Artikel 10 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing te verlenen van:
-
a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
-
b. ten behoeve van het bouwen van nutsvoorzieningen, mits de inhoud daarvan niet meer dan 60 m3, bedraagt, de goothoogte niet meer dan 3,00 meter en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
-
c. de in deze regels opgenomen bepalingen over de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 5,00 meter;
-
d. voor afwijkingen van het bestemmingsplan, inbegrepen bouwgrenzen en oppervlakten, ten einde realisering van bouwwerken en werken mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling en/of situering blijkt dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk is en de afwijking van ondergeschikte aard blijft en niet meer dan 2,00 meter bedraagt.