direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Bestemmingsplan Binnenstad
Status: goedgekeurd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0405.BPBinnenstad-OH01

Artikel 3 Bedrijf

 

3. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2;

2.    dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;

alsmede voor:

3.    bouw- en aannemersbedrijven, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf’;

4.    meubelmakerijen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij’;

5.    scheepsreparatiebedrijven, te plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - scheepsreparatiebedrijf’;

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

al dan niet in combinatie met:

6.    productiegebonden detailhandel;

7.    (bedrijfs)woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlagen betreft, tenzij in de bestaande situatie in de eerste bouwlaag wordt gewoond, in welk geval wonen in de eerste bouwlaag is toegestaan;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

c.    tuinen, erven en terreinen;

met de daarbijbehorende:

d.    paden;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     nutsvoorzieningen;

g.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.

3. 2.       Bouwregels

3. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 3.1. genoemde gebouwen worden gebouwd;

b.    een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    indien een gevellijn is aangegeven, zal de voorgevel van een gebouw in de gevellijn worden gebouwd;

d.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’, mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak, ten hoogste het in de aanduiding aangegeven percentage bedragen;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ mag de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;

f.     ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

g.    indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een hoofdgebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.

3. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;

c.    de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

d.    de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.

3. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouw­werken.

3. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 3.2.1. onder g en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.

3. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;

b.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;

c.    het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.

3. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

-       het bepaalde in lid 3.1. sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 4 onder de categorieën 1 en 2, mits:

1.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;

2.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 4, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 4 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben.