direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Verplaatsing Lidl Huizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Lidl Nederland GmbH (Lidl) is met haar hoofdkantoor en één van haar filialen gevestigd aan de Havenstraat/Warandebergstraat in Huizen. In 2009 is besloten om de winkel van Lidl op de huidige locatie toe te staan. Ondanks dat nieuwe detailhandel daar in principe niet voorzien was, is vanwege de combinatie met de vestiging van het hoofdkantoor van de Lidl aan de Havenstraat voor de winkel van Lidl een uitzondering gemaakt. Destijds is onderbouwd dat de vestiging van een dergelijke discounter geen afbreuk doet aan de detailhandelsstructuur van Huizen.

Lidl groeit en de onderneming is continu in ontwikkeling. Op dit moment heeft het hoofdkantoor van Lidl behoefte aan uitbreiding, welke uitbreidingsruimte gevonden kan worden op de locatie waar op dit moment de winkel gevestigd is. Dit betekent dat het filiaal aan de Warandebergstraat 20 dient te worden verplaatst. Lidl heeft hiervoor een aan het hoofdkantoor aangrenzende locatie gevonden en ten behoeve van de integrale ontwikkeling van de verplaatsing van de winkel en de uitbreiding van het hoofdkantoor een plan ontwikkeld. De kantoorfunctie blijft centraal gekoppeld met de winkelfunctie op het naastgelegen perceel aan de overzijde van de Warandebergstraat.

Het aantal werknemers zal de komende jaren naar verwachting verder groeien. Omdat het aantal vergaderzalen in het huidige kantoor zeer beperkt is, wordt er voor de uitbreiding van het kantoor ook gekeken naar het toevoegen van een vergadercentrum en auditorium.

De ontwikkeling past echter niet in het vigerende bestemmingsplan 'Haven en bedrijventerreinen'. Ter plaatse van de huidige winkel is sprake van de bestemming 'Detailhandel' (supermarkt), terwijl voor de nieuwe supermarktlocatie geldt dat de gronden een gemengde bestemming hebben. Dit betekent dat verschillende activiteiten zijn toegestaan, maar geen detailhandel/supermarkt. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

Het bestemmingsplan is zowel ontwikkelings- als beheersgericht en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt de ontwikkeling van de nieuwe winkel mogelijk gemaakt. Anderzijds wordt ter plaatse van de huidige winkel een uniforme juridische regeling opgenomen. Daarmee wordt geborgd dat het aantal vierkante meters detailhandel als gevolg van de ontwikkeling niet toeneemt en wordt het mogelijk gemaakt deze gronden voor andere functies te gebruiken. Tevens worden de overige mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt deels behouden.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het bestaande hoofdkantoor en winkel van Lidl, gelegen aan de Warandebergstraat te Huizen alsmede het naastgelegen perceel waar de winkel naartoe wordt verplaatst. De locatie maakt onderdeel uit het voormalige Lucentterrein. In figuur 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende regeling

Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Haven en bedrijventerreinen, vastgesteld op 25-4-2013 met identificatienummer NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01.
  • Haven en bedrijventerreinen, 1e partiële herziening, vastgesteld op 29-9-2014, met identificatienummer NL.IMRO.0406.BPBPHENB2010H01-VG01.

Volgens het vigerende bestemmingsplan kennen de gronden ter plaatse van de nieuwe winkel een bestemming 'Gemengd - 2'. De huidige winkel kent een bestemming 'Detailhandel'. Het deel naast de winkel, waar het bestaande kantoorgebouw zich bevindt maakt ook deels onderdeel uit van het plangebied. Aldaar is sprake van een bestemming 'Kantoor', zie ook figuur 1.2. De gronden die worden gebruikt ter ontsluiting van het gebied kennen een bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan

1.4 Doelstelling en planopzet

Het plangebied omvat twee percelen gelegen aan de Warandebergstraat. De belangrijkste doelen van het opstellen van dit bestemmingsplan zijn:

  • Verplaatsing van de bestaande winkel van Lidl mogelijk maken, zodat ruimte ontstaat voor uitbreiding van het hoofdkantoor met daarbij behorende functies.
  • Borgen dat de huidige locatie niet meer voor detailhandel in gebruik kan worden genomen.
  • Mogelijkheid bieden de aanwezige doorgang in de toekomst bij het huidige gebouw te betrekken.
  • Behouden huidige bestemmingsplanmogelijkheden waar het gaat om niet-detailhandelgerelateerde functies.
  • Het streven naar rechtszekerheid en klantgerichtheid; dat wil zeggen het vaststellen van plannen die voor burgers duidelijk, toegankelijk en op actuele behoeften zijn afgestemd.

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende planregels en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de relevante onderzoeksresultaten.

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting bevat de volgende hoofdstukken. Na deze inleiding (hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (hoofdstuk 2);
  • het rijksbeleid, provinciale en gemeentelijke beleid als kader voor dit bestemmingsplan (hoofdstuk 3);
  • de randvoorwaarden vanuit de milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4);
  • de juridische toelichting (hoofdstuk 5);
  • een toelichting op de uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 6).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Lucentterrein

Het plangebied betreft (een deel van) het voormalige Lucentterrein. Dit gebied ligt aan de noordzijde van het bedrijventerrein 't Plaveen. Het Lucentterrein ligt tussen Baanbergweg en Havenstraat. Door Palmboom & van den Bout is in april 2005 een stedenbouwkundige studie naar dit terrein uitgevoerd. Hierin wordt het terrein getransformeerd naar een meer fijnmazig raamwerk, waarbinnen verschillende programmatische invullingen denkbaar zijn. Het Lucentterrein is inmiddels grotendeels ingevuld met diverse bedrijven. Langs de Bestevaer is nog sprake van braakliggende kavels. Het bestemmingsplan staat hier al wel bebouwing toe.

Lidl

In 2009 heeft de Lidl een nieuw hoofdkantoor met winkel en testruimte op de hoek Havenstraat-Bestevaer gerealiseerd, met de hoofdentree op de hoek van deze twee wegen. Het kantoor bestaat uit vier bouwlagen. De winkel is ten zuiden van het kantoor gevestigd met de entree aan de westkant van het terrein. In het midden van het kantoor en de winkel is een groot parkeerterrein aanwezig. Daarnaast is voor het kantoor onder het terrein een parkeerkelder gerealiseerd. Door de situering van de bebouwing aan de Havenstraat ligt het parkeerterrein geheel uit het zicht van de Havenstraat.

2.2 Toekomstige situatie

Het hoofdkantoor van de Lidl heeft behoefte aan uitbreiding en heeft die ruimte gezocht in de naastgelegen winkellocatie aan de Warandebergstraat. Om de uitbreiding van het hoofdkantoor mogelijk te maken dient de winkel te worden verplaatst. Deze ruimte is gevonden op het naastgelegen, nog braakliggende deel van het Lucentterrein aan de Bestevaer. Om te borgen dat binnen het plangebied geen uitbreiding van detailhandel mogelijk wordt gemaakt, wordt in de planregels vastgelegd dat het maximaal bruto vloeroppervlakte van de winkel, net als in de huidige situatie, maximaal 1.500 m2 mag bedragen en het maximaal verkoopvloeroppervlakte 1.200 m2. Ter plaatse van de nieuwe winkel wordt bebouwing met een oppervlakte van circa 3.600 m2 toegestaan. De situering van het bouwvlak wordt bepaald door het bouwplan, zie ook figuur 2.1. Dit geldt ook voor de maximaal toegestane bouwhoogte van 8 meter. Vanwege de toekomstbestendigheid wordt in lijn met het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak ook andere activiteiten, zoals bedrijvigheid tot en met een milieucategorie 2 en maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

Onder de nieuwe winkel wordt een parkeergarage gebouwd. Op maaiveld wordt tevens een groot parkeerterrein ten behoeve van de winkel aangelegd. In figuur 2.1 is ter illustratie de indicatieve indeling van het bouwplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0003.png"

Figuur 2.1 Indicatieve indeling bouwplan nieuwe locatie supermarkt en parkeerterrein/ parkeergarage

De uitbreiding van het hoofdkantoor is noodzakelijk vanwege de verdere groei van de organisatie. De huidige winkel zal daarom worden getransformeerd. Het aantal vergaderzalen is in het huidige kantoor zeer beperkt, waardoor er voor de uitbreiding van het kantoor ook gekeken wordt naar het toevoegen van een vergadercentrum, auditorium en een grotere kantine. Daarnaast wordt mogelijk voorzien in kinderopvang en een fitnessruimte. De optie om de ruimte bij het kantoor aan de zijde van de Havenstraat te betrekken wordt ook open gehouden. Op de locatie van de winkel wordt geen detailhandel meer toegestaan, zodat het oppervlakte aan detailhandel binnen het plangebied met dit bestemmingsplan gelijk blijft. Om enige flexibiliteit te bieden wordt het met het bestemmingsplan wel mogelijk gemaakt om ter plaatse van de huidige winkel maatschappelijke functies en ondergeschikte horecabedrijven tot maximaal 500 m2 uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten toe te staan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Het SVIR en het Barro hebben een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen.

Lid 2 luidt als volgt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Het gaat in dit geval om verplaatsing van een supermarkt binnen bestaand stedelijk gebied en transformatie van een bestaand pand met een nieuwe functie. Los van de vraag of deze ontwikkeling wordt gezien als stedelijke ontwikkeling, is de ladder uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening doorlopen.

Er is behoefte aan uitbreiding van het hoofdkantoor en daarom is verplaatsing van de supermarkt naar een naastgelegen perceel noodzakelijk. De m2 detailhandel worden van de vertreklocatie verplaatst naar de nieuwe locatie en de maximaal toegestane vierkante meters worden in de planregels vastgelegd. Op de vertreklocatie worden naast de kantoorfunctie ook maatschappelijke functies (zoals een kinderopvang en kantine voor de werknemers) en maximaal 500 m2 kleinschalige horeca mogelijk gemaakt. Met het opnemen van een bouwvlak op de beoogde nieuwbouwlocatie worden met dit bestemmingsplan minder vierkante meters kantoor toegestaan dan conform het vigerende bestemmingsplan mogelijk is. Voorheen was namelijk sprake van een groter bouwvlak (circa 7.000 m2) en een maximale hoogte van 16,5 m in plaats van de huidige 8 meter. De maatschappelijke functies en horeca voorzien in eerste instantie in de behoefte van de werknemers van het hoofdkantoor. Het is echter niet uitgesloten dat er zich in de toekomst een zelfstandige horecavestiging vestigt. Uit cijfers van HorecaDNA blijkt dat het aantal horecavestigingen in Huizen benedengemiddeld is ten opzichte van andere gemeenten. Daarom zal de beoogde horecatoevoeging naar verwachting geen significant negatieve effecten hebben op het bestaande aanbod.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder. Er is gelet op het bovenstaande sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal- en regionaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 (actualisatie 28 september 2015)

Detailhandel in de binnensteden is belangrijk voor de economie en draagt bij aan de leefbaarheid en toeristische aantrekkelijkheid van Noord-Hollandse steden. De Provincie Noord-Holland hecht aan het in stand houden van de hoofdwinkelstructuur en wil stedelijke detailhandel behouden en versterken. Zij beschouwt nieuwe vormen van detailhandel als een welkome aanvulling, indien deze de bestaande structuur niet aantasten.

De Provincie Noord-Holland heeft in haar detailhandelsbeleid kaders geschetst voor detailhandelsontwikkelingen. De Provincie zorgt voor monitoring en via regionale adviescommissies voor regionale afstemming van bovenlokale detailhandelsontwikkelingen. Regio's moeten regionale detailhandelsvoorzieningen opstellen.

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de verplaatsing van detailhandel mogelijk gemaakt. Het vloeroppervlak aan detailhandel neemt niet toe en er wordt verzekerd dat de huidige detailhandelslocatie verdwijnt door deze te voorzien van een andere bestemming. De provincie hanteert de lijn dat volumineuze detailhandel wordt beperkt op bedrijventerreinen. In overleg is afgesproken dat dit daarom niet meer direct, maar middels een wijzigingsbevoegdheid wordt toegestaan.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (actualisatie 1 maart 2017)

Het plangebied is in de structuurvisie aangemerkt als bedrijventerrein. In Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling is vastgelegd dat een bestemmingsplan uitsluitend in een nieuwe stedelijke ontwikkeling kan voorzien als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. In Artikel 5b Detailhandel is vastgelegd dat nieuwe detailhandel op bedrijventerreinen en kantoorlocaties niet is toegestaan, behoudens enkele uitzonderingen. Omdat het in dit geval gaat om verplaatsing, is dit artikel niet van toepassing.

In de Uitvoeringsregeling regionale afspraken nieuwe stedelijke ontwikkelingen 2017 zijn nadere eisen aan de regionale afstemming van nieuwe detailhandel en kantoorlocaties gesteld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0006.png"

Conclusie

In dit geval gaat het om het mogelijk maken van een verplaatsing van een supermarkt naar een locatie op een bedrijventerrein en een functiewijziging naar kantoorruimte en daarbij behorende functies binnen het vrijkomende gebouw. Uit paragraaf 3.1 volgt dat sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij is geen sprake van een toename van het totaal aantal vierkante meters kantoor dan wel detailhandel. De ontwikkeling is besproken met de provincie. Naar aanleiding daarvan wordt de volumineuze detailhandel niet meer direct, maar middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Regionale afstemming is gezien voorgaande niet noodzakelijk en het provinciale beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

Retailvisie Gooi- en Vechtstreek (2012)

Regionale afstemming vindt plaats bij nieuwe initiateven groter dan 1.500 m² wvo. Alle initiatieven die buiten deze kaders vallen zijn lokale verantwoordelijkheden. Omdat het in dit geval gaat om verplaatsing van 1.500 m2 detailhandel, is regionale afstemming niet noodzakelijk.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Huizen (2011)

De structuurvisie van de gemeente Huizen bepaalt de komende 20 jaar het ruimtelijke beeld van de gemeente Huizen. Het zal richting geven aan toekomstige ontwikkelingen in Huizen en dienen als vertrekpunt voor de afweging bij elke beslissing over concrete ruimtelijke ontwikkelingen.

In de structuurvisie worden vanuit de volgende stellingen en thema's voorstellen gedaan voor een aantal concrete projecten:

  • 1. in Huizen kan iedereen prettig wonen;
  • 2. Huizen krijgt passende werkgelegenheid;
  • 3. Huizen is de kustplaats van het Gooi;
  • 4. Huizen krijgt een kloppend hart;
  • 5. Huizen heeft een rijk landschap van bos en hei;
  • 6. Huizen verbetert het openbaar vervoer.

Toetsing

Het gemeentelijke beleid is gericht op het concentreren van detailhandel in het centrum van Huizen en de verschillende buurtcentra. Vanwege de combinatie met de vestiging van het hoofdkantoor van de Lidl aan de Havenstraat op een deel van het voormalige Lucentterrein is voor de winkel van Lidl een uitzondering gemaakt. Destijds is al onderbouwd dat de vestiging van een dergelijke discounter geen afbreuk doet aan de detailhandelsstructuur van Huizen.

Met de beoogde ontwikkeling wordt ruimte geboden aan de uitbreidingsbehoefte van Lid. Dit past bij hetgeen wordt beoogd onder passende werkgelegenheid en het inzetten op lokale en hoogwaardige bedrijven (strategie 2). De ontwikkeling sluit daarmee aan bij wat in de structuurvisie is beoogd.

Welstandsnota (2012)

In deze nota is het welstandsbeleid van de gemeente Huizen vastgelegd. Het nieuwe beleid gaat zoveel mogelijk uit van een terughoudend welstandsbeleid. Hierdoor zijn grote delen van de gemeente vrijwel welstandsvrij geworden. Voor een aantal specifieke, wijkoverstijgende delen van de gemeente blijft het bijzonder welstandstoezicht bestaan, omdat die van belang zijn voor het beeld van de gemeente Huizen.

In de Welstandsnota is aangegeven dat de herontwikkeling van dit terrein in eerste instantie is gericht op de vestiging van een groot aantal kleinere, arbeidsintensieve bedrijven en met name langs de Havenstraat bedrijven die publiek trekken en die het gebied aantrekkelijker moeten maken. Inmiddels is met de uitvoering van twee grote projecten (Lidl, Karwei) gestart. Voor dit gebied is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, die aanvullend van toepassing is (zie ook de volgende paragraaf).

Burgemeester en wethouders kunnen voor plannen die niet voldoen aan de vastgestelde welstandscriteria maar wel aan de algemene criteria, na advies van de welstandscommissie afwijken van de gebieds- en objectcriteria.

Het welstandsbeleid van 2012 wordt binnenkort geëvalueerd. Alleen als uit de evaluatie blijkt dat het beleid wijzigingen behoeft dan zal het beleid mogelijk worden aangepast.

Beeldkwaliteitsplan

Voor de bebouwing in dit gebied is door de ontwikkelaar/eigenaar in nauw overleg met de gemeente een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In dit plan wordt voor de belangrijke straat- en gevelwanden gerefereerd aan industrieel erfgoed, veel metselwerk, rijk aan gemetselde details, eerder verticaal dan horizontaal gevelbeeld en dergelijke. Het beeldkwaliteitsplan maakt onderscheid in drie kwaliteitszones als het gaat om de geveltypes:

  • A. hoge kwaliteit langs doorgaande en belangrijke wegen / kantoren
  • B. middenkwaliteit tweede lijn van doorgaande wegen / bedrijfsgebouwen
  • C. neutraal niet in het oog lopende gevels / bedrijfsgebouwen

Per kwaliteitszone gelden andere eisen ten aanzien van het gevelmateriaal, kleur, textuur, plastiek en gevelreliëf.

Toetsing

Ter plaatse van het plangebied wordt bedrijfsgebouwen mogelijk gemaakt. Per gevel varieert de kwaliteitszone; er is zowel sprake van een type A, B als C, zie figuur 3.1. In het beeldkwaliteitsplan zijn ter illustratie voorbeelden van dergelijke gevelbeelden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0007.png"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart geveltypes, Beelkwaliteitsplan Lucentterrein (bron: beeldkwaliteitsplan)

Het plan sluit zoveel mogelijk aan bij de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan. De welstandscommissie heeft het plan beoordeeld en akkoord bevonden. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

Klimaatbeleid

Huizen heeft de ambitie een klimaatneutrale gemeente te worden en voert om die reden een actief klimaatbeleid. Bij bouwplannen, die met privaatrechtelijke medewerking van de gemeente worden ontwikkeld, richten de beleidsmogelijkheden van de gemeente zich voor wat betreft de ruimtelijke procedure op het signaleren van de onderstaande elementen uit de Trias Energetica (driestappenstrategie energiebewust ontwerpen):

  • 1. het verminderen van de vraag naar energie; hierbij moet worden gedacht aan compact bouwen, zongerichte verkaveling en zongericht bouwen;
  • 2. gebruik van duurzame energiebronnen; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde oriëntatie en hellingshoeken van daken in verband met plaatsing van zonnepanelen en zonneboilers;
  • 3. het inzetten van energie-efficiënte technieken; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde bodemopslagcapaciteit bij warmte/koudeopslag.

Toetsing

Bij het ontwerp is/wordt aandacht besteed aan het aspect duurzaamheid, zodat het plan past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke klimaatbeleid. In paragraaf 4.12 wordt hier nader op ingegaan.

Leidraad groen- en boomstructuur

De leidraad groen- en boomstructuur schetst de hoofdlijnen van het beleid voor het openbaar groen binnen de bebouwde kom van Huizen. Met de leidraad worden drie niveaus binnen de wijken van de Gemeente Huizen vastgesteld:

  • 1. Stedelijk niveau - dit is groen en zijn bomen langs gebiedsontsluitingswegen dat van belang voor de gehele Gemeente Huizen. Bijvoorbeeld als benadrukking van ontsluiting van de wijk of park. Voor de openbare bomen uitsluitend bomen langs gebiedsontsluitingswegen (verkeersfunctie) zijn de boomsoorten van te voren bepaald.
  • 2. Wijk niveau - dit is groen met een gebruiksfunctie voor de gehele wijk inclusief de bomen. De soorten bomen kunnen in overleg met bewoners worden bepaald.
  • 3. Overig groen - groen wat belangrijk is voor direct aanwonende maar geen meerwaarde heeft voor de totale wijk.

Toetsing

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een groen- en boomstructuur. Langs de Bestevaer zijn wel bomen aanwezig. Dit bomen worden zoveel mogelijk behouden. Ten behoeve van de verkeersveiligheid wordt, in overleg met de gemeente, zowel de infrastructuur als het groen ter plaatse iets anders ingericht.

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Onderzoek

Het plangebied is gelegen ten westen van de industriewijk 't Plaveen. In de omgeving van het plangebied zijn woningen en andere functies gelegen zoals horeca, kantoren en winkels. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie. Het plan betreft het verplaatsen van de Lidl en uitbreiding van het bijbehorende kantoorgebouw met daarbij behorende functies. De nieuwe locatie kent reeds een bestemming 'Gemengd - 2'. Om de winkel mogelijk te maken wordt daar een aanduiding detailhandel aan toegevoegd. In de regels wordt vastgelegd dat ter plaatse van de aanduiding detailhandel de bedrijfsvloeroppervlakte van de supermarkt ten hoogste 1.500 m² mag bedragen en het verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 1.200 m². De huidige winkellocatie wordt eveneens voorzien van de bestemming 'Gemengd-2' en krijgt vanwege de gewenste flexibiliteit tevens een aanduiding kantoor, maatschappelijk en horeca (ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 500 m²).

Op basis van het vigerend bestemmingsplan zijn ter plaatse van de nieuwe winkel reeds maatschappelijk functies, kantoren, cultuur, sport- en recreatie uit milieucategorie 3.1, bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' en volumineuze detailhandel toegestaan. In het vigerend bestemmingsplan is reeds onderbouwd dat deze activiteiten passen qua aard en omvang en uitstraling naar de omgeving in het gebied. Aanvullend wordt met dit bestemmingsplan op die locatie detailhandel toegestaan, zodat de supermarkt zich daar kan vestigen. Een supermarkt wordt op basis van de VNG-publicatie ingedeeld in categorie 1 waarvoor in een gemengd gebied een richtafstand van 0 m geldt. In de praktijk is echter gebleken dat deze richtafstand in veel gevallen onvoldoende is als gevolg van het laden en lossen en het gebruik van winkelwagens. Dit leidt tot geluidhinder. Een richtafstand van 30/50 meter is hierdoor realistischer. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op een afstand van ruim 50 meter. Aangezien deze activiteiten op meer dan 50 meter afstand tussen de bestaande woningen zullen plaatsvinden, wordt in dit geval geen hinder verwacht.

Op de locatie waar de huidige supermarkt is gelegen wordt de bestemming gewijzigd naar “Gemengd 2” zonder aanduiding detailhandel. Hier vindt uitbreiding van het huidige kantoorgebouw plaats met daarnaast de functies cultuur, sport- en recreatie uit milieucategorie 3.1, horeca (tot maximaal 500 m2) en maatschappelijke functies. Uitgaande van een rustige woonwijk geldt hiervoor een richtafstand van 50 meter. De dichtstbijzijnde woning is gelegen op een afstand van circa 150 meter. Aangezien de dichtstbijzijnde woningen op meer dan 50 meter afstand staan blijft een goed woon- en leefklimaat voor deze woningen gehandhaafd.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van de omliggende woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is geen sprake van het oprichten van woningen waardoor omliggende bedrijven geschaad kunnen worden in hun belangen. Het aspect bedrijven en milieuhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.2 Verkeer en parkeren

Normstelling en beleid

De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is bepaald op basis van de gemeentelijke parkeernormen, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Haven en Bedrijventerreinen'. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is bepaald op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Uitgangspunten voor de te berekenen verkeersgeneratie zijn een ligging in de rest van de bebouwde kom, de gemeente heeft daarnaast een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid. Binnen de bandbreedte van de kencijfers wordt het gemiddelde gehanteerd.

Onderzoek

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het plangebied is gelegen op de hoek van de Bestevaer / Warandebergstraat. Het parkeerterrein (en tevens de parkeergarage) wordt, net als op de voormalige locatie, primair ontsloten via de Warandebergstraat. Daarnaast ontsluit het parkeerterrein op de Bestevaer voor alleen uitgaand verkeer. De Warandebergstraat is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 30 km/u en ontsluit voornamelijk bestemmingsverkeer van aangelegen bedrijven. In noordelijke richting ontsluit het op de Bestevaer, in zuidwestelijke richting op de Baanbergerweg, beide gebiedsontsluitingswegen met een maximum snelheid van 50 km/u. De Warandebergstraat is dusdanig ingericht dat met name via de Bestevaer de omliggende wijken goed bereikbaar zijn, de ontsluiting voor het gemotoriseerd verkeer is goed.

Het expeditiehof, voor het laden en lossen van goederen, vindt plaats via de ventweg van de Bestevaer. Er zal een nieuwe verbinding worden gerealiseerd om deze ontsluiting mogelijk te maken. Conflictsituaties tussen autoverkeer (bezoekers) en het vrachtverkeer (expeditie) worden op deze manier zoveel mogelijk vermeden.

Ontsluiting overig verkeer

De dichtstbijzijnde openbaar vervoerhalte is gelegen op enkele minuten loopafstand aan de Bestevaer. Hier halteert meerdere keren per uur een buslijn van en naar het busstation van Huizen. Voor voetgangers zijn de omliggende wegen voorzien van trottoirs. Op de Warandebergstraat maken fietsers en gemotoriseerd verkeer gebruik van dezelfde rijbaan. Aan de Bestevaer en de Baanbergerweg zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. De Lidl trekt met name gemotoriseerd verkeer aan, derhalve is de ontsluiting van het plangebied voor alle modaliteiten goed te noemen.

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van de transformatie van het voormalige winkelpand van Lidl en voor de realisatie van de nieuwe locatie. De uitgangspunten zijn weergeven in tabel 4.1. De voormalige winkel maakt naast kantoorfunctie nu ook 500 m2 bvo mogelijk voor nader in te delen functies. In het kader van een worst case-scenario is de parkeerbehoefte voor horeca opgenomen, deze bezit de hoogste parkeernorm.

Tabel 4.1 Parkeerbalans

Functie   Parkeernorm   Parkeerbehoefte   Parkeeraanbod  
1.500 m2 Lidl   1 pp per 25 m2    60 parkeerplaatsen    
2.100 m2 overig bedrijfspand   1 pp per 50 m2    42 parkeerplaatsen    
Totaal nieuwe winkellocatie     102 parkeerplaatsen   240 parkeerplaatsen  
1.500 m2 kantoor   1 pp per 40 m2    38 parkeerplaatsen    
500 m2 horeca   1 pp per 15 m2    34 parkeerplaatsen    
Totaal voormalige winkellocatie     72 parkeerplaatsen   138 parkeerplaatsen  

In de planregels van het bestemmingsplan is opgenomen dat bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorend bouwperceel voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Uit tabel 4.1 blijkt dat er meer parkeerplaatsen worden voorzien dan volgens de parkeernormen van de gemeente nodig zijn. Het aspect parkeren leidt dan ook niet tot knelpunten.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie van de winkel van Lidl zal door de verplaatsing van de supermarkt niet wijzigen. De kantoorfunctie en overige functies in het plangebied zullen daarentegen wel extra verkeer genereren. De verkeersgeneratie van de gehele ontwikkeling is opgenomen in tabel 4.2. De kencijfers in de tabel zijn op basis van een weekdag uit CROW publicatie 317. Maatgevend is een werkdag, hiervoor is de factor 1,2 gehanteerd.

Tabel 4.2 Verkeersgeneratie plangebied in mvt/etmaal

Functie   In mvt/etmaal   Verkeersgeneratieweekdag   Verkeersgeneratie werkdag  
1.500 m2 Lidl   117 mvt/100 m2 bvo   1.750 mvt/etmaal   2.100 mvt/etmaal  
2.100 m2 arbeidsintensief   10 mvt/100 m2 bvo   210 mvt/etmaal   250 mvt/etmaal  
Plangebied nieuwe Lidl     1.960 mvt/etmaal   2.350 mvt/etmaal  
1.500 m2 kantoor   16,6 mvt/100 m2 bvo   250 mvt/etmaal   300 mvt/etmaal  
500 m2 horeca   *   680 mvt/etmaal   800 mvt/etmaal  
Plangebied voormalige Lidl     930 mvt/etmaal   1.100 mvt/etmaal  
Totaal     2.890 mvt/etmaal   3.450 mvt/etmaal  

* van een algemene horeca-functie zijn geen kencijfers beschikbaar, worst case wordt uitgegaan van een turnover van 10 auto's per parkeerplaats

In de toekomstige situatie bedraagt de verkeersgeneratie circa 3.450 mvt/etmaal op basis van een gemiddelde werkdag. De verkeersafwikkeling vindt ook op gelijke wijze plaats, voornamelijk via de Bestevaer.

Ontwikkelingen (zoals de vestiging van Lidl) die ter plaatse van het Lucentterrein mogelijk zijn en die extra verkeersgeneratie met zich meebrengen zijn in het vigerend bestemmingsplan reeds beschouwd. De ontwikkelingen vallen binnen de scope en uitgangspunten van het regionale verkeersprognosemodel voor het jaar 2020. Ook zijn in het regionale verkeersmodel alle infrastructurele ontwikkelingen (zoals de rotonde van de Warandebergstraat met de Bestevaer) opgenomen. Daarnaast zijn economische groeiscenario's meegenomen zoals die zijn opgesteld door het Centraal Planbureau. Knelpunten werden ten tijde van het opstellen van het vigerende bestemmingsplan niet voorzien.

Bij een verkeerstoename door een ontwikkeling zijn kruispunten leidend voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling. Volledigheidshalve is in het kader van voorliggend bestemmingsplan voor de afwikkeling van het verkeer op de rotonde een indicatieve kruispuntberekeningen uitgevoerd (CROW meerstrooksrotondeverkenner). De intensiteiten van de aanliggende takken zijn achterhaald van de Geluidkartering van de gemeente Huizen, welke digitaal raadpleegbaar is. De Warandebergstraat (zuidelijke tak) is hierin niet opgenomen. De intensiteit daar bestaan voornamelijk uit het bestemmingsverkeer van in dit geval de Karwei. Voor de berekening is de totale verkeersgeneratie uit tabel 4.2 daarom verhoogd met de verkeersaantrekking van de Karwei. Voor de Karwei is worst case gerekend met 4.500 m2 bvo, de verkeersaantrekking voor een bouwmarkt bedraagt 30 mvt / 100 m2 bvo. De verkeersintensiteit van de Warandebergstraat bedraagt daardoor 3.450 + 1.350 = 4.800 mvt/etmaal op basis van een werkdag. De overige intensiteiten zijn op basis van een weekdag en daardoor opgehoogd met de factor 1,2. De berekening gaat uit van pae (personenautoequivalent), hiervoor is de factor 1,08 toegepast. Het in- en uitgaand verkeer op de rotonde, evenals de spitsintensiteiten zijn maatgevend voor de berekening. Gemakshalve zijn vuistregels gehanteerd, waardoor de etmaal intensiteit gelijkwaardig is verdeeld over het in- en uitgaand verkeer en de spitsintensiteit 10% van de etmaalintensiteit bedraagt. Met deze uitgangspunten bedraagt de verzadigingsgraad (verhouding intensiteit versus capaciteit) van de rotonde 0,74. Tot een verzadingsgraad van 0,8 ontstaan er geen knelpunten op de rotonde. Op basis van deze cijfers blijkt dat de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling goed kan worden afgewikkeld.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor alle vervoerswijzen goed. In het plangebied worden meer parkeerplaatsen voorzien dan volgens de parkeernormen benodigd zijn. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling is reeds ondervangen in het vigerend bestemmingsplan. Daarnaast blijkt uit een indicatieve kruispuntberekening dat de verkeerstoename goed op de rotonde kan worden afgewikkeld. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Ook is akoestisch onderzoek noodzakelijk bij de reconstructie van bestaande of aanleg van nieuwe wegen. In onderhavig plan worden geen nieuwe woningen en nieuwe wegen mogelijk gemaakt. Wel vindt er een reconstructie ter plaatse van de aansluiting van het plangebied op de Bestevaer door toevoeging van een uitrit.

Conclusie

Aangezien ter plaatse van de uitrit sprake is van een 30 km/h-regime gelden geen onderzoekszones. Een akoestisch onderzoek is niet nodig. Het aspect wegverkeerslawaai vormt daardoor geen belemmering.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0008.png"

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2015 als in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Ceintuurbaan (dit is de maatgevende doorgaande weg in de directe omgeving van het plangebied die in de Monitoringstool is opgenomen) onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentratie NO2 bedraagt minder dan 25 µg /m³, voor PM10 bedraagt de concentratie minder dan 20 µg /m³ en voor PM2,5 is dit minder dan 12 µg /m³.

De verkeersgeneratie van de Lidl zal door de verplaatsing van de supermarkt niet wijzigen. In de voormalige Lidl worden een kantoorfunctie, horeca en/of maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt als bestemming. De beoogde ontwikkeling leidt tot een toename van verkeer van 1.140 mvt/etmaal (zie tabel 4.2: 2.890 mvt/etmaal - 1.750 mvt/etmaal) (weekdaggemiddelde).

Hierbij wordt uitgegaan van een aandeel vrachtverkeer van 2 %. Middels de NIBM-tool is berekend of de toename niet in betekenende mate is.

Tabel 4.4 NIBM-tool

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0009.png"

Uit de nimb-tool blijkt dat de verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 1,14 en van fijn stof van 0,19 µg/m³. Beide toenames blijven onder de 1,2 µg/m³.

Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Natuur


Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Eemmeer & Gooimeer Zuidoever en ligt op een afstand van circa 450 m. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 3,4 kilometer afstand, in nabijheid van het plangebied is geen weidevogelgebied aanwezig.

Vanwege de stedelijke ligging van het plangebied zal de ontwikkeling niet leiden tot negatieve effecten als areaalverlies, versnippering, effecten op de waterhuishouding of verstoring. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied Eemmeer & Gooimeer Zuidoever is niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is het Naardermeer en ligt op ca 6,3 kilometer afstand. Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling zal dit niet leiden tot een meetbare toename in stikstofdepositie ter plaatse van het stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. Significant negatieve effecten zijn dan ook uit te sluiten.

Soortenbescherming

Er is het voornemen voor de uitbreiding van het hoofdkantoor van de Lidl te Huizen dat zal samen gaan met de verplaatsing van de Lidl-supermarkt. Deze activiteit zou kunnen samen gaan met effecten op beschermde planten- en diersoorten. Op grond hiervan is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten (zie bijlage 1). Uit bijlage 1 volgt dat het voorkomen van internationaal beschermde soorten is uitgesloten. Er zijn geen mogelijkheden voor vleermuizen en broedvogels om er te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren. Er kunnen algemene nationaal beschermde amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Noord-Holland. Voor overige soort(groep)en, inclusief broedvogels, is het gebied volledig ongeschikt. Het voorkomen van overige beschermde soorten is derhalve uitgesloten.

Conclusie

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen van de Lidl te Huizen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.6 Waterparagraaf

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van het voorgenomen plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf. Rijkswaterstaat is de waterbeheerder van het Gooimeer en de haven inclusief de waterpartij ten noordoosten van het plangebied.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap, Rijkswaterstaat en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Rijkswaterstaat

  • Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016 -2021 (Bprw 2016-2021)

Waterschap AGV:

  • Waterbeheerplan Amstel, Gooi en Vecht 2016-2021 (WBP 2016-2021)

Gemeentelijk

  • Gemeentelijk Rioleringsplan en Waterplan Huizen 2016-2025

Rijkswaterstaatsbeleid

Het Gooimeer en de Haven zijn onderdeel van de Randmeren Zuid. Dit is een KRW waterlichaam, met doeltype M14. De fysische kwaliteit, met name de fosfaat en nitraat belasting is de laatste jaren sterk verbeterd, maar de ecologische waterkwaliteit wordt nog steeds als matig beoordeeld. De prognose is dat in 2027 het Goed Ecologisch Potentieel van het doeltype behaald zal worden, met betrekking tot de ecologische parameters. In het Bprw 2016-2021 zijn geen specifieke maatregelen bepaald voor het Gooimeer. De komende jaren wordt er een nieuw peilbesluit voorbereid om een flexibeler peilbeheer in het IJsselmeergebied te kunnen voeren om zo over voldoende zoetwater te kunnen beschikken. Dit is in het kader van het Deltaprogramma Zoetwatervoorziening.

Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerplan 2016-2021 bouwt voort op het plan voor de periode 2010-2015 en houdt tegelijk rekening met nieuwe ontwikkeling. Het waterbeheerplan is op 8 oktober 2015 goedgekeurd door het Algemeen Bestuur van het waterschap en is vanaf 1 januari 2016 van kracht.

In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 op hoofdlijnen. Hierin staat wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem. Het waterschap wil open en toegankelijk zijn, actief naar samenwerking zoeken en de dialoog aangaan. De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:

  • Samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;
  • Een klimaatbestendig en daarmee waterrobuust gebied;
  • Steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte;
  • Een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
  • Water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
  • Gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
  • Gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen, andere overheden en marktpartijen;
  • Vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit voor burgers en bedrijven;
  • Afstemming over alle watertaken per stroomgebied (i.c. Rijn-West);
  • Behoud van de zelfstandige bevoegdheid.

Gemeentelijk beleid

Het stedelijk Waterplan Huizen 2016-2025 biedt een visie op het watersysteem in de planperiode. In het Waterplan is de huidige watersituatie vastgelegd en zijn verbeterpunten benoemd. Dit heeft geleid tot een aantal maatregelen, die door de gemeente binnen de planperiode tot uitvoer zullen worden gebracht. Het streven is een goed functionerend stedelijk watersysteem en een vergroting van de ecologische waarde en daarmee de belevings- en gebruikswaarde van het water.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2025 is een belangrijk beleidsuitgangspunt het klimaatbestendig maken van Huizen. In de toekomst zullen door klimaatverandering regenbuien extremer worden en daarnaast langere periodes van droogte ontstaan. Om wateroverlast, droogte en hittestress te verminderen wordt er ingezet op het zoveel mogelijk lokaal vasthouden van hemelwater, zonder dat er wateroverlast ontstaat. Bij nieuwbouw dient het hemelwater op eigen terrein verwerkt te worden, daar waar dit technisch mogelijk is. Daarvoor dienen verharde oppervlakken beperkt te worden en bijvoorbeeld waterdoorlatend uitgevoerd te worden. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld groene daken worden toegepast.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt ten noordwesten van het centrum van Huizen. Het plangebied waar de supermarkt gepland is wordt als volledig onverhard gezien. In het verleden was dit terrein wel reeds verhard en had het de bestemming industrie. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Het plangebied ligt op de zogenaamde hoge gronden, hiervoor geldt geen peilbesluit van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. De afwatering van het gebied gaat volledig via de riolering en voorzieningen op of onder het maaiveld. Het stedelijk watersysteem wordt niet belast door de afwatering van de percelen. Op basis hiervan kan vrijstelling verkregen worden op de watercompensatieregels van de Keur van het waterschap. Een melding bij het waterschap kan hiervoor volstaan.

Het plangebied grenst aan de noordoostzijde aan een waterpartij die via een duiker en stuw in verbinding staat met de haven en het Gooimeer. Rijkswaterstaat is hiervan de waterbeheerder. Het dagelijkse beheer wordt uitgevoerd door de gemeente.

Bodem en grondwater

De maaiveldhoogte ligt op circa NAP + 3,30m. De bodem van het plangebied bestaat uit zand. De grondwaterstand varieert en is afhankelijk van neerslagoverschot en de aftand tot open water. Het gestuwde waterpeil in de waterpartij aan de overkant van de Bestevaer bedraagt NAP +0,15m tot +0,40m. De grondwaterstand zal hierboven liggen. Op basis van peilbuismetingen in de buurt valt een maximale grondwaterstand van NAP + 0,90m te verwachten.

Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering, maar ligt op de hoge gronden. Op basis waarvan er voldoende veiligheid bestaat tegen overstromingen.

Afvalwaterketen en riolering

In de huidige situatie is het plangebied niet aangesloten op de gemeentelijke riolering. Aan de Bestevaerzijde loopt een gemengd afvalwaterriool door de straat dat loost op de rioolwaterzuivering. In de Warandebergstraat loopt een gescheiden rioolstelsel waarvan het hemelwaterriool loost op de waterpartij aan de overkant van de straat. Hierop mag niet worden aangesloten. Dit stelsel is bedoeld om in de nabije toekomst overmatig regenwater af te voeren van bovenstrooms gelegen gebieden. Waardoor er hier minder kans op wateroverlast ontstaat.

Toekomstige situatie

Algemeen
In de toekomstige situatie is nieuwbouw van een supermarkt en de aanleg van een parkeerterrein beoogd. IAls gevolg van de beoogde ontwikkeling zal er circa 8.625 m2 aan verharding worden toegevoegd. Deels wordt het plangebied bebouwd en deels wordt er verharding aangelegd t.b.v. parkeerplaatsen.

Op basis van het beleid uit het Gemeentelijke Rioleringsplan 2016-2025 dient het regenwater van de nieuwbouw op eigen terrein te worden verwerkt. Hiermee wordt het bestaande gemengde rioolstelsel ontlast, waardoor er minder snel wateroverlast ontstaat en het regenwater langer vastgehouden in de bodem. De bodemopbouw leent zich voor infiltratie van afstromend regenwater. Onderzoek moet uitwijzen wat de doorlatendheid en de grondwaterstand ter plaatste is om de benodigde infiltratievoorzieningen voor het hemelwater op eigen terrein te kunnen bepalen. Om de kans op wateroverlast en –schade te voorkomen wordt geadviseerd het peil van de begane grondvloer 25 cm boven de kruin van de weg aan te leggen.

Aangezien het plangebied op de zogenaamde hoge gronden ligt kan voor het plan vrijstelling worden verleend van de watercompensatieregels van de Keur van het waterschap. Een melding bij het waterschap bij de aanvraag van de omgevingsvergunning kan hiervoor volstaan.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Doordat het hemelwater op eigen terrein verwerkt wordt, wordt het gemengde rioolstelsel ontlast en zullen er minder noodoverstorten plaatsvinden vanuit het gemengde stelsel op het Gooimeer. Hierdoor zal de watersysteemkwaliteit en de ecologie lokaal verbeteren.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Het afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Vanuit het gemeentelijke beleid wordt voor de verwerking van hemelwater de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater op eigen terrein.

Dit is voor dit bouwplan technisch te realiseren, zodat het afstromend hemelwater niet geloosd mag worden naar het oppervlaktewater via het hemelwaterriool.

Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater in beheer bij het waterschap. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Volgens de professionele risicokaart zijn er in de omgeving van het plangebied enkele risicovolle inrichtingen gelegen. In figuur 4.1 is een uitsnede van de professionele risicokaart opgenomen waarop de inrichtingen zijn weergegeven. Het bedrijf BN International BV is gelegen aan de Rokerijweg 5, ten zuidwesten van het plangebied. Binnen dit bedrijf worden gevaarlijke stoffen en brandbare en zeer licht onbrandbare vloeistoffen opgeslagen. Ter plaatse van de locaties Ambachtsweg 20 en 50 en Eemlandweg 9 zijn LPG-tankstations gevestigd. Ten zuiden van het plangebied is een gasdrukregel- en meetstation gevestigd. Het plangebied is niet gelegen binnen de PR10-6 risicocontour van bovenstaande risicobronnen. Gezien de ligging buiten het invloedsgebied van de drie LPG-tankstations is een groepsrisicoberekening niet noodzakelijk.

Door de gemeente Huizen is een 'Route gevaarlijke stoffen' vastgesteld die onder andere langs de LPG-tankstations loopt. Gelet op het beperkte transport met gevaarlijke stoffen over deze route zal het groepsrisico niet groter zijn dan 0,1 * de oriëntatiewaarde. Vanwege de afstand van het plangebied tot deze route (> 250 m) en de beperkte transportaantallen die hierover vervoerd worden zal dit niet leiden tot externe veiligheidsrisico's ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPLIDL2017-VG02_0010.png"

Figuur 4.1 Uitsnede kaart externe veiligheid met ligging plangebied (oranje omkaderd) (bron: Professionele risicokaart)

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten zuiden van het plangebied ligt een hogedrukaardgasleiding ( W-533-03). De buisleiding heeft een diameter van 8 inch en een werkdruk van 40 bar, het invloedsgebied bedraagt 95 meter. Het plangebied ligt op circa 305 meter en ligt derhalve niet in het invloedsgebied.

Verder vindt er in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg of het water dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie ter plaatse van het plangebied.

 

Conclusie 

De risicobronnen in de directe omgeving zijn niet van invloed op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.

4.8 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet, in verband met de uitvoerbaarheid van een plan, rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging moet de bodemkwaliteit voldoende zijn voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Uit de Wet bodembescherming volgt dat als de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet voor de beoogde functie, de grond moet worden gesaneerd zodat zij geschikt is voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen moet ten minste een historisch onderzoek zijn verricht. Als uit het historisch onderzoek blijkt dat op de betreffende locatie sprake was van activiteiten met een verhoogd risico op bodemverontreiniging, moet een volledig verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Onderzoek

Bodem

Ten behoeve van voorliggend plan is een bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). De aanleiding voor de uitvoering van het bodemonderzoek was de voorgenomen aankoop van de locatie met als doel om hier een winkelpand met parkeerterrein te realiseren.


In 2011/2012 heeft op de locatie een in-situ bodemsanering plaatsgevonden van een verontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen (VOCl). De doelstelling was het wegnemen van mogelijke milieuhygiënische belemmeringen voor de toekomstige herontwikkeling (uitgaande van de meest kritische functie "wonen met tuin") en het bijdragen aan het ontstaan van een milieuhygiënisch acceptabele eindsituatie in het grondwater. Concreet betekent dit dat het grondwater is gesaneerd tot onder de interventiewaarden tot een maximale diepte van 9 meter.


Het saneringsresultaat is akkoord bevonden door het bevoegd gezag (i.e. provincie NH). In het verkennend bodemonderzoek is dit niet langer een aandachtspunt. Op basis van de resultaten van het vooronderzoek is bij het verkennend onderzoek uitgegaan van de onderzoekshypothese 'verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreiniging op schaal van monsterneming'.


Bij de uitvoering van het onderzoek zijn op het maaiveld van de onderzoekslocatie visueel géén asbestverdachte materialen aangetroffen. Ook anderszins zijn bij de uitvoering van het veldwerk geen waarnemingen gedaan die een mogelijke aanwijzing zouden kunnen zijn voor bodemverontreiniging. De locatie is ten aanzien van de parameter asbest als onverdacht beschouwd.


Uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat de grond niet is verontreinigd. In het grondwater zijn, behalve een lichte overschrijding van de streefwaarde voor barium, eveneens géén verontreinigingen aangetroffen. Uit het onderzoek blijkt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van het terrein met een winkelpand en parkeerterrein.


VOCl-verontreiniging grondwater

Omdat op de locatie een ondergrondse parkeerkelder is voorzien, is de kwaliteit van het diepere grondwater toch van belang. Bij het graven van de kelder kan immers ook dieper gelegen grondwater worden onttrokken.


In voorgaande onderzoeken is op en stroomafwaarts van de planlocatie een (diepere) grondwaterverontreiniging met VOCl aangetoond. In 2013 is een actualisatie-onderzoek grondwater uitgevoerd. Aanleiding hiervoor was de in 2010/2011 uitgevoerde bouwputbemaling en schermbemaling ten behoeve van de nieuwbouw van Lidl. Deze bouwputbemaling is uitgevoerd in samenloop met de bronsanering van de VOCl-verontreiniging. Bij de bemaling is gedurende langere tijd met relatief grote debieten grondwater onttrokken (aanleg parkeerkelder). Er is onderzocht of de dieper gelegen grondwaterverontreinigingen als gevolg van de bemalingsactiviteiten waren verplaatst.


Het ondiepe grondwater (tot 15 m-mv) bleek nagenoeg niet te zijn beïnvloed door de bovenstaande activiteiten. De verontreiniging in het middeldiepe (1540 m-mv) en diepe (beneden 40 m-mv) waren wel beïnvloed. Bij (langdurige) bouwputbemalingen moet rekening worden gehouden met verplaatsing van de aanwezige VOCl-verontreiniging. De VOCl-verontreiniging mag niet zodanig worden verplaatst dat deze binnen de eerste 5 meter onder het maaiveld wordt aangetroffen.


De diepere VOCl-verontreiniging (beneden 5 m-mv) is, door afkoop bij de provincie Noord-Holland, ondergebracht bij het gebiedsgericht grondwaterbeheer 't Gooi. De randvoorwaarden voor het grondwaterbeheer in 't Gooi zijn opgenomen in een raamplan en 6 bijbehorende deelplannen. Door de opname van de diepere VOCl-verontreiniging in het gebiedsbeheersplan is het niet meer mogelijk om een saneringsplicht als bedoeld in artikel Wet bodembescherming ten aanzien van de pluim te handhaven of een saneringsbevel op te leggen. In het gebiedsbeheerplan staan regels ten aanzien van bemalingen.


Ten aanzien van de voorgenomen aanleg van een ondergrondse parkeergarage houdt dit in, dat bemalingen zijn toegestaan mits deze van te voren zijn gemeld en goedgekeurd door het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Grondwateronttrekkingen tot en met 5 m³ per uur en korter dan één week zijn vrijgesteld van de meldingsplicht. Verplaatsingen van de diepere VOCl-verontreiniging naar een gebied binnen de eerste 5 meter onder het maaiveld zijn niet toegestaan.


Conclusie

Vanuit het oogpunt van de bodemkwaliteit zijn er geen bezwaren tegen het beoogd gebruik van de locatie voor de bouw van een winkelpand met parkeervoorziening. Bij bemalingsactiviteiten bestaat de kans op verplaatsing van een nog aanwezig (dieper gelegen) VOCl-verontreiniging. Bemalingen en verplaatsingen zijn, onder voorwaarden, mogelijk, maar moeten worden afgestemd met het bevoegd gezag.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

Toetsingskader

Op grond van de Erfgoedwet moet bij de vaststelling van een ruimtelijk plan rekening worden gehouden met de archeologische waarden. Rijksmonumenten worden eveneens beschermd via de Erfgoedwet. Gemeentelijke monumenten worden beschermd via de Erfgoedverordening.

Onderzoek

Conform het vigerende bestemmingsplan is sprake van een archeologische verwachtingswaarde. Bij ingrepen vanaf 10.000 m² en dieper dan 0,40 meter is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van cultuurhistorische waarden. Daarnaast wordt voornoemde drempelwaarde ten aanzien van archeologisch niet overschreden. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vraagt daarom niet om nadere aandacht en leidt niet tot belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Vormvrije-mer

Beleid en Normstelling 

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);

  • de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat;
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Met de beoogde ontwikkeling worden voornoemde drempelwaarden niet overschreden. Daarbij is er geen vergroting van de bedrijfsvloeroppervlakte ten opzichte van de huidige situatie. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor voorgenomen plan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.12 Duurzaamheid

Lidl Nederland investeert in duurzaamheid. De vastgoedafdeling van Lidl Nederland richt zich op expansiebouw- en vastgoedbeheer vraagstukken. Naast het faciliteren van de supermarktexploitatie worden nieuwe winkels geopend en bestaande winkels geoptimaliseerd. Hierbij wordt fors geïnvesteerd om het landelijke supermarktbestand te moderniseren, maar zeker ook te verduurzamen. Deze uitgangspunten vertalen zich in zowel de indeling als de uitstraling van de filialen. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de ruime entree, brede gangpaden en de comfortabele parkeervoorzieningen. Veiligheid, klantvriendelijkheid, gebruiksoptimalisatie, duurzaamheid, toegankelijkheid en uitstraling zijn belangrijke speerpunten. Ook op het gebied van energiebewust ondernemen, exploiteren en beheren van vastgoed neemt Lidl voortdurend initiatieven. Er wordt gebruik gemaakt van LED-verlichting, zonnepanelen, goede isolatiematerialen en van een energiezuinige installatie. Hierdoor zijn de Lidl-filialen 82% energiezuiniger dan conform wet- en regelgeving verplicht is. Gezien voorgaande kan geconcludeerd worden dat een serieuze inspanning wordt geleverd om te voorzien in een duurzaam gebouw. Daarbij is het hergebruiken van bestaande bebouwing per definitie duurzaam, omdat bestaande materialen grotendeels worden hergebruikt.

Hoofdstuk 5 Juridische beschrijving

5.1 Inleiding

In het algemeen kan worden gesteld dat in dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar bescherming en versterking van de aanwezige kwaliteiten enerzijds en naar verankering van nieuwe ontwikkelingen anderzijds. Er wordt voorzien in enige flexibiliteit, daar waar ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om het verplaatsen van reeds toegestane functies en het deels toestaan van nieuwe functies ter plaatse van bestaande bebouwing. Om de gebruiksmogelijkheden van percelen niet onnodig te beperken worden - daar waar dit niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteiten - de huidige bestemmingsplanmogelijkheden behouden en een verruiming geboden waar het gaat om de toegestane functies ter plaatse van de reeds toegestane dan wel bestaande bebouwing. Overigens is hierbij veelal aangesloten op de regelingen uit het vorige bestemmingsplan. Het zoveel mogelijk voorkomen van afwijkingen bevordert de rechtszekerheid. Het kan echter toch wenselijk zijn om enkele bouw- en/of gebruiksmogelijkheden op te nemen in de vorm van afwijkingen zodat er een extra toetsingsmoment is.

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Hierin is tevens opgenomen in welke mate ondergeschikte bouwdelen en de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden. Tevens is aangegeven voor welke bouwwerken en tot welke mate aangegeven hoogten mogen worden overschreden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Gemengd - 2 (artikel 3)

Binnen deze bestemming zijn diverse functies mogelijk (kantoren, detailhandel, bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten). In het kader van het voorheen vigerende bestemmingsplan heeft overeenkomstig de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie overleg plaatsgevonden met de regionale adviescommissie detailhandel Noord-Holland Zuid (RAC). Dit heeft eerder geleid tot een limitering van de hoeveelheid toe te voegen m2 bvo aan volumineuze detailhandel tot maximaal 2.400 m. Na overleg met de provincie is dit nu niet meer direct, maar met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.


Voor de toegestane bedrijven is afwijking middels een omgevingsvergunning mogelijk wanneer bedrijven uit ten hoogste twee categorieën hoger, naar aard en invloed op de omgeving, geacht kunnen worden te behoren tot milieucategorie 2.

Kantoor (artikel 4)

Het reeds bestaande kantoorpand is wederom voorzien van een kantoorbestemming. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang is tevens een onderdoorgang toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 5)

Wegen die aangeduid zijn als 30 km/h-wegen zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Ook de binnen het plangebied aanwezige openbare ruimten en eventuele groenvoorzieningen zijn als zodanig bestemd. Binnen de bestemming is één specifieke aanduiding opgenomen voor de reeds aanwezige ondergrondse parkeergarage.

Waarde - Archeologie (artikel 6)

Bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen in een gedeelte van het plangebied moet worden gezocht naar beschermings- en inpassingmogelijkheden van eventuele archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is, in lijn met het vigerende bestemmingsplan, gehanteerd voor de gebieden die door de Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland zijn aangemerkt als gebieden waar een bijzonder archeologische regime van toepassing moet zijn, vanwege de verwachte aanwezigheid van archeologische bodemsporen en voorwerpen. Zoals in paragraaf 4.9, is er één regime relevant voor de beoogde ontwikkeling. Deze is dan ook opgenomen in het bestemmingsplan.

In het gebied met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie dient een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd indien de ontwikkeling een oppervlakte heeft van meer dan 10.000 m² en indien het een ontwikkeling betreft die dieper reikt dan 40 cm beneden het maaiveld.

5.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel (artikel 7)

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene afwijkingsregels (artikel 8)

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Algemene wijzigingsregels (artikel 9)

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Overige regels (artikel 10)

Onder de overige regels is voorzien in een parkeerregeling. Daarmee wordt geborgd dat bij het oprichten van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering van functie op het perceel, voldaan moet worden aan de van toepassing zijnde parkeernormen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11)

Dit betreft een standaardregeling die wettelijk is voorgeschreven en in bestemmingsplannen dient te worden opgenomen. Onderscheid wordt gemaakt tussen het overgangsrecht voor bouwwerken en het gebruik van gronden en bouwwerken.

Slotregel (artikel 12)

Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.

De gemeente zal een anterieure overeenkomst sluiten met de betreffende partij waarin het kostenverhaal wordt geregeld. Hierdoor is een exploitatieplan niet noodzakelijk. De kosten voor de uitvoering van het bouwplan liggen volledig bij de ontwikkelende partij. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het wettelijke vooroverleg zijn de overlegpartners voorafgaand aan het ontwerpbestemmingsplan geraadpleegd. De opmerkingen zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 8 september 2017 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens de ter inzage legging is één zienswijze ingediend. De binnengekomen zienswijze is verwerkt in een Nota van zienswijzen (zie bijlage 4). Aangezien de zienswijze geen aanleiding geeft tot het wijzigingen van het plan wordt het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Na vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze perioden kan de belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend, beroep instellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan.