direct naar inhoud van 5.4 Groen, blauw en natuur
Plan: Vreelandseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.13bp00vreelandsew-va02

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen

Het Hilversums kanaal vormt een groene zone in het gebied, het staat in verbinding met de in het westen gelegen Kortenhoefse plassen. Verder wordt het sportcomplex Berestein omringd door beeldbepalende groenstructuren. In Tuinwijk vormen het Bosje van Zeverijn en de Israëlische begraafplaats groene elementen. Overige groenstructuren in het plangebied zijn beperkt tot een aantal vijvers, parken, laanbeplanting en wegbermen.

Binnen de planperiode worden er geen ontwikkelingen voorzien op het groengebied. De huidige groenstructuur blijft daarmee intact.

5.4.2 Blauw

De Gooise Vaart, het Hilversums kanaal en de Kerkelandenvijver vormen momenteel de blauwe structuur in het plangebied. Dit zal in de planperiode ook niet wijzigen. Bij ontwikkelingen en/of werkzaamheden nabij de Gooise Vaart dient rekening te worden gehouden met de waterkerende functie.

5.4.3 Natuur

Ecologische structuur

Ten noorden van de Kerkelanden en de sportvelden ligt een aantal landgoederen en het Corversbosch. Deze gebieden maken onderdeel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur. Het plangebied behoort niet tot de ecologische hoofdstructuur maar grenst wel direct aan dit gebied. Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben deze beschermde gebieden dienen getoetst te worden aan het provinciale toetsingskader.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Ten aanzien van het plangebied kan worden opgemerkt dat het gebied aan de westzijde grenst aan het Natura 2000-gebied Oostelijke vechtplassen. De Oostelijke vechtplassen zijn aangewezen als vogel- en habitatrichtlijngebied. Het gebied vormt een leef- en broedgebied voor allerlei riet- en moerasvogels en habitatsoorten. Daarnaast zijn er bijzondere habitattypen zoals blauwgraslanden en overgangs- en trilvenen aanwezig.

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, kan uitgesloten worden dat er (significant) negatieve effecten op dit beschermde Natura 2000-gebied optreden. De instandhouding van het Natura 2000 -gebied is gegarandeerd. De uitvoering van het bestemmingsplan zal geen significant negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteiten van het richtlijngebied.

Voor eventuele (grootschalige) toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied is een toetsing aan het nabijgelegen Natura 2000-gebied noodzakelijk. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of het plangebied van belang is voor natuurwaarden die zijn beschermd onder het aanwijsbesluit, of dat er eventuele externe effecten kunnen optreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.13bp00vreelandsew-va02_0009.png"

Figuur 9: EHS vastgestelde gebieden door GS

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.13bp00vreelandsew-va02_0010.png"

Figuur 10: Begrenzing Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen

Soortbescherming

Het plangebied is naar verwachting maar in beperkte mate geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied.

Binnen Hilversum behoort het gebied niet tot de gebieden met een hoge natuurverwachtingswaarde. Toch zijn er beschermde soorten uit de volgende soortengroepen te verwachten: vissen, amfibieën, zoogdieren, vogels en flora.

Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, treden er geen negatieve effecten op de beschermde waarden op. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Binnen het stedelijke gebied kunnen (oude) gebouwen, groenstructuren en waterpartijen van belang zijn voor diverse soorten vleermuizen. In gebouwen kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd.

Bij ruimtelijke ontwikkeling aan potentieel geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen zal vanwege het mogelijk voorkomen van deze strikt beschermde soortgroep een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Voor de algemeen voorkomende, maar strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn), vleermuissoorten zal voorafgaand aan de sloop van gebouwen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. In specifieke gevallen zal ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk zijn. Als de huidige bebouwing gehandhaafd blijft is er geen strijdigheid met natuurwetgeving. Tevens dient, bij het mogelijk voorkomen van vleermuizen in (oude) gebouwen, bij sloopwerkzaamheden van gebouwen altijd een vleermuisinventarisatie verricht te worden.

In het algemeen kan gesteld worden dat in het binnenstedelijk gebied in tuinen geen sprake kan zijn van aantasting van strikt beschermde flora. Uitzondering hierop vormen de randen van Hilversum, landgoederen, grote tuinen van meer dan 1.000 m² en bijvoorbeeld Pinetum en het Mediapark. Met uitzondering van deze bijzondere gebieden is dan ook de kans dat er sprake is van aantasting van beschermde flora nihil. Als er in het binnenstedelijk gebied een activiteit ontwikkeld wordt (met uitzondering van grootschalige ontwikkelingen op braakliggende percelen), dan is een onderzoek naar veelal flora niet nodig. Algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) die in het gebied zijn te verwachten zijn onder meer Egel (Erinaceus europaeus), ware- en woelmuizen, Vos (Vulpes vulpes) Bruine kikker (Rana temporaria), Groene kikker complex (Rana ridibunda/lessonae), Gewone pad (Bufo bufo) en Kleine watersalamander (Triturus vulgaris).

Van de Overige soorten (tabel 2-soorten) is langs de diverse waterkanten in ieder geval de Rietorchis (Dactylorhiza majalis praetermissa) te verwachten. In de waterlopen kan de Kleine modderkruiper (Cobitis taenia) aangetroffen worden. Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd. Werkzaamheden waarbij vogels worden gedood, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor vogels geldt dat bij werkzaamheden op voor vogels geschikte broedlocaties (openbaar groen, tuinen, etc) vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Door de werkperiode aan te passen (buiten het broedseizoen) wordt overtreding van de Flora- en faunawet veelal voorkomen. Speciale aandacht verdienen de nestlocaties van vogelsoorten die jaarlijks gebruik maken van dezelfde nestlocatie. Deze nestlocaties zijn als vaste verblijfplaats het gehele jaar beschermd onder de Flora- en faunawet. Aandachtssoorten binnen het stedelijke gebied zijn de nestlocaties van onder meer zwaluwen (Gier- Huis- en Boerenzwaluw), roofvogels (Sperwer, Buizerd, Torenvalk), uilen, spechten en IJsvogel.

Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij negatieve effecten op de nestlocatie, optreden (ook buiten het broedseizoen), niet zijn uit te sluiten, kunnen niet zonder meer doorgang vinden zonder aanvullend onderzoek en passende mitigerende maatregelen.

Aangezien het bestemmingsplan grotendeels consoliderend is, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Bij eventuele (grootschalige) ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Hiervan moet een rapportage gemaakt worden. Indien bepaalde beschermde soorten worden aangetroffen, zal ontheffing in het kader van artikel 75 lid 4 van de Flora- en faunawet bij het ministerie van LNV aangevraagd moeten worden. Onderdeel van deze aanvraag is een projectplan waarin wordt aangegeven hoe met de beschermde soorten wordt omgegaan. De aanvraag resulteert naar alle waarschijnlijkheid in een ontheffing met bindende voorschriften. De voorschriften kunnen onder andere leiden tot planaanpassing. En ontheffing is niet nodig indien er alleen algemeen voorkomende beschermde soorten zijn welke onder de vrijstellingsregeling vallen, zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten) is opgenomen en welke sinds 1 februari 2005 van kracht is.