlak;
-
de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van:
-
het bepaalde in lid 6.2, sub b, onder 1 voor een bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van een hoofdgebouw, met dien verstande dat:
-
het bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste 1,5 m uitsteken ten opzichte van de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
-
het bijbehorend bouwwerk heeft een raam aan de zijde gekeerd naar de openbare weg of is begroeid;
-
het bijbehorend bouwwerk past bij de architectonische uitstraling van het hoofdgebouw.
-
het afgeven van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
-
het bedrijfsmatig exploiteren van het zwembad (het zwembad is bestemd voor eigen gebruik).
Artikel 7 Wonen – Appartementengebouw
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Appartementengebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen, uitsluitend in de vorm van appartementen, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven,
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld in lid 7.1 sub a mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:
-
de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;
-
de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
-
de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
het geen detailhandel en/of horeca betreft, anders dan genoemd in de van deze regels deel uitmakende als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven – Aan huis verbonden bedrijven’;
-
op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
-
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
-
de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
-
het aan huis verbonden beroepen betreffen die:
-
passen binnen de in artikel 1 sub e genoemde omschrijving;
-
het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als bijlage 1 opgenomen ‘Staat van Bedrijven – Aan huis verbonden bedrijven’, dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
als gebouw mogen uitsluitend woongebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overige gebouwen" tevens vrijstaande en/of dubbele woningen mogen worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 15 m bedragen, met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overige gebouwen" voor vrijstaande en/of dubbele woningen de bouwregels als bedoeld in artikel 6, lid 6.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar een weg gekeerde gevel(s) van een gebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige beeld en met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de sociale veiligheid.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken recreatieve bewoning;
-
het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Aantal woningen in het plangebied
Het gezamenlijk maximum aantal woningen in de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Appartementengebouw' mag niet meer bedragen dan 435 woningen, met dien verstande dat op gronden ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" niet meer dan 3 woningen mogen worden gebouwd.
9.2 Dakkapellen
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van woningen gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van woningen gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van de dakkapel tot de voorgevel en tot de achtergevel van het gebouw mag niet minder dan 1 m bedragen.
-
Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van woningen gelden de volgende regels:
-
de hoogte van een dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
-
de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen.
9.3 Dakopbouwen
-
Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van woningen gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van een woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 11 m bedragen;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen;
-
de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur dient mag niet minder dan 1 m bedragen;
-
de dakhelling van een dakopbouw en een woning dient hetzelfde aantal graden te bedragen.
-
Voor het bouwen van dakopbouwen door het optrekken van een gevel of vanuit de goot (topgevel) gelden de volgende regels:
-
het gebouw waarop de dakopbouw wordt geplaatst is een hoofdgebouw;
-
de dakopbouw heeft een kap met een kaprichting haaks op het dakvlak van het hoofdgebouw;
-
de dakopbouw is symmetrisch aangebracht op het dakvlak;
-
de breedte van de dakopbouw dient niet meer dan 1/3 van de gevelbreedte te bedragen;
-
de hoogte van de dakopbouw is ten minste 1 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
-
de afstand van de zijkant van de dakopbouw tot de hoekkeper dient ten minste 1 m te bedragen.
-
Voor het bouwen van een dakopbouw, door het verhogen van de nok, met zowel een kozijn in het voordakvlak als in het achterdakvlak (zogenaamde ‘kamelenrug’), gelden de volgende regels:
-
het realiseren van een dakopbouw is alleen toegestaan binnen het plangebied zoals weergegeven in figuur 1;
-
de bouwhoogte van een woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 11 m bedragen;
-
een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak met een dakhelling van kleiner dan wel gelijk aan 30 graden;
-
de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 1 m en niet meer dan 1,5 m bedragen;
-
de afstand tussen de zijkanten van de dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur mag niet minder dan 1 m bedragen;
-
de hoogte van het kozijn in de dakopbouw in het achter- en/of voordakvlak mag niet meer dan 1 meter bedragen;
-
de dakhelling van de dakopbouw en het hoofdgebouw dienen hetzelfde aantal graden te bedragen.
figuur 1: Plangebied dakopbouwen over de nok (kamelenrug). Toegestaan in de gehele gemeente
uitgezonderd bijzonder welstandsgebied (oranjebruin gekleurd).
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
-
het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaats-vindt van:
-
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de milieusituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van afwijking van het in het plan bepaalde voor:
-
indien sprake is van een nieuwbouw situatie: de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
indien sprake is van een gerealiseerde situatie: de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
-
indien sprake is van een nieuwbouw situatie of een gerealiseerde situatie: een overschrijding van bestemmingsgrenzen van de bestemming 'Groen', uitsluitend ten behoeve van het woongenot;
-
de bouw van utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte van een gebouw niet meer dan 25 m² mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
-
het plaatsen van kunstwerken, telecommunicatievoorzieningen en bouw-werken, geen gebouwen zijnde, in alle openbare ruimten, met dien verstande dat de bouwhoogte van kunstwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 m mag bedragen. Met uitzondering van lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9 m mag bedragen en telecommunicatievoorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 40 m mag bedragen;
-
het met ten hoogste 2 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van een grens of richting van een straat, de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van een bouwvlak, indien bij definitieve meting blijkt, dat een afwijking in het belang van een behoorlijke bebouwing is.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
-
Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van ee gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
-
Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
-
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
-
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
-
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Toetsing vindt plaats aan het parkeerbeleid Nota Parkeren 2016 zoals vastgesteld op 13 december 2016 dan wel een herziene versie van het parkeerbeleid Nota Parkeren 2016 zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning
12.2 Geluidgevoelige bestemming
Indien op gronden ter plaatse van een geluidgevoelige bestemming een geluidgevoelige gebouw wordt gerealiseerd of wordt gewijizgd, dient vóórafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen door de initiatiefnemer te zijn aangetoond dat de geluidsbelasting van tenminste één gevel het het te realiseren of te wijzigen gebouw de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder (48 dB) niet wordt overschreden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het Uitwerkingsplan Westerdel 2017”.
Aldus vastgesteld bij collegebesluit van 31 oktober 2017
