direct naar inhoud van 5.10 Veiligheid
Plan: ArenaPark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.16bp01arenapark-va01

5.10 Veiligheid

5.10.1 Externe veiligheid

Bedrijven, die met gevaarlijke stoffen werken, kunnen risico's veroorzaken voor hun directe omgeving. Deze risico's, buiten de grenzen van het eigen bedrijfsterrein, worden aangeduid als externe veiligheidsrisico's. Deze risico's worden veroorzaakt door het ongewenst vrijkomen van brandbare of giftige stoffen.

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)
De Nederlandse overheid stelt grenzen aan de grootte van de externe veiligheidsrisico's voor het verkrijgen van een acceptabele situatie. Sinds 27 oktober 2004 geldt het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Op grond van dit Besluit en de daarop gebaseerde Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) gelden bepaalde normeringsafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de plaatsgebonden kans, per jaar, op overlijden voor een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met een bepaalde activiteit. Het beleid verplicht het bevoegd gezag bij kwetsbare objecten een plaatsgebonden risiconiveau van maximaal 10-6 per jaar in acht te nemen. Deze waarde is een harde grenswaarde die niet mag worden overschreden.

Het groepsrisico kan worden gedefinieerd als de cumulatieve kans per jaar dat een groep personen van tenminste een bepaalde grootte slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen, en is dus afhankelijk van het aantal personen dat zich in de buurt van een risicovolle activiteit bevindt. Het groepsrisico dient te worden bepaald voor het gebied tussen de plaatsgebonden risicocontour (10-6–contour) en de effectafstand van een risicovolle inrichting. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een oriënterende waarde. Dit is een ijkpunt voor het bevoegd gezag, waar eventueel gemotiveerd van mag worden afgeweken. De oriënterende waarde ligt voor transportrisico een factor 10 hoger dan voor het risico door inrichtingen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval kleiner zijn. Het groepsrisico wordt niet weergegeven door middel van een contourenkaart, maar met behulp van een zogenaamde fN-curve. Het groepsrisico wordt grafisch weergegeven door een lijn waarin de kans (f) wordt afgezet tegen het mogelijke aantal dodelijke slachtoffers (N).

Aanleiding

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de externe veiligheid, veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort, het transport van dergelijke stoffen over de A27 en de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen via de Diependaalselaan richting de Utrechtseweg. Dit onderzoek is uitgevoerd door Oranjewoud B.V. (zie bijlage 14).

Bestaand beleid / kader

Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). Omdat de nota RNVGS niet of niet in alle gevallen eenduidig kon worden uitgelegd en toegepast, is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs) uitgebracht. Het gaat hier om een nota die de verdere operationalisering van het externe veiligheidsbeleid uitwerkt. Tevens is voor zover mogelijk rekening gehouden met de landelijke ontwikkelingen rondom het Basisnet (in dít bestemmingsplan t.b.v. de spoorweg) en het ontwerp Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV), de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI).

Feitelijke situatie

Inrichtingen

In en rondom het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vallen onder de werking van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) dan wel het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO).

De bestemmingen in dit plan maken vestiging van dergelijke bedrijven niet mogelijk. Ook het bedrijventerrein ten westen van de spoorlijn omvat geen gevaarzettende inrichtingen. Dit onderwerp is daarom niet verder uitgewerkt. De in het plangebied gelegen benzinestations (Soestdijkerstraatweg en Oostereind) verkopen geen LPG en zijn daarom in het kader van de externe veiligheid niet van belang.

Spoorlijn Amsterdam - Amersfoort

Het ArenaPark is op ruime afstand (plm. 650 m) van genoemde spoorlijn gelegen. Deze spoorlijn is in het Basisnet spoor (vastgesteld juli 2010) aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen waarbij planologisch rekening gehouden moet worden met dit vervoer. Derhalve dienen de risico´s ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), te worden berekend en vervolgens getoetst aan de normen. Voor nadere uitleg over deze normen wordt verwezen naar de rapportage van Oranjewoud.

Buisleidingen

De in Hilversum aanwezige (voor externe veiligheid relevante) buisleidingen liggen op dermate grote afstand dat zij niet van invloed zijn op de externe veiligheidsituatie in het plangebied. Buisleidingen worden daarom voor het overige buiten beschouwing gelaten.

Resultaten van het onderzoek

Het vervoer van gevaarlijke stoffen vormt voor de PR contour geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied.

Voor wat betreft het GR blijkt dat op basis van de berekeningen voor de lokale routering (in feite gaat het om 3 routes namelijk die over de A27 en twee door de gemeente aangewezen routes: Oostereind - Diependaalselaan en Soestdijkerstraatweg - Oostereind), zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie, het GR onder de oriëntatiewaarde ligt. Door de ontwikkeling van het ArenaPark neemt het GR voor de lokale routering echter wel toe ten opzichte van de huidige situatie. De verklaring hiervoor is dat door het plan de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de routering wordt vergroot. Vanwege de toename van het GR is de wettelijk verplichte invulling van de verantwoordingplicht noodzakelijk.

Het rapport concludeert verder dat de veiligheidsaspecten van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort geen belemmerende factor zijn voor de geplande ontwikkelingen in dit gebied.

Dit geldt ook voor het baanvak Hilversum - Utrecht. Deze lijn maakt geen deel uit van het zogeheten Basisnet Spoor waarbij landelijk is aangegeven welke lijnen worden ingezet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Ten aanzien van de overschrijding van het GR wordt opgemerkt dat na vaststelling van het BTEV, voorzien in het jaar 2011, het GR aanzienlijk zal gaan teruglopen door het terugdringen van het vervoer van ontplofbare gassen en het treffen van spoorzijdige maatregelen. De eerste berekeningen tonen aan dat de belasting dan ruim onder de oriëntatiewaarde zal blijven. Dit houdt in dat voor wat betreft het ArenaPark de belasting met (nog) minder zal toenemen en dus nog meer onder de oriëntatiewaarde blijft ten opzichte van de huidige situatie. Verwezen wordt naar het schrijven van de VNG van oktober 2010 inzake de vaststelling van het Basisnet per 1 juli 2010 (zie bijlage 15).

Verantwoording

In de cRvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Vanuit de 'circulaire' dient aandacht aan de verantwoording gegeven worden wanneer het groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt of wanneer het groepsrisico toeneemt. Het laatste is voor dit bestemmingsplan relevant.

Bij de verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van deze kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met andere aspecten zoals economische en maatschappelijke. Ook de hoogst mogelijk haalbare veiligheid, bijvoorbeeld door het versterken van de rampenbestrijding en zelfredzaamheid spelen hierbij een rol.

De methode tot verantwoording is neergelegd in de handreiking verantwoording groepsrisico en wordt door het bevoegde gezag opgesteld terwijl de regionale brandweer (tegenwoordig veiligheidsregio geheten) hierover adviseert. Uiteindelijk resteert in veel gevallen een restrisico waarbij het bevoegde gezag dient aan te geven of dat acceptabel is.

Veelal zal worden gezocht naar maatregelen die het effect van een ongeval kunnen verzachten. Dit kunnen maatregelen zijn aan de bron zoals hierboven ook zijn weergegeven bij het Basisnet en die in eerste instantie niet tot de bevoegdheden behoren van de gemeente. Daarnaast bestaan er mogelijkheden om maatregelen te treffen die echter niet planologisch vertaalbaar zijn: bijvoorbeeld het opzetten van bedrijfshulpverlenings organisaties (BHV). Tenslotte rest de mogelijkheid van planologische maatregelen zoals ligging of uitsluiting van categorieën e.d.

De verantwoording is eveneens uitgewerkt door Oranjewoud (zie bijlage 16) en becommentarieerd door de regionale brandweer.

Advisering regionale brandweer

De Brandweer Gooi en Vechtstreek heeft artikel 4.3 'de beoordeling van het groepsrisico' van de cRvgs vertaald in tien punten welke beschreven dienen te worden bij de onderbouwing van een ruimtelijk plan waar externe veiligheid een rol speelt. Het gaat om de volgende elementen:

  • Berekening van GR en beoordeling hiervan t.o.v. de oriëntatiewaarde;
  • Beschrijving van het maatgevende scenario of scenario's, met onderbouwing;
  • Beschrijving van de effecten van de scenario's;
  • Maatregelen voor beperken van de risico's;
  • Maatregelen voor beperken van de effecten;
    • 1. Mogelijkheden aanpassingen aan objecten of inrichting ruimtelijk plan
    • 2. Mogelijkheden van bestrijding calamiteit door hulpdiensten
      • a. Bereikbaarheid
      • b. Bluswatervoorziening
      • c. Planvorming
  • Beschouwing zelfredzaamheid personen in invloedsgebied;
  • Plaatsing van ruimtelijke ontwikkeling en invloedsgebied in groter geografisch geheel ("omgevingsvisie");
  • Nut en noodzaak van de geplande ruimtelijke ontwikkeling;
  • Tijdsfasering van bovengenoemde elementen;
  • Beschrijving van restrisico, waarin verwoord de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de risico's.

De regionale brandweer heeft op 20 november 2009 (zie bijlage 17) advies uitgebracht: De regionale brandweer is tot de conclusie gekomen dat het onderzoek voldoende invulling geeft aan de hierboven beschreven elementen welke in een verantwoordingsparagraaf beschreven dienen te worden.

Het bestemmingsplan

In het algemeen kan worden gesteld dat, door de eerder beschreven te treffen maatregelen op de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort, het veiligheidsniveau van het plangebied zal verbeteren.

Het veiligheidsniveau zal eveneens verbeteren door het laten vervallen van de route gevaarlijke stoffen A27 - Oostereind - Diependaalselaan - Utrechtseweg. Uit een evaluatie onderzoek naar de routes gevaarlijke stoffen in de Gooi en Vechtstreek (bureau AVIV, zie bijlage 18) in opdracht van het Gewest Gooi en Vechtstreek is gebleken dat de routes Soestdijkerstraatweg - Oostereind en afslag 33 van de A27 - Diependaalselaan - Utrechtseweg niet noodzakelijk zijn. De gemeenteraad zal in 2011 hierover een besluit nemen.

Voor wat betreft de al bestaande overschrijding van het GR als gevolg van de spoorlijn Amsterdam - Amersfoort heeft Oranjewoud geconcludeerd dat het GR niet significant toeneemt door het plan.

Daarnaast zijn er autonome ontwikkelingen gaande in de vervoers- en LPG-branche, die een reductie van het groepsrisico tot gevolg hebben (andere routes, vermindering vervoer LPG en het rijden in bloktreinen (zie brief VNG oktober 2010), e.d.).

De gemeente zal er op toe zien dat bij de verdere realisering van het plan en bij de (te ontwerpen) gebouwen risicoreducerende maatregelen en voorzieningen worden toegepast conform het BBT principe (= Best Beschikbare Technieken).

Tot slot kan gesteld worden dat het plan de ontwikkeling van kantoren mogelijk maakt. De gebruikers van kantoren zijn overwegend zelfredzaam. Bovendien zijn er voldoende vluchtwegen in het plangebied ingeval van een calamiteit.

In de toelichting van dit plan zijn de mogelijke gemaakte ontwikkelingen uitgebreid beargumenteerd. Op grond van bovenstaande overwegingen is het v.w.b. de externe veiligheidsaspecten acceptabel het plangebied verder tot ontwikkeling te brengen.