direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Perceel 2e Loswal 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.13bp01tweedelosw4-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen.

1.1 Aanleiding

Op 26 september 2012 is het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' door de raad vastgesteld. Dit bestemmingsplan is herzien in het kader van het project om bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013 actueel te krijgen.

Na de vaststelling van dit bestemmingsplan is gebleken dat de aanduiding 'detailhandel perifeer' niet op het gehele perceel van de 2e Loswal 4 is gelegd. Op deze locatie is de bouwmarkt Karwei gevestigd. Voor het gebruiken van het perceel als bouwmarkt is op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (vastgesteld op 7 oktober 1999) vrijstelling verleend. Bij de herziening van het bestemmingsplan Vreelandseweg (2012) is uitgegaan van een oude kadastrale grens.

1.2 Doelstelling

Met dit postzegelplan krijgt het gehele perceel 2e Loswal 4 op de verbeelding van het bestemmingsplan Vreelandseweg (2012) de aanduiding 'detailhandel perifeer'.

1.3 Functie van het bestemmingsplan

Het postzegelplan 'Perceel 2e Loswal 4' regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De relevante regels van het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) zijn in deze herziening overgenomen. De verbeelding of te wel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen' en planregels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.

Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding op papier van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de verbeelding op papier daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied van dit postzegelplan is gelegen op het bedrijventerrein Havenkwartier en bestaat uit het perceel 2e Loswal 4. Op dit perceel is de bouwmarkt Karwei gevestigd (zie blauwe lijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.13bp01tweedelosw4-va01_0001.png"

Figuur 1: Luchtfoto plangebied

2.2 Vigerende bestemmingsplan

Voor het plangebied is het volgende vigerende bestemmingsplan van kracht, te weten:

  • Vreelandseweg, vastgesteld op 26 september 2012;

Volgens de nieuwe systematiek van bestemmen is een bouwmarkt in het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) opgenomen als een 'detailhandel perifeer' (dhp). Het perceel 2e Loswal 4 valt in dit plan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en heeft slechts voor een deel van het perceel de aanduiding 'detailhandel perifeer'.

In figuur 2 is het plangebied van voorliggend postzegelplan met rood omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.13bp01tweedelosw4-va01_0002.png"

Figuur 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) ter hoogte Karwei

2.3 Motivering planaanpassing

In het voorheen geldende bestemmingsplan 'Vreelandseweg' – vastgesteld op 7 oktober 1999 – had het perceel de bestemming Bedrijfsdoeleinden B1. Voor het gebruik van het gehele perceel 2e Loswal 4 als bouwmarkt is destijds vrijstelling verleend.

In de bestemmingsplansystematiek van het nieuwe, nu vigerende, bestemmingsplan 'Vreelandseweg' is in de regels een bouwmarkt mogelijk als het perceel op de verbeelding is voorzien van de aanduiding 'detailhandel perifeer'. Vanwege het conserverende karakter van de herziening uit 2012 lag het voor de hand om dit gebruik in het nieuwe bestemmingsplan 'Vreelandseweg' op te nemen. Bij de herziening is evenwel uitgegaan van een oude kadastrale grens waardoor de aanduiding niet voor het gehele terrein van Karwei is opgenomen.

Met voorliggende herziening wordt de genoemde aanduiding op het gehele terrein gelegd.

Hoofdstuk 3 Milieuaspecten

Voorliggend plan betreft een zeer geringe aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan Vreelandseweg (2012). De aanduiding 'detailhandel perifeer' wordt op het gehele perceel gelegd. De bestaande situatie wordt daarmee vastgelegd. Het is hierdoor niet noodzakelijk nieuwe milieuonderzoeken op te stellen. De onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) zijn nog actueel en daarom als bijlage aan deze plantoelichting toegevoegd.

3.1 Natuur

Ecologische structuur

Ten noorden van de Kerkelanden en de sportvelden ligt een aantal landgoederen en het Corversbosch. Deze gebieden maken onderdeel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur. Het plangebied behoort niet tot de ecologische hoofdstructuur. Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben deze beschermde gebieden dienen getoetst te worden aan het provinciale toetsingskader.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Ten aanzien van het plangebied kan worden opgemerkt dat aan de westzijde, op enige afstand van het plangebied, het Natura 2000-gebied Oostelijke vechtplassen is gelegen. De Oostelijke Vechtplassen zijn aangewezen als vogel- en habitatrichtlijngebied. Het gebied vormt een leef- en broedgebied voor allerlei riet- en moerasvogels en habitatsoorten. Daarnaast zijn er bijzondere habitattypen zoals blauwgraslanden en overgangs- en trilvenen aanwezig.

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, kan uitgesloten worden dat er (significant) negatieve effecten op dit beschermde Natura 2000-gebied optreden. De instandhouding van het Natura 2000-gebied is gegarandeerd. De uitvoering van het bestemmingsplan zal geen significant negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteiten van het richtlijngebied.

Soortbescherming

Het bestemmingsplangebied bestaat grotendeels uit bebouwd terrein en is daarom naar verwachting ook maar in beperkte mate geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten. Er is daarom geen hoge natuurverwachtingswaarde. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, treden er geen negatieve effecten op de beschermde waarden op voorzover aanwezig. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar.

3.2 Duurzaamheid en leefbaarheid

3.2.1 Duurzaamheid

Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.

In het onderzoek naar 'Duurzaamheid Prestatie van een Locatie' (DPL) zijn de duurzaamheidsaspecten in het plangebied 'Vreelandseweg' (2012) in kaart gebracht. Uit de DPL blijkt het onderzochte plangebied een score van circa 6,5 te krijgen. Hiermee is de score hoger dan de gekozen referentiewijk, welke een gemiddelde score van 6,0 heeft. De aspecten afvalinzameling, bodemkwaliteit, geluidshinder, geurhinder, externe veiligheid, sociale veiligheid, bereikbaarheid OV + fiets, diversiteit, bedrijvigheid en functiemenging scoren ruim voldoende tot zeer goed. De verschillende aspecten met een hoge score zijn, met uitzondering van externe veiligheid, goed te beredeneren. Het aspect externe veiligheid heeft een maximale score, terwijl hiervoor wel oppervlaktes zijn opgenomen in DPL. Desondanks hebben deze geen invloed op de score.

De aspecten ruimtegebruik, verkeersveiligheid, voorzieningen en winkel, kwaliteit van woningen en omgeving hebben een gemiddelde waardering, in vergelijking met de referentiewijk.

De aspecten energie, waterbeheer, groen in de wijk, water in de wijk, cultuurhistorische waarde en flexibiliteit hebben een lage score. Het aspect water in de wijk is te verklaren, al was de verwachting dat de score voor dit aspect hoger zou uitkomen. Het ontbreekt in de wijk aan een grote hoeveelheid monumenten, hierdoor heeft het aspect cultuurhistorische waarden een lage score.

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.

Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf'. Tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder. Waterhuishoudkundige aspecten zijn in voorliggend bestemmingsplan overgenomen uit bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012). In het kader van die herziening zijn de wateraspecten integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de toelichting. De wateraspecten vormen tezamen met de beschrijving hoe is omgegaan met het advies van de waterbeheerder de watertoets.

3.2.2 Leefbaarheid

Geluid

Industrieterrein op het Havenkwartier

De geluidszone op het Havenkwartier is verkleind met de vaststelling van bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012). De geluidszone komt uitsluitend te liggen rondom het enige geluidzoneringsplichtige bedrijf op het Havenkwartier aan de Oude Loswal 3 (Mebin). Deze locatie wordt gezien als 'industrieterrein' op basis van de Wet geluidhinder. De rest van het Havenkwartier wordt gezien als 'bedrijventerrein'. Voor meer informatie wordt verwezen naar Bijlage 1 Akoestisch onderzoek industrielawaai Havenkwartier.

Wegen

In het kader van bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) zijn voor de toekomstige situatie geluidkaarten wegverkeer gemaakt voor de wegen in dat plangebied. Deze geluidkaarten kunnen gebruikt worden om een indicatief beeld te krijgen in de heersende geluidniveaus tengevolge van wegverkeerslawaai. Het aandachtsgebied voor wegen binnen en langs het plangebied bedraagt 200 meter aan beide zijden van de weg.

De Nieuwe Havenweg is de enige weg in de directe nabijheid van het plangebied die relevant is vanuit de Wet geluidhinder voor bestemmingsplan 'Perceel 2e Loswal 4'. In de Bijlage 2 Geluidkaarten wegverkeer is een volledige onderzoek opgenomen.

Aangezien met voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden mogelijk gemaakt, hebben de resultaten geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

Indien in het plangebied nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden toegevoegd dient voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB of dient een hogere waarde conform de Wet geluidhinder vastgesteld te worden. In het bestemmingsplan worden evenwel geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Geur

In het plangebied is geen inrichting waarvoor een geurcontour opgenomen moet worden in het bestemmingsplan.

Licht

In het plangebied is geen inrichting aanwezig die lichthinder kan veroorzaken. Er is daarom geen sprake van op te nemen lichtcontouren.

Lucht

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit. Door deze nieuwe wetgeving kunnen kleine bouwprojecten doorgaan. Het gaat om projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 1% verhogen. Voor dergelijke projecten hoeven geen aanvullende maatregelen meer te worden genomen om de luchtkwaliteit op peil te houden. De wet legt tevens de basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL). Projecten die passen in het programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de Europese normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

Voor de toekomstige situatie is de luchtkwaliteitsituatie in het plangebied 'Vreelandseweg' (2012) in beeld gebracht. In Bijlage 3 Luchtkwaliteit is het volledige onderzoek opgenomen.

Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteit. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat voor het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden, zoals gesteld in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Er wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, artikel 5.16 lid 1 onder a. De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan.

Trilling

In het plangebied is geen inrichting aanwezig die trillingshinder kunnen veroorzaken.

3.3 Archeologische waarden

In 1992 is het zogenoemde “Verdrag van Malta” gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.

De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:

  • behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ);
  • opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces;
  • 'de verstoorder betaalt';
  • transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het archeologisch erfgoed vergroten.

De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings - en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, moet volgens de nieuwe Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en -diepte.

Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.

Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven. Hiervan is een kaart gemaakt welke is gebruikt voor de bestemmingslegging van de archeologische dubbelbestemming (figuur 3).

Zoals in figuur 3 is aangegeven kent het plangebied een zeer lage verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.13bp01tweedelosw4-va01_0003.png"

Figuur 3: Archeologische beleidskaart, de rode pijl verwijst naar de planlocatie

Voor de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarde zijn in dit bestemmingsplan beschermende regels opgenomen door middel van een specifieke dubbelbestemming. Bouw- en graafwerkzaamheden zijn niet toegestaan indien deze de archeologische waarden kunnen worden verstoord.

3.4 Bodem en watersysteem

3.4.1 Bodem

De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Deze aspecten zijn met uitzondering van archeologie opgenomen in deze bodemparagraaf. Archeologie is toegelicht in de vorige paragraaf. In onderstaande paragraaf is ook het grondwatersysteem en daarin eventueel voorkomende verontreinigingen meegenomen.

Bodem

De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het water voerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van N.A.P. -160 meter. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied. Het plangebied heeft een zandige ondergrond.

Het plangebied ligt zuidwestelijk van Hilversum, in het overgangsgebied van de stuwwal naar het Vechtplassengebied. Het maaiveld in het plangebied ligt rond het Havenkwartier op circa 1 meter boven N.A.P..

Functies en bestemmingen moet afgestemd worden op de bodemopbouw. De bodemopbouw binnen het plangebied stelt geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.

Aardkundige waarden

De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallencomplex van het Gooi bijzonder. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische ontstaanswijze van een gebied. Hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een lijst met 80 gebieden met aardkundige waarden (Aardkundig waardevol gebied) vastgesteld en vervolgens hieruit 17 gebieden geselecteerd als aardkundig monument (Aardkundig Monument). De 80 aardkundige waardevolle gebieden zijn nu opgenomen in de Provinciale Structuurvisie en bijbehorende verordening en genieten als zodanig planologische bescherming.

Een groot deel van het bijzondere stuwwallengebied is daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden en de ongeroerde delen zijn zelfs aangewezen als aardkundig monument. Vrijwel het gehele buitengebied van Hilversum betreft gebieden met aardkundige waarden en monumenten door de aanwezigheid van fysisch geografische eenheden zoals stuwwal, smeltwater- en windvormingen, typische deken stuifzandvormingen, vennen en droge dalen.

Activiteiten als ontgrondingen, egalisaties, grondverzet en diepploegen kunnen schade toebrengen aan de aardkundige waardes. Aanvullend zijn de niet toegestane activiteiten en handelingen in de 17 aardkundige monumenten (vallend onder de milieubeschermingsgebieden) opgenomen in de Provinciale milieuverordening tranch 7 Noord-Holland (PMV). Een ontheffing aanvragen is mogelijk. Daarnaast wordt passende planologische bescherming opgenomen voor de aardkundige waardevolle gebieden inclusief de aardkundige monumenten binnen bestemmingsplannen.

Gezien de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en de ligging binnen het stedelijk gebied zijn de oorspronkelijke waarden binnen het plangebied vermoedelijk reeds ernstig verstoord. Dit is de reden dat het plangebied geheel buiten de gebieden met aardkundige waarden ligt.

Grondwater

De hydrologie wordt gekenmerkt met een stuwwal als inzijgingsgebied met kwelsystemen aan de westkant van Hilversum.

Op een deel in het westen na heerst in Hilversum overal de natuurlijk fluctuerende grondwaterstand. In het oosten het fluctuerend peil van de Utrechtse heuvelrug en in de meest westelijke delen van de stad (Kerkelanden) wordt de grondwaterstand eveneens beïnvloed door de polderpeilen van de Kortenhoefsepolder en de 's-Gravelandse polder.

Nagenoeg binnen de gehele bebouwde kom van Hilversum is de grondwaterstand relatief diep. In extreem natte tijden met hoge grondwaterstanden wordt een ontwateringsdiepte van 1,0 meter binnen nagenoeg de gehele bebouwde kom nog gehaald. In het plangebied ligt de grondwaterstand tussen de circa 0 meter tot -1,0 meter NAP.

Specifiek voor het gebied tussen de Gooise Vaart en het Hilversums kanaal geldt dat een structureel lagere grondwaterstand in het gebied aanwezig. Dit doordat het Hilversums kanaal en de Oude Haven diep insnijden in de hogere gronden van de Heuvelrug met de bijbehorende lage waterpeilen van de Oude Haven en het Hilversums kanaal. Zo is de Oude Haven is tot in het grondwater van de heuvelrug gegraven en werkt als drain voor de omgeving. Aan de kop van de Oude Haven is het waterpeil circa 15 meter dieper dan de omliggende bebouwing. Dit levert een bijdrage aan het watertekort in de 's-Gravelandse polder, die nu een inmalende polder is.

Het grondwater in het Havenkwartier heeft een sterk zuidelijke stromingsrichting in tegenstelling tot de rest van Hilversum. Dit onder invloed van de peilverschillen tussen Gooise vaart (-0,2 m NAP) en het Hilversums kanaal (-1,2 m NAP). In de rest van Hilversum loopt het grondwater van zuidoost naar noordwest onder de stad door. Het ligt als een licht hellend vlak op ongeveer N.A.P. hoogte.

Het jaarlijkse peilverloop in het grondwater geeft in het late najaar de laagste grondwaterstanden en in april-mei de hoogste standen. In het westen, zoals binnen dit plangebied, scharniert het grondwatervlak om het polderpeil zodat de uitersten daar veel kleiner zijn dan in de rest van Hilversum.

Milieubeschermingsgebied - Grondwaterbeschermingsgebied

Ten zuidwesten van het plangebied is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen. Het grondbeschermingsgebied van deze grondwaterwinning, waarvoor regels vastgelegd zijn in de Provinciale milieuverordening, ligt in zijn geheel buiten het plangebied. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.

Bodem- en grondwaterverontreining

Het plangebied bestaat in z'n geheel uit bedrijventerrein. Doordat een aantal bedrijven in het kader van de milieuvergunning bodemonderzoeken hebben uitgevoerd is een redelijk beeld over de bodemkwaliteit in het gebied en de omgeving ontstaan.

In het gebied (en de omgeving) komen lokaal in de bovengrond (traject tot 0,5 m - maaiveld) en ondergrond (tot 2,0 m - maaiveld) licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK's voor. Deze gehalten overschrijden de achtergrondwaarden (AW2000). Het grondwater is op een aantal locaties in het gebied ernstig verontreinigd.

Het plan moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie.

Wanneer er op een willekeurige locatie binnen het plangebied (her)ontwikkeling gaat plaatsvinden, dient er onderzoek gedaan te worden naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie. Hierbij dienen de op dat moment geldende landelijke normen te worden gehanteerd. Deze normen waarborgen onder andere dat bij (her)ontwikkeling op een locatie altijd de provincie en de gemeente worden geraadpleegd voor bodeminformatie.

Door de lozingen van effluent van de voormalige RWZI binnen het plangebied in de periode 1945-1980 is een grote hoeveelheid schadelijke afvalstoffen in de Vijver Kerkelanden en de Gooise Vaart terecht gekomen, waardoor de waterbodems ernstig verontreinigd zijn geraakt. Bij het baggeren/saneren van de Gooise Vaart (2002) en de Vijver Kerkelanden (2008) zijn de verontreinigingen in de waterbodem verwijderd. Het grondwater is als gevolg hiervan nog steeds verontreinigd. De grondwaterverontreiniging wordt mede veroorzaakt door infiltratie van ongezuiverd vuilwater uit de stad op voormalige vloeivelden ter plaatse van de wijk Zeverijn, Havenkwartier en Het Rode Dorp. Dit heeft plaatsgevonden van 1900-1939, voor de bouw van de RWZI. De mate van verontreiniging en de risico's worden in het kader van ISV onderzocht (start 2011).

De afgelopen jaren heeft de gemeente geconstateerd dat er zich lokaal verhoogde concentraties zink in de bodem en het grondwater van de gemeente bevinden. Dit geldt ook voor dit plangebied. De gemeente onderzoekt momenteel of er een verband is met het van oudsher in de bodem brengen van regenwater van wegen en daken via zakputten. De uitkomsten van dit onderzoek zijn een aandachtspunt bij het toekomstige afkoppelbeleid van de gemeente.

Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Het verhard oppervlak neemt dan ook niet toe en het watersysteem verandert ook niet. Wel dient rekening gehouden te worden met de beleidslijnen ten aanzien van de omgang met (hemel)water.

Voor het gescheiden gerioleerd gebied is het voornemen om regenwater bij herontwikkelingen zo veel mogelijk te infiltreren. Het te infiltreren water mag uiteraard niet verontreinigd zijn (moet voldoen aan de streefwaarden van de wet Bodembescherming). Onderzoek wijst uit dat afkoppelen en op eigen perceel infiltreren van regenwater kan leiden tot bodem-en grondwaterverontreinigingen, omdat afstromend regenwater niet altijd schoon is. Daarom wil de gemeente hier in de toekomst genuanceerder mee omgaan.

Voorwaarden bij infiltratie zijn het aanleggen van lokale zuiveringsvoorzieningen (wadi's, helofyten, bezinkvoorzieningen, e.d.), het tegengaan van uitlogende (bouw)materialen en het vermijden van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen. Het afkoppelbeleid wordt in samenwerking met Provincie en Hoogheemraadschap in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP periode 2009-2014) aangepast aan deze nieuwe inzichten. Voor de toekomstige invulling van het afkoppelbeleid wordt verwezen naar het GRP.

Voor het opstellen van het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) heeft afstemming plaatsgevonden met het Waternet, als vertegenwoordiging van het Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht. Tijdens een overleg d.d. 10 februari 2011 zijn een aantal afspraken gemaakt ten aanzien van de toelichting en de bestemmingsmethodiek van wateraspecten.

3.4.2 Watersysteem

Beschrijving huidige watersysteem

In Hilversum komt door de lage grondwaterstanden en de zandige bodemopbouw van nature (nagenoeg) geen oppervlaktewater voor. Voor de berging van hemelwater zijn enkele vijvers aangelegd die via hemelwaterriolen afvoeren op de Gooise Vaart en met name het Hilversums kanaal aan de westzijde van de Heuvelrug. Dit zijn de enige grote waterlichamen binnen de gemeente die gekoppeld zijn aan het omliggende poldergebied. Hilversum ligt volledig in het beheersgebied van Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht.

De Gooise Vaart is een tussen 1643 en 1843 gegraven kanaal dat zijn functie als belangrijke vaarroute verloor door de opening van het Hilversums kanaal in 1937. Het Hilversums kanaal is, in tegenstelling tot de Gooise Vaart niet in beheer bij Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vecht maar bij de gemeente.

Gemeentelijk rioolstelsel

De Utrechtse Heuvelrug verdeelt het rioolstelsel van de kern Hilversum in twee delen, een oostelijk en een westelijk deel. Het plangebied behoort tot het westelijke rioolstelsel, dat gekenmerkt wordt door een grotendeels gescheiden stelsel, met aparte inzameling van regenwater.

Binnen het plangebied is een gescheiden rioolstelsel aanwezig. De openbare (hemelwater)riolering wordt gebruikt voor het transport en lozing naar open water. De regenwaterriolen voeren af naar de 's-Gravelandse polder.

3.5 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels, leidingen of straalverbindingspaden gelegen.

3.6 Externe veiligheid

3.6.1 Beleidskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het Bevi van toepassing.

In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In de circulaire Rvgs (2004) is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI. In december 2009 is een wijziging op de circulaire Rvgs van kracht geworden, waarin voor de Basisnetwegen vervoersaantallen zijn vastgesteld en veiligheidszones.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het besluit brengt het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen op dezelfde lijn als het beleid voor inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen. Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding gemeten vanuit het hart van de buisleiding.

Voor zowel de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) geeft inzicht in de kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het groepsrisico wordt bepaald door (het aantal) aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval bij een risicovolle activiteit en geeft het aantal mogelijke (dodelijke) slachtoffers weer. Ten aanzien van het PR geldt dat er bij besluitvorming op een ruimtelijk plan een grenswaarde in acht dient te worden genomen (kwetsbaar object) danwel met een richtwaarde rekening dient te worden gehouden (beperkt kwetsbaar object). Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. In het Bevi, de cRvgs en het Bevb is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi, de cRvgs en het Bevb zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen. Conform de cRvgs dient bij een significante toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoord te worden. De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. In het Bevb is voor de verantwoordingsplicht een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1%-letaliteitsgebied. Binnen eerstgenoemd gebied geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht, in laatstgenoemd gebied dient alleen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd te worden.

3.6.2 Onderzoek

Inrichtingen

In 2011 is een inventarisatie en onderzoek uitgevoerd naar de huidige situatie op het gebied van externe veiligheid in het plangebied van bestemmingsplan Vreelandseweg uit 2012. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 Externe veiligheid. In het plangebied van voorliggend bestemmingsplan bevinden zich geen risicovolle inrichtingen, welke onder het Bevi vallen. Wel valt de veiligheidszone van het LPG-tankstation Benzine Exploitatie aan de Nieuwe Havenweg 31 in het plangebied. Dit tankstation heeft een vergunde doorzet tot 1.000 m3 LPG per jaar, zodat een PR 10-6/jr. van 45 meter geldt. Hierbinnen bevinden zich beperkt kwetsbare objecten. Het invloedsgebied bedraagt 150 meter.

Bij kwetsbare objecten zou een sanering noodzakelijk zijn, maar voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze saneringsplicht niet. De risico's bij een beperkt kwetsbaar object zijn namelijk beperkter. De plaatsgebonden risicocontour die nu conform de wetgeving nog hoort te worden toegepast, is inmiddels door de implementatie van het LPG-convenant in praktische zin achterhaald. Dit betekent dat de risico's in werkelijkheid minder groot zijn, dan ze conform de wet zouden zijn. Bovendien is er sprake van een historisch gegroeide situatie en geven de risico's geen aanleiding om de richtwaarde als harde grens toe te passen.

De aanwezigheid van de Bevi-inrichtingen net buiten het plangebied betekent dat het invloedsgebied het plangebied overlapt. Het Bevi stelt dat invulling van de verantwoordingplicht in dat geval noodzakelijk is.

Het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi) stelt dat indien ruimtelijke besluiten/ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting vallen het groepsrisico aandacht verdient. Indien er ontwikkelingen voorzien worden met grote groepen personen of dicht bij de risicobron zal een berekening noodzakelijk zijn. Wanneer het op grote afstand plaatsvindt kan eenvoudige afstemming met de Veiligheidsregio volstaan. Bovenstaand uitgangspunt geldt voor het invloedsgebied van Norbert-Dentressangle, waarvan het invloedsgebied tot ver buiten het plangebied reikt. Aangezien met voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied van Norbert-Dentressangle is een berekening niet nodig.

Buisleidingen

Binnen het plangebied zijn geen hogedruk aardgasleidingen gelegen. Buiten het plangebied is een hoge druk aardgasleiding gelegen, zie figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.13bp01tweedelosw4-va01_0004.png"

Figuur 4: Ligging hoge druk aardgasleiding

Volgens de risicokaart heeft de leiding een diameter van 6 inch en een werkdruk van 40 bar. De leiding heeft een plaatsgebonden risicocontour van 0 meter. Het 1% letaliteitsgebied bedraagt 70 meter en het 100% letaliteitsgebied 50 meter. De leiding ligt op meer dan 70 meter van het plangebied, zodat in deze toelichting er verder niet dieper op wordt ingegaan.

 

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich meerdere transportassen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het gaat daarbij om de volgende transportassen:

  • 1. De rijksweg A27 is gelegen op ongeveer 3.000 meter afstand van het plangebied. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats, eveneens ter hoogte van het plangebied. In bijlage 5 van de cRvgs is de veiligheidszone genoemd (de maximale PR 10-6/jr. contour die is toegestaan) en deze bedraagt 0 meter. Het plaatsgebonden risico legt daarmee geen beperkingen op aan het bestemmingsplan. Geen van de genoemde stoffen heeft een invloedsgebied dat reikt tot over het plangebied. Hiermee is de A27 geen relevante risicobron voor het plangebied.
  • 2. De provinciale weg N201 is gelegen op enige afstand van het plangebied. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat hierbij om kleine hoeveelheden brandbare vloeistoffen en brandbare gassen. De invloedsgebieden van deze stoffen overlappen het plangebied van bestemmingsplan 'Vreelandseweg (2012). Hiermee kan de N201 ook een relevante risicobron zijn voor het plangebied van 'Perceel 2e Loswal 4'. De transportintensiteiten in het algemeen zijn beperkt, zodat het plaatsgebonden risico geen beperkingen oplegt aan het bestemmingsplan. Voorts is er geen berekening voor het groepsrisico uitgevoerd, omdat de transportintensiteiten zo beperkt zijn dat een hoog groepsrisico niet aannemelijk is. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan is er geen wijziging in de hoogte van het groepsrisico, zodat conform de cRvgs geen invulling van de verantwoordingsplicht noodzakelijk is.
  • 3. De spoorlijn Amsterdam-Amersfoort is gelegen op ongeveer 2.200 meter afstand van het plangebied. Hierover vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De invloedsgebieden van de zeer toxische gassen en zeer toxische vloeistoffen reiken tot over het plangebied van 'Vreelandseweg' (2012). Hiermee kan de spoorlijn een relevante risicobron zijn voor het plangebied 'Perceel 2e Loswal 4'. Het groepsrisico veroorzaakt door de spoorlijn Amersfoort-Amsterdam ligt boven de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat aandacht besteed dient te worden aan de verantwoordingsplicht conform de cRvgs.

Verantwoordingsplicht

Hieronder worden kort de belangrijkste constateringen en aan te raden maatregelen samengevat per aspect van de verantwoordingsplicht.

Groepsrisico

  • Spoorlijn Amsterdam-Amersfoort: groepsrisico bevindt zich boven de oriëntatiewaarde en verandert niet
  • LPG-tankstations: het groepsrisico verandert niet.
  • PGS 15-opslagen: het groepsrisico verandert niet.
  • Hogedruk aardgasleidingen: groepsrisico ligt onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde en verandert niet.

Zelfredzaamheid

  • Vluchtwegen zijn van risicobronnen af gericht.
  • Omdat het bestemmingsplan alleen de bestaande situatie vastlegt, zijn bouwkundige maatregelen tegen een BLEVE, plasbrand of toxisch scenario niet verder uitgewerkt.

Bestrijdbaarheid

  • Voor de brandweer zijn bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen van groot belang. De Veiligheidsregio Gooi- en Vechtstreek heeft in haar formele advies i.k.v. bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) aangegeven dat zij graag "opstelplaatsen open water" heeft langs de Gooische vaart op de kop van de straten (Zuiderloswal, 1e Loswal, 2e Loswal, Nieuwe Havenweg).
  • Tevens heeft de Veiligheidsregio aangegeven dat de bereikbaarheid relatief eenvoudig verbetert kan worden door 'de knip' in het Kininelaantje uit te voeren met een wegneembare paal. Hierdoor kan het fietspad gebruikt worden om vanuit het westen aan te rijden. Deze aanpassing valt buiten het plangebied (zelfs buiten de gemeentegrens) en is niet in onderhavig bestemmingsplan opgenomen. De gemeente Hilversum zal in samenwerking met de gemeente Wijdemeren onderzoeken of aanpassing mogelijk is.

Ruimtelijke maatregelen

Het schuiven met ruimtelijke elementen is met het bestemmingsplan niet mogelijk omdat het plan alleen de bestaande vergunde situatie planologisch-juridisch vastlegt.

Risicocommunicatie

  • Voer een actief risicocommunicatie beleid.
  • In het gebied is een goede WAS-dekking aanwezig.

Hoofdstuk 4 Relevant beleidskader

In dit hoofdstuk zijn alleen de relevante gemeentelijke beleidskaders voor dit postzegelplan opgenomen.

4.1 Structuurvisie Hilversum 2030

Een structuurvisie is een visie op de toekomst. De gemeente beschrijft hierin wat ze met de beschikbare ruimte doet om in de toekomst te voldoen aan de behoeften van iedereen die in Hilversum woont, werkt en recreëert. Het gaat bijvoorbeeld om de beste plek voor huizen, bedrijven, parken en recreatiemogelijkheden. Een structuurvisie opstellen betekent nu keuzes maken voor later. De Hilversumse gemeenteraad heeft ervoor gekozen om voor Hilversum als geheel één structuurvisie op te stellen, met een looptijd tot 2030.

Op 15 mei 2013 heeft de raad de Structuurvisie Hilversum 2030 vastgesteld. De voorbereiding van de structuur heeft een aantal fasen doorlopen:

  • Fase 1 inventariseren bestaand beleid, resulterend in de kenschets, vastgesteld door de raad maart 2011;
  • Fase 2 participatieproces, resulterend in contourennota, vastgesteld door de raad mei 2012;
  • Fase 3 ontwerp structuurvisie, vrijgeven voor inspraak door de raad in oktober 2012;
  • Fase 4 uitvoeringsprogramma, opgenomen in ontwerp, vrijgeven voor inspraak in oktober 2012;
  • Fase 5 inspraak en vaststellen structuurvisie, wordt afgerond in tweede kwartaal 2013.

De Structuurvisie Hilversum 2030 heeft betrekking op het gehele grondgebied van Hilversum en bevat de integrale visie op de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op (middel)lange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument en is geen concreet plan of uitwerking van een thema. Het is een visie op een hoger abstractieniveau.

In de structuurvisie staan vijf speerpunten:

  • Goede woongemeente;
  • Groene buitengebieden;
  • Mediastad en creatieve industrie;
  • Centrumgemeente;
  • Stedenbouw en architectuur.

Daarnaast is een elftal dynamische gebieden benoemd waar een grotere dynamiek en ontwikkelingen te verwachten zijn. Dit in tegenstelling tot de overige gebieden, zoals de woonwijken en het buitengebied, waar sprake is van minder dynamiek.

In het algemeen wordt voorzien dat er als gevolg van de digitale ontwikkelingen belangrijke veranderingen zullen optreden in het ruimtegebruik. Functies als wonen, werken en ontspannen zijn minder gebonden aan vaste locaties en zullen meer met elkaar verweven zijn. Werken en zorg aan huis, voorzieningen op bedrijventerrein, wonen in combinatie met creatieve bedrijven, enzovoort.

In het uitvoeringsprogramma staan de activiteiten die de gemeente denkt te ondernemen om de in de structuurvisie genoemde ontwikkelingen te realiseren. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt in korte termijn (2013 - 2018), middellange termijn (2019 - 2024) en lange termijn (2025 - 2030).

4.2 Kenniscentrum Hilversum, Economische visie 2007 - 2020

De Economische visie 2007 - 2020 is een meerjarenvisie met een kader waaraan economische besluitvorming moet worden getoetst. De raad heeft deze visie 9 mei 2007 vastgesteld. Daarbij is gekozen voor de scenario's:

  • Hilversum werkstad' om voldoende werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen te houden;
  • 'focus' op bepaalde vormen van bedrijvigheid.

In het beleid is voor diverse gebieden in Hilversum de ontwikkelingsrichting opgenomen. De uitgangspunten voor het plangebied van onderhavig bestemmingsplan worden hieronder kort weergegeven. De algemene uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande werklocaties;
  • benutting van alle economische ruimte in de stad;
  • gevestigde bedrijfsleven koesteren binnen de randvoorwaarden.

De uiteindelijk te nemen maatregelen voor ondermeer het bestemmingsplan zijn uitgewerkt in het Masterplan Havenkwartier.

4.3 Van app tot z@pp

De nota 'Van app tot Z@pp', werkprogramma voor versterking van het creatieve bedrijfsleven in Hilversum (november 2011) vervangt het bestaande Uitvoeringsprogramma versterking positie Hilversum Mediastad, die in 2010 door de Raad werd vastgesteld. De beleidslijnen voor versterking van de mediasector (scheppen van klimaat van innovatie, netwerkvorming en profilering als Hilversum Mediastad) zijn in deze nota opgenomen maar hebben daarmee een bredere doelgroep gekregen, te weten de gehele creatieve sector.

Dit sluit ook aan bij de behoefte van de creatieve sector om niet afzonderlijke creatieve disciplines te ondersteunen maar juist de crossovers en interdisciplinariteit waaraan de creatieve sector haar bestaansrecht ontleent.

De activiteiten die zijn opgenomen in deze nota ondersteunen primair de versterking van de creatieve sector als economisch relevante sector voor Hilversum. De creatieve sector is bij uitstek een sector die niet alleen waarde hecht aan ‘harde’ vestigingsplaatsfactoren zoals bedrijfshuisvesting maar juist aan ‘zachte’ vestigingsplaatsfactoren zoals kwaliteit van het woon- en leefklimaat, culturele diversiteit en imago van de locatie. Die ‘zachte’ vestigingsplaatsfactoren worden in deze nota besproken als relevant flankerend beleid.

Beleid voor versterking van de creatieve sector vraagt om een bredere benadering, die niet alleen tegemoet komt aan de behoeften vanuit het mediabedrijfsleven maar ook vanuit bedrijven in de creatieve zakelijke dienstverlening, de kunsten, het cultureel erfgoed en de entertainmentsector. Vanuit het economisch perspectief richt beleid voor de creatieve sector zich op verbetering van het vestigings- en ontwikkelingsklimaat voor creatieve ondernemers. Het vraagt echter ook een nauwe samenwerking op het terrein van cultuurbeleid: kunst, cultuur en cultureel erfgoed (waaronder monumenten) vertegenwoordigen een maatschappelijke waarde en vormen de humuslaag voor Hilversums creatieve ondernemingen.

Hilversum en de regio herbergen een schat aan human capital, creatieve bedrijvigheid en creatief talent. De rol van de overheid is om deze elementen te verbinden en te faciliteren en (soms financieel) te ondersteunen in hun ontwikkeling waar dat nodig is.

Een groot deel van de activiteiten die zijn gestart onder het Uitvoeringsprogramma Versterking positie Mediastad levert ook een bijdrage aan de versterking van de creatieve sector in brede zin. Het investeringsprogramma voor de creatieve sector omvat drie hoofdlijnen:

  • 1. verbetering vestigings- en ontwikkelingsklimaat creatieve bedrijven;
  • 2. versterking innovatieklimaat;
  • 3. versterking communicatie.

Creatieve ondernemers waarderen Hilversum om zijn ‘harde’ vestigingsplaatsfactoren: dichtbij opdrachtgevers in de omroepsector, met een breed spectrum aan toeleverende bedrijven die nodig zijn voor audiovisuele en digitale productie van content (= nieuws, entertainment, games etc). Dat is Hilversums ‘unique selling point’ en dat vestigingsklimaat moet op peil worden gehouden om Hilversum aantrekkelijk te houden. Investeringen zijn nodig in kennis en innovatie, en in uitstraling van Hilversumals mediastad of Hilversum als creatieve stad.

Creativiteit is een containerbegrip en betekent niets meer en niets minder dan het vermogen om te vernieuwen. Creativiteit is daarom niet louter voorbehouden aan creatieve klasse of creatieve sector maar kan in alle sectoren van de economie voorkomen, sterker: is zelfs een vereiste om -als bedrijf of organisatie- duurzaam te overleven.

Ook de creatieve sector is een containerbegrip, en omvat bedrijfstakken met zeer uiteenlopende kenmerken.

Een onderneming in de creatieve industrie is gericht op het voortbrengen en exploiteren van kunstzinnigheid, creativiteit en intellectueel eigendom. Hieronder worden ondernemingen en organisaties verstaan die actief zijn in sectoren media- en entertainmentindustrie (inclusief gameontwikkeling en -exploitatie), creatieve zakelijke dienstverlening (bijvoorbeeld vormgeving, reclame en softwareontwikkeling), en kunsten en cultureel erfgoed (inclusief beeldende kunst). De creatieve industrie is een verzameling van culturele en economische sectoren waarin creativiteit centraal staat.

De creatieve industrie is onderverdeeld in 3 categorieën:

1. Media en entertainment

De media- en entertainmentindustrie is een consumentenmarkt. Technologische ontwikkelingen maken verspreiding en exploitatie op grote schaal mogelijk. Door de oriëntatie op de markt en de wereldwijde verspreiding is de media- en entertainmentindustrie onderdeel van het dagelijks leven. Hieronder vallen creatieve beroepen zoals schrijver, journalist, uitgever, boekhandelaar, boekdrukker, game-ontwerper en film-, radio- en televisie-industrie;

2. Creatieve zakelijke dienstverlening

De creatieve zakelijke dienstverlening is een zakelijke markt. Deze bedrijven leveren creativiteit en symbolische waarde aan andere bedrijven. Hieronder vallen creatieve beroepen zoals modeontwerper, grafisch ontwerper, (landschap) architect en (industrieel) vormgever;

3. Kunsten

In de kunsten staan doorgaans artistieke motieven centraal. Economische motieven komen op de tweede plaats. Hieronder vallen de creatieve beroepen in de sectoren podiumkunsten (theater, muziek, dans), de museumsector en de cd- en dvd-industrie.

4.4 Masterplan Havenkwartier

Op 18 november 2009 heeft de gemeenteraad het Masterplan Havenkwartier vastgesteld.

Het Havenkwartier is het grootste gemengde bedrijventerrein in Hilversum. Het bedrijventerrein wordt begrensd door de Vreelandseweg, Gijsbrecht van Amstelstraat, Gooise Vaart/Beresteinseweg en het Sportpark Berestein. Het terrein kent tegenwoordig twee havenarmen. Deze worden benut door betoncentrale Mebin, diverse woonboten, de roeivereniging en de recreatievaart.

Het havenkwartier is een intensief gebruikt bedrijventerrein dat inmiddels deels is verouderd. En ondanks de grote vraag naar bedrijfsruimte heeft het gebied ook te maken met leegstand. Andere problemen zijn veroudering, gebrek aan uitstraling, beperkte gebruiksmogelijkheden, rommelige structuur, problemen met geluidszonering en een groot probleem op het gebied van bereikbaarheid en verkeersdoorstroming. De opgave voor het Havenkwartier kan worden geformuleerd als (lichte) revitalisering. Hierbij blijft de bestaande economische functie (bedrijventerrein) gehandhaafd, maar is sprake van (dreigende) leegstand en achteruitgang van het terrein. Forse ingrepen zijn nodig om de kwaliteit van de locatie te verbeteren, zoals de aanpak van infrastructuur, openbare en private ruimte. Aandacht voor de kwaliteit en toekomst van het Havenkwartier is urgent.

In het masterplan zijn de volgende ambities voor het Havenkwartier benoemd:

  • Heldere structuur: Het Havenkwartier krijgt een heldere structuur. De basis hiervoor is een nieuw bestemmingsplan met een herkenbare zonering van het terrein. De bestemming voor het oostelijk deel van het terrein wordt uitgebreid met perifere detailhandel (bouwmarkten, woninginrichting, e.d.), de rest van het terrein is bestemd voor de milieucategorieën 2, 3 en 4.
  • Modern: Het Havenkwartier krijgt een modern karakter met hoogwaardige bedrijfsruimten, moderne voorzieningen (onderzoek naar haalbaarheid quality centre) en een vorm van parkmanagement (nader te verkennen). Op deze manier kan het Havenkwartier weer jaren vooruit.
  • Intensief gebruik: Intensief ruimtegebruik is belangrijk, gelet op de ruimtedruk in Hilversum. Zo kan er meer onder- en bovengrondse ruimte benut worden. Op deze manier behouden ondernemers ook in de toekomst mogelijkheden om te ondernemen en is er ruimte voor meer werkgelegenheid op het Havenkwartier.
  • Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen: Op het Havenkwartier ontstaat ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. In het nieuwe bestemmingsplan worden hiervoor mogelijkheden gecreëerd. Zo wordt vestiging van lichtere bedrijvigheid (categorie 2) rechtstreeks mogelijk gemaakt. Daarnaast ontstaat langs de Gijsbrecht van Amstelstraat ruimte voor een cluster van perifere detailhandel (PDV).
  • Beter Bereikbaar: Het Havenkwartier krijgt, naar de toekomst toe, een ontsluiting en bereikbaarheid die past bij het profiel van het bedrijventerrein (qua omvang, intensiteit van het gebruik en situering). De investeringen in het kader van het IBP (Integraal BereikbaarheidsPlan) dragen reeds bij aan deze ambitie, maar er is meer nodig.

Om deze ambities te kunnen realiseren zijn deze doorvertaald in vijf verschillende thema's met concrete doelstellingen.

  • Bereikbaarheid: Het creëren van een heldere, overzichtelijke en toekomstvaste wegenstructuur die passend is voor de functies op het Havenkwartier.
  • Parkeren: Voldoende parkeermogelijkheden en mogelijkheden voor laden en lossen zijn belangrijke randvoorwaarden voor een goed functionerend bedrijventerrein.
  • Uitstraling en omgeving: Garanderen van een bij het Havenkwartier passend basiskwaliteitsniveau van uitstraling en omgeving.
  • Ruimtegebruik: Optimale ruimtelijke inrichting waardoor zoveel mogelijk partijen (wonen, werken en recreëren) gebruik kunnen maken van het Havenkwartier (droge en natte delen). Het optimaal benutten van alle ruimte is in de gehele Gooi en Vechtstreek een belangrijk aandachtspunt. Uit dit masterplan spreekt dan ook de ambitie om zuinig en zorgvuldig om te gaan met de ruimte op het Havenkwartier. Hier gaat het om zowel de publiek als de private (wonen en werken) delen en om zowel de droge als de natte delen.
  • Vestigingsmilieu: Het creëren van ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij het nieuwe bestemmingsplan en de regels die gelden in de openbare ruimte worden nageleefd.

Om invulling te geven aan ambities en doelen zijn voor de verschillende thema's projecten benoemd in het masterplan.

Voor het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012) zijn de volgende uitgangspunten doorvertaald:

  • 1. vestiging van perifere detailhandel in het gebied Gijsbrecht van Amstelstraat-Vreelandseweg- Verlengde Zuiderloswal-Nieuwe Havenweg mogelijk maken;
  • 2. op overige delen van het bedrijventerrein blijft perifere detailhandel niet toegestaan;
  • 3. locaties in de overige delen van het bedrijventerrein, waar momenteel perifere detailhandel is gevestigd, worden positief bestemd. Behalve perifere detailhandel geen andere vormen van detailhandel op het Havenkwartier toestaan;
  • 4. vestiging van bedrijven op het Havenkwartier wordt verruimd met vrije vestiging van bedrijven uit milieucategorie 2;
  • 5. kantoren blijven uitgesloten van vestiging;
  • 6. een zone-indeling voor het Havenkwartier te hanteren waarin naast de bovengenoemde perifere detailhandelszone nieuwe bedrijven met een milieucategorie 4 zich op een minimale afstand vanaf gevoelige bestemmingen kunnen vestigen; dit wordt middels inwaartse zonering bepaald;
  • 7. nieuwe bedrijven met milieucategorie 2 en 3 mogen zich overal op het Havenkwartier vestigen;
  • 8. de staat van bedrijfsactiviteiten is vereenvoudigd. De vereenvoudiging van de bedrijfsactiviteiten heeft ten doel om enerzijds de regelgeving te vereenvoudigen en anderzijds daarmee het aantal benodigde ontheffingsverzoeken aanzienlijk te beperken;
  • 9. bebouwingspercentage 75 % en bouwhoogte van 12 meter blijft ongewijzigd;
  • 10. parkeren op eigen terrein blijft gehandhaafd, zowel bij de PDV locaties als bij de andere bedrijven.

Uit het onlangs uitgevoerde verkeersonderzoek, opgenomen in Bijlage 5 Verkeersonderzoek Havenkwartier, is gebleken dat volledige 'vulling' van de PDV-zone aan de Gijsbrecht van Amstelstraat niet leidt tot verkeers- en parkeerproblemen.

4.5 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie ‘De ondergrondse stad’ ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt.

‘De ondergrondse stad’ is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

Hoofdstuk 5 Implementatie

5.1 Bestemmingsregeling

De regels, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Vreelandseweg' (2012), zijn voor zover relevant in dit postzegelplan overgenomen.

Alleen de verbeelding is aangepast door de aanduiding 'detailhandel perifeer' op het gehele perceel 2e Loswal 4 te leggen. Verwezen wordt naar de verbeelding.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan.

Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

In het plan zijn geen bouwmogelijkheden opgenomen anders dan op basis van het vigerende bestemmingsplan mogelijk is. Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) hoeft dan door de raad geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Het bestemmingplan is conserverend van aard. De bestaande (planologische) situatie wordt bestemd. Tegemoetkoming in schade wordt daarom niet verwacht.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inwoners en maatschappelijke organisaties worden bij de voorbereiding van bestemmingsplannen betrokken. Bij voorliggend postzegelplan vindt dit plaats via de wettelijk verplichte zienswijzenfase. In deze fase is sprake van trede 5 (raadplegen) van de participatieladder.

Aangezien het een bestaande situatie betreft, is afgezien van extra inspraak maar volstaan met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Dit is in feite ook een vorm van inspraak.

Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht is het ontwerp van het postzegelbestemmingsplan voor 6 weken ter inzage gelegd, van 19 juli 2013 tot en met 29 augustus 2013. Voor een ieder bestond in deze periode de mogelijkheid om een zienswijze bij de gemeenteraad in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.