direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Oost-westas (HOV) Huizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De provincie Noord-Holland investeert in een frequente, snelle en betrouwbare HOV-busverbinding van 't Gooi richting Amsterdam, Schiphol en Almere. HOV staat voor Hoogwaardig Openbaar Vervoer. Huizen, één van de grootste gemeenten binnen Nederland zonder station, wordt door deze HOV-busverbinding beter bereikbaar.

De Oost-westas over de Aristoteleslaan, Bovenmaatweg en Huizermaatweg in de gemeente Huizen wordt integraal aangepakt in verband met het aanwijzen van deze route tot HOV-as. Het voornemen is bovendien om de fiets- en voetgangersinfrastructuur op netwerkniveau te verbeteren en compleet te maken en de bestaande groenvoorzieningen te revitaliseren.

Op 22 april 2021 heeft de gemeenteraad het integrale inpassingsplan voor de Oost-westas van Huizen vastgesteld. Hoewel de Oost-westas grotendeels overeenkomt met de bestaande verkeersbestemming, is de nieuwe Oost-westas op enkele plaatsen strijdig met de geldende bestemmingsplannen. Om de beoogde Oost-westas mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied voor de Oost-westas loopt van het busstation Huizen ter hoogte van de Graaf Wichman/Zuiderzee/Huizermaatweg tot aan de gemeentegrens met Blaricum ter hoogte van de Aristoteleslaan/Stroomzijde. In figuur 1.1 is de ligging van het tracé op een luchtfoto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Rho adviseurs).

1.3 Geldend bestemmingsplan

De geldende bestemmingsplannen voor het plangebied zijn weergegeven in tabel 1.1.

De uitsneden van de geldende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied zijn weergegeven op figuur 1.2. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is rood omkaderd.

Tabel 1.1 Geldende bestemmingsplannen

Nr.   Plan   Status  
1   Bestemmingsplan Kom-Oost   onherroepelijk 2013-08-31  
2   Bestemmingsplan Huizermaat Noord Oost
 
onherroepelijk 2009-11-03  
3   Bestemmingsplan Bovenmaat   onherroepelijk 2009-11-02  
4   Bestemmingsplan Huizermaat Zuidwest 2010   onherroepelijk 2012-07-07  
5   Bestemmingsplan Bijvanck   onherroepelijk, vastgesteld 2017-09-28  
6   Wijzigingsplan Huizermaatweg 1-9 en 45   onherroepelijk 2016-11-04  

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 uitsnede geldende bestemmingsplannen (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Rho adviseurs).

Naast de geldende bestemmingsplannen zijn er twee omgevingsvergunningen van kracht op een deel van het plangebied.

Tabel 1.2 geldende omgevingsvergunningen.

Nr.   Omgevingsvergunning   Status  
1   Omgevingsvergunning Rijnland; projectbesluit   onherroepelijk 2012-07-21  
2   Fietsenstalling RNET nabij de Regentesse   onherroepelijk, vastgesteld 2015-10-09  

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding (hoofdstuk 1) wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • een beschrijving van de huidige situatie en de uitgangspunten van het bestemmingsplan (hoofdstuk 2);
  • het Rijksbeleid, provinciale en gemeentelijke beleid als kader voor dit bestemmingsplan (hoofdstuk 3);
  • de randvoorwaarden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4);
  • de juridische toelichting (hoofdstuk 5);
  • een toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie maakt de bus gebruik van de openbare weg, waar het reguliere verkeer ook gebruik van maakt. Omdat er geen bijzondere voorrangsregels gelden, is deze route onvoorspelbaar. Hierdoor heeft de bus geen vaste reistijd tussen Huizen en Hilversum en kan deze daarom niet stipt volgens dienstregeling rijden. Hierdoor zijn de tijden onbetrouwbaar.

2.2 Gewenste situatie

2.2.1 Algemeen

Aan de hele route gaat gewerkt worden. In figuur 2.1 is het voorlopig ontwerp van de Oost-westas weergegeven. Deze figuur is tevens in hogere kwaliteit opgenomen in bijlage 1. De beoogde werkzaamheden bestaan uit:

  • De route vanaf het busstation Huizen (ter hoogte van de Graaf Wichman/Zuiderzee/Huizermaatweg) tot aan de gemeentegrens met Blaricum (ter hoogte van de Aristoteleslaan/Stroomzijde) wordt veiliger voor fietsers en voetgangers en wordt geschikt voor hoogwaardig openbaar vervoer. De aanpassingen creëren tijdswinst voor de bus, waardoor de frequentie van de dienstregeling omhoog kan. Buspassagiers hoeven geen dienstregeling in de gaten te houden en reizigers hebben een gegarandeerde overstap (spoorboekloos reizen).
  • Het openbaar groen wordt toekomstbestendig gemaakt, zodat bomen elkaar niet meer verdringen en elkaar het zonlicht ontnemen, waarbij de eikenprocessierups minder kansen krijgt, de biodiversiteit wordt vergroot en er in warme periodes meer verkoeling ontstaat. Daarvoor is het nodig om bomen te kappen, maar ook om nieuwe bomen te planten. Zo ontstaat er een gevarieerder en toch eenduidiger groenbeeld; een herkenbaar groen tracé in Huizen met diversiteit in bomen en beplanting. In de groenvisie is dit uitgewerkt.
  • Uit parkeeronderzoek is gebleken dat er rond winkelcentrum Oostermeent ruim voldoende parkeergelegenheid is. Dat blijft zo. Wel wordt de verkeerssituatie daar overzichtelijker en veiliger gemaakt. Ook wordt het winkelcentrum beter bereikbaar voor fietsers en wandelaars.
  • Een integrale aanpak, dus niet alleen van de Oost-westas zelf, maar ook van de aansluiting van andere belangrijke 'stedelijke structuren'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0003.png"Figuur 2.1 Het voorlopig ontwerp Oost-westas (bron: Gemeente Huizen, zie ook bijlage 1).

2.2.2 Verkeersveiligheid

In het plan is veel aandacht besteed aan verkeersveiligheid. Het uitgangspunt daarbij is om de Oost-westas en het langzaam verkeer zoveel mogelijk van elkaar te scheiden. Het aantal oversteken voor fietsers en voetgangers in de Oost-westas is in het plan teruggebracht. De oversteken die overblijven worden veilig, herkenbaar en goed zichtbaar ingericht. Verder worden de bestaande fietstunnels in het plan verbeterd op sociale- en verkeersveiligheid om het gebruik daarvan te stimuleren.

2.2.3 Natuur en klimaatadaptatie

Bij de planvorming is een visie opgesteld voor de groenstructuur langs de gehele Oost-westas. Deze visie is vertaald naar het voorlopige ontwerp van het inpassingsplan. Om uitvoering te geven aan het plan is het nodig om een deel van de bestaande bomen te kappen, maar ook om nieuwe bomen aan te planten. Het plan zorgt voor een kwaliteitsslag op het gebied van natuur en klimaatadaptatie. Zo ontstaat er een gevarieerder en tóch eenduidiger groenbeeld; een herkenbaar groen tracé in Huizen. Daarnaast komt er meer diversiteit in bomen en beplanting, wat zorgt voor meer kwaliteit en natuurbeleving. De toename van de biodiversiteit draagt ook bij aan de natuurlijke bestrijding van de eikenprocessierups. Verder voorziet het plan in een klimaatbestendige, groene leefomgeving waar regenwater goed kan infiltreren en waar de beplanting op warme dagen zorgt voor verkoeling. In de groenvisie, zoals opgenomen in Bijlage 2, leest u een verdere toelichting.

2.3 Aanpassen bestemmingsplan

De Oost-westas is grotendeels overeenkomstig met de bestaande verkeersbestemming of bestemmingen waarin de verkeersbestemming reeds is toegestaan. De nieuwe Oost-westas is op enkele plaatsen strijdig met de geldende bestemmingsplannen. Om deze reden is er voor gekozen om voor de gehele Oost-westas een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dat geeft duidelijkheid naar de inwoners.

In tabel 2.1 en bijbehorende figuur 2.2 (die tevens in hogere kwaliteit is opgenomen in bijlage 3) wordt ingegaan op de locaties die in het kader van voorliggend bestemmingsplan veranderen van functie om de Oost-westas mogelijk te maken.

 

Tabel 2.1 De strijdige bestemmingen

#   Opmerking   Geldende bestemming   Nieuwe
bestemming  
1   Rijbaan binnen de bestemming Groen   Groen   Verkeer  
2   Voet- en fietspad binnen de bestemming Groen en Water   Groen en Water   Verkeer  
3   Fietsenstalling binnen de bestemming Groen   Groen   Verkeer  
4   Rijbaan binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied   Verkeer-
Verblijfsgebied  
Verkeer  
5   Rijbaan binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied   Verkeer-
Verblijfsgebied  
Verkeer  
6   Ontwerp laat bermen overlopen in enkelbestemming water   Water   Verkeer  
7   Afwijking doorlopen t.p.v. tennisvereniging   Sport en Verkeer-
Verblijfsgebied  
Verkeer  
8   Fietspad, parkeerplaatsen en rijweg langs Bovenmaatweg   Verkeer - Erffunctie   Verkeer  

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Ligging van de strijdige bestemmingen (bron: Rho Adviseurs d.d. 19 mei 2022, zie ook bijlage 3).

Hoofdstuk 3 Relevant beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De NOVI stelt vier prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio's en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI heeft als doel een hoogwaardig en samenhangend stedelijk, regionaal en hoofdnetwerk voor (zelfrijdende) auto's, treinen en een goed ontwikkeld netwerk voor lopen en fietsen. De infrastructuur moet in stand worden gehouden en worden doorontwikkeld.

Het nationale OV-netwerk biedt Stedelijk Netwerk Nederland snelle en comfortabele verbindingen. De verwachting is dat het overgrote deel van de verplaatsingen in Nederland per (zelfrijdende) auto gebeurt. Dit moet onderdeel zijn van een geïntegreerd mobiliteitssysteem, waarbij bijvoorbeeld parkeerfaciliteiten en overstapvoorzieningen aan de rand van de regio of de stad (hub-functie) worden gebruikt. Binnen de stedelijke regio's is dan een grote rol weggelegd voor het OV, de fiets en lopen. Hierbij is het doel dat in 2050 het wagenpark schoon en duurzaam is, bijvoorbeeld elektrisch of wellicht met waterstofaandrijving.

In dunbevolkte gebieden, waar het OV door onvoldoende bundeling van reizigers minder sterk aanwezig is, zetten we in op innovatieve, vraaggerichte, flexibele mobiliteitsdiensten, deelconcepten als deelauto's, taxidiensten en het combineren van doelgroepenvervoer met het OV.

In groeiende stedelijke regio's met een hoge dichtheid is het nodig om verdere verdichting en verduurzaming van de mobiliteit mogelijk te maken. Die hoge dichtheid maakt efficiënt, hoogwaardig OV mogelijk en het hoogwaardige OV maakt een compacte ontwikkeling mogelijk. Een voorbeeld van een efficiënte oplossing zijn vervoerhubs.

Toetsing

De realisatie van de Oost-westas is een concrete uitwerking van het hierboven genoemde beleid.

3.2 Provinciaal- en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid

De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.

In de visie zijn vijf bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving:

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving. Hierin staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Voor dit plan is punt 2 'metropoolregio in ontwikkeling' van toepassing. Specifiek over mobiliteit wordt het volgende gezegd in de omgevingsvisie:

Om de groei van het verkeer in de metropool in goede banen te leiden moet worden geïnvesteerd in alle verkeersnetwerken, het regionaal OV en fiets- en autonetwerk, waarbij de grotere behoefte aan ruimte voor regionaal verkeer boven interregionaal en doorgaand verkeer wordt gefaciliteerd

De voorspelling is dat het verkeer gaat groeien (zie verkenningen en NMCA). Om deze groei op te vangen, zijn twee dingen noodzakelijk:

  • 1. Een vergroting van de capaciteit van het OV-, weg- en fietsnetwerk;
  • 2. Een betere verdeling van het verkeer over de netwerken en over de modaliteiten, daar waar er ruimte is of gecreëerd kan worden. De grote werkgebieden met de meeste werknemers dienen rechtstreeks verbonden te zijn met de grote (nieuwe) woongebieden, zowel over de weg als met het OV. Omdat het meeste verkeer binnen de metropool blijft, wordt dat verkeer gefaciliteerd en moet het doorgaande verkeer zich daarin voegen.

Het OV-netwerk (over spoor en weg) richt zich primair op reizigers binnen de metropool. Het doorgaande netwerk voor het lange-afstandstreinverkeer staat ten dienste hiervan.

Het verkeer wordt gestuurd door betrouwbare reisinformatie naar de routes waar nog ruimte (capaciteit) is. Ook wordt de overstap naar andere netwerken gestimuleerd (modal shift). Aan de randen van de werkgebieden en kernen komt parkeergelegenheid, met overstapmogelijkheid op lokaal OV of deelfiets. Technologische ontwikkelingen als zelfrijdende voertuigen, smart mobility en diensten als mobility as a service hebben invloed op de bereikbaarheid. Deze effecten zijn vaak nog onbekend. Door hier onderzoek naar te doen en de mogelijkheden te verkennen, vergroten we de kansen voor de nieuwe ontwikkelingen. Zo leveren we een goede bijdrage aan de grote bereikbaarheidsopgave bij de verdere ontwikkeling van de metropool.

Het doel van de provincie is dat in het jaar 2050 de fiets een nog belangrijker rol speelt in de regionale mobiliteit van Noord-Holland. Er is dan één compleet, herkenbaar en veilig netwerk van fietspaden: op de belangrijkste regionale verbindingen tussen gemeenten, werklocaties, OV-knooppunten, onderwijsinstellingen en natuurgebieden.

Randvoorwaarden en succesfactoren

  • Verkeersveiligheidsnormen
  • Voldoende investeringsbudget voor het totale mobiliteitssysteem
  • Afstemming met MRA-partners, Rijk, NS en Vervoerregio, waarbij ieder over zijn eigen netwerk heen moet kunnen kijken
  • Voldoende ruimte en budget, met name voor de ontsluiting van de grote woongebieden (Haarlemmermeer-West, IJburg/Zeeburgereiland en Haven-Stad). De grote ontwikkelgebieden moeten beoordeeld worden op hun regionale (MRA-)bereikbaarheid en niet alleen op de lokale ontsluiting
  • Rijk draagt bij aan mobiliteitsinvesteringen
  • Capaciteit van het huidige netwerk moet hoger worden; voor zowel de fiets, auto en logistiek als voor het OV (schaalsprong OV)
  • Beschikbare fysieke (uitbreidings)ruimte
  • Bij het ontwerp van het totale mobiliteitssysteem moet rekening worden gehouden met recreatief verkeer
  • Vervoersvorm passend bij de schaal van het gebied
  • Directe relaties met de bereikbaarheid van omliggende regio's en hun werkgebieden (noordelijke Duin- en Bollenstreek, Alkmaar, Leiden en Utrecht)
  • Betrouwbare en passende dienstregeling(en)
  • De verwachte groei in recreatie en toerisme vereist sturing op locatie en mobiliteit
  • Betrouwbare en juiste informatie (data, diensten en hardware)
  • Afstemming met overige gemeenten in Noord-Holland

Toetsing

Voorliggend plan maakt een HOV-tracé mogelijk dat uitwerking geeft aan het beleid.

3.2.2 Ontwerp-Omgevingsverordening NH 2022

De opvolger van de Omgevingsverordening NH2020; de Omgevingsverordening NH2022 zal tegelijk in werking treden met de Omgevingswet. De drie meest in het oog springende wijzigingen in de Omgevingsverordening Noord-Holland 2022 gaan over milieu, natuur en de Regionale Energiestrategieën.

In de Omgevingsverordening NH2022 zoekt de provincie naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid, zoals omschreven in de visie voor de ontwikkeling van Noord-Holland; de Omgevingsvisie NH2050.

Toetsing

In de ontwerp-Omgevingsverordening NH2022 zijn geen artikelen opgenomen die betrekking hebben op het binnenstedelijk aanpassen van de infrastructuur.

3.2.3 Regiokaart 2025 Gooi en Vechtstreek

De brochure 'Regiokaart 2025 Gooi en Vechtstreek' geeft een overzicht van het door de gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek vastgesteld gemeenschappelijk ruimtelijk beleid, uitgesplitst voor de sectoren landschap, recreatie, wonen, werken en verkeer.

Toetsing en conclusie

In de Regiokaart is het nieuwe HOV-tracé tussen Hilversum en Huizen als aandachtspunt aangemerkt. De Oost-westas draagt bij aan de realisatie van het volledige HOV-tracé.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Integraal inpassingsplan Oost-westas

Op 22 april 2021 heeft de gemeenteraad het integraal inpassingsplan voor de Oost-westas van Huizen vastgesteld. Hiermee wordt in de toekomst de route vanaf het busstation Huizen (ter hoogte van de Graaf Wichman/Zuiderzee/Huizermaatweg) en de gemeentegrens met Blaricum (ter hoogte van de Aristoteleslaan/Stroomzijde) veiliger voor fietsers en voetgangers en geschikt voor hoogwaardig openbaar vervoer.

Het Integraal inpassingsplan heeft een andere scope dan het project 'HOV in Huizen' tot nog toe heeft gehad, zowel ruimtelijk als beleidsmatig. Het plan geeft in de basis uitvoering aan de afspraken met de provincie Noord-Holland om een hoogwaardige openbaar vervoer verbinding te realiseren. Echter, in de jaren na de start van het project heeft de betekenis van het begrip 'hoogwaardig openbaar vervoer' zich doorontwikkeld. Hoogwaardig openbaar vervoer gaat niet langer alleen over de realisatie van een hoogwaardige busverbinding. Het gaat vooral over de wijze waarop de busverbinding functioneert in relatie tot haar omgeving en hoe deze twee elkaar kunnen versterken. Daarom is bij de planvorming voor het inpassingsplan gewerkt aan een goede integrale ruimtelijke inpassing van de busverbinding in haar omgeving. Er is gekeken naar hoe de verschillende ruimtelijke functies in het plangebied – het volledige tracé tussen Huizen busstation en de Oorsprong – kunnen worden samengebracht in één logisch functionerend geheel met maatschappelijke meerwaarde.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch planologische kader om de Oost-westas te kunnen realiseren.

3.3.2 Structuurvisie Huizen 'Haven van 't Gooi' (2011)

Voor het gehele grondgebied van de gemeente heeft de gemeenteraad een structuurvisie vastgesteld: structuurvisie Huizen 'Haven van 't Gooi' van november 2011. De structuurvisie kondigt geen grote nieuwe gebiedsontwikkelingen aan. Temeer niet omdat Huizen geen mogelijkheden meer heeft om uit te breiden en er ook binnen het bebouwde gebied geen grote inbreidingsmogelijkheden zijn, anders dan die al in voorbereiding of ontwikkeling zijn. Voor de ruimtelijke structuur van Huizen zijn het Oude Dorp als levendig en historisch hart, de kustzone met de havens als recreatieve trekker en de nog te ontwikkelen verbinding daartussen essentieel. Deze gebieden met hun onderlinge samenhang vormen de dragende structuur voor de ambitie van Huizen om 'een levendig dorp aan het water' te zijn.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen grote ontwikkelingen mogelijk, maar het realiseren van het HOV-tracé vergroot de bereikbaarheid en geeft tevens een impuls aan de ruimte langs de Oost-westas.

3.3.3 Ontwerp-Omgevingsvisie Huizen

De Ontwerp-Omgevingsvisie Huizen is bij het schrijven van voorliggend plan in voorbereiding. Wanneer de Omgevingsvisie Huizen wordt vastgesteld, wordt dit het beleid waaraan een ruimtelijke ontwikkeling getoetst dient te worden. Tot die tijd is de structuurvisie geldend

3.3.4 Leidraad groen en boomstructuur (2012)

In 1993 is het boomstructuurplan en in 2006 is het groenstructuurplan door de gemeenteraad vastgesteld. Om tot een bruikbare en overzichtelijke leidraad voor groenvoorzieningen en bomen te komen, zijn deze twee plannen samengevoegd tot één geheel. Dit is de leidraad groen- en boomstructuur geworden.

Duidelijk is dat al het groen waarde heeft voor natuur, gezondheid, leefbaarheid en economie. Het is dus van belang er doelbewust mee om te gaan. Zo wordt ook invulling gegeven aan het feit dat groen tot de kernwaarde van Huizen behoort. Niet alleen gemeentelijk groen zorgt voor een leefbaar stadsklimaat. Ook de tuinen met daarin de bomen van de inwoners van Huizen geven hieraan een grote bijdrage.

De inrichting en uitstraling van het groen in de diverse niveaus van de groenstructuur verschillen. Door een onderscheid te maken in stedelijk niveau, wijkniveau en overig groen is het mogelijk prioriteiten aan te geven in onderhoud en ontwikkeling.

Toetsing

Hoewel er voor de aanleg van de Oost-westas op sommige plaatsen groen moet wijken wordt er over de gehele breedte van het project meer en kwalitatief beter groen gerealiseerd langs het tracé en daaromheen. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit plan relevante omgevingsaspecten beschreven.

4.2 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtig activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De ontwikkeling van een HOV-tracé wordt niet genoemd als categorie in de bijlage bij het Besluit m.e.r. De ontwikkeling is namelijk geen autosnelweg en kan ook niet gecategoriseerd worden als autoweg zodat de activiteiten, bedoeld in C1.2 en D1.1 van de bijlage bij het Besluit m.e.r., hier niet van toepassing zijn. Tevens zijn er geen andere activiteiten bekend die een samenhang hebben met het HOV-tracé, waardoor er geen sprake is van cumulatie. De aanleg van het HOV-tracé is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Ook geldt geen plicht voor het opstellen van een vormvrije m.e.r. Tevens blijkt uit de navolgende paragrafen dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn. Hieronder wordt een korte samenvatting van de relevante milieuaspecten gegeven.

Verkeer

De ontwikkeling betreft geen aanleg van een nieuwe weg en brengt geen extra vervoersbewegingen met zich mee. Het betreft een optimalisatie van de bestaande infrastructuur en verbetering van de openbare ruimte.

Wegverkeerslawaai

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt de Oost-westas invloed heeft op de geluidsbelastingen langs de betrokken wegen, maar dit niet overal een even grote invloed heeft ten opzichte van de huidige betrokken wegen. In sommige gevallen zijn geluidmaatregelen vereist. De toepassing van geluidsarm asfalt SMA NL8 G+ of akoestisch gelijkwaardig kan de overschrijding van de toetswaarden op alle desbetreffende woningen wegnemen. Hiermee kunnen negatieve effecten uitgesloten worden.

Ecologie

Gebiedsbescherming

Vanwege de afstand tot Natura 2000-gebieden en NNN zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. De beperkte wijzigingen in het gebruik zullen niet leiden tot een toename aan stikstofdepositie, met name doordat dieselbussen worden vervangen door elektrische bussen. Er is sprake van een positief effect.

Soortenbescherming

De zeer beperkte wijzigingen hebben geen gevolgen voor beschermde dier- en plantensoorten. Het totale plan heeft een meerwaarde op natuur en klimaatadaptatie. Er is geen sprake van een negatief effect.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat met de ontwikkeling van de Oost-westas er overwegend sprake is van positieve effecten. Op basis van bovenstaande paragrafen kan het besluit genomen worden dat er geen m.e.r. procedure hoeft te worden doorlopen.

4.3 Verkeer en parkeren

Bereikbaarheid

Huizen heeft belang bij een goede lokale en regionale bereikbaarheid. Een goede bereikbaarheid bevordert de aantrekkelijkheid van Huizen als vestigingslocatie voor wonen en werken.

Omdat Huizen geen treinstation heeft, is een goede regionale busverbinding van groot belang. In het plan is ook een goede bereikbaarheid voor voetganger, fietser en automobilist meegenomen.

Ketenmobiliteit 

Openbaar vervoer gaat over de reis van deur tot deur, niet meer alleen over de busrit. In het inpassingsplan is daarom voorzien in een verbetering van de reis van en naar de bushalte door de aanleg en uitbreiding van de voet- en fietsinfrastructuur. Ook is gedacht aan een goede toegankelijkheid en een goed voorzieningenniveau bij de haltes, bijvoorbeeld voldoende fietsenstallingen. Dit maakt de keuze voor de bus aantrekkelijker en zo wordt gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd.

Toetsing

De aanleg van de Oost-westas is conform het mobiliteitsplan. Het realiseren van de HOV-verbinding heeft een positieve uitwerking op Huizen en de omgeving.

4.4 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Het wijzigen van de ligging van een weg wordt ook wel een reconstructie genoemd. De ligging van een weg mag niet zonder akoestisch onderzoek veranderd worden. Zo moet aangetoond worden dat de geluidsbelasting niet duidelijk toeneemt.

Onderzoek

In opdracht van de gemeente Huizen is door Movares het akoestisch onderzoek 'Oost-West As Huizen' (Kenmerk: C60-SVO-KA-2100004, Project nummer MN000949, versie3.0, d.d. 12 oktober 2021) uitgevoerd voor de beoogde realisatie van de Oost-westas te Huizen. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting. Het advies uit deze rapportage luidt als volgt:

De voorgenomen reconstructie van de Oost-westas heeft invloed op de geluidsbelastingen langs de betrokken wegen, echter dat heeft niet overal een gelijke invloed ten opzichte van de huidige geluidsbelastingen. Het geluidsonderzoek wijst uit dat er op diverse locaties sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder, er zijn in die gevallen geluidsmaatregelen vereist, zoals toepassing van stiller asfalt.

Aanvullend memo

In het eerder genoemde geluidsonderzoek is het advies gegeven om na te gaan of het voorgestelde asfalttype technisch toepasbaar is en om na te gaan wat de toepassingslengte is van het voorgestelde stillere asfalt. Daarnaast zijn er nog een aantal aanvullende “openstaande vragen” ten aanzien van dit akoestisch onderzoek, die in een aanvullend memo zijn toegelicht. Het aanvullend memo uit november 2022 is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting op het bestemmingsplan.

Geluidmaatregelen: toe te passen stiller wegdek

Het voorgestelde asfalttype SMA-NL8G+ is technisch toepasbaar en het wegvak waarop het moet worden toegepast is aangegeven in figuur 4.1 'Toe te passen SMA-NL8G+'. Na het toepassen van stiller asfalt SMA-NL8G+ of akoestisch gelijkwaardig is de overschrijding van de toetswaarden bij alle woningen weggenomen. Nader onderzoek naar gevelgeluidwering is dus niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0005.png"

Figuur 4.1 Toe te passen SMA-NL8G+ (bron: Memo Huizen HOV OWA: aanvulling akoestisch onderzoek Oost-West As Huizen, Arcadis d.d. 2 november 2022)

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling of voortoets de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project, de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • 3. overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren.

GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland

In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daaropvolgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

In figuur 4.2 is te zien dat Huizen gedeeltelijk deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Er wordt niet gebouwd binnen het NNN-gebied en het plangebied ligt op circa 1,2 kilometer van het NNN-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Natura 2000-gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever. Dit gebied ligt op circa 1,1 kilometer van het plangebied. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft het Naardermeer op circa 6,8 kilometer van het plangebied (zie figuur 4.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0006.png"

Figuur 4.2 Plangebied (indicatief zwart omlijnd) ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland

(bron: provincie Noord-Holland )

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0007.png"

Figuur 4.3 Plangebied (indicatief zwart omlijnd) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS Calculator)

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. In het kader van de Wet natuurbescherming, moeten bij een ruimtelijke procedure de effecten op beschermde (gevoelige) gebieden onderzocht worden. Aangetoond moet worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot een toename van stikstof op de omliggende Natura 2000-gebieden.

De beperkte wijzigingen in het gebruik zullen niet leiden tot een toename aan stikstofdepositie met name doordat dieselbussen worden vervangen door elektrische bussen,

Voor de aanlegfase is een AERIUS-berekening gemaakt. Uit deze AERIUS-berekening, zoals opgenomen in Bijlage 6 bij deze toelichting op het bestemmingsplan, blijkt dat er gedurende de aanlegfase een toename van stikstofdepositie van 0,03 mol/ha/jaar is. Voor deze tijdelijke stikstofdepositie wordt gedurende de bestemmingsplanprocedure ontheffing aangevraagd bij de provincie Noord-Holland. Voor de gebruiksfase geldt dat de beperkte wijzigingen in het gebruik niet zullen leiden tot een toename aan stikstofdepositie. Daarbij is relevant dat de dieselbussen op het traject worden vervangen door elektrische bussen.

Conclusie gebiedsbescherming

In redelijkheid kan het standpunt worden ingenomen dat de Wet natuurbescherming op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Soortenbescherming

Door Arcadis is een QuickScan flora en fauna uitgevoerd en hierover is een rapportage (d.d. 16 november 2021 opgesteld. Vervolgens is er door Arcadis een ecologische memo opgesteld als aanvulling op de eerder uitgevoerde quickscan. Het ecologische memo is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting op het bestemmingsplan.

Het aanvullend memo is een habitatsgeschiktheidsbeoordeling voor de Huizermaatweg, Bovenmaatweg en Aristoteleslaan in Huizen die noordelijk van de wijk Stad en Lande loopt. Daarnaast gaan er mogelijk werkzaamheden plaatsvinden in het park aan de oostkant van het plangebied.

De exacte werkzaamheden aan de genoemde wegen en het park zijn niet bekend, daarom wordt in dit aanvullend memo uitgegaan dat alle aanwezige vegetatie binnen het projectgebied wordt verwijderd.

Er dient soortgerichtonderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van vleermuizen in de lindes bij de Oosterlicht kerk en de moeraseiken aan de Aristoteleslaan met gaten vlak bij de rotonde. Vleermuisverblijven kunnen ook aanwezig zijn in de oude beuken in het parkje en in de oude populieren en wilgen langs het water bij het park. Daarom dient hier ook vleermuisonderzoek uitgevoerd te worden. Daarnaast wordt geadviseerd om vliegroutes van vleermuizen langs de bomenrij aan de Bovenmaatweg en de Huizermaatweg te onderzoeken.

Verder dient de brug die in het plangebied ligt (ten zuiden van het park) onderzocht te worden op nesten van grote gele kwikstaart. Om vast te stellen of er broedgevallen van deze soort op de onderzoekslocatie aanwezig zijn, dient een nader onderzoek uitgevoerd te worden.

In het broedseizoen (mrt-okt) dienen kraaiennesten geïnspecteerd te worden, omdat deze mogelijk als horst in gebruik kunnen zijn genomen. Indien horsten aanwezig zijn, zal er ten aanzien van de ingreep een alternatieven afweging gemaakt moeten worden. Als horsten worden aangetast, zijn mitigerende en/of compenserende maatregelen noodzakelijk. Deze maatregelen zullen opgenomen worden in een activiteitenplan dat ter goedkeuring dient te worden voorgelegd aan de provincie Noord-Holland middels een ontheffingsaanvraag. De vogelkastjes worden waarschijnlijk gebruikt door mezen, die niet jaarrond beschermd zijn. Overige beschermde soorten worden op basis van het bureau- en veldonderzoek niet verwacht.

Mitigerende maatregelen 

De Wet natuurbescherming kent een algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wnb). Dit betekent dat zorgvuldig met aanwezige beschermde en niet-beschermde soorten planten en dieren moet worden omgegaan. Dit geldt voor de in deze quickscan en het aanvullende memo genoemde werkzaamheden met name voor in de omgeving voorkomende grondgebonden zoogdieren, algemene broedvogels en amfibieën. Dit kan met mitigerende maatregelen. Door werkzaamheden zoals het kappen van bomen, uit te voeren buiten het broedseizoen (voor maart en na oktober), kan een overtreding van de verbodsbepalingen voor niet-jaarrond beschermde nesten worden voorkomen. Voor jaarrond beschermde nesten dient een ontheffingsaanvraag ingediend te worden bij de provincie.

Meerwaarde

In paragraaf 2.2 wordt ingegaan op de meerwaarde van het totale plan op het gebied van natuur en klimaatadaptatie.

Conclusie soortenbescherming

Op basis van de resultaten uit het aanvullende memo volgen de stappen zoals weergegeven in tabel 4.1. De resultaten van deze vervolgonderzoeken worden verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan.

Tabel 4.1 Vervolgstappen ecologisch onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0008.png"

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkeling van de Oost-westas voor elektrische bussen zal de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied verbeteren. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Amstel, Gooi & Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief) te waarborgen. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet
  • Brief Water en bodem sturend

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Omgevingsvisie
  • Verordening Ruimte

Waterbeheerprogramma 2022-2027

Waterschap Amstel, Gooi en Vecht beschrijft in haar 'Waterbeheerprogramma 2022-2027' met betrekking tot stedelijk waterbeheer het volgende: ''In stedelijk gebied pakt het waterschap samen met gemeenten de geïntegreerde wateropgave aan. Zo combineert het waterschap bijvoorbeeld de water-op-straat-problematiek met de kwaliteit van het stedelijk oppervlaktewater. Klimaatbestendigheid betekent: veiligheid tegen overstromingen, wateroverlast beperken door voldoende capaciteit om regenwater te bergen, vast te houden of af te voeren, én een stedelijke omgeving die niet extreem opwarmt tijdens een hittegolf. Daarvoor is het nodig om woningen, gebouwen en terreinen zoveel mogelijk water te laten opvangen, opslaan en infiltreren binnen hun eigen gebied en zo min mogelijk te laten lozen op riool, straat, sloot of omliggende terreinen.''

Huidige situatie

In de huidige situatie bestaat het grootste deel van het plangebied reeds uit verharding. Binnen de plangrens van voorliggend plan ligt één watergang ter plaatse van punt 2 op de figuur zoals opgenomen in Bijlage 3 Ligging van de strijdige bestemmingen. In de huidige situatie zijn er geen rioleringsproblemen bekend in het projectgebied.

Toekomstige situatie

Met de aanleg van de Oost-westas wordt op diverse plekken verharding toegevoegd, maar ook verwijderd, waardoor er per saldo geen toename van verharding zal optreden. Omdat de exacte inrichting van de openbare ruimte nog niet definitief is, kan er geen berekening worden gemaakt.

Ter plaatse van aanpassing 2 in Bijlage 3 Ligging van de strijdige bestemmingen wordt de watergang ingekort, de benodigde watercompensatie van deze afname in oppervlaktewater is in het kader van het project Bad Vilbelpark gerealiseerd.

In november 2022 is er een kamerbrief verschenen over de rol van 'water en bodem' bij ruimtelijke ordening. Door water en bodem sturend te laten zijn in de ruimtelijke ordening, kunnen we in Nederland ook in de toekomst met een ander en grillig klimaat blijven leven, wonen en werken. In een veilige omgeving, met een gezonde bodem, voldoende en schoon water. Met de beoogde ontwikkeling worden geen significante bodem- en/of wateringrepen gedaan die het watersysteem of de bodem veranderen. De milieuhygiënisch kwaliteit van de bodem is onderzocht in paragraaf 4.12.

Conclusie

Het aspect water staat het project niet in de weg.

4.8 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

De Oost-westas betreft geen (beperkt) kwetsbaar object. Over de Oost-westas worden er gevaarlijke stoffen vervoerd. Het betreft stofcategorie GF3 met een invloedsgebied van 355 meter. De ontwikkeling betreft echter slechts een verbetering van de huidige weg waardoor de bus voorrang heeft en ook komt er meer groen bij. Over de huidige weg vindt al vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De beoogde route komt niet dichter bij de bestaande woningen en ook de frequentie van vervoer van gevaarlijke stoffen neemt niet toe. Het groepsrisico neemt niet toe. De externe veiligheidssituatie wijzigt niet en vormt derhalve geen belemmering voor het plan.

4.9 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en in de toekomst te ontwikkelen nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft geen betrekking op bedrijven of gevoelige functies en heeft dus geen invloed op de milieuzonering.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen of straalpaden aanwezig. Wel is er een hoogspanningsleiding aanwezig, op verzoek van Liander is er een beschermingszone van 2 meter aan weerszijde van deze leiding opgenomen op de verbeelding en is er een regeling opgenomen ter bescherming van deze leiding.

4.11 Niet gesprongen explosieven

AVG heeft in opdracht van Arcadis Nederland BV een vooronderzoek ontplofbare oorlogsresten uitgevoerd voor het onderzoeksgebied Huizen Oost-West As. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Hieronder volgen de conclusies en het advies wat voortkomt uit de rapportage.

Op basis van de beoordeelde feiten is geconcludeerd dat de aangetroffen vermeldingen te globaal zijn voor afbakening van een verdacht gebied. Er zijn onvoldoende indicaties voor de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten in het onderzoeksgebied. Derhalve is het onderzoeksgebied niet verdacht op de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten.

 

AVG adviseert Arcadis Nederland BV om de werkzaamheden onder reguliere condities uit te voeren. De kans op het aantreffen van ontplofbare oorlogsresten is net zo groot als de gemiddelde kans op het aantreffen van ontplofbare oorlogsresten op als 'onverdacht' aangemerkte locaties in de rest van Nederland. Grondroerende werkzaamheden kunnen in het onderzoeksgebied op reguliere wijze worden uitgevoerd.

4.12 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd

Onderzoek verhardingen en bodem

De milieuhygiënische kwaliteit van de verhardingen en de bodem ter plaatse van de Oost-westas is vastgelegd in de rapportage zoals opgenomen in Bijlage 9 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Het onderzochte gebied omvat (deels) de Huizermaatweg, Bovenmaatweg en Aristoteleslaan. De milieuhygiënische kwaliteit van de verhardingen en de bodem in de bermen en onder de verhardingen is vastgelegd. Daarnaast is aanvullend op twee locaties de milieuhygiënische kwaliteit van het slib bepaald.

Asfalt

Het asfalt van de rijbanen, fietspaden en parkeerplaatsen is onderzocht op de laagopbouw en aanwezigheid van PAK.

Het asfalt van de rijbanen is grotendeels geschikt voor warm hergebruik. Enkel ter plaatse van de rotonde De Haar en rijbanen De Haar en Hoofdweg zijn enkele PAK-houdende lagen aanwezig.

Ter plaatse van de fietspaden zijn op diverse plekken PAK-houdende oppervlaktebehandelingen aanwezig. Daarnaast is plaatselijk ook PAK-houdend asfalt in de onderlagen aanwezig. Het PAK-houdend asfalt dient gescheiden te worden verwijderd en afgevoerd naar een verwerker voor reiniging. Bij gescheiden verwijdering dient een marge van tenminste 20 mm te worden aangehouden tussen schoon en PAK-houdend asfalt.

Mogelijk zijn er voor het opstellen van een frees- en schollenplan aanvullende boringen noodzakelijk ter afperking van het PAK-houdende asfalt.

Fundatie

Ter plaatse van de rijbanen van de Huizermaatweg is deels geen fundatie aanwezig, deels is een fundatie van menggranulaat aanwezig. In een mengmonster van de boringen A59 en A65 is asbest aangetroffen in de fijne fractie van het menggranulaat. Deze boringen zijn gesitueerd in de Huizermaatweg nabij de fietsonderdoorgang tussen het Gooierserf en het project Naardingerland. Op de aansluitende wegvakken van de Huizermaatweg is geen fundatie aangetroffen.

Naar aanleiding van het aantreffen van het asbest in de fundatie is een verkennend asbestonderzoek van de fundatie uitgevoerd op de Huizermaatweg ter plaatse van de fietstunnel Gooierserf. In de fundatie is bij het verkennend onderzoek geen asbest aangetoond. Het eerder aangetroffen asbest betrof vermoedelijk een toevalstreffer. De onderzoeksresultaten vormen geen aanleiding tot nader onderzoek en geen belemmering voor de geplande werkzaamheden.

Ter plaatse van de Bovenmaatweg is deels geen fundatie en is deels een fundatie van gebonden slakken aanwezig. De slakken zijn indicatief beoordeeld als NV bouwstof.

Ter plaatse van de Aristoteleslaan is een fundatie van betongranulaat aanwezig. In het betongranulaat is indicatief geen asbest aangetoond.

Ter plaatse van het parkeerterrein van het winkelcentrum Oostermeent is een fundatie van gebonden slakken aanwezig. De slakken zijn indicatief beoordeeld als IBC-bouwstof.

Ter plaatse van het parkeerterrein van de tennisvereniging Huizen is onder het asfalt een fundatie van gebroken puin aanwezig. Hierin is geen asbest aangetoond.

Op basis van dit onderzoek kan de fundatie waarin geen asbest is aangetroffen in het werk worden hergebruikt (onder dezelfde condities en zonder tussentijdse bewerking). Als dit niet mogelijk is kan het materiaal worden afgevoerd naar bijvoorbeeld een puinbreker voor hergebruik elders.

Grond

De gestelde hypothese, dat lichte verhogingen kunnen worden verwacht als gevolg van de depositie van wegverkeer en slijtage van het asfalt, is bevestigd. Er zijn ten hoogste lichte verhogingen aangetroffen, voornamelijk in de bovengrond. In en op de grond is geen asbest aangetoond.

In verband met de mogelijke afvoer van grond is deze aanvullend onderzocht op de aanwezigheid van PFAS. De grond is ten aanzien van PFAS grotendeels beoordeeld als nietverontreinigd en/of achtergrondwaarde voor hergebruik op landbodem. Drie mengmonsters zijn beoordeeld als klasse wonen/industrie voor hergebruik op landbodem. Voor hergebruik in oppervlaktewater is de grond grotendeels beoordeeld als niet-verontreinigd en/of toepasbaar in regionale en/of rijkswateren. Drie mengmonsters zijn beoordeeld als niet toepasbaar in oppervlaktewater.

Er is geen aanleiding tot nader onderzoek. Op basis van dit onderzoek kan vrijkomende grond in het werk worden hergebruikt (onder dezelfde condities en zonder tussentijdse bewerking).

Als dit niet mogelijk is kan de grond worden afgevoerd naar grondbank.

Als de grond wordt afgevoerd voor hergebruik elders, is (normaliter) eerst een keuring nodig conform het Besluit Bodemkwaliteit. Met name bij grotere partijen grond is dit laatste voordeliger dan afvoeren naar een grondbank of -depot. Indien de gemeente beschikt over een bodemkwaliteitskaart, is in sommige gevallen hergebruik mogelijk zonder aanvullend onderzoek.

Onderzoek Aristoteleslaan

Er is door Multiconsult een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek ter plaatse van de Aristoteleslaan te Huizen verricht. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 10 bij deze toelichting op het bestemmingsplan.

De aanleiding van het (water)bodemonderzoek vormen de geplande graafwerkzaamheden ten behoeve van de herinrichting van de openbare ruimte. Hierbij zal een nieuw fietspad worden aangelegd ten noorden van de Aristoteleslaan. Hiervoor zal een watergang gedempt worden. Daarnaast zal er een watergang gedempt worden aan de zuidzijde van de Aristoteleslaan in verband met de aanleg van een inrit. Bij het dempen van de watergangen zal de aanwezige sliblaag worden verwijderd.

Het doel van het onderzoek betreft het vaststellen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de (water)bodem. Dit is gedaan met het oog op eventueel te volgen veiligheids- en/of saneringsprocedures en afvoer van het materiaal.

Resultaten

Op basis van het vooronderzoek is de kwaliteit van de grond ter plaatse van het toekomstige fietspad voldoende vastgesteld en in voorliggend onderzoek niet onderzocht. De kwaliteit ten aanzien van de reguliere parameters uit het standaardpakket grond en PFAS is 'achtergrondwaarde'. Het grondwater is verkennend onderzocht. In het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie heeft de concentratie barium de streefwaarde overschreden. De overige geanalyseerde parameters in het grondwater voldoen aan de streefwaarde.

De waterbodems ter plaatse zijn verkennend onderzocht. Het slib in de waterbodems voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse 'Klasse A'. Tevens voldoet het materiaal aan de eisen voor verspreiding op het aangrenzende perceel. De vaste waterbodem voldoet aan de bodemkwaliteitsklasse 'Altijd toepasbaar'. Op basis van PFAS zijn er geen aanvullende toepassingsbeperkingen.

Aanbevelingen

De aangetoonde bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen graafwerkzaamheden. Er is op de locatie geen veiligheidsklasse van toepassing. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden zijn basishygiënische maatregelen van toepassing. Er zijn geen aanvullende saneringsprocedures noodzakelijk.

4.13 Archeologie

Toetsingskader

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Vanuit nationale wetgeving dienen gemeenten zorg te dragen voor de archeologische waarden in de bodem.

Onderzoek

Op figuur 4.4 is het plangebied weergegeven op de archeologische beleidskaart van de gemeente. Het plangebied valt over twee archeologische verwachtingsgebieden te weten: planomvang van 10.000 m² en verstoringsdiepte dieper dan 40 cm en een planomvang van 10.000 m² en verstoringsdiepte dieper dan 220 cm en een deel is archeologie vrij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPOOSTWESTAS-VG01_0009.png"

Figuur 4.4 Uitsnede archeologische beleidskaart met het plangebied aangegeven (bron: Gemeente Huizen, zie ook bijlage 11).

In opdracht van de gemeente Huizen is een quickscan Archeologie uitgevoerd. Deze quickscan is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. In deze QuickScan is op basis van verschillende bronnen gekeken naar het risico op het aantasten van de archeologische waarden bij de voorgenomen ontwikkeling van de Oost-westas. Binnen het plangebied bevinden zich geen bekende waarden. Het plangebied is gelegen in een zone met een lage verwachting op archeologische resten. Het overgrote deel is gelegen in een zone met een ondergrens van 10.000 m² en 220 cm diepte -Mv. Voor dit gebied geldt dat de ingrepen niet dieper gaan dan de ondergrens van 220 cm -Mv. Een klein deel van de werkzaamheden, namelijk het gebied waar het fietspad vanaf de Bovenmaatweg wordt doorgetrokken, is gelegen in een gebied met een ondergrens van 10.000 m² en 40 cm diepte -Mv. Voor deze werkzaamheden geldt dat de oppervlaktemaat niet wordt overschreden. Aangezien het risico op het aantreffen van archeologische resten zeer laag is, wordt geadviseerd het plangebied vrij te stellen van archeologisch vervolgonderzoek. Dit advies sluit niet uit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) archeologische toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in artikel 5.10 van de Erfgoedwet 2016. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag, de gemeente Huizen.

4.14 Duurzaamheid en klimaatadaptatie

Beleidskader

Het klimaat verandert. Ook in Nederland. Hierdoor stijgt de kans op wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Dat zorgt voor risico's voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Om deze risico's zo klein mogelijk te maken is het belangrijk dat we ons gedrag aanpassen.

De gemeente Huizen heeft als ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Een duurzaam openbare ruimte en infrastructuur draagt aan die ambitie bij.

Toetsing

Bij de Oost-westas gaat het om meer dan alleen het realiseren van een goede bereikbaarheid van de regio. Naast de elektrische bussen die straks gaan rijden, is binnen het project ook veel aandacht voor duurzaamheid, een gezonde leefomgeving, energiebesparing en natuur. Zo worden bij de uitvoering van de werkzaamheden verschillende maatregelen genomen om de CO2-uitstoot te verminderen, gebruiken we zoveel mogelijk materialen opnieuw en creëren we meer ruimte voor planten en dieren. Op deze wijze wordt voldaan aan de ambitie Huizen klimaatneutraal in 2050.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan gaat over het mogelijk maken van de Oost-westas. Er wordt voorzien in enige flexibiliteit, daar waar dit ruimtelijk verantwoord is. Om de gebruiksmogelijkheden van de gronden niet onnodig te beperken, worden de huidige bestemmingsplanmogelijkheden zoveel mogelijk behouden en wordt een verruiming geboden waar het gaat om de nieuwe beoogde functie.

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen die in de planregels worden gebruikt gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de betekenis die in dit artikel aan de betreffende begrippen wordt toegekend.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die men bij het bouwen in acht moet nemen, moeten worden gemeten. Ondergeschikte bouwdelen worden daarbij niet meegerekend.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer

Over de wegen met de bestemming Verkeer loopt de Oost-westas voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV). Daarnaast dienen deze wegen vooral voor de ontsluiting van de omliggende wijken. Deze wegen hebben een 50 km/h-regime. Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en de groenvoorzieningen.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanning

Ten behoeve van de bescherming van de hoogspanningsleiding is de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning met een bijbehorende regeling opgenomen in het bestemmingsplan. Bouwen is hier uitsluitend onder voorwaarden toegestaan.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het desgewenst in geringe mate afwijken en overschrijden van maten en bouwgrenzen, zoals die in de bestemmingsregels zijn aangegeven. Aan de overschrijding zijn randvoorwaarden gekoppeld.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht en Artikel 8 Slotregel

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het bestemmingsplan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. De kosten die worden gemaakt voor het project worden gefinancierd uit de gemeentelijke middelen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatie

Met het aanbieden van het voorlopig ontwerp voor de Oost-westas aan de gemeenteraad, startte ook de communicatie met de inwoners en belanghebbenden. In de afgelopen jaren, sinds de start van het project, heeft er veel participatie plaatsgevonden over de Oost-westas. Inwoners en belanghebbenden hebben aangegeven wat hun wensen zijn voor aanpassingen aan de Oost-westas. Deze 265 wensen zijn beoordeeld voor het maatschappelijk programma van eisen van het integraal inpassingsplan Oost-westas 

In deze fase ligt het zwaartepunt op communicatie: adequate, actuele en tijdige communicatie over (het doel van) dit project en de werkzaamheden die uit dit project voortkomen. De communicatie wordt gedurende het project afgestemd op de projectfase. Belangen en verschillende perspectieven worden continu in beeld gebracht. Tijdens de uitvoeringsfase wordt daarbij ook de inbreng van aanwonenden en belanghebbenden opnieuw gewogen.

Voor de communicatie wordt een mix van kanalen ingezet, met als eerste een persgesprek en een persbericht. Eén van de middelen die ingezet is, is een animatie. Deze animatie geeft een beeld van de plannen op een laagdrempelige manier. Deze animatie is op een aantal plekken in Huizen getoond.

Omdat het voorliggende bestemmingsplan uitvoering geeft aan het project Oost-westas wordt het participatietraject in het kader van dit bestemmingsplan niet overgedaan.

6.2.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept ontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de overlegpartners in het kader van het wettelijk overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro. Zowel de provincie Noord-Holland als het Waterschap (Waternet) heeft ingestemd en heeft geen opmerkingen op het concept-ontwerpbestemmingsplan.

6.2.3 Zienswijzen

De formele bestemmingsplanprocedure start met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden hebben binnen deze periode een zienswijze in kunnen dienen.

Er is op het ontwerpbestemmingsplan één zienswijze van Liander binnengekomen. Op basis van deze reactie is in de regels en op de verbeelding de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning opgenomen ter plaatse van de betreffende leiding.