direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Paraplubestemmingsplan Archeologie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0405.BPArcheologie-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het is verplicht voor iedere gemeente om een verordening vast te stellen waarin de inschakeling van een monumenten- of een bredere erfgoedcommissie is geregeld. Deze commissie adviseert over omgevingsvergunningen voor wijziging van rijksmonumenten. Dat kan in een monumentenverordening, maar ook in een bredere erfgoedverordening. In deze erfgoedverordening kunnen alle gemeentelijke afspraken met betrekking tot archeologie en cultuurlandschap worden vastgelegd.

In dat kader heeft de gemeente Hoorn op 4 april 2013 de Erfgoedverordening Gemeente Hoorn 2013 vastgesteld. De Beleidskaart Archeologie 2012 is vastgesteld op 12 maart 2013. Naast monumentenbeleid is in deze verordening ook de wijze waarop de bescherming van de archeologische waarden moet worden geregeld, vastgelegd.

Dit archeologiebeleid dient zijn vertaling te krijgen in de geldende bestemmingsplannen voor de gemeente. In de in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen wordt hiermee al rekening gehouden. Om er nu voor te zorgen dat in de geldende bestemmingsplangebieden de archeologische waarden ook afdoende beschermd worden en een gelijkluidende regeling voor alle bestemmingsplannen gewenst, is, is dit zogenoemde 'paraplubestemmingsplan' opgesteld.

Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de plangebieden van alle geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Hoorn, met uitzondering van de gebieden waarvoor een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is. In de plannen die voor laatstgenoemde gebieden worden gemaakt, wordt de regeling in dat betreffende bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 2 Archeologiebeleid

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde ‘veroorzakerprincipe’. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Dit is vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. De per 1 juli 2016 in werking getreden Erfgoedwet gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in planologische procedures.

In dat kader is in Hoorn de Beleidskaart Archeologie 2007 opgesteld. Deze kaart is in 2012 herzien en is vastgesteld op 12 maart 2013.

Deze beleidskaart, die is opgenomen in bijlage 1, geeft een vlakdekkend inzicht in aanwezige of te verwachten archeologische waarden in Hoorn.

Het grondgebied van Hoorn is met betrekking tot archeologie opgedeeld in vijf categorieën (W1, W2, W3, W4, W4a en W5). Voor deze categorieën worden door burgemeester en wethouders op grond van de omvang en diepte van bodemingrepen voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Daarnaast is, afhankelijk van de omvang van de ingreep, een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd. In de onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze het archeologische beleid is vertaald in verschillende archeologiebestemmingen.

afkorting   bestemming   omgevingsvergunning bouwen vanaf   omgevingsvergunning werkzaamheden vanaf  
W1   Waarde - Archeologie 1   0 m²   0 m² / 0,3 m diepte  
W2   Waarde - Archeologie 2   100 m²   100 m² / 0,3 m diepte  
W3   Waarde - Archeologie 3   500 m²   500 m² /0,3 m diepte  
W4   Waarde - Archeologie 4   1.000 m²   1.000 m² / 0,4 m diepte  
W4a   Waarde - Archeologie 4a   1.000 m²   1.000 m² / 0,8 m diepte  
W5   Waarde - Archeologie 5   10.000 m²   10.000 m² / 0,4 m diepte  

De indeling is gebaseerd op de volgende categorieën:

  • Waarde-Archeologie 1: dit betreft de gehele historische stadskern van Hoorn, de kerk- en kloosterterreinen en de Westfriese Omringdijk.
  • Waarde-Archeologie 2: dit betreft de historische dorpslinten, molenplaatsen, huisplaatsen, lijnbanen en de overige dijken. De meeste terreinen zijn m.b.v. kaartanalyse (historisch kaartmateriaal) nader begrensd.
  • Waarde-Archeologie 3: Dit betreft de waterbodem van het Hoornse Hop/Markermeer.
  • Waarde-Archeologie 4: Het betreft de grotendeels onbebouwde delen van de gemeente, waar nog geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd.
  • Waarde-Archeologie 4a: Het betreft een gebied in de nieuwbouwwijk Bangert-Oosterpolder waar op grotere diepte een oud oppervlak aanwezig is uit het Neolithicum. Het is nog onduidelijk of hier daadwerkelijk bewoning uit deze periode aanwezig is. Dit is in het kader van het realiseren van de nieuwbouwwijk niet nader onderzocht.
  • Waarde-Archeologie 5: Het betreft de uitbreidingswijken, waar veelal geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Alleen bij grootschalige bodemingrepen is het van belang dat er een Quickscan wordt vervaardigd;

De vrijgegeven terreinen (grijs op de kaart) betreffen reeds onderzochte terreinen en terreinen waar op basis van aanwezige bodemverstoringen geen archeologische waarden meer in de bodem aanwezig zijn. De grootste vrijgeven terreinen liggen in de bedrijventerreinen Zevenhuis en Hoorn 80. Het grootste deel van de Grote Waal is eveneens vrijgegeven. De opgravingen binnen de linten en de binnenstad zijn ook vrijgegeven.

Indien in de vrijgegeven delen waar geen opgravingen hebben plaatsgevonden toch archeologische vondsten worden gedaan, vallen deze onder de categorie Toevalsvondsten. Archeologisch beleid op basis van 'toevalsvondsten' is niet te maken, omdat dergelijke vondsten niet met behulp van een inventariserend veldonderzoek zijn op te sporen.

De Westfrisiaweg valt ook buiten de kaart, aangezien hiervoor een Provinciaal Inpassingsplan (PIP) is opgesteld waarin de archeologische waarden zijn meegenomen. Na realisering van de verbreding van de Westfrisiaweg wordt het gebied vrijgegeven voor wat betreft het aspect archeologie.

Het verdient de aanbeveling om bij ontwikkelingen in een archeologisch waardevol (verwachtings)gebied van te voren een quickscan te laten uitvoeren door Archeologie Erfgoed VVH. De ruimtelijke ontwikkelingen worden dan afgezet tegen de aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De op de archeologische advieskaart aangegeven vlakken zijn gebaseerd op bureauonderzoek en kaartanalyse, die niet tot uitdrukking komen op de Beleidskaart Archeologie. Op deze wijze wordt onnodig onderzoek voorkomen.

Hoofdstuk 3 Juridische regeling

Dit bestemmingsplan bevat alleen dubbelbestemmingen. Deze worden als een paraplu over de geldende bestemmingsplannen gelegd. Er wordt als het ware een laag aan de betreffende bestemmingsplannen toegevoegd.

In artikel 2 is een toepassingsbepaling opgenomen waarin is bepaald welke bestemmingsplannen worden herzien.

Omdat de regeling overkoepelend geldt voor een groot aantal bestemmingsplannen wordt het een paraplubestemmingsplan genoemd.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en andere belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Omdat geen sprake is van een nieuw beleidsvoornemen, sterker nog, er is sprake van een juiste juridische vertaling om het vastgestelde beleid te kunnen toepassen, is inspraak ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening niet nodig. Wel worden de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier over deze werkwijze in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geïnformeerd.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 4 oktober tot en met 14 november 2016 zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar maken. Zowel de provincie als het Hoogheemraadschap ontvangen een kennisgeving van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.

Er zijn twee zienswijzen ingekomen, waaronder een reactie van het Hoogheemraadschap. Op de zienswijze van het Hoogheemraadschap zijn de regels aangevuld in die zin dat het onderhoud van watergangen als uitzondering voor een omgevingsvergunning wordt aangemerkt. De andere zienswijze heeft geen aanleiding gegeven voor het aanpassen van het bestemmingsplan.

Het plan is gewijzigd vastgesteld op 7 maart 2017.

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.