direct naar inhoud van Toelichting
Plan: BP Huizermaatweg 2 Huizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Huizermaatweg 2 te Huizen staan twee kantoorpanden. Deze panden zijn in gebruik voor huisvesting van statushouders en jongeren. De woningbouwcoöperatie De Alliantie heeft het voornemen deze locatie te ontwikkelen tot hoogstedelijk woongebied. De wens is om op deze locatie twee woongebouwen te realiseren van maximaal zes woonlagen en maximaal 72 appartementen waarvan 75% in de sociale sector.

In het vigerend bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Kantoor'. Voor gebieden, met op de verbeelding aangegeven de aanduiding 'wro - wijzigingsgebied 1', is het mogelijk om de bestemming geheel of gedeeltelijk te wijzigen naar de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Wonen'. Voor het plangebied is deze aanduiding echter niet opgenomen. Het is dan ook niet mogelijk om gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid. Om aan te sluiten bij de systematiek van het vigerende bestemmingsplan is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld conform dezelfde voorwaarden als opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het perceel aan de Huizermaatweg 2 in Huizen. Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied in groter en kleiner verband.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0001.jpg"

figuur 1.1: ligging plangebied in groter en kleiner verband

In de huidige situatie is het plangebied bebouwd met een kantoorgebouw aan de westzijde van het perceel. De oostzijde van het perceel bestaat uit een parkeerterrein, behorende bij het kantoor. De kantoren maken deel uit van het bebouwingslint aan de zuidzijde van de Huizermaatweg welke voornamelijk bestaat uit kantoorpanden en appartementencomplexen. Ten noorden van het plangebied ligt een woongebied bestaande uit voornamelijk grondgebonden woningen. Direct ten zuiden, aan de overzijde van het Gooierserf ligt scholengemeenschap het Erfgooierscollege. Aan de Graaf Wichman, ten westen van het plangebied ligt het busstation van Huizen. Door deze mix van functies, kan gesproken worden over een gemengd gebied, dat als gevolg van verschillende ontwikkelingen in de toekomst een woonkarakter zal krijgen.

1.3 Vigerende regeling

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Kom-Oost', onherroepelijk geworden op 2 september 2013. Figuur 1.2 betreft een uitsnede van de verbeelding ter plaatse van het plangebied.

Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan 'Kom-Oost' de bestemming 'Kantoor'. De locatie is verder voorzien van een bouwvlak en de aanduiding maximale goothoogte met hoogte 12 meter. De beoogde woningbouw is niet mogelijk op basis van de kantoorbestemming. Om die reden wordt het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0002.jpg"

figuur 1.2: uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kom-Oost'

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2: Beschrijving plangebied. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de huidige situatie en de beoogde functiewijziging en de nieuwe bebouwing;
  • hoofdstuk 3: Beleidskader en planologische toets. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling aan nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst, alsmede aan de voorwaarden (de wijzigingsregels) die gelden voor de planwijziging;
  • hoofdstuk 4: Sectorale onderzoeken naar onder andere archeologie, ecologie, water en eventuele milieuhinder;
  • hoofdstuk 5: Juridische planbeschrijving;
  • hoofdstuk 6: Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke consequenties van de wijziging.

2.1 Huidige situatie

Plangebied en omgeving

Het plangebied maakt onderdeel uit van de zogenoemde 'sociaaleconomische as' van Huizen. Deze gemengde zone, vormgegeven door het gebied langs de Huizermaatweg en het Gooierserf, zorgt voor de verbinding tussen het gemeentehuis en het winkelcentrum Oostermeent. Het gebied is in de gemeentelijk structuurvisie (zie paragraaf 3.3) als zodanig benoemd. Het gemengde gebied, bestaat uit een zone met wonen, werken en voorzieningen, waarvoor geldt dat de transformatie met wonen zorg moet dragen voor het verbeteren van de levendigheid van het gebied buiten kantooruren. De afgelopen jaren is reeds een begin gemaakt met de transformatie van leegstaande en verouderde kantoorpanden. De locatie Huizermaatweg 2 is de volgende stap in de verbetering van de sociaaleconomische as.

Het plangebied, is een smalle, lange strook langs de Huizermaatweg. Het gebied wordt begrensd door de parallelweg Gooierserf, die rondom het plangebied loopt en een nieuw zeslaags appartementencomplex, waar tot enkele jaren geleden nog een bedrijfshal heeft gestaan. Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een kantoorpand en twee parkeerterreinen. De bebouwing bestaat uit twee, tweelaagse gebouwdelen met kap, verbonden door een centrale entreeruimte. De hoofdtoegang tot het pand is gesitueerd aan de zijde van de Huizermaatweg. Figuur 2.1 laat het huidige straatbeeld zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0003.jpg"

figuur 2.1 Aanzicht vanaf de Huizermaatweg (bron: Google streetview)

De oostzijde van het plangebied is ingericht als parkeerterrein, bedoeld voor de kantoorfunctie. Het parkeerterrein is afsluitbaar door een hekwerk, aansluitend op een lage haag. Aan de westzijde van het kantoorgebouw, waar het Gooierserf om het plangebied heen draait, ligt een klein parkeerterrein bedoeld voor het parkeren van bezoekers.

2.2 Nieuwe situatie

Door de initiatiefnemer wordt een bouwplan ontwikkeld voor het plangebied waarbij invulling wordt gegeven aan de gewenste stedenbouwkundige invulling van de Huizermaatweg.

Het voornemen bestaat uit de bouw van twee woongebouwen van maximaal 6 woonlagen hoog. De torens worden geplaatst op een halfverdiepte parkeerkelder. In de twee woongebouwen, bedoeld voor sociale woningbouw, worden maximaal 72 appartementen gerealiseerd. De stijl van de woongebouwen komt overeen met de nieuwe appartementencomplexen langs de Huizermaatweg (zie figuur 2.2). Aan de zijde van de Huizermaatweg wordt geen buitenruimte voorzien. Balkons en loggia's worden enkel tussen de gebouwen en aan de zuidzijde van de appartementen gerealiseerd.

Voor het parkeren voorziet de nieuwbouw in een halfverdiepte parkeerkelder met een parkeerdek er boven. De halfverdiepte parkeerkelder en het parkeerdek bieden plaats aan minimaal 87 parkeerplaatsen en een inpandige fietsenstalling voor bewoners. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid de parkeerkelder af te dekken met een natuurdak. Hier kan echter ook gekozen worden voor een open constructie voor het deel tussen de bebouwing, waarbij door het plaatsen van verplaatsbare groenperken en plantenbakken een groene uitstraling wordt gerealiseerd. De parkeerkelder zal worden ontsloten aan de ventweg van de Huizermaatweg.

Ten aanzien van de bouwstijl en beeldkwaliteit van de bebouwing zal worden aangesloten bij de reeds bestaande woongebouwen direct ten westen van het plangebied. Hier staan 3 appartementencomplexen (twee gebouwen van 6 woonlagen en één gebouw 4 woonlagen), waarbij het parkeren is voorzien in een halfverdiepte, overdekte parkeerkelder. De parkeerkelder is afgedekt met een natuurdak. Figuur 2.2 laat foto's zien van de naastgelegen woongebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2: Foto's bebouwing Huizermaatweg Huizen ter illustratie bouwvoornemen

2.3 Ruimtelijke consequenties

Het totale plangebied heeft een oppervlakte van 2624 m2. Het kantoorgebouw heeft een footprint van circa 890 m2 en de parkeerterreinen en overige terreinverharding hebben een oppervlakte van circa 1350. m2. Het pangebied is daardoor voor ruim 85% verhard (= ca. 2240 m2).

De nieuwe footprint van de nieuwbouw, bestaande uit twee woontoren op een halfverdiepte parkeerkelder, heeft een oppervlakte van circa. 1525 m2. De overige gronden worden ingericht als openbare ruimte en verblijfsgebied. Hier worden onder andere groenperken voorzien. Dit betekent dat er sprake is van een behoorlijke afname van het aantal m² verharding op het perceel. Ten aanzien van dit aspect is er dus sprake van positieve ruimtelijke consequenties.

Ook de bouwmassa en goot- en bouwhoogte worden door de nieuwbouw in overeenstemming gebracht met de bebouwing in de omgeving. De voorziene 6 woonlagen komen overeen met de appartementencomplexen direct ten oosten van het plangebied en de scholengemeenschap aan de zuidzijde van het plangebied. Hiermee wordt de sociaaleconomische as langs de Huizermaatweg versterkt door de afronding van de westzijde van de as. De hoge rand aan de zuidzijde van de Huizermaatweg zorgt daarbij tevens voor een scherp contrast tussen het gemengde gebied van de sociaaleconomische as en de woongebieden ten noorden van het plangebied.

Met oog op het bovenstaande kan dan ook geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling gepaard gaat met positieve ruimtelijke consequenties.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding en conclusie

In dit hoofdstuk zijn de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat en is het bestemmingsplan getoetst aan dit beleid. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau.

3.2 Nationaal, provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro, 2012)

In artikel 3.1.6 lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Hier onder wordt puntsgewijs getoetst aan de Ladder.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub a Bro (trede 1)

Kwantitatieve behoefte

In september 2010 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de provinciale woonvisie 'Goed wonen in Noord-Holland 2010-2020' vastgesteld. Om uitvoering te geven aan de woonvisie zijn Regionale Actieprogramma's Wonen (RAP's) ontwikkeld. Dit gebeurde door de regio's in samenspraak met de provincie. De regionale behoefte is aangetoond en regionaal afgestemd in het Regionaal actieprogramma Wonen Gooi- en Vechtstreek 2011-2015 (herijking 22 maart 2012).

De regio zet in op het realiseren van 3.340 woningen in de periode 2010 t/m 2014 en 4.030 woningen in de periode 2015 t/m 2019. Uitgangspunt voor de verdeling per gemeente is de onderstaande tabel.

Tabel 3.1Woningmarktverkenning (Bron: Regionaal Actieprogramma)

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0005.png"

Uit tabel 3.1 blijkt dat er in de periode 2015-2019 450 nieuwe woningen gerealiseerd dienen te worden in Huizen. In tabel 3.2 is een overzicht gegeven van de capaciteit van de beoogde woningbouwplannen binnen de regio, onderverdeeld naar gemeente en onderverdeeld naar status: harde of zachte plannen. De plannen met een harde planstatus zijn het meest concreet qua aantallen en voor deze plannen is de zekerheid op realisatie het grootst.

Tabel 3.2 Plancapaciteit. (Bron: Regionaal Actieprogramma)

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0006.png"

Uit de harde plancapaciteit (2015) blijkt dat in de planperiode tot 2015 achter loopt op de behoefte in die periode (460). Voor de planperiode vanaf 2015 wordt geen onderscheid gemaakt in harde en zachte plancapaciteit. Wel kan geconcludeerd worden dat de totale plancapaciteit (121) substantieel lager is dan de behoefte aan nieuwe woningen in die periode (450). Voorliggend plan wordt naar verwachting na 2019 gerealiseerd, maar de verwachting is dat de behoefte aan sociale woningbouw (75% van de appartementen wordt sociale huur) ongemoeid hoog blijft in de regio.

Met oog op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een (substantiële en kwantitatieve) actuele regionale behoefte, en dat de plancapaciteit achter loopt bij deze behoefte.

Met dit project worden 72 huurappartementen gerealiseerd waarvan 75% sociaal. Het realiseren van deze woningen draagt substantieel bij aan het kleiner maken van het verschil tussen behoefte en plancapaciteit.

Kwalitatieve behoefte

In de Regionale Woonvisie van de 9 gemeenten uit het Gewest Gooi en Vechtstreek (2008) staan een aantal ambities geschetst met betrekking tot woonbeleid. Een van die ambities is het in beweging krijgen van de woningmarkt in het algemeen, waardoor specifieke doelgroepen meer kansen krijgen op de woningmarkt. Dit zijn vooral jongeren, jonge gezinnen en ouderen. Daarbij is diversiteit aan woonmilieus gewenst. Het Regionale Woningbouwprogramma (2012) is hierbij leidend. Uitgangspunt is dat alle gemeenten in de regio betaalbare nieuwbouw realiseren, zowel in de huur- als in de koopsector. Met de beoogde ontwikkeling wordt in de behoefte aan betaalbare nieuwbouw voorzien.

De te verwachten effecten

Geconcludeerd wordt dat de te verwachten effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat positief zijn. Er is sprake van een actuele regionale behoefte aan de appartementen, waardoor er beperkt effecten te verwachten zijn. Daarbij voorziet de ontwikkeling in de transformatie van bestaande leegstand, waardoor per saldo sprake is van een positief effect op het woon- en leefklimaat binnen de gemeente Huizen.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de eerste trede van duurzame verstedelijking.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub b Bro (trede 2)

Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde. Het betreft in dit geval een binnenstedelijke herstructureringslocatie.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub c Bro (trede 3)

In feite hoeft er niet aan deze trede getoetst te worden omdat het plangebied binnen het bestaand bebouwd gebied ligt. Desalniettemin is de locatie goed multimodaal ontsloten: de bereikbaarheid per auto is goed, de bereikbaarheid per fiets is goed en de locatie ligt pal naast het busstation die verbindingen heeft met de regio.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2.3 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2011)

Bestaand stedelijk gebied

In de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Verstedelijking dient plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied. De provincie zet in op verdere binnenstedelijke verdichting. Binnenstedelijke woningbouw en verdichting dienen echter niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het woon- en leefmilieu in stedelijk gebied. Bij de bouw van nieuwe woningen moet ervoor worden gezorgd dat het bouwproject waar nodig bijdraagt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen. Bij (her)inrichting van het stedelijk gebied wordt gestreefd naar beperking van negatieve invloeden op het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water.

Tevens is het plangebied aangeduid als bestaande kantoorlocatie. Bij kantoorlocatie stelt de structuurvisie dat het niet alleen gaat om de gebouwen zelf, maar ook de inpassing van het kantoor in de omgeving, de omliggende infrastructuur, inclusief parkeermogelijkheden. Ook de bereikbaarheid met het openbaar vervoer is belangrijk. Een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit en een goede inpassing zorgen voor een vervlechting van kantoren met het stedelijk gebied. Voor de vestiging van met name de grotere, internationale en internationaal georiënteerde kantoorbedrijven is met name de kwaliteit van het vestigingsklimaat, en dus ook de kwaliteit van de kantooromgeving belangrijk voor de locatie keuze. In bestaand bebouwd gebied is menging van kantoorfuncties met stedelijke functies als wonen, recreëren, winkelen en cultuur belangrijk om monofunctionele, geïsoleerde werkgebieden te voorkomen.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt binnenstedelijk. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse (zie paragraaf 4.8). Het voornemen voorziet in de transformatie van een kantoorpand. Het plangebied zal daardoor als kantoorlocatie vervallen. Doordat binnen de gemeente wordt voorzien in voldoende hoogwaardige kantoorlocaties, zal dit geen invloed hebben op de kantorensector binnen de gemeente Huizen. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de structuurvisie.

3.2.4 Provinciale Ruimtelijke Verordening (2014)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, moeten voldoen. Provinciale Staten hebben de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie van Noord-Holland op 3 februari 2014 vastgesteld.

Voor de beoogde ontwikkeling is het bepaalde in artikel 13 'nieuwe woningbouw' relevant. Hierin is bepaald dat woningbouw toegestaan is binnen het bestaand bebouwd gebied. Verder komt er geen concreet beleid voort uit de verordening.

3.2.5 Regionale woonvisie Gooi en Vechtstreek 2008

In de woonvisie wordt het gezamenlijke toekomstbeeld voor de regio voor de komende jaren geschetst. De kernambities van de regionale woonvisie zijn:

  • 1. een economische en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
  • 2. meer beweging en meer keuze op de woning markt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, dat wil zeggen jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben;
  • 3. diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
  • 4. de Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.

Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:

  • 1. focus op mensen met minder kansen op de woningmarkt, vooral jongeren, jonge gezinnen van 30 - 45 jaar, en mensen die wonen met zorg combineren;
  • 2. creëren van een gedifferentieerd woonaanbod door het stimuleren van dynamiek op de woningmarkt, zowel door innovatief bouwen en herstructureren, als door het optimaliseren van de mogelijkheden die de bestaande voorraad biedt;
  • 3. inzet van vernieuwende en creatieve instrumenten en ideeën.

3.2.6 Regionaal actieprogramma Gooi- en Vechtstreek 2011-2015

De Regio heeft het RAP aangegrepen om de eigen, regionale visie te herijken. In het RAP zijn kwantitatieve (verstedelijkings-) afspraken met de provincie gemaakt over de behoefte aan nieuwbouw (zie ladder voor duurzame verstedelijking hierboven).

3.2.7 Conclusie Regionaal beleid

Het voornemen sluit aan bij de regionale visie ten aanzien van woningbouw.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Huizen (2011)

De structuurvisie van de gemeente Huizen bepaalt de komende 20 jaar het ruimtelijke beeld van de gemeente Huizen. Het zal richting geven aan toekomstige ontwikkelingen in Huizen en dienen als vertrekpunt voor de afweging bij elke beslissing over concrete ruimtelijke ontwikkelingen.

Het plangebied aan de Huizermaatweg maakt onderdeel uit van de sociaal-economische as. Deze zone is door de gemeente aangeduid als de verbinding tussen het oude dorp en het nieuwe winkelgebied de Oostermeent. Het gebied met het gemeentehuis en De Graaf Wichman, direct ten westen van het plangebied, vormt de schakel tussen de sociaal-economische as en het oude dorp. De sociaal-economische as is destijds ontwikkeld als voorzieningenstrip om een ‘brug’ te vormen tussen wijkcentrum en woonwijk de Oostermeent enerzijds en de voorzieningen rond Plein2000 en het oude dorp anderzijds.

In de sociaal-economische as is momenteel sprake van leegstand van kantoorruimtes en een gebrek aan levendigheid, vooral buiten kantooruren. Tegelijkertijd is er een grote behoefte aan ruimte voor woningbouw. Door deze zone te transformeren van een eenzijdig werkgebied tot een levendige zone met een mix van wonen, werken en voorzieningen worden beide verbeterpunten gecombineerd.

Bij de transformatie van de sociaal-economische as worden een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze hebben betrekking op: levendigheid, woningdifferentiatie, bebouwingsvolume en milieukwaliteit.

Levendigheid

In de visie is aangegeven dat de sociaal-economische as getransformeerd wordt van een eenzijdig werkgebied tot een levendige zone met een mix van wonen, werken en voorzieningen. Deze mix kan op verschillende manieren vorm krijgen: voorzieningen in de plint met wonen er boven, wonen boven werken, werken boven voorzieningen, etc. Belangrijk is dat de bebouwing een positieve bijdrage levert aan de uitstraling op en levendigheid van de openbare ruimte, ook buiten kantooruren.

Woningdifferentiatie

De woningen zullen vooral bestaan uit appartementen, in verschillende groottes en prijsklassen. Om een goed gemengd en levendig gebied te krijgen worden de woningen gebouwd voor verschillende doelgroepen, waarbij er een relatief groot deel op starters en senioren wordt gericht.

Bebouwingsvolume

Daarom moet voor deze zone op basis van de in de structuurvisie aangegeven ambities een samenhangend stedenbouwkundig ontwerp gemaakt worden waarin de bouwvolumes zodanig gepositioneerd worden dat ze de weg begeleiden, de verschillende functies (wonen, werken en voorzieningen) zodanig worden gemengd dat de bebouwing een levendige plint krijgt aan een voor de voetganger en de fietser ingerichte openbare ruimte. Om de weg te kunnen begeleiden is het van belang dat de bouwvolumes een zekere mate van stevigheid en een bepaalde hoogte hebben, waarbij ze tegelijkertijd niet in het extreme boven de omringende bebouwing uitsteken. De bebouwing krijgt een hoogte van minimaal 4 en maximaal 6 lagen, waardoor de gebouwen niet in het extreme boven de omringende bebouwing uitsteken. In aansluiting op de Regentesse is in de Oostermeent hogere bouw mogelijk, tot negen lagen. Hierdoor ontstaat een zone met een continue stevige bebouwingslijn met een accent bij het wijkcentrum Oostermeent.

Milieukwaliteit

Aandachtspunt bij de transformatie van deze zone is de leefkwaliteit in relatie tot geluidshinder, luchtkwaliteit en de route gevaarlijke stoffen die over de Huizermaatweg loopt. Deze wordt grotendeels bepaald door de aanrijroute naar (lpg-stations) het Plaveen. De mate waarin de route gevaarlijke stoffen een beperkende factor vormt voor de ontwikkeling van de sociaal-economische as dient afgewogen te worden tegen het eventueel verplaatsen van een lpg-station of het verleggen van de route.

Toetsing en conclusie

Het voornemen voorziet in de transformatie van leegstaande kantoorpanden naar woonbebouwing. Met de realisatie van de twee woongebouwen wordt aangesloten bij de visie en ontwikkeling van de sociaal-economische as. Het project geeft dan ook concrete invulling aan het beleid zoals opgenomen in de structuurvisie.

3.3.2 Welstandsnota

In deze nota is het welstandsbeleid van de gemeente Huizen vastgelegd. Het nieuwe beleid gaat zoveel mogelijk uit van een terughoudend welstandsbeleid. Hierdoor zijn grote delen van de gemeente vrijwel welstandsvrij geworden. Voor een aantal specifieke, wijkoverstijgende delen van de gemeente blijft het bijzonder welstandstoezicht bestaan, omdat die van belang zijn voor het beeld van de gemeente Huizen. Het gaat dan om het Oude Dorp, de centrumgebieden, de hoofdontsluitingswegen als ook projecten.

Locatie-specifiek welstandsbeleid

Het plangebied maakt onderdeel uit van de 'Hoofdroutes'. De hoofdroutes zijn entrees van recente datum met bebouwing in variërende dichtheden en met verschillende functies langs brede wegen. Een deel van de routes is aan twee kanten bebouwd, een deel aan één kant. De bebouwing is zeer divers en bestaat voor het grootste deel uit gevarieerde bedrijfsbebouwing en urban villa's. Gevels zijn vaak representatief en hebben een eenvoudige detaillering. Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met afwijkende functies zoals kerken en de winkels aan de Gemeenlandslaan. Deze gebouwen staan vrij op de kavel en kunnen afhankelijk van hun plek in de omgeving afwijken in massa, vorm en uitwerking. De hoofdroutes hebben een eigen karakter en wijken vaak af van de omliggende bebiuwing. Ten behoeve van de uitstraling van het gebied geldt voor de bebouwing in dit gebied een bijzondere welstandstoetsing. Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

  • gebouwen staan vrij op de kavel
  • per kavel is er in beginsel één hoofdmassa
  • gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte en in verband met de vrije plaatsing aan meerdere zijden vergelijkbare kwaliteiten geven
  • rooilijnen liggen terug en volgen de weg
  • gebouwen zodanig plaatsen, dat het parkeren een ondergeschikte rol speelt in het straatbeeld
  • expeditieruimten zoveel mogelijk aan een achterkant van het gebouw en uit het zicht situeren

Massa

  • gebouwen zijn overwegend vrijstaand en individueel met een sprekende (maar niet schreeuwende) hoofdvorm
  • gebouwen hebben een onderbouw van één of meerdere lagen met plat dak of flauw hellende kap
  • de begane grondlaag van het gebouw afstemmen op de geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel en op het maaiveld
  • entreepartijen en kantoorgedeelten vormgeven als accenten of zelfstandige volumes
  • bedrijven zijn herkenbaar als zelfstandige eenheden
  • gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn verzorgd en evenwichtig
  • accenten en geledingen ten behoeve van het onderscheiden van functies zijn wenselijk
  • de onderste gebouwlaag van complexen waar mogelijk transparant vormgeven in relatie met de openbare ruimte met een nadruk op entreepartijen en vergelijkbare functies (zo min mogelijk gesloten gevels aan het maaiveld)
  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn per cluster of complex in samenhang
  • grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur zoals baksteen, houten betimmering, gevouwen staalplaat of met kozijnen onderverdeelde glazen puien
  • materialen en kleuren van aanbouwen afstemmen op het hoofdvolume
  • kleuren zijn afgewogen en afgestemd op belendingen

Het definitieve plan zal worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

3.3.3 Klimaatbeleid

Huizen heeft de ambitie een klimaatneutrale gemeente te worden en voert om die reden een actief klimaatbeleid. Bij bouwplannen, die met privaatrechtelijke medewerking van de gemeente worden ontwikkeld, richten de beleidsmogelijkheden van de gemeente zich voor wat betreft de ruimtelijke procedure op het signaleren van de onderstaande elementen uit de Trias Energetica (driestappenstrategie energiebewust ontwerpen):

  • 1. het verminderen van de vraag naar energie; hierbij moet worden gedacht aan compact bouwen, zongerichte verkaveling en zongericht bouwen;
  • 2. gebruik van duurzame energiebronnen; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde oriëntatie en hellingshoeken van daken in verband met plaatsing van zonnepanelen en zonneboilers;
  • 3. het inzetten van energie-efficiënte technieken; ruimtelijke consequenties zijn hier bijvoorbeeld de benodigde bodemopslagcapaciteit bij warmte/koudeopslag.

Toetsing

Bij de concrete uitwerking van de plannen worden bovengenoemde elementen meegewogen.

Hoofdstuk 4 Milieu en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven of andere milieuhinderlijke functies in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van twee woongebouwen. Ten noorden van het plangebied ligt een woongebied bestaande uit voornamelijk grondgebonden woningen. Direct ten zuiden, aan de overzijde van het Gooierserf ligt scholengemeenschap het Erfgooierscollege. Aan de Graaf Wichman, ten westen van het plangebied ligt het busstation van Huizen. Daarnaast ligt het plangebied op korte afstand van een doorgaande weg, namelijk de Huizermaatweg. Door deze mix van functies, kan gesproken worden over een gemengd gebied.

Op basis van de VNG-publicatie geldt voor scholen een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. In dit geval is spraken van een gemengd gebied en kan uitgegaan worden van verkorte richtafstanden. De richtafstand voor scholen ten opzichte van een gemengd gebied bedraagt 10 m. Het plangebied is gelegen op circa 13 m, er wordt dus voldaan aan de richtafstand.

Op circa 40 m ten westen van het plangebied is het busstation van Huizen gelegen. Vanwege de afstand en het feit dat er in de huidige situatie reeds woningen op korte afstand van het busstation zijn gelegen, zal dit geen belemmering vormen voor de beoogde woningen. In de huidige situatie dient reeds rekening te worden gehouden met de bestaande woningen.

Verder zijn er geen bedrijven in de directe omgeving aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied, of die door de beoogde ontwikkeling belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de beoogde woningen dan ook sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Geluidhinder wegverkeer

Onderhavig plan maakt nieuwe woningen mogelijk. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder nieuwe geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden, indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg. Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Huizermaatweg. Akoestisch onderzoek is dan ook noodzakelijk.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximale ontheffingswaarde van 63 dB.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek, conform artikel 3.4 uit het Reken– en Meetvoorschrift 2012, is gebruik gemaakt.

Onderzoek

De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van de Huizermaatweg. Deze weg heeft een binnenstedelijke ligging, 2 rijstroken en zodoende een geluidszone van 200 m.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Voor het akoestisch onderzoek is gebruik gemaakt van de intensiteiten afkomstig van de geluidkaart. Dit aantal (14660mvt/etmaal) ligt hoger dan de werkelijke verkeersintensiteiten. Daarmee ontstaat voor wat betreft geluid een zeer veilige marge, waarbinnen nog niet voorziene toekomstige ontwikkelingen in Huizen zijn meegenomen.

Resultaten 

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van de gevel ten gevolge van het verkeer op de Huizermaatweg 63 dB bedraagt. Er is gerekend op de waarneemhoogte 5,0 m. De berekeningsresultaten zijn opgenomen in bijlage 1. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet.

Maatregelen

Ten gevolge van het verkeer op de Huizermaatweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De geluidsbelasting kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied.

Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid zou het beperken van de verkeersomvang, het wijzigen van de snelheid of van de samenstelling van het verkeer kunnen zijn. Gezien de functie van de weg als gebiedsontsluitingsweg is het beperken van de verkeersomvang of het wijzigen van de samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid niet mogelijk/gewenst. Er zijn derhalve overwegende bezwaren van verkeers- en vervoerskundige aard. Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een ander wegdektype. Het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding zal leiden tot voor een geluidsreductie tot maximaal 3 dB. Er blijft sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Wel is de gemeente voornemens op termijn een vorm van geluidsreducerend asfalt toe te passen, waardoor de geluidsbelasting in de toekomst beperkt zal afnemen.

Bij maatregelen tussen de bron en de waarnemer (in de overdracht) gaat het om de realisering van geluidswallen of geluidsschermen. Deze maatregel stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Tevens zijn aan dit type maatregelen hoge kosten verbonden, wat leidt tot overwegende financiële bezwaren.

Eveneens is het vergroten van de afstand tussen de weg en de rand van het bouwvlak geen mogelijkheid. Het bouwplan is dan niet meer inpasbaar. De afstand tussen de weg en de rand van het bouwvlak vergroten stuit dan ook op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard.

Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten.

Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Huizermaatweg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van de nieuwe woningen wordt overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet. Maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren zijn niet mogelijk, gewenst en/of doelmatig. Er dient dan ook een besluit hogere waarde te worden vastgesteld. Een en ander is vastgelegd in tabel 4.1.

Tabel 4.1: Ontheffingswaarden

Ontwikkeling   Aantal woningen   Ontheffingswaarde   Geluidsbron  
Huizermaatweg 2   72   63 dB   Huizermaatweg  

4.3 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Onderzoek en conclusie

Er zijn geen aanwijzingen dat de bodem op de locatie is verontreinigd. Ter plaatse van het plangebied is, voor zover bekend, sprake van een onverdachte locatie.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Huizen kan de algemene kwaliteit van de bodem bepaalt worden. Het plangebied valt in zone B2 (Oostermeent/Bijvanck en Kom-Oost). De bodemkwaliteitsklasse voor deze zone is 'Landbouw/natuur' (i.e. schone grond). Op basis hiervan kan er van worden uitgegaan dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de toekomstige bestemming.

In het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen dient wel actueel bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

4.4 Verkeer

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer

Het plangebied wordt ontsloten via de ventweg van de Huizermaatweg. Deze ventweg ontsluit aan de oostzijde via een rotonde en een T-kruispunt op de Huizermaatweg. De Huizermaatweg gaat over op Het Merk en de Randweg, allen gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De Randweg sluit aan op de A27 richting Hilversum en Almere en het knooppunt met de A1. Deze snelweg is binnen enkele minuten vanaf het plangebied te bereiken.

Aan de gebiedsontsluitingswegen rondom het plangebied zijn vrijliggende fietspaden, volgens de principes van Duurzaam Veilig. Ter hoogte van het plangebied ligt een oversteek voor fietsverkeer. Fietsverkeer heeft hier geen voorrang op het gemotoriseerd verkeer op de Huizermaatweg.

Het plangebied is gelegen naast het busstation van Huizen. Hier halteren bussen in de richtingen van Bussum, Blaricum, Hilversum en Amsterdam Amstelstation.

De ontsluiting van het plangebied is goed.

Verkeersgeneratie en afwikkeling

Binnen het plangebied worden 72 appartementen mogelijk gemaakt. De woningen vallen in de categorie 'etage, midden/goedkoop'. De gemeente Huizen is een matig stedelijke gemeente en het plangebied ligt in de rest van de bebouwde kom. Op basis van het autobezit in deze gemeente, worden hiervoor gemiddelde kencijfers gehanteerd uit publicatie 317 van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012). De verkeersgeneratie van een huurwoning bedraagt 4,0 mvt/etmaal. Voor 84 woningen bedraagt de verkeersgeneratie dan ook 336 mvt/weekdagetmaal. Uitgaande van een omrekenfactor van 1,11 voor woningen bedraagt de verkeersgeneratie op een werkdag 373 mvt/etmaal.

Het verkeer wordt afgewikkeld op de ventweg van de Huizermaatweg en heeft aan de oostkant van het plangebied een aansluiting op de Huizermaatweg. Deze weg sluit aan beide kanten aan op een rotonde. Om te beoordelen of de afwikkelingscapaciteit van een rotonde voldoende is om het verkeer goed af te wikkelen, wordt gekeken naar de conflictbelasting (som van de toeleidende wegen). Deze mag niet hoger dan 25.000 mvt/etmaal liggen (ASVV, CROW 2012). De verkeersgegevens van de omliggende wegen zijn weergegeven in tabel 4.2 en 4.3 en gebaseerd op gemeentelijke verkeerstellingen. Omdat de verkeersdruk in Huizen stabiliseert, is geen autonome groei toegepast. Voor de toename van de ontwikkeling wordt ervan uitgegaan dat 70% op de Huizermaatweg naar het oosten gaat (261 mvt/werkdagetmaal) en 30% naar het westen (112 mvt/werkdagetmaal) en zich vervolgens gelijkmatig verdeelt over de Eemlandweg en de Zuiderzee.

Tabel 4.2: Intensiteiten rotonde Huizermaatweg/Eemlandweg

  Intensiteit basisjaar   Intensiteit inclusief ontwikkeling  
Zuiderzee noord   8.610 (2009)   8.666  
Zuiderzee zuid/Huizermaatweg   11.185 (2014)   11.297  
Eemlandweg   8.005 (2014)   8.061  

Tabel 4.3: Intensiteiten rotonde Huizermaatweg/Graaf Willem/De Haar

  Intensiteit basisjaar   Intensiteit inclusief ontwikkeling  
Huizermaatweg oost   14.187 (2014)   14.448  
Graaf Willem   niet bekend   -  
Huizermaatweg west   11.185 (2014)   11.446  
De Haar   niet bekend   -  

De conflictbelasting op de rotonde Huizermaatweg/Eemlandweg bedraagt circa 14.000 mvt/etmaal. Op de rotonde Huizermaatweg/Graaf Willem/De Haar bedraagt de conflictbelasting circa 12.950 mvt/etmaal, exclusief de verkeersintensiteit op de Graaf Willem en De Haar. Deze verkeersintensiteiten zijn niet bekend, maar gelet op de gemiddelde verkeersintensiteiten kan geconcludeerd worden dat de conflictbelasting voor de beide rotonden in geen geval hoger ligt dan 25.000 mvt/etmaal. De verkeersafwikkeling is daarom goed te noemen.

Parkeren

De gemeente Huizen hanteert gemeentelijke parkeernormen. De parkeerbehoefte bedraagt 1,4 parkeerplaats per woning tot en met 80 m2. De parkeerbehoefte van 72 woningen bedraagt dan ook 101 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in een halfverdiepte parkeerkelder én parkeerdek voor in totaal 87 parkeerplaatsen. Hiermee kan niet worden voldaan aan de parkeerbehoefte. Gezien de specifieke doelgroep van de ontwikkeling (jongeren) en de ligging direct naast het busstation, wordt verwacht dat het autobezit beperkt is en er daardoor sprake is van een relatief lage parkeerbehoefte. Door uit te gaan van 1 parkeerplaats per woning wordt naar verwachting voldoende parkeerruimte gecreëerd. Hierdoor is een groene inpassing mogelijk. Binnen het plan wordt wel ruimte geboden om aan de parkeernorm van 1,4 pp/woning te voldoen. De parkeerbehoefte bedraagt in die situatie 101 parkeerplaatsen. Hoewel voorzien wordt in de realisatie van 87 parkeerplaatsen, bestaat in de plannen de mogelijkheid om groene elementen op het parkeerdek te vervangen tot maximaal 20 parkeerplaatsen. Daarmee kan worden voldaan aan de parkeernorm van 1,4 pp/woning. Het is dan ook ruimtelijk en planologisch mogelijk om 101 parkeerplaatsen te realiseren en daarmee te voldoen aan de parkeernorm van 1,4 pp/woning.

De parkeervoorziening wordt ontsloten via de ventweg aan de noordzijde van de gebouwen. De ventweg kent een snelheidsregime van 30 km/h en is onder andere ter hoogte van de rotonde Huizermaatweg/De Haar/Graaf Willem op de Huizermaatweg ontsloten. De parkeervoorziening is dan ook op een goede manier bereikbaar.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed. De verkeerstoename kan goed op omliggende verkeersstructuur worden afgewikkeld. De parkeerbehoefte kan, uitgaande van 1 parkeerplaats per woning, opgevangen worden in de parkeerkelder. Bovendien is ruimte aanwezig om aan de parkeernorm van 1,4 pp/woning te voldoen. De parkeervoorziening wordt op een goede en verkeersveilige manier ontsloten. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkelingen niet in de weg.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van twee woongebouwen met totaal maximaal 72 woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De beoogde ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg in de omgeving betreft de Ceintuurbaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 23,8 µg/m³ voor NO2, 22,1 µg/m³ voor PM10 en 13,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 11 dagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Gemeentelijk beleid

De raad heeft in november 2010 de 'beleidsvisie externe veiligheid Gooi en Vechtstreek' vastgesteld. Hierin zijn richtlijnen opgenomen voor het toepassen van externe veiligheidsregels bij ruimtelijke ontwikkelingen in Gooi en Vechtstreek. In dit geval is sprake van een gemengd gebied in het kader van deze beleidsvisie, waarvoor geldt dat de vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is toegestaan, mits de toename van het groepsrisico dat hierdoor wordt veroorzaakt kan worden verantwoord. Daarnaast stelt de beleidsvisie dat kwetsbare objecten met verminderd zelfredzame personen, zoals ziekenhuizen of verpleeghuizen, niet in een gemengd gebied worden toegelaten, tenzij het groepsrisico van de bronnen in de omgeving onder 10% van de oriënterende waarde blijft. In dit geval is geen sprake van huisvesting van verminderd zelfredzame personen.

De beleidsvisie komt dus overeen met de geldende wet- en regelgeving.

Onderzoek en conclusie

Inrichtingen (bedrijven)

Uit de risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Het dichtstbijzijnde LPG-tankstation ligt op ruim 300 meter afstand, ruim meer dan de wettelijke risicocontouren. Overige bevi-bedrijven liggen op nog grotere afstand van de Huizermaatweg 2. Met deze bedrijven hoeft dan ook geen rekening te worden gehouden.

Hogedruk aardgastransportleiding

Op circa 230 m afstand ten zuidwesten van het plangebied loopt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie aanwezig. Het invloedsgebied van deze leiding bedraagt 95 m en reikt niet over het plangebied. Met deze leiding hoeft bij dit plan dan ook geen rekening te worden gehouden.

Wegtransport gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen heeft de raad een transportroute voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt vanaf de ontsluiting van de A27 via de Randweg, Het Merk, de Huizermaatweg en Zuiderzee naar bedrijventerrein 't Plaveen. Over de route vindt, ter bevoorrading van de drie LPG-tankstations in Huizen, transport van LPG plaats met een frequentie van circa 200 bewegingen per jaar. De locatie Huizermaatweg 2 ligt op circa 25 meter van de Huizermaatweg, dat onderdeel van de route gevaarlijke stoffen uitmaakt.

Om die reden is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidssituatie. In de door Antea Group opgestelde QRA worden de volgende conclusies getrokken (zie bijlage:

  • Zowel in de huidige als toekomstige situatie zijn geen knelpunten aanwezig in verband met de normering voor het plaatsgebonden risico.
  • Zowel in de huidige als toekomstige situatie overschrijdt het berekende groepsrisico de oriëntatiewaarde niet. In de toekomstige situatie neemt het groepsrisico wel met meer dan 10% toe. Daarnaast is het groepsrisico voor de toekomstige situatie hoger dan 10% (maximaal ca. 30%) van de oriëntatiewaarde. Doordat het groepsrisico hoger is dan 10% van de oriëntatiewaarde en met meer dan 10% toeneemt dient het groepsrisico verantwoord te worden.

De verantoording van het groepsrisico is opgenomen in bijlage 2 en 3.

Conclusie

Met de wijziging van het bestemmingsplan ten behoeven van de kantoortransformatie voor de locatie Huizermaatweg 2 ontstaan geen knelpunten in verband met de normering voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico overschrijdt de oriëntatiewaarde niet, maar neemt wel toe tot maximaal 30% van de oriëntatiewaarde. In de verantwoording van het groepsrisico wordt gesteld dat het groepsrisico als acceptabel kan worden beschouwd, gelet op het feit dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden, het feit dat aan wet- en regelgeving wordt voldaan, het belang van de beoogde ontwikkelingen, de goede bestrijdbaarheid en de gemiddelde zelfredzaamheid.

4.7 Ecologie

In deze paragraaf wordt de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en wordt vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens wordt aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een grotendeels verhard terrein met een gebouw met rondom enkele hagen van max 1.20 m hoog. De kavel ligt binnen de bebouwde kom van Huizen op minimaal een kilometer van de overgang naar het open, agrarische buitengebied.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in de functieverandering van een bestaand gebouw. Op lange termijn zal het gebouw worden gesloopt ten behoeve van nieuwe bebouwing. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloop van het gebouw;
  • bouwwerkzaamheden.

Beleid en Normstelling

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Noord-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of Beschermd natuurmonument. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied (1200 m of meer) en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn ingeschat op basis van terreinfoto's en de gemeentelijke Natuurwaardenkaart en bijbehorende toelichting (2012). Daarnaast is gebruik gemaakt van ecologische gegevens uit openbare bronnen (onder andere www.waarneming.nl).

Op de Natuurwaardenkaart van de gemeente Huizen is aangegeven dat voor deze locatie het risico op gebouw bewonende soorten laag is. Dit betekent dat er geen nader onderzoek nodig is naar flora en fauna als blijkt dat het gebouw niet beschikt over openingen en andere mogelijkheden voor gebouw bewonende soorten. Uit een inspectie is gebleken dat het gebouw niet geschikt is voor gebouwbewonende vleermuizen en vogels. De volgende elementen zijn bekeken:

  • Er zijn geen hoge open stootvoegen;
  • Er is geen sprake van open ventilatiepannen;
  • Er is geen ruimte tussen de dakpannen;
  • Er is geen ruimte tussen de gevelpannen en de muur;
  • Er is geen ruimte tussen daklijsten / boeiboorden en muur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPHUIZERMTWEG2-VG01_0008.png"

Figuur 1 Uitsnede gemeentelijke Natuurwaardenkaart

Overig
Het plangebied biedt geen groeiplaatsen voor de beschermde plantensoorten. Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater en de vrijwel volledige verharding zijn amfibieën, reptielen en vissen afwezig. Ook voor beschermde insecten is het plangebied geheel ongeschikt.

Toetsing

Vanwege het ontbreken van vaste rust- verblijfs- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten en de relatief kleinschalige ingreep in relatie tot de grote afstand tot beschermde gebieden zal de beoogde ingreep geen effect hebben op beschermde soorten. De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en het provinciaal beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland staan de uitvoering van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.

4.8 Waterparagraaf

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2016-2021 bouwt voort op het plan voor de periode 2010-2015 en houdt tegelijk rekening met nieuwe ontwikkeling. Het waterbeheerplan is op 8 oktober 2015 goedgekeurd door het Algemeen Bestuur van het waterschap en is vanaf 1 januari 2016 van kracht.

In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 op hoofdlijnen. Hierin staat wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem. Het waterschap wil open en toegankelijk zijn, actief naar samenwerking zoeken en de dialoog aangaan. De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:

  • Samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;'
  • Een klimaatbestendig en daarmee waterrobuust gebied;
  • Steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte;
  • Een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
  • Water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
  • Gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
  • Gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen, andere overheden en marktpartijen;
  • Vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit voor burgers en bedrijven;
  • Afstemming over alle watertaken per stroomgebied (i.c. Rijn-West);
  • Behoud van de zelfstandige bevoegdheid.

Huidige situatie

Algemeen

In de huidige situatie is het plangebied geheel verhard. Aan de westzijde van het plangebied is een kantoorgebouw aanwezig en de oostzijde van het perceel bestaat uit een parkeerterrein, behorende bij het kantoor.

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit grof zand. Er is sprake van grondwater trap VIII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 1,4 m beneden het maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,6 m beneden het maaiveld ligt.

Waterkwantiteit

Binnen en direct grenzend aan het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Op circa 45 m ten noorden van het plangebied is wel een primaire watergang aanwezig. Het plangebied is niet gelegen binnen de beschermingszone van deze watergang.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

In de toekomstige situatie zijn ter plaatse twee woongebouwen beoogd. In de huidige situatie is het plangebied reeds volledig verhard. Er is dan ook geen sprake van toename in verharding en watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet aan de orde.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

4.9.1 Archeologie

Normstelling en beleid

In december 2009 heeft de gemeente Huizen de beleidsnota Archeologie Huizen vastgesteld. In de beleidsnota wordt de ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis per gebied beschreven. Vervolgens is voor ieder gebied de archeologische verwachtingswaarde bepaald. Op basis van deze waardebepalingen is het grondgebied van Huizen in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld. De categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria. Indien beide criteria worden overschreden geldt de plicht tot het laten doen van archeologisch onderzoek. In de andere gevallen geldt vrijstelling van die plicht. In de erfgoedverordening is het archeologisch beleid juridisch vertaald. Bij de vaststelling van de Erfgoedverordening is ook de gemeentelijke archeologische waardenkaart vastgesteld waarop de verschillende archeologische verwachtingswaarden zijn aangegeven.

Onderzoek en conclusie

Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart is aangegeven wanneer er nader archeologisch onderzoek nodig is. Deze locatie valt onder het regime 'onderzoek vanaf 10.000 m2 en dieper dan 40 cm. Het totale perceel waar bebouwing wordt toegestaan is kleiner dan 10.000 m2 en daarmee is er geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk.

4.9.2 Cultuurhistorie

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van cultuurhistorisch waardevol gebied. De Huizermaatweg, onderdeel uit van de sociaal-economische as is aangelegd in het tweede deel van de 20e eeuw als verbindingszone tussen het oude centrum en winkelgebied de Oostermeent. De ontwikkeling en werking van de as is nooit volledig tot uiting gekomen. Als gevolg is door de gemeente gekozen om deze zone te herontwikkelen tot de gevarieerd woon-/werk-/voorzieningengebied. Het gebied herbergt geen cultuurhistorische waarden. Als gevolg van het voornemen worden dan ook geen cultuurhistorische waarden aangetast, zowel in het plangebied als in de directe omgeving.

4.10 Kabels en leidingen

Afwegingskader 

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Hoofdstuk 5 Juridische beschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling bestaande uit de verbeelding en de planregels nader toegelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van 72 appartementen verdeeld over twee woontoren. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragrafen beschreven.

5.2 Wijze van bestemmen

De planopzet zoals beschreven in hoofdstuk 3 is de basis voor de toegepaste bestemmingsplansystematiek. Er is gekozen voor een gedetailleerde wijze van bestemmen met directe bouwtitels. De belangrijkste randvoorwaarden zijn vertaald in het bouwplan en de juridische regeling.

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen, waaronder de hierboven genoemde bestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende, bepalingen en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en slotregel. In deze paragraaf worden alle planregels kort nader toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

De openbare ruimte in het plangebied is opgenomen binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’. Dit vanwege de beoogde functie en mogelijkheden het straatprofiel van de ventweg aan de Huizermaatweg aan te passen. Binnen deze bestemming kunnen ook groenvoorzieningen worden gerealiseerd.

Artikel 4 Wonen

De belangrijkste bestemming is de bestemming Wonen. Voor de twee woongebouwen is een bouwvlak opgenomen. Binnen dit bouwvlak mogen maximaal 72 appartementen worden gebouwd. De maximale bouwhoogte is opgenomen op de verbeelding. Verder zijn twee bouwaanduidingen opgenomen. Met de aanduiding 'gestapeld' wordt aangegeven waar de woongebouwen mogen worden gebouwd. De specifieke bouwaanduiding - 1 regelt dat ter plaatse van de aanduiding een halfverdiepte parkeerkelder kan worden gerealiseerd. Hier mag de geldende bouwhoogte worden overschreden door hekwerken voor de afscherming van de parkeerkelder.

5.3.3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Ten behoeve van geringe afwijkingen van de regels zijn algemene afwijkingsregels opgenomen.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 8 Overige regels

In dit artikel is allereerst bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Voorts is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen. Bepaald is dat voorzien dient te worden in voldoende parkeerplaatsen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsregels

Dit betreft een standaardregeling die in bestemmingsplannen wordt opgenomen, dat is wettelijk ook voorgeschreven.

Artikel 10 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Voor dit bestemmingsplan is een dergelijk bouwplan aan de orde. Het is daarom in beginsel verplicht om een grondexploitatieplan op te stellen. Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

In dit geval zijn de gronden in particulier eigendom. De gemeente heeft een planschade overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Er worden, behalve kosten voor de procedure, verder geen kosten gemaakt voor deze ontwikkeling. Om die reden is de financiële uitvoerbaarheid voldoende aangetoond en kan afgezien worden van het opstellen van een exploitatieplan.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraakavonden

In de planvorming voor de twee woongebouwen zijn twee inspraakavonden (21 januari 2015 en 5 februari 2015) georganiseerd. Als gevolg van deze avonden zijn de plannen aangepast. Met name in de situering en de hoogte van de gebouwen zijn aanpassingen verricht.

Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpplan heeft vanaf 19 februari 2016 gedurende zes weken ter visie gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.