Plan: | Schelphoek 2008 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.04050000BPSchelphoek- |
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1. het plan:
het Bestemmingsplan Schelphoek 2008;
2. de plankaart:
de kaart van het Bestemmingsplan Schelphoek
2008;
3. bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met
eenzelfde bestemming;
4. bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de
grens aanduidt van een bestemmingsvlak;
5. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
6. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond
verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
7. gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
8. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouw zijnde;
9. bouwvlak:
een op de plankaart door bouwgrenzen
omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten;
10. bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de
grens vormt van een bouwvlak;
11. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop
krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
12. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
13. voorgevel:
de naar de weg of naar het water gekeerde
gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar
de weg of naar het water gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig
moet worden aangemerkt;
14. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
15. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
16. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld
voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
17. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een
terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is;
18. woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat en dat qua
uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
19. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden
(waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
20. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse
worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
21. verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en
toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
22. bedrijf:
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;
23. dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de
werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden;
24. kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend
of in hoofdzaak dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch of naar aard gelijk te stellen gebied;
25. horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en
etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig
logies wordt verstrekt;
26. horecabedrijf categorie I:
een horecabedrijf waar in hoofdzaak voedsel
wordt verstrekt voor consumptie ter plaatse en met als nevenactiviteit het
verstrekken van (alcoholhoudende) dranken (zoals een restaurant of lunchroom)
dan wel een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van zwak en
niet-alcoholhoudende dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van
consumptie ter plaatse bereide etenswaren (zoals koffie- en theehuizen);
27. hotel:
een horecabedrijf dat is gericht op het
verstrekken van logies en waarbij dranken en maaltijden uitsluitend aan
logiesgasten worden verstrekt;
28. horecavloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimte binnen een
horecabedrijf, die wordt gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren
of logies, exclusief terras, toilet-, keuken-, entree-, opslag- en
administratieruimten, e.d.;
29. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard
plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon,
een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al
dan niet in combinatie met elkaar;
30. aan-huis-verbonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning (met inbegrip van aan- en uitbouwen), waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
31. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte
binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of instelling, een
aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit,
inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
32. landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap;
33. natuurlijke waarden:
de abiotische en biotische waarden van een
gebied;
34. archeologische waarden:
voorwerpen of bewoningssporen van vroegere
samenlevingen;
35. kampeermiddel:
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of
voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of
opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
36. groepsaccommodatie:
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in o.a. gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
37. schiphuis:
een gebouw, bedoeld voor de stalling van boten;
38. geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet
geluidhinder rondom het terrein van vestiging, in een bestemmingsplan een
geluidszone moet worden vastgesteld;
39. geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
de etmaalwaarde van het equivalente
geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke
inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van
niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder
niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
40. voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;
41. geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten
behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones
langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond
industrieterreinen;
42. risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
43. risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
44. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
45. kap:
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;
46. peil:
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor
een bouwwerk op een perceel,
waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de
hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de
bouw;
c. indien in of op het water wordt gebouwd:
- het Normaal Amsterdams Peil.