Inhoudsopgave
Artikel 3 Agrarisch met waarden
Artikel 4 Recreatie – Verblijfsrecreatie
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het Bestemmingsplan Kanaaldijk 106b te Landsmeer met identificatienummer NL.IMRO.0415.BP0614004003-0401 van de gemeente Landsmeer;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
agrarische cultuurgronden:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
belemmeringenstrook:
een strook grond of water waaraan beperkingen kunnen worden opgelegd in verband met de veiligheid van ondergrondse en/of bovengrondse leidingen;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
daghoreca:
het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van kleine etenswaren;
-
damhek:
een hek op een dam (tussen twee sloten) die een agrarische cultuurgrond afsluit;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kap:
constructie ter afdekking van een gebouw waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, en die bestaat uit ten minste twee hellende dakvlakken die elkaar snijden o het hoogste punt;
-
magneetveldzone:
de strook grond die zich aan beide zijden langs de hoogspanningslijn uitstrekt en waarbinnen het magneetveld gemiddeld over een jaar hoger is of in de toekomst hoger kan worden dan 0,4 microtesla;
-
microtesla:
meeteenheid waarin de sterkte van het magneetveld wordt uitgedrukt;
-
overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet, óf met ten hoogste twee wanden is omsloten;
-
peil:
-
het peil voor gebouwen is de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de kruin van de weg;
-
het peil voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is de door de burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de kruin van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen;
-
het peil voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die in of op het water worden gebouwd, is ten opzichte van het Nieuw Amsterdams Peil;
-
pleziervaartuig:
elk vaartuig dat gebouwd of verbouwd is voor recreatieve doeleinden;
-
raamprostitutie:
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke, plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
trekkershut:
een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf van eenvoudige (houten) constructie met slaap- en kookgelegenheid, maar zonder verwarming of sanitaire voorzieningen, dat dienst doet in plaats van een zelf meegenomen tent of caravan;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
-
woonschip:
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
agrarische cultuurgronden;
-
behoud, herstel en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden, die bestaan uit de open en waterrijke karakteristiek van het veenweidelandschap en de daarbij behorende flora en fauna;
-
water;
-
extensief recreatief medegebruik in de vorm van vaarroutes, fiets- en wandelpaden;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
er mogen uitsluitend damhekken worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van damhekken niet meer mag bedragen dan 1,20 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor de aanleg van een paardenbak.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
Het aanleggen, verharden van wegen en paden, dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van kavelpaden voor de grondgebonden veehouderij tot maximaal 200 m2;
-
Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
Het scheuren van grasland, anders da ten behoeve van graslandverbetering en het beplanten van meer dan 15% van de bedrijfsgronden met voedermaïs;
-
Het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren, het uitdiepen, graven en/of verleggen en/of dempen van waterlopen;
-
Het aanleggen of aanbrengen van dammen, oeverbeschoeiing, kaden of aanlegplaatsen;
-
Het beplanten met lijnvormige beplanting zoals singels, lanen, houtwallen e.d.;
-
Het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden die:
-
behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer van de agrarische gronden;
-
in de agrarische bedrijfsvoering van geringe omvang en ondergeschikte betekenis zijn;;
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien voor de uitvoering van het werk of de werkzaamheid, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de in lid 3.1 bedoelde waarden en daaraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
-
Voor de teelt van voedermaïs kan een omgevingsvergunning worden verleend, mits:
-
deze maïs bedoeld is als veevoer voor de veehouderij;
-
de grondwaterstand daarvoor niet wordt aangepast;
-
de grond daarvoor niet wordt opgehoogd.
Artikel 4 Recreatie – Verblijfsrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
opslag, onderhoud en reparatie van pleziervaartuigen ten behoeve van een jacht- en passantenhaven;
-
30 ligplaatsen voor pleziervaartuigen;
-
verblijfsrecreatie op pleziervaartuigen;
-
kleinschalig kamperen, ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’:
-
uitsluitend in het zomerseizoen van 1 april tot 1 oktober;
-
maximaal 16 kampeerplaatsen, waaronder 1 trekkershut;
-
sanitaire voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie;
-
dagrecreatieve activiteiten, bestaande uit de exploitatie van een theetuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – theetuin’, alsmede de verhuur van fluisterboten en kano’s;
-
daghoreca, ondergeschikt aan de verblijfs- en dagrecreatie,;
-
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’bedrijfswoning’;
-
parkeervoorzieningen;
-
water en oeverstroken;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ uitsluitend beplanting is toegestaan, zoals aangegeven in paragraaf 3.2 onderdeel ’erf’ van de toelichting van dit bestemmingsplan;
-
openbare nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
gebouwen en overkappingen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning mogen worden gebouwd, waarvan de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m2 bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 3 m;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ één trekkershut mag worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 15 m2;
-
de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ’maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
de sanitaire voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie worden in het bouwvlak gebouwd, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2;
-
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat de vergunning voor het bouwen van de bedrijfswoning pas wordt verleend indien de bebouwing ter plaatse van de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ in het plangebied is en blijft verwijderd;
-
de bedrijfswoning wordt haaks op de weg gebouwd, waarbij de voorgevel in de voorste bouwgrens wordt gebouwd of maximaal 3 m daarachter;
-
de bedrijfswoning wordt afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling niet minder dan 40o en niet meer dan 60o mag bedragen;
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat ter plaatse van de toegang tot het perceel een toegangshek met een hoogte van maximaal 1,75 m is toegestaan (over een breedte van maximaal 6 m);
-
de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats voor woonschepen, woonboten of woonarken;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor stacaravans;
-
permanente bewoning van kampeermiddelen en pleziervaartuigen;
-
het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het in lid 4.1 omschreven gebruik zonder dat binnen de termijn van 1 jaar na het gereed zijn van de bouwwerkzaamheden krachtens een omgevingsvergunning op de gronden ter plaatse van de aanduiding ’groen’ beplanting zoals aangegeven in paragraaf 3.2 onderdeel ’erf’ van de toelichting van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en deze beplanting in stand wordt gehouden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
het wijzigen van de waterhuishouding zoals draineren, het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen;
-
het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden en/of aanlegplaatsen.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden die:
-
behoren tot het normale onderhoud, gebruik en beheer;
-
noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen is gehonoreerd;
-
reeds in uitvoering zijn of vergund zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen (basisbestemming), mede bestemd voor een belemmeringenstrook in relatie tot de hoogspanningsverbinding ten westen van het plangebied.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
op of in de in lid 5.1 genoemde belemmeringenstrook mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen
-
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat er alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming mogen worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toch mogen worden gebouwd op voorwaarde dat de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:
-
het aanbrengen van beplantingen en bomen;
-
het aanleggen van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe in ieder geval worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
-
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het permanent opslaan van goederen;
-
het plaatsen van onroerende objecten, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
-
De in sub a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en/of werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding, de belemmeringenstrook of van de functies van de andere daar voorkomende bestemming(en) betreffen;
-
die reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
-
Alvorens te beslissen op en aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de Bouwregels zoals die onder de bestemming zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, en destijds in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet is gerealiseerd.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Gebruik van gronden en bouwwerken
-
Het is in ieder geval verboden om de gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken voor:
-
opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslagruimte voor vuurwerk;
-
het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
-
het gebruik of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken voor een seksinrichting;
-
(raam)prostitutie;
-
andere doeleinden dan waarvoor bij afwijking een omgevingsvergunning is verleend;
8.2 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van de algemene en specifieke gebruiksregels, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Milieuzone – magneetveldzone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – magneetveldzone’ zijn geen voor magnetische straling gevoelige bestemmingen toegestaan. Als gevoelige bestemmingen worden aangemerkt: woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorend erf.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak en/of de bestemmingsgrens naar de buitenzijde worden overschreden door bouwwerken zoals (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwgrens en/of bestemmingsgrens met niet mer dan 1,5 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
’Regels van het Bestemmingsplan Kanaaldijk 106b te Landsmeer’.
