direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Erfgooiers College
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Erfgooiers College in Huizen heeft het voornemen om nieuwbouw te realiseren. Hierbij blijft een deel van de bestaande bebouwing behouden en wordt voor een deel nieuwbouw gerealiseerd. Het zogeheten ITH gebouw aan het Gooierserf wordt vervangen. De realisatie van de nieuwbouw is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Kom-Oost'. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet het bestaande bouwvlak worden vergroot en is een gedeeltelijke bestemmingswijziging noodzakelijk. Om die reden is er dan ook voor gekozen om voorliggend bestemmingsplan op te stellen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het Erfgooiers College ligt aan de Graaf Wichman 175 in Huizen. Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bestaand gebouw Erfgooiers College in blauw)

In de huidige situatie is het plangebied bebouwd met de bestaande bebouwing van het Erfgooiers College. Aan de noordzijde staan enkele kantoorgebouwen. Een deel hiervan wordt op termijn vervangen door 2 nieuwe woontorens. De zuid-oostzijde van het perceel wordt begrensd door een jongerencentrum en sportvelden. De zuidgrens wordt gevormd door de Bovenweg. Ten westen van het schoolgebouw is het schoolplein gelegen alsmede parkeervoorzieningen. De noordwestelijke grens wordt gevormd door het woonzorgcentrum de Marke aan de Graaf Wichman. Door deze mix van functies, kan gesproken worden over een gemengd gebied, dat als gevolg van verschillende ontwikkelingen in de toekomst, een woonkarakter zal krijgen.

1.3 Vigerende regeling

Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Kom-Oost', onherroepelijk geworden op 2 september 2013. Figuur 1.2 betreft een uitsnede van de verbeelding ter plaatse van het plangebied.

Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan 'Kom-Oost' de bestemming 'Maatschappelijk' en 'Sport'. De locatie is voor zover gelegen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' voorzien van een bouwvlak en een maatvoeringsaanduiding voor een maximale goothoogte van 12 meter. De beoogde nieuwbouw komt gedeeltelijk binnen de bestemming 'Sport' te liggen. Het realiseren van een schoolgebouw is niet mogelijk binnen deze bestemming. Daarnaast is de maximale goothoogte binnen de bestemming 'Maatschappelijk' onvoldoende toereikend. Om die reden wordt het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kom-Oost'

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2: Beschrijving plangebied. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de huidige situatie en de beoogde functiewijziging en de nieuwe bebouwing;
  • hoofdstuk 3: Beleidskader en planologische toets. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling aan nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst, alsmede aan de voorwaarden (de wijzigingsregels) die gelden voor de planwijziging;
  • hoofdstuk 4: Sectorale onderzoeken naar onder andere archeologie, ecologie, water en eventuele milieuhinder;
  • hoofdstuk 5: Juridische planbeschrijving;
  • hoofdstuk 6: Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ruimtelijke consequenties van de wijziging.

2.1 Huidige situatie

Plangebied en omgeving

Het plangebied maakt onderdeel uit van de 'sociaaleconomische as' die de twee belangrijke voorzieningenclusters in Huizen met elkaar verbindt. Het westelijk gelegen cluster rondom het gemeentehuis aan de Graaf Wichman en het oostelijk gelegen wijkwinkelcentrum Oostermeent. Deze as wordt gekenmerkt als een gemengde zone van wonen, werken en voorzieningen, vormgegeven door het gebied langs de Huizermaatweg en het Gooierserf. Het gebied is in de gemeentelijke structuurvisie (zie paragraaf 3.3) als zodanig benoemd. Het gemengde gebied wordt de komende jaren deels getransformeerd naar wonen. Dit moet zorg dragen voor het verbeteren van de levendigheid van het gebied buiten kantooruren. De afgelopen jaren is reeds een begin gemaakt met de transformatie van leegstaande en verouderde kantoorpanden.

Het Ergooiers College ligt aan de zuidzijde van het Gooierserf. De bebouwing in de omgeving bestaat over het algemeen uit meerdere bouwlagen, met hoogteaccenten van ongeveer vijf lagen. De veelheid aan functies in dit gebied vertaalt zich in een grote variëteit aan bebouwing. De doosvorm overheerst, maar in vorm en expressie zijn duidelijke verschillen te herkennen. Sommige panden zijn opgetrokken in een lichte steensoort of juist in verschillende kleuren metselwerk. Verder zijn er gebouwen met een gesloten karakter tegenover gebouwen waar transparantie door toepassing van glas overheerst. De samenhang is gering door de materialisatie en de architectuurstijl. Figuur 2.1 laat het huidige straatbeeld zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0003.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0004.png"  

Figuur 2.1 Aanzicht vanaf het Gooierserf (links) en de Bovenweg (rechts) (bron: Google streetview)

2.2 Nieuwe situatie

Vanwege de transformatie van de 'sociaaleconomische as' is er sprake van een dynamisch gebied. Aan de voorzijde van de planlocatie is in 2016 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld (Huizermaatweg 2). Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om twee woongebouwen te realiseren met een bouwhoogte van 20 meter (6 woonlagen, maximaal 72 woningen). In figuur 2.2 zijn deze twee woongebouwen in het licht oranje en de bestaande school met een grijze lijn weergegeven. Met de toevoeging van de twee vrijstaande woongebouwen wordt aangesloten op het ritme van de bestaande bebouwing langs de zuidzijde van de Huizermaatweg. Overwegend wordt gebruik gemaakt van donker bruine en rode baksteen. Het nieuwe bouwvlak is met donker oranje in figuur 2.2 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Ontwikkeling Huizermaatweg 2 in relatie tot het Erfgooiers College

De ruimte voor de nieuwbouw wordt gezocht in een ander bouwvlak en hogere goothoogte. Het toekomstig bouwvlak bestaat uit twee met elkaar verbonden rechthoeken. Het westelijk deel krijgt een iets lagere goothoogte van 12 meter ten opzichte van het oostelijk deel, dat een goothoogte van 16 meter krijgt. De toekomstige bebouwing komt iets verder van het Gooierserf te liggen, zodat hier ruimte ontstaat om een nieuwe entree te realiseren. Het verlies aan bebouwingsruimte wordt gecompenseerd aan de zuidzijde. Hier moet een deel van het sportveld wijken voor de beoogde nieuwbouw.

2.3 Ruimtelijke consequenties

De nieuwbouw van het Erfgooiers College zorgt, samen met de andere ontwikkeling in het gebied, voor meer samenhang rondom het Gooierserf. Door de mogelijke verplaatsing van de entree is er sprake van een duidelijkere scheiding van functies tussen het schoolgebouw en het zwembad en de sporthal. Ook ontstaat zo de mogelijkheid om het Gooierserf in te richten als fietsstraat (een eerste aanzet is reeds gemaakt). Dit komt de verkeersveiligheid in de omgeving van het schoolgebouw ten goede.

Ook de maximale bouwmogelijkheden van de nieuwbouw zijn in overeenstemming met de bebouwing in de omgeving.

Met oog op het bovenstaande kan dan ook geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling gepaard gaat met positieve ruimtelijke consequenties.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding en conclusie

In dit hoofdstuk zijn de voor het plangebied ruimtelijk relevante beleidskaders samengevat en is het bestemmingsplan getoetst aan dit beleid. Het gaat hierbij om beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau.

3.2 Nationaal en provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro, 2012)

In artikel 3.1.6 lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden volgens de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Hieronder wordt puntsgewijs getoetst aan de Ladder.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub a Bro (trede 1)

Aan de hand van de leerlingprognose is niet af te leiden dat er behoefte bestaat aan uitbreiding vanwege een verwachte groei van het aantal leerlingen. De prognose betreft zelfs een daling van het aantal leerlingen, zie figuur 3.1. De totale oppervlakte van de school neemt ook in vierkante meters af ten opzichte van de huidige situatie. De beoogde ontwikkeling betreft de nieuwbouw en renovatie van de bestaande school. Het toekomstige gebouw wordt kleiner dan in de huidige situatie. De behoefte betreft dus een kwalitatieve behoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0006.png"

Figuur 3.1 Leerlingprognose Erfgooiers College

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub b Bro (trede 2)

Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde. Het betreft in dit geval een binnenstedelijke herstructureringslocatie.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub c Bro (trede 3)

In feite hoeft er niet aan deze trede getoetst te worden omdat het plangebied binnen het bestaand bebouwd gebied ligt. Desalniettemin is de locatie goed multimodaal ontsloten: de bereikbaarheid per auto is goed, de bereikbaarheid per fiets is goed en de locatie ligt pal naast het busstation die verbindingen heeft met de regio.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2.3 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2011)

Bestaand stedelijk gebied

In de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Verstedelijking dient plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied. De provincie zet in op verdere binnenstedelijke verdichting. Binnenstedelijke woningbouw en verdichting dienen echter niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het woon- en leefmilieu in stedelijk gebied. Bij (her)inrichting van het stedelijk gebied wordt gestreefd naar beperking van negatieve invloeden op het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt binnenstedelijk. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse (zie paragraaf 4.8). Het voornemen voorziet in de nieuwbouw en renovatie van een bestaand schoolgebouw. Er is geen sprake van strijdigheid met de structuurvisie.

3.2.4 Provinciale Ruimtelijke Verordening (2014)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, moeten voldoen. Provinciale Staten hebben de Provinciale Ruimtelijke Verordening van Noord-Holland op 3 februari 2014 vastgesteld.

Voor de beoogde ontwikkeling is het bepaalde in artikel 9 'aanwijzing bestaand bebouwd gebied' relevant. Hierin is bepaald welke gebieden tot bestaand bebouwd gebied horen. Het plangebied valt onder bestaand bebouwd gebied. Nieuwe ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied zijn op grond van de PRVS toegestaan. Verder komt er geen concreet beleid voort uit de verordening.

3.2.5 Conclusie

Het voornemen past binnen het Rijks- en provinciaal beleid.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Huizen (2011)

De structuurvisie van de gemeente Huizen bepaalt de komende 20 jaar het ruimtelijke beeld van de gemeente Huizen. Het zal richting geven aan toekomstige ontwikkelingen in Huizen en dient als vertrekpunt voor de afweging bij elke beslissing over concrete ruimtelijke ontwikkelingen.

Het plangebied aan de Huizermaatweg maakt onderdeel uit van de sociaal-economische as. Deze zone is door de gemeente aangeduid als de verbinding tussen het oude dorp en het nieuwe winkelgebied de Oostermeent. Het gebied met het gemeentehuis en De Graaf Wichman, direct ten westen van het plangebied, vormt de schakel tussen de sociaal-economische as en het oude dorp. De sociaal-economische as is destijds ontwikkeld als voorzieningenstrip om een ‘brug’ te vormen tussen wijkcentrum en woonwijk de Oostermeent enerzijds en de voorzieningen rond Plein2000 en het oude dorp anderzijds.

Bij de transformatie van de sociaal-economische as wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd. Deze hebben betrekking op: levendigheid, woningdifferentiatie, bebouwingsvolume en milieukwaliteit.

Levendigheid

In de visie is aangegeven dat de sociaal-economische as getransformeerd wordt van een eenzijdig werkgebied tot een levendige zone met een mix van wonen, werken en voorzieningen. Belangrijk is dat de bebouwing een positieve bijdrage levert aan de uitstraling op en levendigheid van de openbare ruimte, ook buiten kantooruren.

Bebouwingsvolume

Daarom moet voor deze zone op basis van de in de structuurvisie aangegeven ambities een samenhangend stedenbouwkundig ontwerp gemaakt worden waarin de bouwvolumes zodanig gepositioneerd worden dat ze de weg begeleiden, de verschillende functies (wonen, werken en voorzieningen) zodanig worden gemengd, dat de bebouwing een levendige plint krijgt aan een voor de voetganger en de fietser ingerichte openbare ruimte. Om de weg te kunnen begeleiden is het van belang dat de bouwvolumes een zekere mate van stevigheid en een bepaalde hoogte hebben, waarbij ze tegelijkertijd niet in het extreme boven de omringende bebouwing uitsteken.

De bebouwing krijgt een hoogte van maximaal 3 lagen. Gelet op het gewijzigd Bouwbesluit komt de hoogte daarmee op maximaal 16 meter. Dit is passend binnen de omgeving.

Milieukwaliteit

Aandachtspunt bij de transformatie van deze zone is de leefkwaliteit in relatie tot geluidshinder, luchtkwaliteit en de route gevaarlijke stoffen die over de Huizermaatweg loopt. Deze wordt grotendeels bepaald door de aanrijroute naar (lpg-stations) het Plaveen. De mate waarin de route gevaarlijke stoffen een beperkende factor vormt voor de ontwikkeling van de sociaal-economische as dient afgewogen te worden tegen het eventueel verplaatsen van een lpg-station of het verleggen van de route.

Toetsing en conclusie

Het voornemen voorziet in nieuwbouw en renovatie van het Erfgooiers College. Met de realisatie wordt invulling gegeven aan de visie en ontwikkeling van de sociaal-economische as.

3.3.2 Welstandsnota

In deze nota is het welstandsbeleid van de gemeente Huizen vastgelegd. Het nieuwe beleid gaat zoveel mogelijk uit van een terughoudend welstandsbeleid. Hierdoor zijn grote delen van de gemeente vrijwel welstandsvrij geworden. Voor een aantal specifieke, wijkoverstijgende delen van de gemeente blijft het bijzonder welstandstoezicht bestaan, omdat die van belang zijn voor het beeld van de gemeente Huizen. Het gaat dan om het Oude Dorp, de centrumgebieden, de hoofdontsluitingswegen als ook projecten.

Locatie-specifiek welstandsbeleid

Het plangebied maakt onderdeel uit van de 'Graaf Wichman'. Voor de bebouwing in dit gebied geldt een bijzondere welstandstoetsing. Het welstandstoezicht is gericht op een extra inspanning tot voordeel van de ruimtelijke kwaliteit. Het toezicht richt zich op de bebouwing die vanaf het openbaar gebied waarneembaar is. De criteria zijn aangevuld en voor dit bouwplan verfijnd daar waar dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is.

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Ligging

  • gebouwen staan vrij op de kavel;
  • per kavel is er één hoofdmassa;
  • het gebouw wordt alzijdig ontworpen, er is geen sprake van voor-, zij-, en achterkanten;
  • rooilijnen liggen terug en volgen de weg;
  • gebouwen zodanig plaatsen, dat het parkeren een ondergeschikte rol speelt in het straatbeeld;
  • expeditie ruimten zoveel mogelijk uit het zicht situeren.

Massa

  • gebouwen zijn overwegend vrijstaand en individueel met een sprekende (maar niet schreeuwende) hoofdvorm;
  • gebouwen hebben in beginsel een onderbouw van meerdere lagen met plat dak;
  • de begane grondlaag van het gebouw afstemmen op de geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel en op het maaiveld;
  • entreepartij vormgeven als accent of zelfstandig volume en de gewenste orientatie is gericht op het Gooierserf;
  • gebouw is herkenbaar als zelfstandige eenheid;
  • bouw- en goothoogte hoofdmassa max. 16 meter;
  • bouw- en goothoogte nevenmassa max. 12 meter.

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn modern, eigentijds en eenvoudig;
  • accenten en geledingen ten behoeve van het onderscheiden van functies zijn wenselijk;
  • de onderste bouwlaag van complexen zijn waar mogelijk transparant vormgeven in relatie met de openbare ruimte met een nadruk op entreepartijen en vergelijkbare functies (zo min mogelijk gesloten gevels aan het maaiveld) Dit geldt voor de zijde aan het Gooierserf en aan de zijde van het plein aan de Graaf Wichman;
  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume;
  • verticale geleding van de raampartijen. De gevel heeft een asymmetrische opbouw. Compositie van het gevelvlak, afwisselend, onderscheid tussen hoofd- en een nevenmassa door middel van: verspringing in de rooilijn;
  • installaties voor airco's en luchtbehandeling dienen geïntegreerd te worden in de architectuur van het gebouw, of uit het zicht te worden geplaatst. De huidige situatie blijft onveranderd, bij eventuele wijziging of vervanging van de bestaande installaties geldt bovenstaande regel.

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn per cluster of complex in samenhang;
  • grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur zoals baksteen, houten betimmering, zinken beplating, gevouwen staalplaat, met kozijnen onderverdeelde glazen puien of wit gekeimde gevels;
  • materialen en kleuren van aanbouwen afstemmen op het hoofdvolume;
  • kleuren zijn afgewogen en afgestemd op belendingen;
  • kleurstelling gevelmateriaal overwegend lichte (wit – grijs of lichte aard- ) kleuren.

Reclame 

  • naamgeving is terughoudend en past in de architectuur van de gevel.

Inrichting schoolplein

Gezien de grote maat van het schoolplein en de herkenbaarheid daarvan binnen de stedelijke structuur is het van belang dat het plein als hoogwaardige ruimte en in samenhang wordt vormgegeven. De inrichting van het schoolplein maakt onderdeel uit van de ontwerpopgave. Het schoolplein grenzend aan het Gooierserf dient een representatieve uitstraling te krijgen. Door onder andere het afstemmen van kleur en materialisatie van bestrating en straatmeubilair en het toepassen van beplanting.

  • erfafscheiding: metaal spijlenhekwerk in combinatie met hagen met een breedte van ca. 0,75 meter langs de perceelgrenzen als een erfafscheiding noodzakelijk is;
  • fietsenstalling: de plaats en vormgeving van de fietsenstalling dient ingepast te worden in het ontwerp van het schoolplein. Geparkeerde fietsen dienen zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare ruimte te worden gesitueerd. Het cluster van geparkeerde fietsen mag het beeld niet domineren;
  • beplanting: door het toepassen van beplanting op het schoolplein wordt het stenige beeld doorbroken.

Inrichting openbare ruimte verkeer – parkeren

Het is de wens om de nieuwe entree van het schoolgebouw te positioneren aan de zijde van het Gooierserf. Bij een nieuwe oriëntatie betekent het ook dat de inrichting van de openbare ruimte aan het Gooierserf dient te worden aangepast.

In de huidige situatie zijn aan de zijde van het Gooierserf een 31-tal haaksparkeerplaatsen aanwezig.

Daarnaast zijn er plannen om van het Gooierserf een fietsstraat te maken. Hiervoor is een eerste aanzet gemaakt. De combinatie van een fietsstraat en de situering van haaksparkeerplaatsen is vanuit verkeersveiligheid niet wenselijk. Ook is door de heroriëntatie een representatieve voorruimte wenselijk.

Om een representatieve voorruimte te maken is het idee om de 31 parkeerplaatsen of een groot deel daarvan, te verplaatsen van het Gooierserf naar het plein bij het zwembad aan de zijde van de Graaf Wichman. Hierdoor wordt de entree overzichtelijker, zijn er minder confrontaties tussen het fiets- en autoverkeer en wordt het parkeren meer uit het zicht van de openbare ruimte gehaald.

Duurzaamheid

In de raadsmotie Erfgooiers energieneutraal en toekomstbestendig van 30 juni 2016 staan de ambities benoemd ten aanzien van het thema duurzaamheid. Deze ambities zijn vastgelegd in de budgetovereenkomst die is gesloten tussen het Erfgooiers College en de gemeente.

Het definitieve plan zal worden voorgelegd aan de welstandscommissie.

3.3.3 Klimaatbeleid

Beleid

De gemeenteraad van Huizen heeft de ambitie uitgesproken om in 2050 een klimaatneutrale gemeente te zijn. In het kader van deze ambitie voert de gemeente een pro-actief beleid op het gebied van energiezuinig en duurzaam bouwen.

Naar verwachting worden de wettelijke eisen voor de energieprestatie van gebouwen in 2019 aangescherpt. Bij nieuwbouw wordt het realiseren van bijna energieneutrale gebouwen (BENG) dan de norm.

Toepassing

In de raadsmotie Erfgooiers energieneutraal en toekomstbestendig van 30 juni 2016 zijn de gemeentelijke ambities genoemd voor het thema energieneutraal bouwen. De ambities zijn vastgelegd in de budgetovereenkomst die is gesloten tussen het Erfgooiers College en de gemeente.

Hoofdstuk 4 Milieu en omgevingsaspecten

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven of andere milieuhinderlijke functies in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek en conclusie

Vanwege de mix van functies in de directe omgeving (zie 2.1) kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied'. Ten gevolge van de nieuwbouw en renovatie van het bestaande schoolgebouw wordt het bouwvlak aangepast. Een gedeelte van het sportveld wordt bouwvlak. Hierdoor komt het bouwvlak dichterbij de woningen ten zuidoosten van het plangebied te liggen. Voor een middelbare school geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 10 m ten opzichte van een gemengd gebied. De afstand tot de dichtstbijzijnde woningen aan de zuidoostzijde bedraagt circa 90 m. Aan de richtafstand wordt ruimschoots voldaan. De nieuwbouw en renovatie van het Erfgooiers College zal dan ook geen milieuhinder veroorzaken ter plaatse van de omliggende woningen en wordt door de woningen niet in de eigen bedrijfsvoering beperkt.

4.2 Geluidhinder wegverkeer

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven- bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximale ontheffingswaarde van 63 dB.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek, conform artikel 3.4 uit het Reken– en Meetvoorschrift 2012, is gebruik gemaakt.

Onderzoek

Het volledige akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 1. Onderstaand volgen de belangrijkste bevindingen.

Als gevolg van het wegverkeer op de Huizermaatweg en de Graaf Wichman wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De maximale geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Huizermaatweg is inclusief aftrek artikel 110g Wgh 51 dB en als gevolg van het wegverkeer op de Graaf Wichman 54 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt voor beide wegen niet overschreden.

Als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde Eemlandweg en gezoneerde Zuiderzee is geen sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale geluidbelasting inclusief aftrek artikel 110g bedraagt 32 dB (Eemlandweg) en 33 dB (Zuiderzee).

Ten aanzien van de gezoneerde Huizermaatweg en de gezoneerde Graaf Wichman wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van de ontwikkeling terug te dringen zijn onvoldoende doeltreffend, of stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden kunnen hogere waarden worden aangevraagd.

Bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden dient ook cumulatie in acht te worden genomen. Daarom heeft een berekening plaatsgevonden van de geluidbelasting voor alle bronnen samen. Omdat de gecumuleerde geluidbelasting niet hoger is in vergelijking met de geluidbelasting voor de hoogst berekende afzonderlijke bron (Graaf Wichman), staat de gecumuleerde geluidbelasting het verlenen van hogere waarden niet in de weg.

Een overzicht van de te verlenen hogere waarden is opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1 Te verlenen hogere waarden

Omschrijving locatie   Geluidbelasting   Bron  
Schoolgebouw   54 dB   Graaf Wichman  
Schoolgebouw   51 dB   Huizermaatweg  

4.3 Bodem

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van het Erfgooiers College zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd (zie figuur 4.1). Deze onderzoeken hebben geen noemenswaardige verontreinigingen aangetroffen (enkel lichte verhogingen). Daarnaast is zowel in het heden als in het verleden geen sprake van bodembedreigende activiteiten. Overeenkomstig de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Huizen is het plangebied in zone B2 “Oostermeent/Bijvanck en Kom Oost” gelegen. De gemiddelde kwaliteit voldoet hier net niet aan de Maximale Waarde Wonen (op basis van een zeer licht verhoogd PCB gehalte). De concentraties PCB in de bodemkwaliteitskaart zijn echter zodanig laag dat in de gehele gemeente Huizen geen risico's voor de volksgezondheid optreden. De bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Aanvullend bodemonderzoek is niet noodzakelijk. Wel is in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen bodemonderzoek noodzakelijk indien geen actuele bodemonderzoeken beschikbaar zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0007.png"

Figuur 4.1 Deel van het plangebied waar in het verleden bodemonderzoeken zijn uitgevoerd (groen). Bron: Gemeente Huizen

4.4 Verkeer

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer is er geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op basis van vaste jurisprudentie dient in dat kader onder meer te worden aangetoond dat een goede verkeersafwikkeling is gewaarborgd, er voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is en dat de verkeersveiligheid voldoende is gewaarborgd. In dit kader wordt uitgegaan van onderstaande kencijfers, uitgangspunten en andere informatie.

Voor het berekenen van de parkeerbehoefte zijn de kencijfers uit publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (CROW, 2012) geraadpleegd. Bij het werken met deze kencijfers worden gebiedstypen onderscheiden als mede de stedelijkheidsgraad. Daarnaast worden minimale en maximale kencijfers gegeven.

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie zijn de kencijfers uit publicatie 272 'Verkeersgeneratie voorzieningen' (CROW, 2008) geraadpleegd. In deze publicatie worden gebiedstypen eveneens onderscheiden en wordt ingegaan op de verkeersgeneratie voor scholen.

Naast bovenstaande kencijfers zijn de 'Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom' (ASVV, 2012) en de 'Ontwerpwijzer fietsverkeer' (CROW, 2006) geraadpleegd voor de wegkenmerken van de wegen in het plangebied.

Relevante informatie over de ontwikkeling, welke van invloed zijn op de aspecten verkeer en parkeren, zijn verkregen via de opdrachtgever.

Onderstaand volgen de uitgangspunten welke toegepast zijn bij het raadplegen van bovenstaande documenten:

  • De gemeente huizen kent een omgevingsadressendichtheid van 1.931 per vierkante kilometer (CBS, 2015). Op basis van dit gegeven valt Huizen volgens het CROW in stedelijkheidsgraad 'sterk stedelijk';
  • Op basis van de ligging van het plangebied is gebiedstype 'rest bebouwde kom' van toepassing;
  • Op basis van een autobezit van 1,1 per huishouden, worden de gemiddelde kencijfers van de door het CROW gegeven bandbreedte gehanteerd;
  • Op basis van afstemming met de gemeente wordt er uitgegaan van 1.050 leerlingen voor het nieuwe schoolgebouw voor voortgezet onderwijs.

Verkeersontsluiting

In de toekomstige situatie wordt de entree van het schoolgebouw waarschijnlijk voorzien aan de kant van de Gooierserf ten noorden van het schoolgebouw. Het Gooierserf is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom (30 km/u) en is een doodlopende weg. Het Gooierserf is voorzien van klinkerverharding waardoor de verblijfsfunctie van het gebied rondom het Gooierserf versterkt wordt. Fietsers delen er de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Voor de toekomstige situatie bestaat het plan om het Gooierserf in te richten als fietsstraat. Op dergelijke wegen is de auto ondergeschikt aan de fiets.

Het Gooierserf sluit via de Graaf Gerolf aan op de Huizermaatweg (50 km/u). Deze gebiedsontsluitingsweg ontsluit het gebied in verdere richtingen. De Huizermaatweg heeft vrijliggende fietspaden, het auto en fietsverkeer wordt hier gescheiden van elkaar afgewikkeld.

Naast de ontsluiting via het Gooierserf wordt – net als in de huidige situatie – een ontsluiting op het aan de Graaf Wichman gelegen parkeerterrein voorzien, aan de westkant van het schoolgebouw. De Graaf Wichman is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom (50 km/u) waarbij het fietsverkeer gescheiden wordt afgewikkeld van het doorgaande verkeer via parallelwegen en vrijliggende fietspaden.

Direct ten noordoosten van het plangebied ligt het busstation van Huizen. Zodoende is er een goede aansluiting op het openbaar vervoersnetwerk van de regio.

Verkeersgeneratie

Op basis van de in het toetsingskader genoemde uitgangspunten geeft CROW publicatie 272 een verkeersgeneratie van 1,5 mvt/weekdag per 10 leerlingen op een middelbare school. Uitgaande van 1.050 leerlingen komt de verkeersgeneratie uit op 158 mvt/etmaal weekdag. Dit is inclusief de verkeersgeneratie van de werknemers. Omrekening naar een werkdag geschiedt op basis van een omrekenfactor van 1,4 voor middelbare scholen. Dit leidt tot een verkeersgeneratie op een werkdag van 221 mvt/etmaal werkdag. Het merendeel van deze hoeveelheid vindt overdag plaats waarvan 41% tussen 08.00 uur en 09.00 uur (CROW, 2008). Deze verkeersgeneratie zal worden gespreid over de ontsluiting van het terrein via het Gooierserf naar de Huizermaatweg en via de ontsluiting van het parkeerterrein naar de Graaf Wichman.

Verkeersafwikkeling

Het verkeer wordt deels afgewikkeld via het Gooierserf (erftoegangsweg) en deels via het parkeerterrein aan de Graaf Wichman (gebiedsontsluitingsweg). Voor type wegen zoals het Gooierserf is er in tegenstelling tot een ligging buiten de bebouwde kom, geen norm waaraan de intensiteit op wegen binnen een verblijfsgebied getoetst kan worden (ASVV, 2012). Ervaringscijfers voor dit type wegen laten zien dat doorgaans verkeersintensiteiten tot 5.000 - 6.000 mvt/etmaal naar behoren kunnen worden afgewikkeld. Gezien de beperkte verkeersgeneratie van de school is de verkeersafwikkeling op het Gooierserf in voldoende mate gewaarborgd, mede gezien het feit dat het Gooierserf enkel de aangrenzende percelen ontsluit. Ook op de aansluiting van de Graaf Gerolf met de Huizermaatweg leidt de omvang van de verkeersgeneratie niet tot afwikkelingsknelpunten.

Voor de ontsluiting naar de Graaf Wichman is dit eveneens het geval.

Voor de gebiedsontsluitingswegen Huizermaatweg en Graaf Wichman geldt dat zij gericht zijn op het vlot laten doorstromen van grotere stromen verkeer. De in verhouding beperkte verkeersgeneratie van het schoolgebouw, draagt niet bij aan een verminderde doorstroming van het verkeer op deze wegen.

Voor het toekomstige scenario waarbij het Gooierserf (eventueel) wordt ingericht als fietsstraat is de verkeersafwikkeling ook gewaarborgd. Ervaringen met functionerende fietsstraten geven inzicht in de maximaal wensbare intensiteit voor autoverkeer als het gaat om fietsstraten. Een intensiteit van 2.500 mvt/etmaal is maximaal wensbaar volgens de 'Ontwerpwijzer fietsverkeer' (CROW, 2006). De afwikkeling van zowel het gemotoriseerde- als fietsverkeer kan dan veilig en vlot verlopen. Gezien de omvang van de verkeersgeneratie en de spreiding van deze verkeersgeneratie over de ontsluiting via het Gooierserf en de Graaf Wichman, wordt deze maximaal wensbare intensiteit niet overschreden.

In de huidige situatie is de verkeersgeneratie in omvang gelijk aan de toekomstige situatie. Momenteel zijn er geen knelpunten in de verkeersafwikkeling bekend, hetgeen bovenstaande conclusie bevestigd.

Parkeren

Op basis van de in het toetsingskader genoemde uitgangspunten geeft CROW publicatie 317 een parkeernorm van 4.3 parkeerplaatsen per 100 leerlingen. De parkeerbehoefte voor het toekomstige schoolgebouw komt uit op 45 parkeerplaatsen.

Het voornemen is om de huidige 31 parkeerplaatsen aan het Gooierserf naar het parkeerterrein aan de Graaf Wichman te verplaatsen, ten westen van het schoolgebouw. De bestaande capaciteit van het hier gelegen parkeerterrein (naar schatting op basis van luchtfoto's +/- 80 parkeerplaatsen) wordt onder andere gebruikt voor het achter het schoolgebouw gelegen zwembad en sporthal. Dit zijn functies die conform de aanwezigheidspercentages in publicatie 317 (CROW, 2012) met name parkeercapaciteit vragen in de avonden en in het weekend. Dit zijn de momenten waarop scholen (dagonderwijs) volgens de aanwezigheidspercentages vrijwel geen parkeercapaciteit nodig hebben.

Het bestaande parkeerterrein aan de Graaf Wichman kan nu al voorzien in de parkeerbehoefte van het schoolgebouw. In de huidige situatie is de parkeerbehoefte in omvang gelijk aan de toekomstige situatie. Momenteel zijn er geen knelpunten met betrekking tot de parkeersituatie bekend voor de momenten waarop de school is opengesteld.

Voor de leerlingen van het Erfgooiers College moet daarnaast voldoende stallingsruimte voor de fiets aanwezig zijn. De ruimte rondom het parkeerterrein aan de Graaf Wichman of de ruimte rondom de nieuwe entree aan het Gooierserf, geeft voldoende ruimte hier in te voorzien.

Conclusie

Het nieuwe schoolgebouw van het Erfgooiers College wordt ontsloten via het Gooierserf en deels via de Graaf Wichman. De verkeersgeneratie van 221 mvt/etmaal werkdag wordt verspreid over beide wegen afgewikkeld. Gezien de functie, inrichting en het gebruik van deze wegen, worden geen problemen ten aanzien van de verkeersafwikkeling verwacht. Ook niet wanneer het Gooierserf ingericht wordt als fietsstraat. De parkeerbehoefte kan opgevangen worden als voorzien wordt in 45 parkeerplaatsen aan het Gooierserf of Graaf Wichman. Gezien de reeds bestaande en beschikbare capaciteit van het parkeerterrein aan de Graaf Wichman van circa 80 parkeerplaatsen kan hierin in voldoende mate worden voorzien.

In de huidige situatie is er geen sprake van problemen met betrekking tot verkeer en parkeren. Aangezien de nieuwe school uiteindelijk kleiner is dan de bestaande school, staan de aspecten verkeer en parkeren de ontwikkeling van het nieuwe schoolgebouw niet in de weg.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal leerlingen niet toe. Het aantal verkeersbewegingen blijft dan ook nagenoeg hetzelfde. De beoogde ontwikkeling zal daarom niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Ceintuurbaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.6 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

Inrichtingen (bedrijven)

Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, blijkt dat circa 300 m ten noordwesten van het plangebied 2 LPG-tankstations gelegen zijn (Texaco en Gulf Demarol B.V.). Het plangebied is niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt voor beide tankstations 150 m. Het plangebied ligt daar ruimschoots buiten. Verder zijn in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Hogedruk aardgastransportleiding

Op circa 170 m afstand ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie (W-533-03). Deze leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. Het invloedsgebied van het groepsrisico van deze leiding bedraagt 95 m en reikt niet over het plangebied. De leiding vormt dan ook geen belemmering.

Wegtransport gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen heeft de raad een transportroute voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt vanaf de ontsluiting van de A27 via de Randweg, Het Merk, de Huizermaatweg en Zuiderzee naar bedrijventerrein 't Plaveen. Over de route vindt, ter bevoorrading van de drie LPG-tankstations in Huizen, transport van LPG plaats met een frequentie van circa 200 bewegingen per jaar. Het Erfgooiers College ligt op circa 50 meter van de Huizermaatweg, dat onderdeel van de route gevaarlijke stoffen uitmaakt. Het invloedsgebied van het groepsrisico van de weg bedraagt 355 m. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de weg. Uit een QRA van Antea groep, welke is opgesteld in 2016 ten behoeve van de beoogde woningbouw aan de Huizermaatweg 2, blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden (bijlage 2). Daarnaast zal het aantal personen (en dus ook het groepsrisico) ten gevolge van de beoogde ontwikkeling niet toenemen. Er kan dan ook worden volstaan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico.

Beknopte verantwoording van het groepsrisico

In het kader van het wettelijk vooroverleg is hierover aanvullend advies gevraagd aan de veiligheidsregio.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied wordt ontsloten via de Huizermaatweg en de Graaf Wichman. Via de Graaf Wichman kan van de bron af worden gevlucht en is het plangebied bereikbaar voor hulpdiensten.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling voorziet in de nieuwbouw en renovatie van het Erfgooiers College, een middelbare school. De aanwezige personen zullen dan ook over het algemeen zelfredzaam zijn.

Maatregelen

Bij de beoordeling van de bouwaanvraag zal gekeken worden naar de bluswatervoorziening en de bereikbaarheid van het gebouw.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een weg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De beoogde ontwikkeling zal niet leiden tot een toename van het groepsrisico. Daarnaast is het groepsrisico in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde gelegen. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig die een belemmering vormen.

4.7 Ecologie

In deze paragraaf wordt de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en wordt vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens wordt aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een grotendeels verhard terrein met een gebouw. De kavel ligt binnen de bebouwde kom van Huizen op minimaal een kilometer van de overgang naar het open, agrarische buitengebied.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in (gedeeltelijke) nieuwbouw en renovatie. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloop van het gebouw;
  • bouwwerkzaamheden.

Beleid en Normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland

In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied (1200 m of meer) en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ingreep in de kern van Huizen. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn ingeschat op basis van terreinfoto's en de gemeentelijke Natuurwaardenkaart en bijbehorende toelichting (2012). Daarnaast is gebruik gemaakt van ecologische gegevens uit openbare bronnen (onder andere www.waarneming.nl).

Op de Natuurwaardenkaart van de gemeente Huizen (zie figuur 4.2) is aangegeven dat voor deze locatie het risico op gebouw bewonende soorten laag is. Dit betekent dat er geen nader onderzoek nodig is naar flora en fauna als blijkt dat het gebouw niet beschikt over openingen en andere mogelijkheden voor gebouw bewonende soorten. Uit een inspectie is gebleken dat het gebouw niet geschikt is voor gebouwbewonende vleermuizen en vogels. De volgende elementen zijn bekeken:

  • Er zijn geen hoge open stootvoegen;
  • Er is geen sprake van open ventilatiepannen;
  • Er is geen ruimte tussen de dakpannen;
  • Er is geen ruimte tussen de gevelpannen en de muur;
  • Er is geen ruimte tussen daklijsten / boeiboorden en muur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0406.BPERFGOOIERS-VG01_0009.png"

Figuur 4.2 Uitsnede gemeentelijke Natuurwaardenkaart

Overig
Het plangebied biedt geen groeiplaatsen voor de beschermde plantensoorten. Vanwege het ontbreken van oppervlaktewater en de vrijwel volledige verharding zijn amfibieën, reptielen en vissen afwezig. Ook voor beschermde insecten is het plangebied geheel ongeschikt.

Toetsing

Vanwege het ontbreken van vaste rust- verblijfs- en voortplantingsplaatsen van beschermde soorten en de relatief kleinschalige ingreep in relatie tot de grote afstand tot beschermde gebieden zal de beoogde ingreep geen effect hebben op beschermde soorten. De Wet natuurbescherming en het provinciaal beleid staan de uitvoering van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.

4.8 Waterparagraaf

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheerplan 2016-2021 bouwt voort op het plan voor de periode 2010-2015 en houdt tegelijk rekening met nieuwe ontwikkeling. Het waterbeheerplan is op 8 oktober 2015 goedgekeurd door het Algemeen Bestuur van het waterschap en is vanaf 1 januari 2016 van kracht.

In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft het waterschap wensbeelden per thema voor 2030, en daaruit afgeleid doelen voor de planperiode 2016-2021 op hoofdlijnen. Hierin staat wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterschap wil bereiken dat mensen zich bewuster worden van het belang van een veilig en 'robuust' (toekomstbestendig) watersysteem. Het waterschap wil open en toegankelijk zijn, actief naar samenwerking zoeken en de dialoog aangaan. De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:

  • Samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;'
  • Een klimaatbestendig en daarmee waterrobuust gebied;
  • Steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte;
  • Een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
  • Water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
  • Gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
  • Gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen, andere overheden en marktpartijen;
  • Vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit voor burgers en bedrijven;
  • Afstemming over alle watertaken per stroomgebied (i.c. Rijn-West);
  • Behoud van de zelfstandige bevoegdheid.

Gemeentelijk beleid

Het stedelijk Waterplan Huizen 2016-2025 biedt een visie op het watersysteem in de planperiode. In het Waterplan is de huidige watersituatie vastgelegd en zijn verbeterpunten benoemd. Dit heeft geleid tot een aantal maatregelen, die door de gemeente binnen de planperiode tot uitvoer zullen worden gebracht. Het streven is een goed functionerend stedelijk waterysteem en een vergroting van de ecologische waarde en daarmee de belevings- en gebruikswaarde van het water.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2025 is een belangrijk beleidsuitgangspunt het klimaatbestendig maken van Huizen. Om wateroverlast, droogte en hittestress te verminderen wordt er ingezet op het zoveel mogelijk lokaal vasthouden van hemelwater, zonder dat er wateroverlast ontstaat. Daarvoor dienen verharde oppervlakken zoveel mogelijk waterdoorlatend uitgevoerd te worden of groene daken te worden toegepast. De bodemopbouw leent zich voor infiltratie van afstromend regenwater.

Huidige situatie

Algemeen

In de huidige situatie is het plangebied deels verhard. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit grof zand. Er is sprake van grondwater trap VIII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 1,4 m beneden het maaiveld ligt en de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,6 m beneden het maaiveld ligt.

Waterkwantiteit

Binnen en direct grenzend aan het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Dit is een gescheiden riolering met een apart stelsel voor vuilwater en hemelwater. Het hemelwaterbeleid loost op de Huizermaatsingel.

Toekomstige situatie

Algemeen

In de toekomstige situatie is nieuwbouw en renovatie van het bestaande schoolgebouw beoogd. In de huidige situatie is het plangebied deels verhard. Indien het verhard oppervlak met meer dan 1000m2 toeneemt moet er volgens de Keur van het waterschap watercompenserende maatregelen genomen worden. Op basis van de Waterbalans 2016 tussen de gemeente Huizen en waterschap Amstel, Gooi en Vecht kan er in dit peilgebied vrijstelling verleend worden. Hiervoor kan volstaan worden met een melding bij de aanvraag van de omgevingsvergunning.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling kan volstaan worden met een melding op basis van de Keur. Hierbij dient vrijstelling gevraagd te worden van watercompenserende maatregelen op basis van de Waterbalans 2016.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie

4.9.1 Archeologie

Normstelling en beleid

In december 2009 heeft de gemeente Huizen de beleidsnota Archeologie Huizen vastgesteld. In de beleidsnota wordt de ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis per gebied beschreven. Vervolgens is voor ieder gebied de archeologische verwachtingswaarde bepaald. Op basis van deze waardebepalingen is het grondgebied van Huizen in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld. De categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria. Indien beide criteria worden overschreden geldt de plicht tot het laten doen van archeologisch onderzoek. In de andere gevallen geldt vrijstelling van die plicht. In de erfgoedverordening is het archeologisch beleid juridisch vertaald. Bij de vaststelling van de Erfgoedverordening is ook de gemeentelijke archeologische waardenkaart vastgesteld waarop de verschillende archeologische verwachtingswaarden zijn aangegeven.

Onderzoek en conclusie

Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart is aangegeven wanneer er nader archeologisch onderzoek nodig is. Deze locatie valt onder het regime 'onderzoek vanaf 10.000 m² en dieper dan 40 cm. Het totale perceel waar bebouwing wordt toegestaan is kleiner dan 10.000 m² en daarmee is geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk.

4.9.2 Cultuurhistorie

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van cultuurhistorisch waardevol gebied. De Huizermaatweg, onderdeel uit van de sociaal-economische as is aangelegd in het tweede deel van de 20e eeuw als verbindingszone tussen het oude centrum en winkelgebied de Oostermeent. De ontwikkeling en werking van de as is nooit volledig tot uiting gekomen. Als gevolg is door de gemeente gekozen om deze zone te herontwikkelen tot de gevarieerd woon-/werk-/voorzieningengebied. Het gebied herbergt geen cultuurhistorische waarden. Als gevolg van het voornemen worden dan ook geen cultuurhistorische waarden aangetast, zowel in het plangebied als in de directe omgeving.

4.10 Kabels en leidingen

Afwegingskader 

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18”;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18”.

Onderzoek en conclusie

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Hoofdstuk 5 Juridische beschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling, bestaande uit de verbeelding en de planregels, nader toegelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de nieuwbouw en renovatie van het Erfgooiers College. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragrafen beschreven.

5.2 Wijze van bestemmen

De planopzet zoals beschreven in hoofdstuk 3 is de basis voor de toegepaste bestemmingsplansystematiek. Er is gekozen voor een gedetailleerde wijze van bestemmen met directe bouwtitels. De belangrijkste randvoorwaarden zijn vertaald in het bouwplan en de juridische regeling.

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen, waaronder de hierboven genoemde bestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende, bepalingen en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en slotregel. In deze paragraaf worden alle planregels kort nader toegelicht.

5.3.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

Het plangebied bevat uitsluitend de bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn functies zoals scholen, kerken, politiebureau, gemeentehuis, jongerencentrum en kinderdagverblijf mogelijk conform de vigerende bestemming. De mogelijke functies binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ zijn in de regels limitatief opgenomen. Dat betekent dat een bestaande functie zonder meer in een andere functie mag wijzigen mits die andere functie als zodanig is genoemd.

5.3.3 Algemene regels

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 5 Algemene afwijkingsregels

Ten behoeve van geringe afwijkingen van de regels zijn algemene afwijkingsregels opgenomen.

Artikel 6 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 7 Overige regels

In dit artikel is allereerst bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Voorts is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen. Bepaald is dat voorzien dient te worden in voldoende parkeerplaatsen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsregels

Dit betreft een standaardregeling die in bestemmingsplannen wordt opgenomen, dat is wettelijk ook voorgeschreven.

Artikel 9 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling.

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Voor dit bestemmingsplan is een dergelijk bouwplan aan de orde. Het is daarom in beginsel verplicht om een grondexploitatieplan op te stellen. Van het opstellen van een exploitatieplan kan worden afgezien wanneer het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Er is een budgetovereenkomst gesloten met het Erfgooiers College. In deze overeenkomst is ook het kostenverhaal geregeld.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op 6 september 2016 is er een informatie avond georganiseerd over het plan. Hierbij zijn alle omwonenden uitgenodigd. Naar aanleiding van deze avond is een werkgroep met omwonenden en afvaardiging van de school opgericht. Deze werkgroep heeft twee keer bij elkaar gezeten om over de stedenbouwkundige randvoorwaarden te praten.

Na dit overleg heeft het college ingestemd met de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Gelet op dit voortraject is er voor gekozen om direct het ontwerpbestemmingsplan ter visie te leggen. Tijdens de ter visie legging van het ontwerp wordt ook overlegd met relevante overlegpartners. Het ontwerpbestemmingsplan Erfgooiers College heeft van 24 maart 2017 tot en met 4 mei 2017 ter visie gelegen. In deze periode zijn 5 zienswijzen ingediend. De binnengekomen zienswijzen zijn verwerkt in een Nota van zienswijzen, zie ook bijlage 3. Aangezien de zienswijzen geen aanleiding geven tot het wijzigen van het plan wordt het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Na vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend, beroep instellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan.