Inhoudsopgave
1.3 Geldend planologisch kader
5.1 Economische uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De turborotonde op de kruising Provincialeweg-Westfriese Parkweg-Berkhouterweg in Hoorn is een knelpunt in de doorstroming van het verkeer op de Provincialeweg. Om het knelpunt aan te pakken worden de turborotonde en de rotonde nabij de oostelijke op- en afrit van de A7 gewijzigd in twee gelijkvloerse kruisingen met een verkeersregelinstallatie. Daarnaast wordt het Dampten nabij de Berkhouterweg afgesloten voor doorgaand autoverkeer, met uitzondering van lijnbussen en nood- en hulpdiensten.
De reconstructie is voor een deel niet mogelijk binnen de geldende juridisch-planologische kaders. Voor de realisatie van het project moet daarom een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan worden aangevraagd. Ten behoeve daarvan moet worden gemotiveerd dat met de afwijking sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet hier in.
1.2 Projectgebied
Het projectgebied betreft globaal gezien de Provincialeweg vanaf de aansluitingen op de A7 tot aan de kruising met de Keern. Het deel van de Berkhouterweg vanaf de huidige turborotonde tot de kruising met de spoorlijn hoort ook bij het projectgebied. Dit geldt ook voor het eerste deel van de Westfriese Parkweg vanaf de rotonde naar het noorden. Daarnaast vormt het deel van het Dampten waar de knip komt te liggen ook deel van het projectgebied. De oostelijke op- en afrit van de A7 met rotonde liggen op het grondgebied van de gemeente Koggenland. Figuur 1.1 geeft de globale ligging van het projectgebied weer.
Figuur 1.1 Globale ligging projectgebied (bron: gemeente Hoorn)
1.3 Geldend planologisch kader
Zoals aangegeven in paragraaf 1.2 ligt het projectgebied aan de westzijde voor een deel op het grondgebied van de gemeente Koggenland. Het geldende bestemmingsplan is hier het bestemmingplan Landelijk gebied (vastgesteld 27 juli 2013). De ontwikkelingen in dit deel van het projectgebied zijn relatief beperkt. Door de gemeente Koggenland is aangegeven dat deze ontwikkelingen passen binnen het geldende bestemmingsplan. Deze ingrepen vallen dan ook buiten de omgevingsvergunning ten behoeve waarvan deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld.
Het grootste deel van het projectgebied ligt binnen de gemeente Hoorn. Hier gelden de volgende bestemmingsplannen en strijdigheden:
-
Bestemmingplan: Blauwe Berg (2009)
Rijstrook komt te liggen op bestemming 'Leiding – Water'. Hier geldt een aanlegvergunningplicht.
-
Bestemmingplan: Missiehuis (vastgesteld 20-02-2018)
Weg en talud komen te liggen op bestemming 'Groen' en dubbelbestemmingen 'Waarde – Cultuurhistorie' en 'Waarde – Archeologie 5'. In de groenbestemming zijn paden toegestaan, maar geen wegen. Verder is er een omgevingsvergunning nodig voor het aanleggen van wegen binnen 'Waarde – Cultuurhistorie'.
-
Bestemmingplan Venneweg – Middelweg – Berkhouterweg (vastgesteld 14-11-2017)
De Berkhouterweg wordt iets verlegd en komt daardoor op bestemming 'Maatschappelijk – Begraafplaats' te liggen. Wegen zijn strijdig met deze bestemming. Het fietspad komt te liggen op de bestemming 'Leiding – Gas'. Hier geldt een aanlegvergunningplicht.
-
Bestemmingplan Berkhouterweg (1968)
Een deel van het voetpad bevindt zich mogelijk binnen de bestemming 'Bedrijven'. Fiets- en voetpad en de weg zijn geprojecteerd binnen de bestemming 'Openbaar groen, plantsoen'.
-
Paraplubestemmingsplan Archeologie (vastgesteld 07-03-2017)
De werkzaamheden vinden plaats in een gebied met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5'. In beide gevallen geldt een omgevingsvergunningplicht.
Ruimtelijke procedure art. 2.12, onder 1, lid a, sub 3 van de Wabo
Er is gekozen om een procedure artikel 2.12, onder 1, lid a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het voornemen te volgen. Met een dergelijke procedure wordt een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van een geldend bestemmingsplan.
Een omgevingsvergunning herziet het bestemmingpslan niet, maar is te beschouwen als een uitzondering die wordt gemaakt ten aanzien van de regels zoals die zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning geeft geen beheerregeling. Een omgevingsvergunning volgt verder een procedure die vergelijkbaar is met die van een bestemmingsplan.
Goede ruimtelijke onderbouwing
Een dergelijke omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moet samengaan met een goede ruimtelijke onderbouwing. Hierin is uiteengezet of er vanwege een voornemen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is de uitvoerbaarheid van het voornemen verantwoord. Daarnaast omvat de ruimtelijke onderbouwing een verbeelding (plancontour) die het mogelijk maakt om de plannen in een digitale omgeving weer te geven en de locatie vast te leggen (geometrische plaatsbepaling).
1.4 Leeswijzer
Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de uitwerking van het voornemen opgenomen. In hoofdstuk 3 is nader op relevant overheidsbeleid ingegaan. Een omschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 4. Tot slot is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.
Hoofdstuk 2 Planvoornemen
2.1 Huidige situatie
Ten westen van Hoorn ligt de autosnelweg A7. Afrit 8 van de autosnelweg verbindt het gemotoriseerd verkeer met het zuidwesten van Hoorn. De aansluitingen van de afritten op het onderliggende wegennet zijn vormgegeven door middel van rotondes. Aan de oostzijde van de afrit is op beperkte afstand het kruispunt Provincialeweg - Westfriese Parkweg - Berkhouterweg gesitueerd. Dit kruispunt is in de huidige situatie tevens ingericht als rotonde (turborotonde). Deze rotonde is een belangrijk knelpunt in de doorstroming van de Provincialeweg.
Het gebied dat aangepakt wordt om dit knelpunt op te lossen is groter dan enkel de rotonde. Het betreft globaal gezien de Provincialeweg vanaf de oostelijke aansluitingen op de A7 tot aan de kruising met de Keern. Het deel van de Berkhouterweg vanaf de huidige turborotonde tot de kruising met de spoorlijn hoort ook bij het projectgebied. Dit geldt ook voor het eerste deel van de Westfriese Parkweg vanaf de rotonde naar het noorden. Daarnaast vormt het deel van het Dampten waar de knip komt te liggen ook deel van het projectgebied.
Figuur 2.1 Huidige situatie projectgebied (bron: pdokviewer.pdok.nl)
2.2 Toekomstige situatie
Probleemstelling
Uit de Variantenstudie knelpunt turborotonde (zie Bijlagen toelichting) is gebleken dat de (toekomstige) verkeersafwikkeling in het gebied op en rondom de kruispunten onvoldoende is. Onderdeel van de variantenstudie is een analyse met de “rotonde verkenner”. Daaruit is gebleken dat de huidige turborotonde overbelast is. Voor de referentiesituatie in het jaar 2030 neemt de verzadigingsgraad fors toe. Dit heeft negatieve gevolgen wat betreft de doorstroming en de verkeersveiligheid. De gemeenteraad heeft op 4 april 2017 ingestemd met de aanpak van het knelpunt en daarbij een uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld. In een aangenomen amendement is verzocht de gemeenteraad te betrekken bij de besluitvorming van de keuze van een voorkeursvariant. De gemeente Hoorn is dan ook voornemens een herinrichting door te voeren op de wegen in dit gebied. De herinrichting heeft als doel de verkeersdoorstroming en de verkeersveiligheid op het onderliggende wegennet te bevorderen.
Variantenstudie
Advies- en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV heeft in opdracht van het college op grond van voorgaande probleemstelling een variantenstudie uitgevoerd met als doel het verbeteren van de doorstroming op het wegennet.
Ontwerp
In samenwerking met belanghebbenden is in een klankbordgroep een longlist aan mogelijke aansluitmodellen opgesteld. De modellen zijn door middel van een trade-off matrix beoordeeld op de volgende hoofdeisen:
-
beleidsuitgangspunten Rijkswaterstaat;
-
maakbaar (inpasbaarheid tunnels en viaducten);
-
verkeersveiligheid borgen;
-
effecten op onderliggend wegennet beperken;
-
goede afwikkeling.
Op grond van voorgaande hoofdeisen blijkt dat enkel het vervangen van beide rotondes (ten oosten van de A7) door kruispunten, geregeld door middel van verkeerslichten, als geschikte oplossing overblijft. Hieruit volgt dat uit de longlist één model resteert, namelijk het model ‘kruispunten met verkeersregelinstallatie (VRI)'. De overige modellen scoren met name slecht op het gebied van inpasbaarheid en afwikkeling. Bij bijvoorbeeld het aanpassen van de turborotonde in combinatie met het handhaven van de rotonde nabij de oostelijke op- en afrit A7 ontstaan doorstromingsproblemen op beide afritten van de A7 (vanuit het noorden en het zuiden).
Het model is vervolgens nader geanalyseerd en gemodelleerd. Dit heeft geleid tot twee subvarianten, namelijk variant A (zonder afsluiting Dampten) en variant B (met afsluiting Dampten). Beide subvarianten zijn nader geanalyseerd op het gebied van verkeersafwikkeling. Uit deze analyse blijkt dat variant B beter scoort ten opzichte van variant A.
Optimalisatie
Wanneer alle overige huidige aansluitingen op de kruising Provincialeweg-Berkhouterweg-Westfriese Parkweg in stand blijven, dan treedt bij de enig haalbare oplossing in de avondspits alsnog filevorming op. Dit komt door de beperkte opstelcapaciteit en verkeersafwikkeling in de route Provincialeweg, Berkhouterweg, Dampten (vice versa). Het knelpunt voor het optimaliseren van de doorstroming ligt bij de aansluiting van de Berkhouterweg en het Dampten.
Het realiseren van een gelijkvloerse kruising met verkeerslichten én het afsluiten van het Dampten levert een optimalisatie op voor de doorstroming op de Provincialeweg en de Berkhouterweg. De afsluiting wordt zo dicht mogelijk tegen de Berkhouterweg aan gerealiseerd, waarbij doorgaand autoverkeer niet meer mogelijk wordt, met uitzondering van lijnbussen en nood- en hulpdiensten.
Door het opheffen van de aansluiting van het Dampten op de Berkhouterweg verbetert ook de verkeersveiligheid van het auto- en fietsverkeer ter plaatse van de kruising van de Berkhouterweg en het Dampten.
Het gebied Dampten wordt door de afsluiting nog op één manier toegankelijk voor bestemmingsverkeer (vanaf de kruising Keern). Er ontstaat hierdoor een acceptabele toename van het autoverkeer via het Keern en/of de Maelsonstraat.
Uitwerking van voorkeursvariant B heeft geleid tot het schetsontwerp in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Schetsontwerp toekomstige situatie (bron: gemeente Hoorn)
Onderbouwing verwijderen aansluiting Blauwe Berg op Provincialeweg
In de huidige situatie kent de weg Blauwe Berg een directe aansluiting op de Provincialeweg. Deze aansluiting is gelegen op circa 100 m ten oosten van de huidige turborotonde. Komende vanaf het westen is de aansluiting vormgegeven met een opstelstrook voor linksafslaand verkeer. Linksafslaande voertuigen moeten in dat geval twee rijstroken oversteken. Komende vanaf het oosten is een opstelstrook voor rechtsafslaand verkeer aanwezig. Komende vanuit de Blauwe Berg geldt een gebod om rechtsaf te slaan. In het ontwerp is gekozen om de aansluiting van de Blauwe Berg op de Provincialeweg geheel te laten vervallen. Deze keuze is gemaakt op het gebied van doorstroming/verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. Deze keuze wordt hieronder nader onderbouwd.
Zoals reeds is onderbouwd is de doorstroming/verkeersafwikkeling in het projectgebied onvoldoende. De huidige turborotonde is overbelast. De ombouw van de huidige turborotonde in een kruispunt geregeld met verkeerslichten is een vereiste vanuit het oogpunt van doorstroming. Het kruispunt moet aan de oostzijde worden voorzien van vier opstelstroken (één voor rechtsaf, twee voor rechtdoor en één voor linksaf). De benodigde lengte voor de opstelstrook voor rechtsaf is zodanig dat deze moet worden ingeleid ter hoogte van de huidige aansluiting met de Blauwe Berg. Een kortere lengte van deze opstelstrook heeft negatieve effecten wat betreft de verkeersafwikkeling. Uit het Masterplan Hoofdinfrastructuur Hoorn (zie paragraaf 3.3) blijkt dat de Provincialeweg is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg type A. Een vlotte doorstroming op dergelijke wegen is essentieel. Het aantal aansluitingen op de weg moet daarmee beperkt worden tot het hoogstnoodzakelijke. Om de doorstroming op de weg te waarborgen worden de kruispunten (die in de toekomst allen voorzien zijn van verkeerslichten) gekoppeld (netwerkregeling). Handhaving van de aansluiting van de Blauwe Berg (zonder verkeerslichten) frustreert deze koppeling.
Voor de aanpak van verkeersonveiligheid heeft Nederland al jaren de aanpak Duurzaam Veilig. In een duurzaam veilig wegverkeerssysteem is het van belang dat de weg duidelijk is en ertoe oproept het juiste rijgedrag te vertonen. Het juiste rijgedrag wordt in grote mate bepaald door een herkenbaar en verkeersveilig wegontwerp. De weggebruiker moet in één oogopslag kunnen bepalen op welk wegtype hij rijdt en welk gedrag nodig is om daarop veilig te kunnen rijden. Hierbij is het van groot belang om het aantal wegtypen te beperken en ieder wegtype herkenbaar voor de weggebruiker te maken.
Landelijk kennisplatform verkeer en vervoer CROW heeft in de publicatie ‘basiskenmerken wegontwerp’ een nieuw kapstok opgesteld voor verkeerskundig ontwerp van de Nederlandse wegen. Per type wegcategorie zijn basiskenmerken opgesteld die altijd aanwezig of juist afwezig moeten zijn in het wegontwerp om het tot een verkeersveilig ontwerp te maken. Een verkeersveilig ontwerp is herkenbaar voor de weggebruiker en/of ondersteunt het veilig functioneren van de weg. Voor een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 70 km/uur (Provincialeweg) zijn dan ook diverse inrichtingseisen opgenomen. In de publicatie meldt CROW dat er nimmer erftoegangswegen aansluiten op een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een snelheidsregime van 70 km/uur.
De Blauwe Berg is gecategoriseerd als erftoegangsweg en kan volgens de basiskenmerken dan ook niet worden aangesloten op de Provincialeweg (70 km/uur). De snelheidsverschillen tussen beide wegen is dermate groot dat conflicten tussen beide wegen voorkomen moeten worden. Aangezien de Provincialeweg is voorzien van 2x2 rijstroken bestaat daarnaast de kans op ‘afdekongevallen’ door het gebrek aan zicht op beide rijbanen. Afdekongevallen worden voorkomen door verschillende rijrichtingen conflictvrij mogelijk te maken; door de toepassing van verkeerslichten. Het relatieve lage aantal kruispuntstromen op het kruispunt van de Provincialeweg met de Blauwe Berg doet daar niets aan af. Een analyse uit de ‘kruispuntverkenner’ van CROW leert dat op basis van het aantal rijstroken op de Provincialeweg in combinatie met de huidige en toekomstige verkeersintensiteit enkel complexe kruispuntvormen met de toepassing van verkeerslichten passend zijn.
De gemeente Hoorn heeft op 1 juli 2014 besloten om komende vanaf de Blauwe Berg richting de Provincialeweg een gebod in te stellen tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven (rechtsaf). In het advies conform artikel 24 BABW heeft de adviseur van de politie negatief geadviseerd op dit besluit. De adviseur geeft daarbij aan dat kruispuntvormen zoals het kruispunt van de Blauwe Berg met de Provincialeweg worden afgeraden. Het zicht is slecht, het inschatten van snelheden is lastig en de snelheid van het verkeer is hoog. De politie heeft dan ook geadviseerd om de percelen op de Blauwe Berg te ontsluiten via de Westfriese Parkweg.
De aanleg van een kruispunt op de plek van de huidige turborotonde en de alternatieve ontsluitingen, mede dankzij de ontwikkeling van het Missiehuis, bieden de mogelijkheid om de nieuwe inrichting te laten voldoen aan de uitgangspunten van Duurzaam Veilig en het advies van de politie uit 2014.
Een aantal percelen maakt in de huidige situatie gebruik van de aansluiting van de Blauwe Berg op de Provincialeweg. Het is wenselijk de bereikbaarheid van deze percelen op het wegennet te waarborgen en dan ook een alternatief te bieden. Dit alternatief is gevonden met de Blauwe Berg en het Missiehuisterrein.
BLAUWE BERG
Ontsluiting vindt plaats via de Blauwe Berg, langs het Westfries Archief en Clusius College richting het Keern. Vanaf het Keern kan de Provincialeweg worden bereikt via de Geldelozeweg en de Dokter C.J.K. Van Aalstweg. De Provincialeweg is ook te bereiken via het Keern, Bobeldijkerweg en Westfriese Parkweg.
MISSIEHUISTERREIN
Aanvullend op de eerste optie, is de gemeente Hoorn met projectontwikkelaar De Nijs in de anterieure overeenkomst voor de ontwikkeling van het Missiehuisterrein een erfdienstbaarheid overeengekomen. De erfdienstbaarheid houdt in dat het Westfries Archief en de bewoners van de Berkhouterweg 14 en 16 gebruik kunnen maken van de ontsluiting via het Missiehuisterrein op de Westfriese Parkweg.
De bereikbaarheid van deze percelen is met deze twee alternatieve ontsluitingen voldoende gewaarborgd.
Onderbouwing bereikbaarheid bedrijven Berkhouterweg
De wijk Grote Waal is met de Provincialeweg verbonden via de Berkhouterweg. De Berkhouterweg betreft in de huidige situatie de zuidelijke aansluiting met de turborotonde. De keuzes die in dit deel van het ontwerp zijn gemaakt ten behoeve van de doorstroming van de Provincialeweg hebben gevolgen voor de bereikbaarheid van een aantal bedrijven langs de Berkhouterweg, voornamelijk van de percelen Berkhouterweg 9 en 11. Het gaat specifiek om de keuzes voor het afsluiten van het Dampten en de weginrichting van de Berkhouterweg met middengeleider. Deze keuzes en de overwegingen die hieraan ten grondslag hebben gelegen, worden hieronder gemotiveerd.
Figuur 2.3 Toekomstige situatie Berkhouterweg en Dampten
AFSLUITING DAMPTEN
Uit de variantenstudie volgt de aanleg van het kruispunt met verkeerslichten in combinatie met een afsluiting van het Dampten (zogenaamde “knip”) voor het gemotoriseerd verkeer (met uitzondering van lijnbussen en hulpdiensten) als meest wenselijke variant. De knip in het Dampten is nodig om lange wachtrijen op de Provincialeweg als gevolg van afslaand verkeer richting Dampten te voorkomen. De opstelruimte tussen de Provincialeweg en Dampten op de Berkhouterweg is namelijk te beperkt voor voldoende opstelstroken. Dit leidt tot terugslag op het kruispunt van de Provincialeweg met de Westfriese Parkweg.
Gelet op het onderscheid in categorisering (Provincialeweg: gebiedsontsluitingsweg A, Dampten: gebiedsontsluitingsweg C), wordt een vlotte doorstroming op de Provincialeweg belangrijker geacht dan de bereikbaarheid van Dampten via twee aansluitingen. De knip zorgt bovendien voor een verbetering van de verkeersveiligheid voor (brom)fietsers op de Berkhouterweg; er vinden ter plaatse geen conflicten meer plaatsen met het reguliere doorgaande verkeer. Hiermee wordt tevens voorkomen dat verkeer richting Dampten de opstelstrook op de Berkhouterweg richting de Provincialeweg kruist. Vanuit verkeersveiligheid is dit onwenselijk.
In verband met de bereikbaarheid van het perceel Berkhouterweg 9 is onderzocht of het mogelijk is de knip zuidelijker aan te leggen. Dit blijkt niet wenselijk. Het beperkte verkeer dat tussen de knip en de Berkhouterweg rijdt, zorgt voor verstoring van de afwikkeling van het verkeer op de Berkhouterweg en Provincialeweg. Daarbij levert een knip halverwege ongewenst zoekverkeer en dus kerende auto’s op. Dit heeft een extra verstoring tot gevolg.
WEGINRICHTING BERKHOUTERWEG
Voor een vlotte verkeersafwikkeling op het kruispunt van de Berkhouterweg met de Provincialeweg krijgt, komende vanaf de Berkhouterweg, iedere kruispuntrichting een eigen opstelstrook. Om de gewenste capaciteit te behalen zijn twee rijstroken met een lengte van meer dan 100 meter noodzakelijk. Bij de overgang van één naar twee rijstroken wordt verkeer in tegengestelde richting in het kader van verkeersveiligheid van elkaar gescheiden door middel van een middengeleider. Dit heeft gevolgen voor de bereikbaarheid van de perceel met de adressen Berkhouterweg 9 en 11. Verkeer vanaf de Provincialeweg kan deze percelen niet (direct) meer bereiken. In overleg met het daar gevestigde bedrijf is gekeken naar optimalisaties in het ontwerp om de huidige bereikbaarheid zoveel mogelijk te waarborgen. De haalbaarheid is afgewogen op de aspecten verkeersveiligheid en doorstroming.
Het doorkruizen van twee opstelstroken door in- en uitrijdend verkeer vanaf het perceel is afgekeurd op het gebied van verkeersveiligheid. Dit levert namelijk gevaarlijke situaties op. Hierbij moet gedacht worden aan afdekzicht, waarbij voertuigen wegvallen achter andere voertuigen en aan situaties waarbij verkeer vanaf het perceel onverwachte weefbewegingen gaat maken op de Berkhouterweg om in het goede opstelvak te komen. Op het gebied van doorstroming is het daarnaast onwenselijk om de opstelstroken voor het kruispunt met de Provincialeweg korter te maken. Besloten is dan ook om de geplande middengeleider in het ontwerp te handhaven.
BEREIKBAARHEID BEDRIJVEN
De bedrijven op het Dampten zijn als gevolg van de afsluiting van het Dampten niet meer bereikbaar via de Provincialeweg, Berkhouterweg en Dampten. De bereikbaarheid van deze bedrijven is geregeld via het Keern en Dampten.
Via de Berkhouterweg komend vanaf de Provincialeweg is het door de middengeleider niet meer mogelijk om linksaf te slaan naar het perceel met adres Berkhouterweg 9. De middengeleider blijft verhoogd tot de westelijke toegang naar het tankstation op Berkhouterweg 11. De inrichting van de middengeleider, de inrit naar het tankstation, de Berkhouterweg en het gebied tussen tankstation en terrein van LVS vindt dusdanig plaats dat met een keerbeweging op de Berkhouterweg, komend vanaf de Provincialeweg, de toegang tot het terrein van LVS via de Berkhouterweg en of het tankstation mogelijk is. Dit geldt voor personenauto’s en bestelwagens. De inrit en uitrit van het tankstation worden zodanig ingericht dat de specifieke tankauto van GP Groot het tankstation kan in- en uitrijden. Vanaf en naar de Berkhouterweg volgens de route ‘in’ vanuit het westen via de Berkhouterweg, ‘uit’ naar het noorden naar de Provincialeweg. Het verlaten van het terrein van LVS aan de Berkhouterweg kan uitsluitend door rechts af te slaan naar de Provincialeweg. Het terrein van LVS kan eveneens worden verlaten via het Dampten.
Ruimtelijke inpassing
Voor de ruimtelijke verkenning is de gehele Provincialeweg vanaf de A7 tot aan Hoorn 80 beschouwd. Vanuit een integrale beschouwing zijn per wegvak modulaire dwarsprofielen uitgewerkt. Voor het gedeelte vanaf de A7 tot aan de kruising Berkhouterweg-Westfriese Parkweg geldt dat de huidige situatie aan weerszijden al een groene uitstraling heeft. Het uitgangspunt voor dit wegdeel is dit beeld te handhaven, indien mogelijk uit te breiden en het aantal rijstroken zo minimaal mogelijk te houden voor een zo optimaal mogelijke doorstroming (zo beperkt mogelijk rijstroken aanleggen). Voor het gedeelte vanaf de kruising Berkhouterweg-Westfriese Parkweg tot aan de kruising Keern is het uitgangspunt een groenere beleving te creëren.
Nabij en op de kruising Berkhouterweg-Westfriese Parkweg is dit vanwege de benodigde opstelstroken beperkt haalbaar. Daar waar aan de zijkanten van de Provincialeweg ruimte is en ondergronds geen kabels en leidingen liggen, kunnen (extra) bomen worden geplant.
Tussen de kruisingen Berkhouterweg-Westfriese Parkweg en Keern is de opgave lastiger vanwege de ligging van een transportwaterleiding langs de zuidzijde van de Provincialeweg. In overleg met PWN is bepaald dat de waterleiding wordt verlegd en het planten van bomen langs het fietspad haalbaar is.
Beoogd resultaat
De oplossing draagt bij aan het verbeteren van de doorstroming van het autoverkeer op de Provincialeweg. Tevens draagt de oplossing bij aan een betere beleving van de weggebruiker van de Provincialeweg als entree van de stad en een verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het fietsverkeer langs de Berkhouterweg.
Verbetering van de doorstroming van het autoverkeer zorgt voor een betere bereikbaarheid van de stad. Daarnaast neemt zo het sluipverkeer via het onderliggend wegennet (de binnenstad) af. Verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het fietsverkeer zorgt voor een toename van het gebruik van de fiets. Alle aspecten zorgen voor een vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte. In de structuurvisie staan alle plannen voor ruimte en mobiliteit voor de komende decennia. Met de structuurvisie wordt een vereenvoudiging van de bestaande regelgeving nagestreefd, waarin meer verantwoordelijkheid bij de lagere overheden komt te liggen.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk wil inzetten op topsectoren, zoals logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw, waar de kracht van Nederland ligt ten opzichte van internationale concurrenten. De bereikbaarheid en mobiliteit van personen en goederen is daarbij van groot belang. Ontwikkelingen in leefbaarheid en veiligheid hangen sterk samen met bevolkingsgroei en -krimp. De veranderende behoeften op het gebied van wonen en werken leggen daarbij een extra druk op een markt waar de totale vraag afneemt: kwaliteit gaat voor kwantiteit.
Het Rijk formuleert de drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
-
het vergroten van de concurrentiekracht;
-
het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
-
het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk benoemt de rijksdoelstellingen gericht op een goed werkende woningmarkt in Nederland: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Bij het voorzien in de woningbehoefte is van belang dat het aanbod ook in kwalitatieve zin aansluit op de vraag.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Artikel 3.1.6. lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing.
De tekst uit het Bro luidt als volgt: ''De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied'.
De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In het Bro is geen ondergrens voor de minimale omvang vastgelegd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Hiervoor kan gekeken worden naar jurisprudentie.
Het project betreft een reconstructie van bestaande wegen, van een relatief beperkte omvang. Het is niet aan te merken als stedelijke ontwikkeling zoals bedoel in artikel 3.1.6, tweede lid, Bro. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet noodzakelijk.
Behoefte
Wanneer de ladder niet van toepassing is op een planvoornemen, is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de uitvoerbaarheid van een plan. In het kader van de uitvoerbaarheid met aandacht worden besteed aan de behoefte.
De turborotonde is een knelpunt in de doorstroming van het verkeer op de Provincialeweg. De reconstructie zorgt voor een goede doorstroming op de Provincialeweg en een verbetering van de verkeersveiligheid voor auto- en fietsverkeer op de kruising Berkhouterweg - Dampten. Het project voorziet daarmee in een behoefte.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De borging van de uitspraken uit de SVIR heeft in juridische zin plaatsgevonden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit Besluit is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn de verschillende nationale belangen vastgelegd die doorwerking moeten krijgen bij lagere overheden. Het gaat om de volgende nationale belangen: rijksvaarwegen, project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, Ecologische Hoofdstructuur, erfgoederen van universele waarden, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied. Het project is niet strijdig met de nationale belangen.
3.2 Provinciaal beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040
Op 21 juni 2010 is door provinciale staten van Noord-Holland de Structuurvisie Noord-Holland 2040 “Kwaliteit door veelzijdigheid” vastgesteld. Op 28 september 2015 is deze geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar moet worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.
Uitgangspunt voor 2040 is “Kwaliteit door veelzijdigheid”. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen uit de structuurvisie door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (2017)
In de PRV zijn de provinciale belangen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.
Op het gebied van bestaand stedelijk gebied geeft de provincie grote vrijheid aan gemeenten. Dit betekent dat er in principe nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk zijn.
Bestaand stedelijk gebied is in de Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Het projectgebied maakt onderdeel uit van de infrastructuur in het westelijk deel van de kern Hoorn. Op basis van voorgaande beschrijving maakt het dan ook deel uit van het bestaand stedelijk gebied. Zoals in voorgaande paragraaf beschreven, is het project niet aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het project is dan ook in overeenstemming met de PRV.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010)
De visie op de gewenste ruimtelijke kwaliteit is vastgelegd in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland. Deze vernieuwde leidraad is een uitwerking van het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, dat werd gebruikt als leidraad voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen. Daarnaast bood het handreikingen aan gemeenten om landschap en cultuurhistorie als uitgangspunt te gebruiken bij planvorming.
Het projectgebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied, landschappelijke waarden zijn hier dan ook niet te verwachten. Ten noorden van de Provincialeweg bevindt zich het Missiehuis met bijbehorende tuin. Het Missiehuis is een gemeentelijk monument. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op het aspect cultuurhistorie.
3.3 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Hoorn
Op 10 juli 2012 is de Structuurvisie Hoorn vastgesteld. De structuurvisie is een uitwerking van de Stadsvisie uit 2005. De Structuurvisie onderscheidt acht belangrijke maatschappelijke opgaven:
-
Bouwen en transformeren voor de vergrijzing
-
Vasthouden van jonge gezinnen
-
Ontwikkelen van aantrekkelijke stad in een complete regio
-
Bestaande woningvoorraad aantrekkelijk houden
-
Balans wonen en werken
-
Economie verbreden
-
Compleet pakket aan voorzieningen bieden
-
Branding en profilering van Hoorn verbeteren
In de structuurvisie wordt aangegeven dat Hoorn een andere fase in gaat: van groeikern naar volwassen stad. De laatste uitbreidingsplannen worden afgerond en de aandacht verschuift naar de bestaande stad. De toekomstige behoeften moeten daarbij worden opgevangen via de herstructurering en de inbreiding in de bestaande stad.
Daarnaast kent de structuurvisie beleid ten aanzien van de economische ontwikkeling in de vorm van wijkeconomie en stedelijke economie. Ook is er beleid ten aanzien van duurzaamheid in de vorm van fysieke duurzaamheid en sociale duurzaamheid.
Groenbeleidsplan
Op 12 februari 2004 is door de gemeenteraad van Hoorn het Groenbeleidsplan Hoorn vastgesteld. De uitgangspunten uit het Groenbeleidsplan zijn opgenomen in de Stadsvisie 2005-2025. Het doel van dit Groenbeleidsplan is om een leidraad te bieden, waarmee een aantrekkelijke, gezonde en duurzame groenstructuur kan worden gecreëerd en in stand gehouden.
Het plan gaat uit van de volgende uitgangspunten:
-
de hoofdwegenstructuren te versterken;
-
de karakters van de verschillende wijken te versterken;
-
de groene plaatsen binnen de stad te verbinden via routes van groen.
Identiteit, recreatie en natuurwaarden zijn de sleutelwoorden waar de visie in het Groenbeleidsplan op gebaseerd is. Daarmee legt het Groenbeleidsplan de basis voor een duurzaam en samenhangend groenbeeld van de stad Hoorn. Het dient als leidraad bij herontwikkelingen en nieuwe ontwikkelingen.
Bomenbeleidsplan
In 2009 is het Bomenbeleidsplan opgesteld dat voor een deel steunt op het groenbeleidsplan. Het Bomenbeleidsplan draagt de titel 'Ruimte voor bomen', waarmee wordt benadrukt dat bomen in het toekomstige gemeentelijk beleid een meer prominenten plaats krijgen in ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente wil dat Hoorn een groene stad is en blijft. Centraal in het bomenbeleidsplan staat het beschermen van het huidige en toekomstige bomenbestand en het scheppen van voorwaarden voor een optimale ontwikkeling en verzorging van bomen. Via het principe “niet kappen, tenzij…” wordt het gemeentelijke bomenbestand zoveel mogelijk beschermd.
De bomenkaart vormt de onderlegger voor het bomenbeleidsplan. De belangrijke huidige en gewenste boomstructuren zijn vastgelegd op een kaart, onderverdeeld in hoofdstructuur, secundaire structuur en parkgroen.
UIt de bomenbeleidskaart komt naar voren dat het projectgebied onderdeel uit maakt van de hoofdstructuur. De hoofdstructuren voor bomen lopen gelijk met de hoofdwegenstructuur.Het zijn de doorgaande routes en vormen de ontsluitingswegen van Hoorn zelf en van de verschillende wijken. De wegen zijn herkenbaar door het bredere profiel met ruime bermen aan weerszijden. In Hoorn zijn langs vrijwel iedere ontsluitingsweg bomen geplant.
De gebruikte soort bepaalt het karakter van de route of de ontsluiting. Aan weerszijden van de weg staan soorten van de eerste grootte. De bomen hebben voldoende ruimte om zonder problemen een volwassen status te bereiken. De rijen vormen een homogeen geheel, doordat er bomen van hetzelfde soort zijn gebruikt.
Voor de ruimtelijke verkenning is het hele projectgebied beschouwd. Voor het gedeelte vanaf de A7 tot aan de kruising Berkhouterweg-Westfriese Parkweg geldt dat de huidige situatie aan weerszijden al een goede groene uitstraling heeft. Het uitgangspunt voor dit wegdeel is dit beeld te handhaven en indien mogelijk uit te breiden.
Voor het gedeelte vanaf de kruising Berkhouterweg-Westfriese Parkweg tot aan de kruising Keern is het uitgangspunt een groenere beleving te creëren. Nabij en op de kruising Berkhouterweg-Westfriese Parkweg is dit vanwege de benodigde opstelstroken minimaal haalbaar. Daar waar aan de zijkanten van de Provincialeweg ruimte is en ondergronds geen kabels en leidingen liggen, kunnen (extra) bomen worden geplant.
Tussen de kruisingen Berkhouterweg-Westfriese Parkweg en Keern is de opgave lastig vanwege de ligging van een transportwaterleiding langs de zuidzijde van de Provincialeweg. In overleg met PWN is bepaald dat het planten van bomen langs het fietspad haalbaar is.
Figuur 3.1 Uitsnede Bomenbeleidsplan 2009
Figuur 3.2 Overzicht te verplaatsen en kappen bomen
Structuurvisie Poort van Hoorn
In februari 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Poort van Hoorn vastgesteld. Met het project Poort van Hoorn wordt de bereikbaarheid van het stationsgebied verbeterd.
Naast de Poort van Hoorn zijn ook dossiers zoals de doorstroming op de Provincialeweg, de fileproblematiek tussen Westfriesland/Hoorn en de regio Amsterdam en het versterken van de Binnenstad zeer actueel. De Poort van Hoorn heeft raakvlakken met deze dossiers en kan bijdragen aan een oplossing voor deze vraagstukken. Dit biedt kansen om breed in te zetten op de ontwikkeling van de stad en de regio.
De aanpak van de turborotonde ten behoeve van de doorstroming op de Provincialeweg draagt bij aan de de doelstellingen van het programma Poort van Hoorn.
Fietsnota
De fiets heeft een belangrijke functie in de mobiliteit van Hoorn. Het fietsgebruik zou dan ook bevorderd moeten worden door de positie van de fietser in het verkeer te versterken. Het doel van de fietsnota is dan ook om de veiligheid, bereikbaarheid en het comfort te verbeteren.
De Berkhouterweg is in de fietsnota aangewezen als hoofdfietsroute. Door het project ontstaat een verbetering van de verkeersveiligheid en doorstroming van het fietsverkeer langs deze weg (met name fietsverkeer van en naar de voortgezet onderwijs scholen in gebied Dampten). Verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming van het fietsverkeer zorgt voor een toename van het gebruik van de fiets. Het project past daarmee binnen het beleid uit de Fietsnota.
Masterplan Hoofdinfrastructuur
Het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Hoorn is vastgelegd in het Masterplan Hoofdinfrastructuur Hoorn (vastgesteld 2007). Het Masterplan is onderdeel van het Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan (GVVP) en omvat de visie ten aanzien van de hoofdinfrastructuur van Hoorn. In het Masterplan is onder meer de wegencategorisering van Hoorn opgenomen. Deze categorisering sluit aan op de categorisering zoals bedoeld in het landelijk beleid Duurzaam Veilig. Onderscheid wordt gemaakt in een vijftal wegcategorieën.
Figuur 3.3 Wegencategorisering Hoorn met uitsnede projectgebied
GEBIEDSONTLUITINGSWEGEN TYPE A (GOW A)
Dit betreft de stadsontsluitingswegen. Een vlotte doorstroming van het verkeer staat centraal. De maximumsnelheid is hoger dan 50 km/uur, waardoor vrijliggende fietspaden een vereiste zijn. Rekening houdend met de verkeersintensiteit bestaan de GOW A’s bij voorkeur uit 2x2 rijstroken.
GEBIEDSONTLUITINGSWEGEN TYPE B (GOW B)
De GOW B betreft de wijkontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/uur. Dergelijke wegen kennen over het algemeen één rijstrook per rijrichting. Fietsers beschikking over een vrijliggend fietspad.
GEBIEDSONTLUITINGSWEGEN TYPE C (GOW C)
De wijkontsluitingsweg met een relatief lage verkeersintensiteit (lager dan 8.000 mvt/etmaal) behoort tot de categorie type C. De fiets bevindt zich op dit type weg op een fietsstrook.
GEBIEDSONTLUITINGSWEGEN TYPE D (GOW D)
Uitzondering op voorgaande wegen met een snelheidsregime van 50 km/uur (of hoger) betreft de GOW D. Dit zijn wegen met lange rechtstanden, waardoor het niet mogelijk is om deze wegen als erftoegangsweg te classificeren.
ERFTOEGANGSWEGEN (ETW)
De erftoegangswegen zijn wegen gelegen in verblijfsgebieden met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De fiets bevindt zich op dit type wegen op de rijbaan (geen eigen verkeersruimte).
De doorstroming op de Provincialeweg en de veiligheid op de kruising met de Berkhouterweg-Westfriese Parkweg zijn in het Masterplan als knelpunten benoemd. De aanpak van de knelpunten in dit project past dan ook in het beleid uit het Masterplan.
Leidraad Inrichting Openbare Ruimte
Op 21 december 2007 is de Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (Lior) vastgesteld. De Lior is opgesteld als leidraad voor ontwikkelingen in de openbare ruimte en is te gebruiken bij contractbesprekingen met uitvoerders van projecten.
Steeds meer activiteiten worden door marktpartijen uitgevoerd. Daarbij is het van belang dat de gemeente vooraf het gewenste inrichtingsniveau en het gewenste kwaliteitniveau van de werkzaamheden kan aangeven. Daarmee kan tijdens de contractvorming rekening worden gehouden. Door het opstellen van de Lior is er een standaard aangebracht in het gewenste niveau, dat voor ieder project gebruikt kan worden. Sindsdien hoeft er niet meer per project een specifiek programma van eisen te worden opgesteld.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
Wet- en regelgeving
Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen of (andere) milieugevoelige gebieden kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk. Er dient te worden aangetoond dat het planvoornemen geen belemmering vormt voor nabijgelegen functies.
Op basis van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.
Er dient te worden aangetoond dat de ontwikkelingen in het projectgebied niet worden belemmerd vanwege de invloedssfeer van bedrijvigheid in de omgeving. Tevens dient te worden aangetoond dat deze ontwikkelingen geen belemmering vormen voor nabijgelegen functies.
SYSTEMATIEK BEDRIJVEN EN MILIEUZONERING
In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten:
-
rustige woonwijk en rustig buitengebied;
-
gemengd gebied.
FUNCTIESCHEIDING
In een rustige woonwijk of rustig buitengebied wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, die in een lijst bij omgevingstype 1 zijn opgenomen, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie tot een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies leidt.
FUNCTIEMENGING
In gemengde gebieden is bij de aanwezigheid en het naast elkaar samengaan van uiteenlopende hinderveroorzakende en hindergevoelige functies sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe bestaat de methode dat de bij functiescheiding op grond van de VNG-publicatie aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2, etc.).
Onderzoek
Het projectgebied is gelegen in een omgeving met onder meer bedrijvigheid en maatschappelijke functies. Gezien de aard van de omgeving is er sprake van een gemengd gebied. Op infrastructuur niet behorend tot een inrichting is milieuzonering niet van toepassing. Er is geen sprake van belemmeringen. Wat betreft het aspect milieuzonering is het voornemen uitvoerbaar.
4.2 Ecologie
Wet- en regelgeving
Om de uitvoerbaarheid van het project te toetsen is een ecologische beoordeling uitgevoerd (zie Bijlagen toelichting). Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is.
Gebiedsbescherming
-
Natura 2000
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het 'Markermeer & IJmeer'. Dit ligt op een afstand van circa 700 meter van het projectgebied. Gezien de kleinschaligheid zullen de beoogde werkzaamheden geen invloed hebben op de natuurwaarden waarvoor het Natura 2000-gebied is aangewezen. Er zijn geen relevante ecologische relaties te verwachten tussen het projectgebied en het Natura 2000-gebied. Het project zal geen conflict veroorzaken met de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000-gebiedsbescherming.
-
Natuurnetwerk Nederland
Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op een afstand van circa 700 m ten zuiden van Hoorn. De werkzaamheden vinden plaats binnen de bebouwde kom aan rotondes waar de verkeersintensiteit in de huidige situatie hoog is. Om deze reden is er geen sprake van uitstralende effecten op nabijgelegen NNN-gebieden.
-
Weidevogelland
Naast de bovenstaande vormen van gebiedsbescherming heeft de provincie Noord-Holland in het Natuurbeheerplan gebieden aangewezen ter bescherming van weidevogels. Het projectgebied is geen onderdeel van Weidevogelland en in de directe omgeving is geen Weidevogelland gelegen.
Soortenbescherming
De herinrichting van het projectgebied veroorzaakt geen conflict met de Wnb ten aanzien van planten, ongewervelde diersoorten, vleermuizen, reptielen en overige diersoorten.
Er wordt ook geen conflict veroorzaakt ten aanzien van vissen en amfibieën. Wel dient bij werkzaamheden aan de sloten en/of de oevers ervan rekening te worden gehouden met de zorgplicht.
Door de uitvoering van het project ontstaat mogelijk een conflict met de Wnbten aanzien van vogels, indien door de werkzaamheden broedende vogels verstoord worden. Om dit te voorkomen dienen de werkzaamheden te worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels.
Conclusie
Door de geplande werkzaamheden zal geen conflict ontstaan met de wet- en regelgeving omtrent gebiedsbescherming. Op het gebied van soortbescherming zal door uitvoering van de plannen geen conflict met de Wet natuurbescherming ontstaan, mits er geen broedende vogels en hun in gebruik zijnde nesten worden verstoord. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het project.
4.3 Erfgoed
Normstelling en beleid
De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2020 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overig aanwezige cultuurhistorische waarden te bevatten. Voor zover in een projectgebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
De Gemeente Hoorn heeft op 12 maart 2013 haar Archeologiebeleid vastgesteld. Het archeologiebeleid vertaalt zich in dubbelbestemmingen opgenomen in de diverse bestemmingsplannen.
Het projectgebied ligt in het oosten in het historische lint langs het Keern. Het Keern is een dijk tussen de Ooster- en de Westerpolder en dateert van oorsprong uit de 12e eeuw. Waarschijnlijk heeft aan beide zijden van de dijk een dijksloot gelopen. Op basis van de nu bekende gegevens was het Keen tot en met de 14e eeuw niet bebouwd.
Figuur 4.1 Leprozenhuis ('t Sieck-huijs) op kaart uit 1652 (noorden onder)
Aan de westzijde van het Keen hebben vanaf de 15de eeuw veel huizen gestaan. Een van de gebouwen was het Leprozenhuis (ook wel Lazarushuis genoemd) dat in 1445 is gebouwd. Dit gebouw stond op de zuidelijke hoek van het Keern met de Berkhouterweg. Bij het Leprozenhuis heeft een kapel gestaan en heeft een begraafplaats gelegen. Bij werkzaamheden aan het fietspad langs de Provincialeweg (het fietspad is de oorspronkelijke Berkhouterweg) zijn in de jaren '80 van de vorige eeuw skeletresten gevonden. In de 17e eeuw werd het gebouw gebruikt voor de verpleging van oude mannen. Het Leprozenhuis is in 1753 door bouwvalligheid ingestort. Niet lang daarna is het afgebroken. In 1830 zouden de laatste zichtbare resten zijn verwijderd en is het terrein afgevlakt. Op het perceel is later het Rijkslandbouwproefstation gebouwd (1901), nu gemeentelijk monument.
Het gedeelte aan de westzijde van het Keern was volgens de kaart van Van Deventer uit 1560 (figuur 4.2) dicht bebouwd. Het gedeelte van de westzijde van het Keern ten zuiden van de Berkhouterweg (nu Provincialeweg) was in die tijd volgens deze kaart vrijwel onbebouwd.
Figuur 4.2 Kaart van Van Deventer (1560)
Verder is er op de kaart van Dou (1651-1654) bebouwing zichtbaar langs de Berkhouterweg (figuur 4.3). Een groot deel van de hierboven beschreven bebouwing is op de kadastrale minuut uit 1823 niet meer aanwezig.
Figuur 4.3 Kaart van Dou (1651-1654) met huizen Berkhouterweg (rode cirkel)
Op uitsnede van de beleidskaart archeologie (figuur 4.4) staat aangegeven vanaf welke omvang het aspect archeologie dient te worden meegewogen. De locatie van het Leprozenhuis staat in paars weergegeven. Vanwege het voorkomen van begravingen is hier het hoogste regime geldig. Voor de historische lintbebouwing langs het Keern en de losse huisplaatsen ten westen van het Keern geldt een vrijstellingsgrens van 100 m2. Voor het overige deel van het projectgebied geldt een vrijstellingsgrens van 10.000 m2.
Onderzoek vooraf met proefsleuven ter hoogte van het Leprozenhuis, de Keern en de losse huisplaatsen is gezien de dichtheid van ondergrondse infrastructuur efficiënt. De gemeente kiest er daarom voor om op deze locaties de uitvoeringswerkzaamheden plaats te laten vinden onder archeologische begeleiding.
Figuur 4.4 Uitsnede Beleidskaart Archeologie Hoorn met projectgebied
Cultuurhistorie
Het projectgebied wordt aan de oostzijde begrensd door het Keern, een eeuwenoude toegangsweg richting Hoorn. De historische structuur van het Keern, met achtergelegen bebouwing, met erven en historische waterloop erachter heeft cultuurhistorische waarden. Een klein deel van de waterloop ligt op de grens van het projectgebied, heeft een hoge cultuurhistorische waarde en is daarom beschermenswaardig.
Figuur 4.5 Cultuurhistorische waarden
Van oost naar west wordt het gebied doorsneden door de Berkhouterweg. Deze weg verbond het Oosteinde van Berkhout met het Keern en dateert van oorsprong al uit de 12e eeuw. Hoewel deze historische landschapsstructuur bij de realisatie van de grote bouwprojecten uit de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw grotendeels is verdwenen, is ze nog steeds van belang.
Aan de noordzijde van het gebied ligt het Missiehuis met bijbehorende tuin. Beide zijn een gemeentelijk monument. Het gebouw heeft een traditionele, bij de middeleeuwse kloosterbouw aansluitende hoofdopzet, bestaande uit vier vleugels rond een rechthoekige binnentuin. Het gebouw wordt door een ruim voorterrein (circa 100 meter diep) gescheiden van de Provincialeweg. Van het uitgestrekte terrein rondom het gebouw maakt alleen dit onbebouwde voorterrein deel uit van de monumentale status.
Het project voorziet in het verbreden van de Provincialeweg. Deze weg zal deels over de voortuin van het Missiehuis komen te liggen. De aantasting is echter zo gering dat deze te verantwoorden is. In het project is voorzien dat aan de zuidzijde van de Missiehuistuin en ten noorden van de nieuwe verbreding van de Provincialeweg water komt. Dit is te verantwoorden omdat er oorspronkelijk ook water in de tuin was en de tuin zo wordt afgescheiden van de openbare ruimte. Wat betreft het aspect cultuurhistorie is het project dan ook uitvoerbaar.
4.4 Geluid
Wet- en regelgeving
In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn grenswaarden opgenomen voor de geluidsbelasting afkomstig van wegen. Bij een wijziging aan een bestaande weg moet een akoestisch onderzoek worden verricht om de toename van de geluidsbelasting te bepalen. De geluidsbelasting wordt berekend bij de geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van de weg. De geluidsbelasting en de toename van de geluidsbelasting moeten worden getoetst aan de waarden uit de Wgh.
Onderzoek en conclusie
Voor het project is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlagen toelichting). Hierin is de geluidsbelasting van de Provincialeweg, de Berkhouterweg, de Westfriese Parkweg en het Dampten berekend bij de geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszones van deze wegen. Uit het onderzoek blijkt dat er vanwege de fysieke wijzigingen aan de wegen geen sprake is van een reconstructie volgens de Wgh. Geluidsmaatregelen en verdere procedurele acties zijn niet nodig.
4.5 Luchtkwaliteit
Wet- en regelgeving
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 μg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 μg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van ‘niet in betekende mate’ (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
-
projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 μg/m3 NO2 of PM10).
PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.
Onderzoek
Het project betreft een reconstructie van bestaande wegen, met als doel een knelpunt op te lossen en de doorstroming te verbeteren. Het projectvoornemen maakt geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkeling mogelijk die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.610 voertuigbewegingen van auto's dan wel 130 vrachtwagens per weekdagetmaal leidt (grenswaarde in 2018). Het aantal extra verkeersbewegingen als gevolg van het project blijft naar verwachting onder deze grenswaarde.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het projectgebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland. Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het projectgebied de achtergrondniveaus voor NO2, PM10 en PM2,5 in zowel 2011, 2015 als 2020 onder de grenswaarden liggen.
Conclusie
Het project moet worden beschouwd als een nibm-project. Uit de achtergrondniveaus blijkt dat deze onder de wettelijke normen blijven. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
4.6 Externe veiligheid
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de woon- en leefomgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is erop gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Onderzoek en conclusie
De werkzaamheden hebben betrekking op het verbeteren van de doorstroming op de Provincialeweg. Ze hebben geen significante toename van het aantal verkeersbewegingen, bovenop de autonome trend, tot gevolg.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het Missiehuis is in mei 2017 een onderzoek gedaan naar externe veiligheid als gevolg van diezelfde ontwikkeling. Omdat de Provincialeweg binnen 200 meter van het plangebied Missiehuis ligt, is nader onderzoek gedaan naar de externe risico’s van transporten over deze weg. Hierbij is de volgende conclusie getrokken:
De transportaantallen over de Provincialeweg zijn zodanig laag dat langs deze weg geen 10-6 PR-contour aanwezig is. Daarmee wordt voldaan aan het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico als gevolg van het plan verandert niet en blijft gelijk op 0,7 keer de oriëntatiewaarde.
De rijbaan van de Provincialeweg komt iets dichter op het Missiehuisterrein te liggen. Deze verplaatsing is dusdanig beperkt dat dit geen gevolgen heeft voor het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het project.
4.7 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing, waarin is geregeld dat als ter plaatse van een projectgebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval.
Onderzoek
Voor het project zijn een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740, een verkennend waterbodemonderzoek volgens NEN 5720, een verkennend onderzoek naar asbest in de bodem volgens NEN 5707, een verkennend onderzoek naar asbest in funderingsmateriaal volgens NEN 58974 en een verhardingsonderzoek volgens CROW 210 uitgevoerd (zie Bijlagen toelichting).
Conclusies
BODEM
Plaatselijk is een overschrijding interventiewaarde met lood aangetoond. Verticaal is de verontreiniging afgeperkt tot de onderliggende veenlaag. De loodverontreiniging is mogelijk te relateren aan de aanwezige demping of puin in de bodem. Ter plaatse van de overige dempingen zijn geen verontreinigingen aangetoond. De verontreiniging is verticaal en horizontaal afgeperkt. Deze heeft een omvang van circa 5 m3; er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
In de overige monsters zijn overwegend lichte verontreinigingen aangetoond met PAK, zware metalen en minerale olie. Plaatselijk is een overschrijding tussenwaarde met lood aangetoond. Aanvullend onderzoek wordt op deze locaties niet noodzakelijk geacht.
Het grondwater is maximaal licht verontreinigd met barium, kwik, xylenen en naftaleen.
ASBEST
In twee mengmonsters van de zintuigelijke puinhoudende bovengrond is asbest onder de toetsingswaarde voor nader onderzoek aangetoond. In één mengmonster is een gehalte hechtgebonden serpentijn-asbest van 0,2 mg/kg d.s. aangetoond. In één mengmonster is een gehalte niet-hechtgebonden amosiet-asbest van 3,0 mg/kg ds aangetoond. In de fijne fractie (<0,5 mm) zijn in beide monsters geen asbestverdachte vezels waargenomen. In de overige mengmonsters is geen asbest aangetoond.
Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat nader onderzoek naar asbest in de bodem niet noodzakelijk is. De locatie is niet verdacht op het voorkomen van een verontreiniging met asbest.
WATERBODEM
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de sliblaag conform het toetsingskader ‘toepassen in oppervlaktewater’ is beoordeeld als klasse B, op basis van lood en PAK. De vrijkomende sliblaag is verder niet verspreidbaar op het aangrenzende perceel en niet geschikt voor toepassing op landbodem (o.b.v. minerale olie). De sliblaag dient, wanneer deze bij de werkzaamheden vrijkomt, afgevoerd te worden naar een erkende verwerker.
De vaste waterbodem is als altijd toepasbaar beoordeeld. Uitgaande van het stand-still principe uit het Besluit bodemkwaliteit betekent dit dat voor de demping van de watergang alleen grond met kwaliteitsklasse ‘altijd toepasbaar’ mag worden toegepast.
VERHARDING
Voor het verhardingsonderzoek is het projectgebied ingedeeld in onderzoeksvakken. Op basis van de resultaten van het onderzoek zijn het asfalt van de vakken A-01 en A-04 teervrij. De toplagen van de asfaltkernen van de deellocaties A-02 en A-03 zijn teervrij. Voor de vakken A-02 en A-03 zijn de onderste lagen van drie boringen, de oppervlaktebehandelingslagen en plaatselijk de DAB-laag teerhoudend. De overige onderste lagen zijn teervrij.
Het funderingsmateriaal ter plaatse van wegvakken E-04, A-02 en A-03 is niet geschikt voor hergebruik als niet-vormgegeven bouwstof. Het funderingsmateriaal ter plaatse van de overige wegvakken is geschikt voor hergebruik als niet-vormgegeven bouwstof. De onderliggende bodem wordt ter plaatse van wegvak E-04 geclassificeerd als altijd toepasbaar, ter plaatse van wegvak A-02 als klasse wonen, met een plaatselijke verontreiniging met lood (niet toepasbaar) ter plaatse van boring 34, en voor wegvak A-03 als klasse industrie.
Voorafgaand aan de reconstructiewerkzaamheden dient voor de vakken A-02 en A-03 een freesplan te worden opgesteld om de (niet) teerhoudende lagen te frezen. In het freesplan dient de hoeveelheid vrijkomend asfalt exact bepaald te worden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met een veiligheidsmarge van 20 mm boven en onder de teerhoudende laag. Het niet teerhoudende materiaal is geschikt voor warm hergebruik. Het teerhoudend asfaltgranulaat dient te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.
4.8 Water
Wet- en regelgeving
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterpargraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate er gevolgen zijn voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel hiervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. Het gaat hierbij om de thema’s waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
WATERWET
De Waterwet, die per 22-12-2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro.
Wateradvies
BELEID HOOGHEEMRAADSCHAP HOLLANDS NOORDERKWARTIER
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Figuur 4.6 Afname verharding en toename wateroppervlak
VERHARDING EN COMPENSERENDE MAATREGELEN
Met het project is er sprake van een afname van de verharding van circa 2.700 m2. Omdat dit geen gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden. Doordat er meer watergangen gegraven worden dan dat er worden gedempt, neemt het wateroppervlak overigens toe met circa 450 m2. Vanuit het hoogheemraadschap wordt dit als een positieve ontwikkeling gezien.
BEHEER EN ONDERHOUD WATERLOPEN
Alle werkzaamheden binnen een zone van 5 meter van de insteek van waterlopen zijn vergunningplichtig, omdat deze invloed kunnen hebben op de water aan- en afvoer, waterberging of het onderhoud. Voorkomen dient te worden dat waterlopen niet meer goed bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), omdat deze worden ingesloten door de nieuwe ontwikkeling/bebouwing. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten over te nemen. Indien er ter plaatse geen varend onderhoud wordt uitgevoerd, dient een obstakelvrije zone van ten minste 5 meter aangehouden te worden. Met deze zone wordt in het project rekening gehouden.
WATERKWALITEIT EN RIOLERING
In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
Binnen het plan kunnen activiteiten plaatsvinden die zorgen voor een verontreiniging van het hemelwater. Voorkomen dient te worden dat vervuild hemelwater ongezuiverd op het oppervlaktewater terecht komt. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en ziet dus op toe op de omgang van hemelwater in het plan. Met een goede inrichting kan zij sturing geven aan de kwaliteit van het watersysteem.
De gemeente heeft evenals het hoogheemraadschap een algehele zorgplicht voor het hemelwater. Ook de gemeente dient dus op een verantwoorde wijze met het hemelwater om te gaan. Indien er een vermoeden is dat het afstromende hemelwater verontreinigingen (kan) bevat(ten), dan moet de gemeente in overleg met het hoogheemraadschap naar een doelmatige oplossing zoeken.
Geadviseerd wordt om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
-
Wettelijk kader, vergunningen en meldingen
Veel type lozingen zijn vastgelegd in algemene regels van lozingenbesluiten. Afhankelijk van het type activiteit dat in het plangebied wordt uitgevoerd dient aan een of meerdere van deze besluiten te worden voldaan. Wanneer de activiteit niet voldoet aan de algemene regels dient een vergunning op grond van de Waterwet te worden aangevraagd. Het hoogheemraadschap kan in dat geval voorschriften of nadere eisen stellen om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen. Wanneer zuiverende maatregelen niet voldoende of niet mogelijk zijn kan worden besloten om het verontreinigde hemelwater af te voeren naar de rioolwaterzuivering.
PERSLEIDING
Het plangebied bevindt zich binnen de signaleringszone van een rioolpersleiding van het hoogheemraadschap. Dit houdt in dat beperkingen kunnen gelden ten aanzien van eventuele (bouw)werkzaamheden. Het is binnen deze zone niet zonder overleg toegestaan om objecten te plaatsen of werkzaamheden uit te voeren die een risico vormen voor het functioneren van de rioolpersleiding, zoals:
-
het planten van bomen en/of diepwortelende beplanting
-
het uitvoeren van zware transporten;
-
het opstellen van materieel op het tracé van de leiding;
-
de opslag van (zwaar) materiaal;
-
het werken aan- en/of realiseren van werken boven het tracé van de leiding;
-
het graven of heien nabij de leiding.
Indien er wel sprake is van dergelijke werkzaamheden, of wanneer er andere activiteiten worden uitgevoerd die op enige wijze schade zouden kunnen toebrengen aan de rioolpersleiding, dient vroegtijdig contact op te worden genomen met het hoogheemraadschap.
Er worden geen werkzaamheden uitgevoerd die van invloed zijn op het rioolgemaal.
GRONDWATER
Er is bij de herinrichting mogelijk sprake van een tijdelijke of permanente grondwateronttrekking en/of -lozing. Het onttrekken van grondwater korter dan zes maanden met een hoeveelheid van minder dan 15.000 m3/per maand in "niet kwetsbaar gebied" en 8.000 m3/per maand in "kwetsbaar gebied" valt onder de algemene regels van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009. In deze gevallen is geen vergunning voor de onttrekking benodigd, indien de grondwateronttrekking niet gelegen is binnen de waterkering en de bijbehorende beschermingszones. Wel moet ook in deze gevallen een aanvraag watervergunning opgestuurd worden, die dan als melding bij het hoogheemraadschap fungeert.
Het hoogheemraadschap is net als voor de onttrekking en retourneren van het grondwater ook aanspreekpunt als het gaat om het lozen van het onttrokken grondwater op het oppervlaktewater. Voor lozingen op het oppervlaktewater dient een melding te worden gedaan bij het hoogheemraadschap. Voor de eventuele lozing van het bemalingswater op het riool dienen nadere afspraken gemaakt te worden met de rioolbeheerder.
WATERSYSTEEM
In het noordwestelijke kwadrant van het kruispunt staat een klein gemaal dat zorg draagt voor de peil handhaving van het gebied in het zuidwestelijke kwadrant. Het watersysteem in het zuidwestelijke kwadrant is een kwetsbaar watersysteem. De voorbelasting is op risico van de gemeente. Wanneer overlast dreigt te ontstaan zal de gemeente maatregelen moeten treffen.
Als in het noordwestelijke kwadrant aanpassingen plaatsvinden kan het tot gevolg hebben dat het gemaal en mogelijk ook de duiker onder de Provincialeweg verplaatst moeten worden. Vanuit het oogpunt van de kwetsbaarheid van dit onderdeel van het watersysteem zou het ideaal zijn als het enigszins wordt ontzien door hemelwater van de weg zoveel mogelijk af te leiden naar de noordkant van de Provincialeweg.
Conclusie
Bovenstaande is weergave van de watertoets die is uitgevoerd op de website dewatertoets.nl. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden tussen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de gemeente Hoorn over de herinrichting. Het hoogheemraadschap heeft per mail op 19 juli 2018 aangegeven akkoord te kunnen gaan met de plannen.
Uit het oogpunt van het aspect water gelden geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het voornemen, mits de aanwijzingen uit de watertoets gevolgd worden.
4.9 Kabels en leidingen
In het projectgebied zijn een gas- en een waterleiding aanwezig die als zodanig zijn bestemd in de geldende bestemmingsplannen. Verder is er sprake van nutsinfrastructuur in de vorm van verschillende kabels en leidingen voor onder meer elektriciteit en telecom. Hiervoor is een klic-melding gedaan. Met de desbetreffende leidingbeheerders zijn door de gemeente afspraken gemaakt over het project.
4.10 M.e.r.-beoordeling
De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-verantwoording houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken.
De voorgenomen activiteit van de wijziging van de weg in het plangebied is een concreet benoemde activiteit die in kolom D van het Besluit m.e.r. voorkomt, namelijk onder D1.1. De activiteit blijft met een tracélengte van circa één kilometer echter ruim onder de genoemde drempelwaarde van een tracélengte van vijf kilometer of meer. Voor het voornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht maar moet wel een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling plaatsvinden.
Voor voorliggende ontwikkeling is de initiatiefnemer hetzelfde als het bevoegde gezag. Met die reden hoeft niet verplicht een m.e.r.-aanmeldnotitie op te worden gesteld maar moet het bevoegde gezag wel een besluit nemen over de mogelijke milieueffecten van het voornemen. Het bevoegde gezag heeft besloten, mede gezien de omvang van het project, geen aanvullende m.e.r.-aanmeldnotitie op te stellen maar op basis van voorliggende onderbouwing een besluit te nemen.
Voorts kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische uitvoerbaarheid
Grondexploitatie
Op grond van artikel 6.12 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Bro aangegeven. Gelet op het voornemen is geen sprake van een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro. Een grondexploitatieregeling is dan ook niet noodzakelijk.
Planschadeverhaal
Door het verlenen van de omgevingsvergunning is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het projectgebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven) wanneer dit boven de 2% van de waarde van het onroerend goed uitkomt. De gemeente is initiatiefnemer van voorliggend project. Nadere afspraken over de mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zijn dan ook niet noodzakelijk.
Onderzoeks- en plankosten
De kosten voor de aanleg, alsook de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken, vanwege voorliggende ruimtelijke onderbouwing worden door initiatiefnemer (de gemeente) gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding.
Conclusie
Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de mogelijke planschade, wordt door de gemeente gedragen. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat de uitvoerbaarheid van het voornemen van deze ruimtelijke onderbouwing niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Draagvlak
Inwoners konden via sociale media ideeën aandragen. Ook is er een informatiebijeenkomst geweest voor geïnteresseerden, waar mensen zich konden aanmelden voor een klankbordgroep. Betrokkenen als scholen en bedrijven in de omgeving en belangenorganisaties zijn via deze klankbordgroep gehoord bij het in kaart brengen van oplossingen. Er zijn twee bijeenkomsten geweest: voor de zomer van 2017 en in december 2017. Uit een studie die het college van B&W tussen de bijeenkomsten heeft laten uitvoeren, bleek dat het vervangen van de turborotonde en de rotonde bij de oostelijke op- en afrit van de A7 door twee kruisingen met stoplichten de enige haalbare oplossing was. Zeventien andere varianten waren vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, landschappelijke inpasbaarheid, budget, gevolgen voor andere wegen of beleid van Rijkswaterstaat niet haalbaar of droegen niet bij aan een betere doorstroming.
Procedure omgevingsvergunning
In art. 3.10 Wabo is bepaald dat voor de in deze ruimtelijke onderbouwing bedoelde omgevingsvergunning de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in dit artikel van toepassing is.
Na aankondiging in de Staatscourant en in een of meer plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, wordt de ontwerp-omgevingsvergunning gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen op het ontwerp naar voren brengen. Deze procedure is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), afdeling 3.4. Een verklaring van geen bedenking (vvgb) van de gemeenteraad is niet noodzakelijk. De gemeenteraad heeft bij besluit van 15 maart 2011 categorieën aangewezen waarvoor een vvgb niet nodig is. Dit project valt onder die categorieën.
De beslistermijn op de ontwerp-omgevingsvergunning van zes maanden begint te lopen daags na ontvangst van de aanvraag (art. 3.12, lid 7 Wabo). Deze beslistermijn mag eenmaal verlengd worden, met ten hoogste zes weken (art. 3.12, lid 8 Wabo). Na vaststelling van de omgevingsvergunning maakt het bevoegd gezag het vaststellingsbesluit bekend. De mededeling van het definitieve besluit wordt tevens langs elektronische weg gedaan en beschikbaar gesteld (art. 6.14 Bor jo. Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012).
Op de ontwerp-omgevingsvergunning moet tevens het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 Bro worden gevoerd (art. 6.18 Bor). Indien door Gedeputeerde Staten of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze is ingediend en deze zienswijze niet volledig is overgenomen, wordt het vaststellingsbesluit na zes weken na de vaststelling van de omgevingsvergunning bekendgemaakt. Uiterlijk zes weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de rechtbank en eventueel hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Overleg ex. Art. 3.1.1 Bro
In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is voorliggende ruimtelijke onderbouwing aan verschillende maatschappelijke instanties voorgelegd voor een reactie. In dit geval zijn Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, gemeente Koggenland, Liander, Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, PWN, Rijkswaterstaat en RUD Noord-Holland Noord om advies gevraagd. Alle instanties hebben aangegeven te kunnen instemmen met het project. Er zijn met het project geen provinciale belangen in het geding.
Tervisielegging ontwerp
Met het ter visie leggen van de ontwerp-omgevingsvergunning stelt de gemeente een ieder in de gelegenheid om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op, de inhoud van het voornemen.
De ontwerp-omgevingsvergunning heeft van 8 november 2018 tot en met 19 december 2018 ter inzage gelegen. Tijdens de periode van terinzagelegging zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen leiden niet tot een gewijzigd besluit. Wel is de ruimtelijke onderbouwing naar aanleiding van de zienswijzen op verschillende onderdelen aangevuld met een nadere onderbouwing van de gekozen oplossingsvariant.
