HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
het plan:
het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Gildenweg” van de gemeente Hoorn;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0405.BPGildenweg-oh01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw(en) zijnde;
-
bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
-
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte;
-
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
-
bestaand:
-
ten aanzien van de bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
-
bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
-
ten aanzien van het overige gebruik:
-
bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidsgevoelige objecten:
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
-
geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
-
growshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;
-
kampeermiddel:
-
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
-
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch of naar aard gelijk te stellen gebied;
-
kringloopwinkel:
winkel/detailhandel in tweedehandsgoederen;
-
maatvoeringsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak een onderscheid aangeeft tussen bijvoorbeeld gebruik, maximale bouwhoogten, maximaal bebouwingspercentage, maximum aantal wooneenheden e.d.;
-
nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water, en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
voor een aan- of uitbouw bij een hoofdgebouw:
-
de bovenkant van de afgewerkte vloer van het hoofdgebouw;
-
indien in of op het water wordt gebouwd:
-
het Normaal Amsterdams Peil;
-
perifere detailhandel:
detailhandel buiten het kernwinkelgebied (en wijkwinkelcentra) volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, motoren, fietsen, brommers, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens, sanitair en meubelen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
-
perifere detailhandel in tuininrichtingsartikelen:
een perifere detailhandelsvestiging met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waar voor de aanleg, inrichting en onderhoud van particuliere tuinen, bedrijfsmatig tuingerelateerde producten, materialen, artikelen en dierbenodigdheden voor huisdieren te koop worden aangeboden, al dan niet in combinatie met ondersteunende horeca;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
-
risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
smartshop:
een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van psychotrope stoffen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
-
vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
-
webwinkel:
een vorm van detailhandel waarbij het showen van de producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhalen van gekochte goederen is wel toegestaan;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
-
diepte van een erker:
tussen de gevel van het hoofdgebouw en de buitenzijde van de gevel van de erker;
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijden van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
-
afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1, onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 wat betreft geur, stof en gevaar;
-
productiegebonden detailhandel;
-
perifere detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel in bouwmaterialen en perifere detailhandel in meubelen;
-
kringloopwinkels met een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van 250 m²;
-
webwinkels;
-
een zend- en ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangstinstallatie”;
-
productie-/bedrijfsgebonden kantoren;
-
zelfstandige kantoren, met dien verstande dat:
-
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m² per kantoor, en:
-
een kantoor uitsluitend op de verdieping van een bedrijfsgebouw is toegestaan,
met de daarbij behorende:
-
wegen en paden;
-
water;
-
nutsvoorzieningen;
-
parkeervoorzieningen;
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn in de bestemming begrepen.
Risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn niet in de bestemming begrepen, met uitzondering van het bedrijf:
-
-
-
Plukon Blokker BV, Gildenweg 7.
-
-
3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van de in lid 3.1, sub a tot en met h, genoemde gebouwen gelden de volgende regels:
-
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)”;
-
de afstand van de niet-aaneengebouwde zijde van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de afstand niet minder dan de bestaande afstand mag bedragen.
3.2.2 Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, voorzover gebouwd vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan ten hoogste 2 m²;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangstinstallatie” niet meer mag bedragen dan 76 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve en actieve zonne-energie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2.1. sub b en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 12 m;
-
het bepaalde in lid 3.2.2. sub c en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) wordt vergroot tot ten hoogste 2 m;
-
het bepaalde in lid 3.2.2. sub d en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 12 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor partijverkopen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen;
-
het gebruik van de gronden als verkooppunt van motorbrandstoffen;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen en overige bewoning;
-
het opslaan van materiaal voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s).
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat tevens risicovolle inrichtingen worden gevestigd met dien verstande dat:
-
de effectafstand van de inrichting dient te passen binnen de ter plaatse geldende bedrijfscategorieën, zoals genoemd in bijlage 1;
-
de toepasselijke grenswaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
-
met de toepasselijke richtwaarden voor het risico c.q. risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;
-
het groepsrisico wordt afgewogen, overeenkomstig het gestelde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat de oppervlakte van bestaande kantoren wordt vergroot tot ten hoogste 250 m², mits nut en noodzaak zijn aangetoond.
Artikel 4 Bedrijf – Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
naar de aard van de onder a genoemde gebouwen gelijk te stellen gebouwen,
met uitzondering van risicovolle inrichtingen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenstroken en beplanting;
-
waterlopen en waterpartijen;
-
parkeervoorzieningen en inritten;
-
paden;
-
sloten en bermen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de verkeerssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 6 Verkeer – Railverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
spoorwegvoorzieningen;
-
voorzieningen voor het openbaar vervoer;
-
groenvoorzieningen;
-
water(lopen);
-
nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 7 Verkeer – Verblijf
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten;
-
paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
sloten, bermen en beplanting,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
de verkeerssituatie;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van de gronden als verkooppunt van motorbrandstoffen.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
waterpartijen,
met de daarbij behorende:
-
oevers;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
een goede waterhuishouding;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Leiding – Gas
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor stroken ten behoeve van:
-
hoofdgastransportleidingen, met een met belemmerde strook ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn ter plaatse van de aanduiding “hartlijn leiding – gas”,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.2.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.
9.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.2.1. en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
-
de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
-
vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
-
het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.
9.4.2 Het bepaalde in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.4.3 De in lid 9.4.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 9.1. sub a genoemde leiding ontstaat of kan ontstaan;
-
vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 4
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
10.2.2 Indien uit het in lid 10.2.1, genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
10.3.2 Het bepaalde in lid 10.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 1.000 m² beslaan.
10.3.3 De in lid 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
10.3.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
10.3.5 Indien uit het in lid 10.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 5
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 5’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 10.000 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
11.2.2 Indien uit het in lid 11.2.1, genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:
-
het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
-
het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
-
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
-
het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
11.3.2 Het bepaalde in lid 11.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
-
in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
-
niet dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 10.000 m² beslaan.
11.3.3 De in lid 11.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
11.3.4 Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
-
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
-
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
11.3.5 Indien uit het in lid 11.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
-
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
-
de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen, met inachtneming van de volgende regels:
-
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
-
De in sub a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
-
indien de afmetingen van een haaks parkeervak ten minste 2,5 m bij 5 m bedragen waarbij het parkeervak met 0,35 m verlengd of verbreed moet worden indien het vak op de korte zijde dan wel aan de lange zijde grenst aan een harde wand zoals een hek, schutting of muur;
-
indien de afmetingen van een langsparkeervak ten minste 2 m bij 6 m bedragen waarbij het parkeervak met 0,35 m verbreed moet worden indien het vak op de lange zijde grenst aan een harde wand als een hek, schutting of muur;
-
indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte – voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 5 m bedragen.
-
Bij het stellen van een nadere eis worden de parkeernormen die zijn genoemd in bijlage 2 gehanteerd.
-
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het storten van puin en afvalstoffen met uitzondering van de gronden in de bestemming ‘Bedrijf’;
-
het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van smart- en growshops;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen, met uitzondering van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties met een laag hinderniveau en, indien daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing is vereist, deze is verleend;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken waardoor een parkeerbehoefte ontstaat waarmee niet wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2, met uitzondering van het bestaande gebruik waarbij minimaal de bestaande parkeervoorzieningen dienen te worden gehandhaafd, indien niet wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 geluidzone - industrie
14.1.1. Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein.
14.1.2. Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
-
een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag niet worden gebouwd.
14.1.3. Afwijken van de bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” kan het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning afwijken van de regel van lid 14.1.2 en toestaan dat tóch nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gebouwd, op voorwaarde dat:
-
de geluidruimte, die via deze bestemming voor het industrieterrein is gereserveerd, niet onevenredig wordt beperkt;
-
de geluidsbelasting op de gevels van deze geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein, niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een verkregen hogere waarde.
14.1.5. Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - industrie” worden in ieder geval de volgende gebruiksvormen aangemerkt als strijdig met deze aanduiding:
-
het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
14.2 veiligheidszone - bevi
14.2.1. Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone - bevi” zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting.
14.2.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone - bevi” geldt voor het bouwen van bouwwerken de volgende regel:
-
anders dan in de basisbestemming is bepaald, mogen op de in lid 14.2.1 bedoelde gronden, met uitzondering van de bestaande bouwwerken, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
14.2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 14.2.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
14.2.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “veiligheidszone - bevi” zijn in ieder geval de volgende gebruiksvormen in strijd met de bestemmingsomschrijvingen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object, met uitzondering van het bestaande gebruik.
14.2.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 14.2.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
14.2.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
-
de aanduiding “veiligheidszone - bevi” te verwijderen. Hierbij geldt de volgende voorwaarde:
-
de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
-
de aanduiding “veiligheidszone - bevi” te wijzigen (verkleinen). Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
-
de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
-
binnen de gewijzigde zone bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeerssituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
-
de regels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, mits:
-
de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 3 m zal bedragen;
-
de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 15 m² zal bedragen;
-
de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat antenne-installaties en daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op gebouwen worden geplaatst, mits:
-
de bouwhoogte van het betreffende bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten hoogste 5 m gemeten vanaf de voet, mag bedragen;
-
wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot zendmasten;
-
de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40 m, mits wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot zendmasten;
-
het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
-
de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
-
de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale (bouw)bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, het plan wijzigen in die zin dat:
-
het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeerssituatie en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
-
bestemmings- c.q. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het gestelde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Gildenweg”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 5 februari 2013.
