direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Henry Mackenziepad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.15bp01mackenziepa-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een braak liggende kavel in de woonwijk Park Diependaal. Deze relatief ruim opgezette wijk ligt tussen het bebouwingslint aan de Eikbosserweg en de Utrechtseweg en ten zuiden van de Diependaalselaan. Het Henry Mackenziepad, waaraan de kavel is gelegen, ligt in het noordwesten van deze wijk. Het betreft een korte verbinding tussen de Charley Tooropstraat en de Mondriaanstraat.

De kavel hoort van oudsher bij het lint aan de Eikbosserweg aan de westzijde, maar is in de huidige situatie meer gericht op het oosten en is ook ontsloten op het Henry Mackenziepad. De eigenaar van de kavel heeft het plan opgevat om hierop een vrijstaande woning op te richten.

De geplande woningbouw is in strijd met het bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Daarom is voor de locatie dit bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader, waarbinnen de bouw van één vrijstaande woning mogelijk is.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt achter het perceel Eikbosserweg 169 tot en met 173, aan de zuidkant van het perceel Henry Mackenziepad 4 en tegenover de hoek van Henry MacKenziepad en Mondriaanstraat. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale perceelsgrenzen. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.15bp01mackenziepa-va01_0001.png"

Figuur 1.1. De ligging en begrenzing van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Utrechtseweg, dat sinds 3 december 2014 onherroepelijk is. Het is hierin bestemd voor 'Wonen - 1'. Omdat ter plaatse geen bouwvlak is opgenomen en woningen alleen binnen bouwvlakken gebouwd mogen worden, is het bouwplan strijdig met het bestemmingsplan.

Het oostelijk deel van de kavel heeft de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming is het aanleggen van een inrit alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'. Deze groenstrook is daarom ook opgenomen in het plangebied.

Verder geldt op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog en middelhoog', die op de hele omgeving van toepassing is. Binnen deze bestemming worden eventueel aanwezige archeologische resten beschermd.

Momenteel is het paraplu bestemmingsplan Regeling meervoudige bewoning in voorbereiding. De bepalingen hieruit bieden voor de bestemming 'Wonen - 1' geen mogelijkheden. De bepalingen zijn in de bestemmingsplan geïmplementeerd.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkelingen en ruimtelijke inpassing daarvan en de vertaling naar uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het plan relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt het juridische systeem toegelicht. Ten slotte worden in hoofdstuk 7 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het plan besproken.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in de wijk Park Diependaal. Park Diependaal ligt aan de zuidkant van Hilversum op de grens van de bebouwde kom en het bosgebied met villa's. Het gebied wordt globaal begrensd door de diependaalselaan aan de noordkant, de Eikbosserweg an de Eikenlaan aan de west- en zuidkant en de Holleweg aan de oostkant. Park Diependaal is vanaf het einde van de jaren '90 ontwikkeld. Centraal in de wijk liggen grondgebonden woningen. Tegenover het projectgebied zijn appartementengebouwen aanwezig. Ten noorden van het plangebied liggen 'dijkwoningen'. Deze zijn geïntegreerd in het dijklichaam waarop de Diependaalselaan ligt.

Het beeld in de wijk wordt gevormd door een veelal hoogwaardige en moderne architectuur en een relatief willekeurig stratenpatroon. Er bestaat daarin een duidelijk contrast met het omliggende gebied, waaronder het bebouwingslint aan de Eikbosserweg. Dit wordt gekarakteriseerd door veelal statige vrijstaande bebouwing uit het begin van de 20e eeuw. De wijk ligt beduidend lager dan het westelijke gelegen woongebied. Achter het bebouwingslint is een duidelijke helling zichtbaar. Het plangebied is in deze zone gelegen.

Het plangebied betreft een braak liggende kavel met een oppervlakte van ruim 820 m2. Het is een deel van de tuin behorende bij één van de woningen aan de Eikbosserweg. De kavel is niet meer in gebruik en langs de randen begroeid met ruigte. Het terrein zelf wordt periodiek gemaaid, om te voorkomen dat het dicht groeit.

Ten noorden van het plangebied lag een soortgelijke kavel, waarop onlangs een vrijstaand woonhuis is gebouwd. Ten zuiden van het plangebied staat enige bebouwing die wordt gebruikt voor de stalling van caravans. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.15bp01mackenziepa-va01_0002.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie projectgebied (bron: Google maps)

2.2 Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om binnen het plangebied een vrijstaande woning op te richten. Dit bestemmingsplan biedt flexibele bouwmogelijkheden, waarbinnen een bouwplan verder kan worden uitgewerkt. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op de randvoorwaarden die de gemeente aan de nieuwe bouwmassa heeft gesteld. Vanwege de grootte van het perceel zijn de mogelijkheden op het perceel redelijk flexibel, maar vanwege de ligging in de rand van de recente nieuwe buurt Diependaal zal de hoogte bescheiden moeten blijven.


Er wordt een ruim bouwvlak toegevoegd, dat op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelgrenzen ligt en op ruime afstand blijft van het Henry Mackenziepad. Met deze uitgangspunten resteert een bouwvlak met een redelijk groot oppervlak, dat voor 60% bebouwd kan worden. Dit bouwvlak mag voor 60% bebouwd worden. Dit betekent een bouwmogelijkheid van ruim 200 m2.


De maximale hoogte is afhankelijk van het al dan niet toepassen van een kap. Bij een plat dak geldt een maximale bouwhoogte van 6 meter. Bij toepassen van een kap geldt dat de som van de goothoogte en de bouwhoogte maximaal 12 meter mag zijn, doch mag de nokhoogte nooit meer dan 8 meter worden. In dat geval is de maximale goothoogte dus 4 meter.

Het perceel wordt aan de noord ontsloten op het Henry Mackenziepad. Hier kunnen twee parkeerplaatsen worden aangelegd. De nieuwe bouwkavel (geel) met daarop het bouwvlak ingetekend is weergeven in figuur 2.2. De gehele bestaande groenstrook, direct ten oosten van de bouwkavel, blijft bestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.15bp01mackenziepa-va01_0003.png"
Figuur 2.2 Nieuwe bouwkavel aan het Henry Mackenziepad

2.3 Ruimtelijke inpassing

Stedenbouwkundige inpassing

De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied is divers. Het Henry Mackenziepad maakt deel uit van de ontwikkeling van Park Diependaal. Onderdeel hiervan zijn onder andere de moderne geluidswalwoningen met een bescheiden hoogte ten noorden van het kavel, een hoog appartementengebouw aan de oostzijde en de vrijstaande en geschakelde woningen van het Acaciapark ten zuidoosten van de locatie. Het stedenbouwkundige plan van Park Diependaal is zodanig opgezet dat dat het verweven is met het aangrenzende bosgebied aan de zuid en westkant. Dit uit zich in een groene omranding van de bebouwing en de groene lobben met veel bomen die de wijk insteken. In noordelijke richting is dit beboste karakter doorgezet in de vorm van een doorlopende groenstrook langs de achtertuinen van de woningen aan de Eikbosserweg. Vanuit de ruimtelijke kwaliteit is het wenselijk dat de groenstrook één geheel blijft en niet verder versnipperd wordt.

Aan de achterzijde, ten westen van de kavel, grenst het perceel aan tuinen van de woningen aan de Eikbosserweg. Dit is een oudere verbindingsweg met vooral vrijstaande woningen. Vanaf de Eikbosserweg is er geen zicht op dit perceel. Op de kavel ten zuiden van het plangebied zijn enkele schuren aanwezig. Aan de Mondriaanstraat zijn verder enkele 'urban-villa's' aanwezig.

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de uitgangspunten in het geldende bestemmingsplan Utrechtseweg. Uitgangspunt is het beheer van de eenheid op schaal van de clusters en rijen in combinatie met de variatie op schaal van de wijk, met behoud van de hoeveelheid groenelementen in de wijk. De architectuur is zorgvuldig en gevarieerd.

Een optimale inpassing geschied dan ook met name door een op zichzelf staand ontwerp met de juiste korrelgrootte te kiezen. De hoofdvorm van de woning kan traditioneel zijn en verwijzen naar de woningen aan de Eikbosserweg of modern en daarmee refereren aan de oostelijk gelegen wijk. De woning houdt 3 meter afstand tot de belendende percelen en wordt op een ruime afstand van het appartementengebouw geplaatst, zodat er ruimtelijk voldoende lucht tussen de bebouwing is en privacy voor alle partijen wordt gewaarborgd.

Ook het landschap is divers door een variatie in de maaiveldhoogte. Het terrein loopt vanaf de geluidswalwoningen richting het zuiden en westen flauw omhoog. Ook ligt de bouwkavel in een hellend vlak, waarbij het richting de bebouwing aan de Eikbosserweg relatief stijl omhoog loopt. Het maaiveld op de kavel ligt hoger dan de geluidswalwoningen en de appartementen, maar lager dan de woningen aan Eikbosserweg.


Doordat de woning tussen twee bebouwde percelen wordt gebouwd en met de smalle zijde naar de openbare ruimte staat, heeft deze geen volumineus voorkomen. Door de ruime afstand tussen het appartementengebouw en de woning en het relatief smalle profiel van de woning vanuit het oosten, wordt voorkomen dat de woning beeldbepalend wordt. Bovendien is de bouwmassa in verhouding tot de appartementengebouwen beperkt en passend in de korrelgrootte van de wijk.


Tussen het appartementengebouw en de woning blijft enige opgaande beplanting gehandhaafd, waardoor het zicht op de woning wordt gebroken. Door de afstand tussen de beide bouwwerken (circa 18 meter) en deze beplanting, zal de woning een zeer bescheiden impact op het ruimtelijk beeld vanuit de appartementen hebben.

Het bouwplan wordt getoetst aan de criteria uit de welstandsnota (zie paragraaf 3.3). Deze criteria bieden, tezamen met de regels van dit bestemmingsplan, een goed en actueel beeldkwaliteitskader, waardoor een goede stedenbouwkundige uitwerking van de woning in relatie tot de omgeving is gewaarborgd

2.4 Ontsluiting en parkeren

De woningbouw moet ook verkeerskundig inpasbaar zijn op de locatie. Dit betekent dat de ontsluiting adequaat moet zijn en dat er voldoende parkeergelegenheid wordt aangelegd.

Verkeersafwikkeling

Het Henry Mackenziepad heeft geen functie voor (doorgaand) autoverkeer. Het perceel wordt in hoofdzaak ontsloten via de Mondriaanstraat, die direct aansluit op de wijkonstsluitingsweg Diependaalselaan. De capaciteit van de ontsluitende wegen is ruim voldoende voor de extra woning.

Parkeren

Voor het parkeren geldt volgens het gemeentelijk parkeerbeleid dat voor dure woningen in de buitenschil, waarin het plangebied is gelegen, moet worden voorzien in minimaal 1,85 parkeerplaatsen per woning. In het plangebied worden twee parkeerplaatsen aangelegd. Er wordt dus voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.


Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.


In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor:

  • (trede 1) de onderliggende kwantitatieve en kwalitatieve vraag in de regio
  • (trede 2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied in de regio
  • (trede 3) de multimodale ontsluiting.

Op basis van vaste jurisprudentie is het toevoegen van één woning geen verstedelijking in dit kader. Het is daarom niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de ladder. Overigens is er sprake van inbreiding in bestaand stedelijk gebied, naar aanleiding van een concrete vraag. Het plan voldoet dus aan de uitgangspunten van de ladder.


Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie en Provinciale Verordening

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.


Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn regels verbonden aan deze hoofdbelangen.


De provincie Noord-Holland zet de komende dertig jaar in op compacte, hoogwaardige en bereikbare steden en dorpen omringd door aantrekkelijk recreatie en groen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden en dorpen optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.

Bestaand Bebouwd Gebied (BBG)

Bebouwde gebieden of gebieden waar de ontwikkeling van stedelijk gebied is gepland. Deze zijn aangegeven als 'Bestaand Bebouwd Gebied' (BBG). Bij het maken van plannen in het bestaande bebouwde gebied hebben gemeenten een grote mate van beleidsvrijheid. Volgens de kaarten behorende bij de PRV ligt het plangebied in het bestaand bebouwd gebied. Op grond van artikel 9 van de PRV is bestaande of op grond van een geldend bestemmingsplan mogelijke woon- of bedrijfsbebouwing, alsmede bijbehorende voorzieningen, als 'bestaand bebouwd gebied' aangewezen. Aangezien het geldende bestemmingsplan een inrichting ten behoeve van wonen en eventuele bijgebouwen bij woningen toestaat, is de locatie onderdeel van het BBG.

Provinciale Woonvisie/Regionale Actieprogramma (RAP)

Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie 'Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020' vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: 'in 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu'. De Regionale Actieprogramma's (RAP's) zijn het instrument om dit doel te bereiken. In een plan van aanpak heeft de provincie daarvoor de kaders aangegeven. In 2015 zijn de RAP's voor de periode 2016-2020 opgesteld, mede op basis van de woonmonitor 2014. Hilversum ligt in de regio Gooi en Vechtstreek. De woning die wordt toegevoegd in het plangebied past binnen de regionaal gemaakte afspraken inzake woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Hilversum 2030

Op 15 mei 2013 is de Structuurvisie Hilversum vastgesteld. In de structuurvisie beschrijft de gemeente wat ze met de beschikbare ruimte doet om in de toekomst te voldoen aan de behoeften van iedereen die in Hilversum woont, werkt en recreëert. De visie is daarbij richtinggevend voor woningbouw, bedrijvigheid, parken en recreatiemogelijkheden.

De ambitie van de gemeente op het gebied van wonen is dat Hilversum in 2030 een gewilde en aantrekkelijke plaats is om in te wonen. Bij woningbouw ligt de nadruk op consumentgerichtheid, flexibiliteit, aanpasbaarheid en duurzaamheid. De structuurvisie richt zich vooral op woningbouwprojecten en in mindere mate op particuliere initiatieven, zoals het onderhavig project. De lopende woningbouwprojecten zijn in beeld gebracht. Er blijft een resterend aantal van 1.000 à 1.900 woningen over waarvoor ruimte in bestaand stedelijk gebied wordt gezocht. De inpassing in bestaand stedelijk gebied geschiedt met respect voor de aanwezige stedenbouwkundige kwaliteiten en de bestaande woonmilieus.

Dit plan stelt een nieuwe woning in bestaand stedelijk gebied voor. Het betreft inbreiding, hetgeen past in de beleidsuitgangspunten uit de structuurvisie. In paragraaf 2.3 is behandeld op welke wijze de aanwezige kwaliteiten en het woonmilieu worden gerespecteerd.

Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

Het project kent een hoge verwachtingswaarde. Paragraaf 4.6 gaat hierop nader in.

Welstandsnota Hilversum 2014

De welstandsnota is op 19 december 2014 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Waarbij behoudt van de bestaande kwaliteiten voorop staat.

Het projectgebied ligt in welstandsgebied '6. Stadsinbreidingen', deelgebied 'Park Diependaal (gebied 6B)'. Park Diependaal is een reliëfrijk gebied en heeft een heldere structuur met gevarieerde woningen die per stedenbouwkundige eenheid worden herhaald. Uitgangspunt is het beheer van de eenheid op schaal van de clusters en rijen in combinatie met de variatie op schaal van de wijk, met behoud van de hoeveelheid groenelementen in de wijk. De architectuur is zorgvuldig en gevarieerd. Park Diependaal is een gewoon welstandsgebied.

Het beleid is gericht op het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden en het aanzien vanuit omringende gebieden. De commissie zal bij de advisering onder meer aandacht schenken aan het behoud van samenhang in het afwisselende straatbeeld op het niveau van de architectonische uitwerking en in het materiaal- en kleurgebruik.

Vrijstaande woningen harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vormgeving. Voor dit gebied geldt een gewoon welstandsniveau. Het bouwplan is binnen de hiervoor beschreven uitgangspunten tot stand gekomen en wordt getoetst aan de welstandscriteria die voor dit gebied gelden. Het uitgangspunt is dat dit een positief welstandsadvies krijgt.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2022

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2020 is deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem. Onderdeel van het proces van onderhavige ruimtelijke onderbouwing is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf opgenomen, die wordt overlegd met AGV, de waterbeheerder binnen het plangebied.

Groenbeleidsplan Hilversum 2030

Het Groenbeleidsplan Hilversum 2030, De groene structuurvisie van Hilversum, is een sectoraal plan met een integrale, samenhangende en geactualiseerde visie op het groen in de gehele gemeente Hilversum. Bij het realiseren van ruimtelijke projecten kan nog een belangenafweging plaatsvinden tegen andere belangen zoals wonen, bedrijvigheid of verkeer. Op hoofdlijnen gebeurt dit in de Structuurvisie Hilversum 2030. Het groenbeleidsplan wordt daarom vastgesteld voorafgaand aan de vaststelling van de Structuurvisie Hilversum 2030, waardoor groenbeleid gelijkwaardig met andere sectorale belangen kan worden gewogen. Daarbij is onder andere aandacht voor: versterking van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS), het veiligstellen van de groenstructuur die het groene imago van Hilversum van Hilversum bepaalt, groen in bouwplannen, de aanpak van de stadranden, versterking van groen in het centrum, kleine groenplannen op buurtniveau en spelen in het groen.

Velbeleid

Hilversum is trots op haar bomen. Bomen in de openbare ruimte en in particuliere tuinen zijn mede bepalend voor de groene kwaliteiten van de stad. De grote diversiteit van boomsoorten is daarbij een belangrijke factor. Behoud en stimulering van deze groene kwaliteiten en het versterken van Hilversum als Mediastad in het groen zijn kernpunten van het collegeprogramma ´De bakens verzetten´ en speerpunt in het Groenbeleidsplan Hilversum 2030. Het Groenbeleidsplan Hilversum 2030 is maatgevend voor het nieuwe velbeleid (voorheen kapvergunningenbeleid). Deze nota is dus een uitwerking van het Groenbeleidsplan Hilversum 2030. Het nieuwe velbeleid is opgesteld vanuit bescherming van bomen in het algemeen en in de uitzonderingsgebieden en de hoofdgroenstructuur in het bijzonder. Naast instandhouding van bomen zijn herplant en handhaving prominente onderdelen van het nieuwe beleid. Herplant en handhaving hiervan zijn de garantie dat kwantiteit groen en kwaliteit groen gehandhaafd en waar mogelijk versterkt worden. Het beleid heeft als tweede doel om inwoners, bedrijven en instanties meer bewust te maken van de grote bijdrage van bomen aan de beleving en betekenis van Hilversum als Mediastad in het groen. Uitgangspunt bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van bomen is het behoud van bomen. Alleen wanneer het verwijderingsbelang zwaarder weegt dan het boombelang zal een omgevingsvergunning worden verleend.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat er in de nieuwe situatie een goede omgevingssituatie ontstaat. Daarom is de ontwikkeling getoetst aan de normen uit de sectorale wet- en regelgeving.

4.2 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

De nieuwe woning is geprojecteerd in een gebied waarin de woonfunctie overheerst. Wel komen in het bebouwingslint aan de oostzijde van de Eikbosserweg enkele lichte vormen van bedrijvigheid voor. Het betreffen bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 en 2, die een omgeving met woningen kunnen worden uitgeoefend.

Ten zuiden van het plangebied is een caravanstalling aanwezig. Dit is een bedrijfsactiviteit die niet tot nauwelijks een milieubelasting op de omgeving heeft en dus niet leidt tot onaanvaardbare hinder binnen het plangebied. Deze bedrijfsfunctie is in de huidige situatie bovendien al direct aangrenzend aan woonpercelen gelegen en wordt dus niet door de nieuwe woning in de bedrijfsvoering beperkt.

Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een goede afstemming tussen wonen en bedrijven.

4.3 Geluid

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Wegverkeerslawaai

De woongebieden rondom het plangebied zijn aangewezen als 30 km/uur gebied. De Wgh is niet van toepassing op de wegen in deze gebieden, omdat er geen zones gelden. Dit geldt voor de Eikbosserweg en de wegen aangrenzend aan het plangebied.


De woning is geprojecteerd in de geluidszone van de Diependaalselaan. Uit de verkeersgeluidkaart voor deze weg, zoals die is opgenomen bij het bestemmingsplan Utrechtseweg, blijkt dat voor het plangebied sprake is van een geluidsbelasting tussen 48 en 53 dB. Om de exacte geluidsbelasting aan de gevel van de woning te bepalen, is aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage hiervan is opgenomen in Bijlage 1. In dit akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting van de Diependaalselaan aan de gevel van de woning berekend. Omdat de Eikbosserweg een belangrijke 30 km/h-weg is, is deze weg in het kader van een goede ruimtelijke ordening eveneens meegenomen in het akoestisch onderzoek.


Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de Diependaalselaan maximaal 50 dB bedraagt en de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Omdat maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet mogelijk of doelmatig zijn, dient een hogere waarde te worden vastgesteld voor de woning.


Ten gevolge van de Eikbosserweg bedraagt de geluidsbelasting 36 dB en ligt ruim onder de voorkeursgrenswaarde zoals die geldt voor gezoneerde wegen. Er is sprake van een acceptabel akoestisch klimaat.

Spoorweglawaai

Vanuit de Wgh moet ook rekening worden gehouden met zonering rond spoorwegen. De geluidszones zijn vastgesteld in het geluidsregister van ProRail. De meest nabijgelegen spoorlijn heeft op grond van het geluidsregister een zone van 300 m. De afstand tussen de woning en het spoor bedraagt circa 750 meter. Deze ligt daarmee buiten de wettelijke geluidszone. Nader onderzoek naar dit aspect is daarom niet noodzakelijk.

4.4 Water

Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.

Waterrelevant beleid

Het Algemeen Bestuur van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) stelde op 8 oktober 2015 het Waterbeheerplan 2016-2021 vast. Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden. Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld.

Standaard regels waterparagraaf Hilversum

De gemeente Hilversum heeft een aantal regels gesteld ten aanzien van de omgang met vuilwater, hemelwater en grondwater. In de waterparagraaf wordt aangegeven dat, en indien reeds bekend ook hoe, invulling wordt gegeven aan deze regels.

Vuilwater

Het vuile water dat vrij komt bij een bouwplan wordt aangesloten op het vuilwaterriool.

Hemelwater

Hemelwater wordt verwerkt op eigen terrein. Aansluitend op het beleid van het hoogheemraadschap moet het hemelwater binnen de perceelsgrenzen van het eigen perceel worden geïnfiltreerd in de bodem. Op deze wijze wordt gewerkt aan de bestrijding van verdroging. Tevens wordt hiermee het rioolstelsel ontlast. Indien het redeIijkerwijs niet mogelijk is het hemeIwater volledig te verwerken moet in samenwerking met de gemeente gezocht worden naar een andere oplossing. Daarnaast moet voorkomen worden dat bodemverontreiniging ontstaat als gevolg van infiltratie van hemelwater, bijvoorbeeld door uitloging van bouwmaterialen en vervuiling van bestratingen. In Hilversum-oost ligt een deel van de bebouwde kom in grondwaterbeschermingsgebied. In dit gebied wordt hemelwater afkomstig van daken wel geïnfiltreerd in de bodem maar het relatief vuilere hemelwater dat afstroomt via wegen wordt aangesloten op het gescheiden riool.

Oppervlaktewater

De ligging en functie van oppervlaktewateren worden in de waterparagraaf behandeld.

Grondwater

Bij de uitvoering van een (bouw)project moet rekening worden gehouden met de lokale bodemopbouw en grondwatersituatie.

Watertoets

Voor het plan is met name het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater een belangrijk aandachtspunt. Door de toename van verharding wordt water mogelijk versneld afgevoerd en wordt infiltratie verminderd. Door de bouw van de woning en de aanleg van verhardingen zoals de oprit een terras, neemt het verhard oppervlak toe met circa 250 m2. Het afkoppelen van hemelwater afkomstig van deze verhardingen van het rioleringsstelsel is het uitgangspunt. In dit geval blijven er mogelijkheden om schoon hemelwater te infiltreren op eigen perceel. Dit is dan ook het uitgangspunt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande rioleringsvoorziening.

Het plan heeft geen verdere gevolgen voor de waterhuishouding. Rondom het plangebied liggen geen watergangen, waterkeringen of andere elementen die van invloed zijn op het watersysteem. Voor de ontwikkeling is het niet noodzakelijk om een ontheffing op de Keur van het waterschap of een watervergunning aan te vragen.

Dit plan wordt in het kader van het vooroverleg aan het hoogheemraadschap toegezonden voor een wateradvies. Hieruit worden geen waterhuishoudkundige bezwaren verwacht.

4.5 Bodem

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Het plangebied is een deel van een tuin bij een woning. Op deze locatie vinden geen activiteiten plaats die mogelijk leiden tot bodemverontreiniging. Er zijn ook geen verdachte activiteiten uit het verleden bekend. Het ligt niet in de rede dat de bodemkwaliteit van het plangebied zodanig is, dat de bouw van een woning niet mogelijk is. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning wordt een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, waarmee de kwaliteit van de bodem wordt vastgesteld. Zodoende ontstaan er geen risico's voor de volksgezondheid.

4.6 Archeologie

In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Volgens de gemeentelijke Structuurvisie Archeologie en de daarbij behorende beleidskaart ligt het projectgebied in een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Dit betekent dat er op voorhand niet kan worden uitgesloten dat zich in de bodem archeologische resten bevinden.

In het bestemmingsplan Utrechtseweg is deze waardering vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog en Middelhoog'. Binnen deze bestemming is geregeld dat bij (bouw)werkzaamheden waarbij de bodem dieper dan 40 centimeter en over een oppervlakte van 100 m2 wordt verstoord, moet worden aangetoond dat de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

De nieuwe woning heeft een oppervlakte van ruim 150 m2. Omdat de woning wordt voorzien van een souterrain, zijn de ingrepen ingrepen groter en dieper dan de drempelwaarde voor archeologisch onderzoek.

Vooralsnog is de dubbelbestemming in dit bestemmingsplan overgenomen, waarmee is gewaarborgd dat er geen schade wordt aangericht aan archeologische waarden. Voorafgaand aan de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt onderzoek gedaan naar dit aspect.

4.7 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het kader van het bestemmingsplan Utrechtseweg zijn de cultuurhistorische waarden in de omgeving geïnventariseerd en vertaald naar een juridische regeling in de vorm van dubbelbestemmingen. In en direct rondom het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Het is dus niet noodzakelijk om nadere eisen te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.

Om de mogelijke effecten van de ontwikkelingen op de natuurwaarden van de omgeving in beeld te brengen is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling geen gevolgen heeft voor beschermende natuurgebieden en er ook geen conflicten met de Flora- en faunawet ontstaan.

Bij de uitvoering moet wel rekening gehouden worden met de aanwezigheid van broedvogels. Voor de algemeen voorkomende broedvogels in de beplantingen rondom het plangebied geldt dat deze tijdens het broeden niet verstoord mogen worden. Voor de andere (potentieel) aanwezige, licht beschermde soorten geldt de algemene zorgplicht. Dit betekent dat deze bij de uitvoering van de plannen in de gelegenheid moeten worden gesteld om zich te verplaatsen naar een nieuwe leefomgeving.

Vanuit het aspect 'ecologie' bestaan geen belemmeringen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden

Voor een inzicht in de externe risico's in de omgeving van het projectgebied is de risicokaart Noord-Holland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in de omgeving van het projectgebied één risicobron aanwezig is. Dit betreft het transport van gevaarlijke stoffen over de N201 (Diependaalselaan). Deze weg ligt op 90 meter afstand vanaf het plangebied.

In het bestemmingsplan Utrechtseweg valt het vervoer van gevaarlijke stoffen onder de noemer 'lokale routering gevaarlijke stoffen'. Gesteld wordt dat deze feitelijk niet meer in gebruik is en daardoor geen relevante risicobron betreft. In ieder geval is er geen sprake van een hoog risico.

Geconcludeerd wordt dat er in de omgeving van het plangebied geen relevante risicobronnen aanwezig zijn. Gelet op de omvang van het plan (één woning binnen een bestaand woongebied) is er ook geen sprake van een meetbaar effect op het groepsrisico. Vanuit de externe veiligheid bestaan dus geen belemmeringen voor dit plangebied.

4.10 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland blijkt dat er in Wognum sprake is van een goede luchtkwaliteit. In 2025 is de verwachtte concentratie PM10 19 ug/m3 en van NO2 is dit 12 ug/m3. De normen voor deze stoffen zijn 40 ug/m3

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “Nibm” vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Woningbouwlocaties tot 1.500 woningen vallen hier ook onder. Het toevoegen van één woningen in het plangebied draagt dus zeker niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Vanuit dit aspect bestaan geen belemmeringen voor het plangebied.

4.11 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen relevante zones over het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Groen

De strook aan de oostzijde van het perceel heeft de bestemming 'Groen'. Omdat hier een inrit wordt voorgesteld, is deze strook meegenomen in dit bestemmingsplan. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan wordt hierop, op de noordelijk hoek, de aanduiding 'ontsluiting' toegevoegd, waarbinnen een oprit is toegestaan. Feitelijk ligt een slechts een deel van de oprit binnen deze bestemming.

Wonen - 4

De bestemmingen in dit bestemmingsplan zijn afgestemd op de systematiek van het geldende bestemmingsplan. Grondgebonden, vrijstaande woningen zijn hierin onder de bestemming 'Wonen - 4' gebracht. Het plangebied blijft deze bestemming houden.

Het bouwen van de woning is mogelijk binnen het bouwvlak. Voor enige flexibiliteit is gekozen voor een ruim bouwvlak (375 m2), waarbinnen een maximum bebouwingspercentage van 60% geldt. Ook ten aanzien van de dakvorm wordt flexibiliteit geboden. De goot- en bouwhoogte is flexibel, omdat feitelijk de maximale bebouwingsmassa van belang is. De som van de goot- en bouwhoogte mag ten hoogste 12 meter zijn. Dus bij een plat dak geldt een maximum hoogte van 6 meter en bij een maximale bouwhoogte van 8 meter (tevens maximum bouwhoogte) geldt een maximum goothoogte van 4 meter.

De hoogtebepalingen worden gemeten vanaf het gemiddelde maaiveld. Dit is het peil, aangezien de woning niet onmiddellijk aan een weg grenst. Deze hoogte is vastgelegd op de verbeelding. Buiten het bouwvlak is het in beperkte mate mogelijk om bijgebouwen (bijbehorende bouwwerken) te bouwen.

Naast het wonen is in beperkte mate de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteit mogelijk.

Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Hoog en Middelhoog

De bescherming van archeologische resten is opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie, Na 1850 bebouwd gebied, Hoog en middelhoog'. Voor het bouwen of voor andere werkzaamheden groter dan 100 m2 en dieper dan 40 cm is een omgevingsvergunning vereist, die slechts verleend kan worden indien onderzoek is gedaan naar de archeologische waarde van de gronden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, wordt in beginsel op basis van de Inspraakverordening inspraak verleend op het voorontwerpbestemmingsplan. Tevens vindt in deze periode het wettelijk vooroverleg met de betrokken overleginstanties plaats.

Zienswijzen 

Het ontwerpbestemmingsplan is voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt voor eenieder de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen (artikel 3.8 Wro). Er zijn twee zienswijzen ingediend. Op basis van deze zienswijzen is het bestemmingsplan beperkt aangepast en ook zijn er beperkte ambtshalve aanpassingen in het plan verwerkt. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de zienswijzen en wijzigingennota Ontwerpbestemmingsplan Henry Mackenziepad. Deze is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Vaststelling

Op 5 april 2017 heeft de gemeenteraad van Hilversum dit bestemmingsplan vastgesteld. Indieners van zienswijzen zijn hiervan op de hoogte gesteld. Tegen dit besluit tot vaststelling is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. In dit geval is sprake van een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom noodzakelijk, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

Dit plan betreft een particulier initiatief, waarmee de gemeente geen financiële bemoeienis heeft. De kosten voor de uitvoering van het bestemmingsplan zijn voor rekening van de aanvrager. Deze heeft voldoende financiële middelen om de nieuwe woning op te richten. De procedurekosten worden verhaald op de aanvrager, deels via leges. Planschaderisico is voor rekening van de aanvrager en is door middel van een overeenkomst met de aanvrager gedekt. Hiermee is het relevante kostenverhaal verzekerd en is het plan economisch uitvoerbaar.