Plan: | 's-Gravelandseweg 15 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.11ov03sgraveweg15-on01 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is het voornemen om het bestaande ING-kantoor aan de 's Gravelandseweg 15 te slopen en hier 41 appartementen met bijbehorende parkeervoorzieningen te realiseren. Daarnaast zullen aan de westzijde van het perceel 3 stadswoningen worden gerealiseerd.
De realisatie van deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' van de gemeente Hilversum, omdat ter plaatse de bestemming 'Kantoor - 2' is toegekend.
Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan de functiewijziging mogelijk worden gemaakt door middel van een omgevingsvergunning. Bij deze vergunning behoort een ruimtelijke onderbouwing, waarin wordt aangetoond dat het voornemen om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin.
De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is ingegaan op de aanleiding en doelstelling van het plan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welk bestemmingsplan voor het plangebied geldt. De hoofdstukken 3-5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Relevante achtergrondinformatie ten behoeve van de toelichting zijn als bijlagen opgenomen.
Het plangebied bestaat uit de percelen 's-Gravelandseweg 15 en 17. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 begrenzing plangebied
Ter plaatse van het plangebied vigeert bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' welke is vastgesteld op 12 juni 2013. Aan het plangebied zijn verschillende bestemmingen toegekend (zie figuur 2.2).
Aan het plangebied is hoofdzakelijk de bestemming 'Kantoor - 2' toegekend. Binnen deze bestemming is een bestemmingsvlak opgenomen die voor 75% bebouwd mag worden. De maximale bouwhoogte is hierbij begrenst op 16 meter. Voor een deel van het plangebied is dit begrenst op 5 meter.
Het monument ('s-Gravelandseweg 17) is hierbij voorzien van de nadere aanduiding 'monument'. Dit monument valt tevens binnen de gebiedsaanduiding 'restaurantzone'.
Aan de westzijde van het plangebied is de bestemming 'Wonen - 2 Kerkbrink' toegekend. Deze woonbestemming is voorzien van een bestemmingsvlak die voor 75% mag worden bebouwd tot een bouwhoogte van 10 meter. Ten behoeve van de ontsluiting van de geplande woningen is de bestemming 'Verkeer' opgenomen.
Het gehele plangebied is voorzien van de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - oude Dorpskern - Hoog'.
Figuur 2.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' (plangebied rood omkaderd). Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl.
Strijdigheid met het bestemmingsplan 'Binnenstad 2013'
De realisatie van de appartementen is niet mogelijk op basis van de bestemming 'Kantoor - 2' en 'Verkeer'. De bouwhoogte van de nieuwe bebouwing past gedeeltelijk niet binnen de opgenomen maximaal toegestane bouwhoogtes.
Het plangebied maakt deel uit van de binnenstad van Hilversum. In de negende eeuw ontstaat Hilversum op de permanente plek rond de Kerkbrink. Van oorsprong is Hilversum net als de andere Gooise dorpen een agrarisch brinkdorp, omringd door kleinschalig akkerland (engen) en woeste gronden (heide en stuifzand). Een aaneenschakeling van brinken (openbare driehoekige, zandige terreinen), verbonden door wegen die uitmondden in de driften (veepaden) naar de omliggende akker- en weilanden en naar de omliggende dorpen. De Kerkbrink vormde het centrum van handel, religie en bestuur. De sporen van het oude boeren brinkdorp en het dorp dat zich richtte op huisnijverheid en ambacht zijn hier en daar nog aanwezig. De gekromde wegen en brinken vormen de onderlegger, de structuur, van de huidige binnenstad.
De binnenstad heeft een grote diversiteit in stijl, maat, schaal en structuur. Naast grootschalige bebouwing, grotere en kleinere complexen is de bebouwing overwegend pandsgewijs gebouwd met een verticale geleding. De basis van de structuur van de binnenstad is een radiaalsgericht stratenpatroon met een afwisselende bebouwing. Het stratenpatroon is gebaseerd op de gekromde oude schaapsdriften die van Kerkbrink en Groest van en naar de heidevelden liepen. Voorbeelden hiervan zijn de 's-Gravelandseweg, de Herenstraat - Veerstraat, Kerkstraat en de Havenstraat.
In de jaren '70 hebben er grootschalige doorbraken in de historische structuur plaatsgevonden, zoals de Schapenkamp en de Prins Bernhardstraat. Hierna zijn verspreid door de binnenstad op verscheidene plaatsen grootschalige complexen en gebouwen gerealiseerd, zoals de Hilvertshof met oprit, de parkeergarage en het kantorencomplex aan het Noordse Bosje, het voormalige GAK-kantoor, een wooncomplex met winkels aan de Kerkbrink, bankgebouwen aan de 's-Gravelandseweg (waaronder de huidige bebouwing in het plangebied) en de Oude Torenstraat, Silverpoint en later de Stations(kantoor)gebouwen en de woontorens Entrada.
De huidige binnenstad wordt gekenmerkt door fragmenten uit verschillende ontwikkelingsstadia en kent daardoor een grote diversiteit aan bebouwing en schaal. De binnenstad is derhalve geen harmonieus en samenhangend geheel met bebouwing in één stijl en vormt eigenlijk het beeld van 'de stad in de stad'.
De kracht van de binnenstad is dat er bij ontwikkelingen geen nivellering of eenvormigheid qua bebouwing heeft plaatsgevonden over de hele binnenstad, maar dat juist per deelgebied in de binnenstad de verschillende karakteristieken en (deel)gebieden zoveel mogelijk in tact zijn gebleven, waaruit de ontwikkeling in de loop van de tijd nog is af te lezen.
Het spaarzame groen in de binnenstad bevindt zich op strategische plekken zoals brinken en pleinen en langs de hoofdwegen. In de laatste decennia is er een sterke tendens om openbare ruimte in de winkelgebieden en stationsomgeving in te richten als verblijfsruimte en voor langzaam verkeer. In het plangebied zelf is geen groenstructuur aanwezig.
De verkeersstructuur in en rond de binnenstad kan onderverdeeld worden in drie elementen: de centrumring, een verblijfsgebied en de radialen. De ontwikkeling van de centrumring komt voort uit het verkeersplan 'Wegen' uit 1996. De centrumring wordt gevormd door de 's-Gravelandseweg, Oude Torenstraat, Brinkweg, Langestraat, Schapenkamp, Stationsstraat en het Melkpad. Binnen deze ring van straten ontstaat een gebied, waar betrekkelijk weinig auto`s zullen komen. Alleen bewoners, eigenaren en bevoorraders hebben normaal gesproken de mogelijkheid het verblijfsgebied van de binnenstad met een auto te bereiken. Zij zullen zich moeten legitimeren via de controleposten van het afsluitbare systeem. Vrij passeren is slechts mogelijk tijdens het los- en laadvenster, dat op de werkdagen tijdens de ochtenduren wordt ingesteld. Het plangebied wordt ontsloten door de 's-Gravelandseweg.
De woningen in de binnenstad kennen een grote diversiteit in stijl, maat, schaal en structuur. Het varieert van oude dorpse bebouwing, kleine complexen uit het begin van de 20e eeuw , eengezinswoningen, 30-er jaren gestapelde woningen, grootschalige complexen en complexen met een beperkte schaalvergroting. In het plangebied zelf zijn momenteel geen woningen aanwezig.
Het bestaande kantoorgebouw zal worden gesloopt.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten door de 's-Gravelandseweg. Dit is een gebiedsontsluitingsweg.
Snelheid
Het plangebied is gelegen aan de 's-Gravelandseweg. Op deze wegen is de verkeersfunctie belangrijker dan de verblijfsfunctie en geldt een wettelijke snelheid van maximaal 50 km/uur.
Parkeren
In de binnenstad geldt het regime van betaald parkeren. Er zijn betaalde parkeerplaatsen op maaiveld, parkeergelegenheid op eigen terrein en vijf parkeergarages (met in totaal ruim 2.100 parkeerplaatsen) aanwezig. De parkeergarages zijn rechtstreeks vanaf de centrumring bereikbaar. De bezoeker van de binnenstad wordt met een dynamisch verwijssysteem naar vrije plaatsen in de garages geholpen.
Het plangebied is per openbaar vervoer bereikbaar met de stadsbus. Vanaf halte Kerkbrink is het treinstation van Hilversum eenvoudig te bereiken (4 minuten).
Fietser
Langs de gebiedsontsluitingswegen (waaronder de 's-Gravelandseweg langs het plangebied) liggen vrijliggende fietspaden. Op de omliggende erftoegangswegen is verkeer gemengd.
Voetganger
Voetgangers kunnen langs het plangebied gebruik maken van voetpaden.
Het groen bestaat hoofdzakelijk uit enkele gebruikelijke planten, struiken en enkele klein blijvende bomen. Er kan niet gesproken worden over een kenmerkende groenstructuur.
Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten.
Op de planlocatie zullen woningen gerealiseerd worden in het voormalige ING-kantoor aan de 's-Gravelandseweg in Hilversum. Daarnaast zullen op hetzelfde perceel stadswoningen gerealiseerd worden. Woningen zijn op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor, indien deze zijn gelegen binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
In onderhavige situatie is sprake van een geluidsbelaste situatie ten gevolge van wegverkeer. De nieuwe geluidsgevoelige functies zijn gelegen binnen de geluidszone van de 's-Gravelandseweg en de Oude Torenstraat. Akoestisch onderzoek is dan ook uitgevoerd, zie Bijlage 6.
Onderzoek en conclusie
Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat ten gevolge van het verkeer op de 's-Gravelandseweg en de Oude Torenstraat sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De 's-Gravelandseweg en de Oude Torenstraat zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h. Beide wegen dienen deze functie te behouden om de bereikbaarheid te waarborgen. Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding. Op de Oude Torenstraat ligt in de huidige situatie asfalt en op de 's-Gravelandseweg ligt klinkerverharding. Het toepassen van een geluidsreducerende wegdekverharding zal leiden tot een geluidsreductie tot maximaal 3 dB. De voorkeursgrenswaarde blijft overschreden en de maatregel is zodoende niet doelmatig.
Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn stedenbouwkundig niet inpasbaar. Ook is het vergroten van de afstand tussen de wegas en de ontwikkeling niet mogelijk. Geconcludeerd kan worden dat verdere maatregelen niet mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren. Er dient dan ook een verzoek tot vaststelling van hogere waarden te worden gedaan. Een en ander is vastgelegd in tabel 5.1.
Tabel 5.1 Ontheffingswaarden
Ontwikkeling | Aantal woningen | Ontheffingswaarde | Geluidsbron |
Appartementen | 9 | 61 dB | 's-Gravelandseweg/Oude Torenstraat |
12 | 60 dB | ||
2 | 59 dB | ||
1 | 53 dB | ||
2 | 52 dB | ||
4 | 51 dB | ||
1 | 50 dB |
De verleende hogere waarden zullen in het kadaster worden vastgelegd.
Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door het ministerie van IenM en het ministerie van OCenW. Het betreft objecten in gebieden die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te zijn. Informatie over beschermde stads- en dorpsgezichten is te verkrijgen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het plangebied ligt niet binnen een beschermd stads- en/of dorpsgezichten.
Monument
In het plangebied bevindt zich een gemeentelijk monumentaal pand. Dit monumentale pand is opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst. Het monument heeft een sobere architectuur uit de tweede helft van de 19e eeuw zonder specifieke stijlkenmerken. Het met een modern gebouw verbonden pand is herbouwd met gebruik making van de oorspronkelijke bouwmaterialen en voorzien van de oorspronkelijke architectonische kenmerken. Aan het eind van de 19e eeuw was in het pand onder meer een zadelmakerij gevestigd. Het pand is herbouwd.
De voormalige zadelmakerij is opgetrokken in gepleisterde baksteen, vanuit een rechthoekige plattegrond. Het pand staat met één bouwlaag onder een met pannen gedekt zadeldak. De boven een donkere plint staande gevels worden verlevendigd door schijnvoegen en zijn voorzien van staafankers recht gesloten vensters, hoeklisenen, staafankers en aan de lisenen kornissende geprofileerde gootlijsten. De op de 's-Gravelandseweg gerichte gevel bevat drie, onder een pseudo-strek met sluitsteen staande vensters. De gevel wordt in het midden geleed door een liseen. De westelijke kopgevel is een symmetrische puntgevel met twee vensters op de begane grond, één venster op de zolderverdieping en een kleine tuit. De oostelijke kopgevel bevat een venster rechts op de begane grond en in de geveltop, die wordt beëindigd door een kleine tuit.
Het voormalige woonhuis met zadelmakerij is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, de architectuurhistorische en de stedenbouwkundige waarde. Het pand heeft cultuurhistorische waarde vanwege de oorspronkelijke functie en als een karakteristiek onderdeel van de historische bebouwing van Hilversum. Het pand is van architectuurhistorisch belang vanwege de voor de bouwtijd kenmerkende hoofdvorm, materiaalgebruik en detaillering. Het pand heeft stedenbouwkundige en ensemblewaarde vanwege de bijzondere situering en als een karakteristiek, beeldbepalend onderdeel van het centrumgebied. Het pand is tevens van belang vanwege de herkenbaarheid en de ruime mate van 'gaafheid' van het exterieur.
Direct omliggende monumenten
In de directe omgeving van het plangebied zijn eveneens een tweetal monumenten gelegen. Op het plein tegenover de kiosk is tevens een monumentale kiosk gelegen. Deze kiosk stamt uit 1931. Het uit 1950 daterende Warenhuis aan de 's-Gravelandseweg 8 is eveneens als monument aangewezen door de voor de bouwtijd karakteristieke, zakelijke Wederopbouwstijl. Deze monumenten zullen door de ontwikkelingen in het plangebied niet worden aangetast.
In 1992 is het zogenoemde "Verdrag van Malta" gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.
De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:
De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings- en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, moet volgens de nieuwe Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en -diepte.
Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.
Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven.
Het plangebied is gelegen in de 'Oude Dorpskern' en kent een zeer hoge verwachtingswaarde.
Figuur 3.1 Archeologische beleidskaart
De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in ruimtelijke plannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Deze aspecten zijn met uitzondering van archeologie opgenomen in deze bodemparagraaf. Archeologie is toegelicht in paragraaf 5.6. In deze paragraaf wordt ook het grondwatersysteem en daarin eventueel voorkomende verontreinigingen meegenomen.
Bodem
De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het water voerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van N.A.P. -160 meter. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied. Het plangebied bestaat geheel uit zandige ondergrond.
Functies en bestemmingen moeten afgestemd worden op de bodemopbouw. De bodemopbouw van de planlocatie stelt echter geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.
Aardkundige waarden
De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallencomplex van het Gooi bijzonder. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische ontstaanswijze van een gebied. Hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een lijst met 80 gebieden met aardkundige waarden (aardkundig waardevol gebied) vastgesteld en vervolgens hieruit 17 gebieden geselecteerd als aardkundig monument. De 80 aardkundige waardevolle gebieden zijn nu opgenomen in de provinciale structuurvisie en bijbehorende verordening en genieten als zodanig planologische bescherming. Een groot deel van het bijzondere stuwwallengebied is daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden en de ongeroerde delen zijn zelfs aangewezen als aardkundig monument. Het plangebied is niet aangewezen als aardkundige monument of aardkundig waardevolle gebied.
Grondwaterbeschermingsgebied
Ten zuidwesten van de planlocatie is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen en ten noordoosten ligt de drinkwaterwinning Laren. Het grondbeschermingsgebied van deze grondwaterwinningen, waarvoor regels vastgelegd zijn in de Provinciale milieuverordening, liggen in zijn geheel buiten de plangebied. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.
Bodem- en grondwaterverontreiniging
In de oudere wijken van Hilversum is naast de woonbestemming veel bedrijvigheid geweest, ook in de binnenstad. Als gevolg van het langdurige intensieve gebruik is de bovengrond in het bestemmingsplangebied van bestemmingsplan 'Binnenstad 2013' over het algemeen licht verontreinigd met PAK en zware metalen (en oplosmiddelen). Plaatselijk komen ernstige verontreinigingen voor. In het verleden zijn een aantal verontreinigingen reeds gesaneerd.
De gemeente heeft in 2008 een bodemfunctieklassekaart opgesteld. Op de bodemfunctieklassekaart wordt de gewenste bodemkwaliteit voor nu en toekomst binnen de gemeentegrenzen van Hilversum aangegeven. Uitgangspunt is dat de klasse die aan een bepaald gebied wordt toegekend, overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie binnen het gebied. De planlocatie is geclassificeerd als functie wonen.
Grondwater
Hilversum ligt op een stuwwal van het Gooi en is infiltratiegebied. Het maaiveld varieert in de binnenstad van 4,30 meter +NAP in het oosten (stationsgebied) tot circa 11,00 meter +NAP in het westen (begin 's-Gravelandseweg en Vaartweg). De gemiddelde grondwaterstand in Hilversum is ongeveer 1,00+NAP. De Gooise heuvelrug ligt er als een bult overheen. Het eerste watervoerende pakket heeft haar basis op 160 meter minus maaiveld. In de zandige bodem stroomt het grondwater globaal genomen in westelijke richting. De grondwaterstanden kunnen in de toekomst stijgen door invloed van het klimaat en activiteiten in de regio zoals afname van drinkwaterwinningen en opzetten van polderpeilen (de laatste aan de westkant van Hilversum).
Bij ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met de grondwaterstand. Kelders moeten waterdicht worden uitgevoerd, zodat de noodzaak tot het lokaal verlagen van de grondwaterstand wordt voorkomen. Bij de bepaling van de maximale grondwaterstand ten behoeve van ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met een marge als gevolg van toekomstige regionale grondwaterstandstijgingen.
In de binnenstad is het grondwater op enkele plaatsen verontreinigd met zware metalen en VOCL (vluchtige organische chloorverbindingen). De verontreinigingen zitten bij het Stationsgebied Zuid, de Herenstraat en het begin van de 's-Gravelandseweg en dus niet bij het plangebied
Oppervlaktewater
In de binnenstad is geen oppervlaktewater aanwezig.
Bestaand afwateringssysteem
De binnenstad ligt in een gebied met gescheiden riolering. Dit houdt in dat het afvalwater en het hemelwater via het hetzelfde rioolsysteem wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering Hilversum-oost. Voor nieuw aan te sluiten bebouwing moet contact worden opgenomen met de gemeente. Het afkoppelen van hemelwater van dit systeem wordt nu al bevorderd door bij nieuwe ontwikkelingen het hemelwater lokaal in de bodem te infiltreren. De druk op de binnenstad is groot en ruimte voor water kan een knelpunt zijn bij nieuwe plannen. Het hemelwater zal binnen het plangebied worden geinfiltreerd. Hiervoor is voldoende ruimte (doorlatende verharding) gereserveerd.
Onderhoud aan de infiltratievoorzieningen is voor de perceelseigenaar.
Hemelwater
Hemelwater wordt zoveel mogelijk verwerkt op eigen terrein. Aansluitend op het beleid van het hoogheemraadschap (Waternet) moet het hemelwater binnen de perceelsgrenzen van het eigen perceel worden geïnfiltreerd in de bodem. Op deze wijze wordt gewerkt aan de bestrijding van verdroging. Tevens wordt hiermee het rioolstelsel ontlast. De perceelseigenaar is zelf verantwoordelijk voor het goed functioneren en dus het onderhoud van de infiltratievoorzieningen op eigen terrein.
Voorkomen bodemverontreiniging als gevolg van infiltratie van hemelwater
Afstromend hemelwater van gebouwen kan, door uitloging van bouwmaterialen, verontreinigd zijn met koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) en andere stoffen. Van bestratingen kunnen onder andere fosfaten, olie en bestrijdingsmiddelen via regenwater afstromen. Voorkomen moet worden dat dergelijke stoffen in de bodem worden gebracht. In dit geval is de perceelseigenaar zelf veroorzaker van een bodem- of grondwaterverontreiniging en dus aansprakelijk. Bovendien heeft de samenleving belang bij het schoonhouden van het grondwater onder Hilversum.
Het grondwater wordt deels gewonnen voor drinkwater en het overige deel kwelt op in de kwelafhankelijke ecosystemen van de Oostelijke Vechtplassen.
Grondwaterverontreiniging kan worden voorkomen door het gebruik van niet-uitlogende bouwmaterialen (geen zinken dakgoten en dakkapellen), geen gebruik te maken van bestrijdingmiddelen, geen auto´s wassen etc. De kwaliteit van het hemelwater dat wordt geïnfiltreerd kan worden gecontroleerd door het te laten analyseren door een gecertificeerd laboratorium. De gemeente Hilversum adviseert het hemelwater dat wordt geïnfiltreerd te toetsen aan de streefwaarden voor grondwater uit de Wet Bodembescherming (te vinden op internet).
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen. Het aspect kabels en leidingen vormt hierdoor geen belemmering voor de beoogde sloop- en nieuwbouw. Ingeval van graafwerkzaamheden dient altijd een KLIC-melding te worden gedaan.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
De ontwikkelingsmogelijkheden die met deze omgevingsvergunning mogelijk worden gemaakt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. Voor het projectgebied is het uitgangspunt van duurzame verstedelijking van belang (zie onderstaand 'Ladder voor duurzame verstedelijking').
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal (via verschillende soorten vervoersmiddelen) is of kan worden ontsloten.
Toetsing SVIR en Barro
Bij de gewenste functiewijziging en realisatie van extra woningen zijn geen rijksbelangen in het geding.
Op 5 september 2008 heeft het kabinet de structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. In deze structuurvisie voor de Randstad geeft het rijk aan hoe hij de problemen van de achteruitgang van leefbaarheid, klimaatverandering, bereikbaarheidsproblemen en de aanhoudend grote ruimtevraag en druk op onze concurrentiepositie wil aanpakken en oplossen. Het rijk heeft hoge ambities en wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot een topregio in Europa. De Randstad is in 2040 een veilige, klimaatbestendige groenblauwe delta. Tot 2040 moeten er 500.000 nieuwe woningen in de Randstad bijkomen. Dit o.a. door sterke verdichting, herstructurering van verouderde werk- en woonlocaties en de schaalsprong van Almere. Voor Hilversum wordt een sterke verdichting van de ruimte voorzien.
Toetsing aan de Structuurvisie Randstad
Met voorliggend plan wordt voorzien nieuwe woningen en herstructurering van een verouderde werklocatie. Daarnaast voorziet het plan in een verdichting van de ruimte.
De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is elke overheidslaag verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen. Op basis van deze belangen kan elke overheid bepalen welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd en welke instrumenten zij toe wil passen om dit ruimtelijke belang te waarborgen of te bereiken.
De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op:
Ad 1. klimaat bestendigheid
De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de provincie het energieverbruik in het stedelijk gebied en op bedrijventerreinen zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De provincie reserveert ruimte voor het opwekken en distribueren van grootschalige duurzame energie. Tegelijk stimuleert en ondersteunt de provincie Noord-Holland kleinschalige vormen van duurzame energie zoals de benutting van restwarmte en de vergisting van biomassa. Daarnaast wil de provincie gemeenten stimuleren om waar mogelijk warmte-koude opslag toe te passen.
Ad 2. ruimtelijke kwaliteit
De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen. Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura 2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur mee te koppelen met andere ontwikkelingen.
Ad 3. Duurzaam ruimtegebruik
Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland ondersteunt gemeenten door de inzet van de Taskforce Ruimtewinst, Ruimte voor Ruimte-regeling, Herstructurering en Intensivering van Regionale Bedrijventerreinen en Culturele Planologie die zowel binnen als buiten Bestaand Bebouwd Gebied kunnen worden toegepast. In de structuurvisie worden vier voor Hilversum relevante speerpunten genoemd op het gebied van duurzaam ruimtegebruik:
Toetsing aan de Structuurvisie
In de structuurvisie zijn, voor de realisatie van de appartementen en de stadswoningen, geen relevante passages opgenomen.
Provinciale Staten hebben op 2 februari 2014 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaande bebouwde gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. De regels van de PRVS vloeien direct voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
Toetsing aan de Ruimtelijke Verordening
Conform de PRVS dienen ruimtelijke ontwikkelingen te worden getoetst aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In paragraaf 5.4 is deze toets doorlopen.
De provinciale woonvisie 'Goed wonen in Noord - Holland' heeft als doelstelling dat in 2020 de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen beschikken met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. De doelstelling is uitgewerkt in drie speerpunten:
Door samen met de regio's Regionale actieprogramma's (RAP's) te ontwikkelen met duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's en deze uit te voeren, wil de provincie deze doelstelling en speerpunten behalen. De RAP's zijn in het eerste kwartaal van 2011 afgerond voor de periode 2011 - 2015. In 2015 worden de RAP's voor de volgende periode (2016 - 2020) opgesteld, mede op basis van de woonmonitor 2014. Voor de regio Gooi en Vechtstreek wordt een RAP opgesteld. De provinciale woonvisie is op 27 september 2010 vastgesteld.
Toetsing aan de Provinciale Woonvisie
De ontwikkeling van de 41 appartementen en 3 stadswoningen passen binnen de kaders en afspraken van de provinciale woonvisie. In paragraaf 5.4 wordt hier nader op ingegaan.
De Noordvleugel vormt weliswaar geen bestuurlijk geheel, maar in ruimtelijk-economisch opzicht wel een sterk eenheid. Daarom hebben de betrokken overheden waaronder de gemeente Hilversum op verzoek van de rijksoverheid een visie opgesteld die een samenhangend antwoord moet geven op de complexe ruimtelijke vraagstukken waarvoor het gebied is gesteld.
Essentie van deze ontwikkelingsvisie is het vinden van een oplossing voor de spanning tussen twee waarden: ten eerste de behoeft aan ruimte om te wonen en te werken voor het nog steeds groeiende aantal huishoudens van de Noordvleugel, ten tweede, de net zo dringende behoefte aan bescherming van natuur en landschap en de duurzaamheid in de ruimtelijk-economische ontwikkeling.
Uit de ontwikkelingsvisie blijkt dat de spanning weliswaar blijft bestaan, maar dat het mogelijk is er op een verantwoorde manier mee om te gaan. Verantwoord wil zeggen: het huidige bebouwde gebied optimaal benutten voor nieuwe woningbouw, het waar mogelijk met elkaar mengen van de functies wonen en werken, en het creëren van voldoende recreatieaanbod in en rondom de steden. Het concept is bestuurlijk nog niet geaccordeerd.
Toetsing aan de Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht
Met de geplande ontwikkeling wordt voorzien in de realisatie van woningen binnen het bebouwde gebied. Hiermee wordt het huidige bebouwde gebied optimaal benut voor nieuwe woningbouw en is het plan hiermee in overeenstemming met de doelstellingen van de ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht.
In de visie worden afspraken gemaakt om te gaan samenwerken in de regio en staat het regionale woonbeleid verwoord. Dit beleid is gericht op een economisch en sociaal vitale regio die recht doet aan de lokale en subregionale diversiteit. Dit betekent vitale steden, dorpen en buurten waar ook mensen met een dunnere portemonnee kunnen wonen en werken. Het lokale beleid zal worden aangepast aan dit regionale woonbeleid. Gestreefd wordt naar een gevarieerd palet van woonzorgvormen en zorgaanbod. Hilversum heeft een herstructureringsopgave. Nadruk bij herstructurering ligt op het creëren van betaalbaar aanbod voor ouderen (levensloopbestendige/ nultreden woningen) en jongeren en jonge gezinnen (sociale huur en betaalbare koop). De Hilversumse gemeenteraad heeft de Regionale Woonvisie op 23 april 2008 vastgesteld.
Toetsing aan de Regionale woonvisie
Met voorliggend plan wordt voorzien in een aanbod van woningen met daarnaast een voorziening voor ouderen met een zorgbehoefte. Daarnaast voorzien de 3 stadswoningen in een behoefte voor jonge gezinnen. Hiermee voorziet de ontwikkeling in de doelstellingen van de regionale woonvisie.
De Structuurvisie Hilversum 2030 heeft betrekking op het gehele grondgebied van Hilversum en bevat de integrale visie op de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op (middel)lange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument en is geen concreet plan of uitwerking van een thema. Het is een visie op een hoger abstractieniveau. Op 15 mei 2013 heeft de raad de Structuurvisie Hilversum 2030 vastgesteld.
In de structuurvisie staan vijf speerpunten:
Daarnaast is een elftal dynamische gebieden benoemd waar een grotere dynamiek en ontwikkelingen te verwachten zijn. Dit in tegenstelling tot de overige gebieden, zoals de woonwijken en het buitengebied, waar sprake is van minder dynamiek. In het algemeen wordt voorzien dat er als gevolg van de digitale ontwikkelingen belangrijke veranderingen zullen optreden in het ruimtegebruik. Functies als wonen, werken en ontspannen zijn minder gebonden aan vaste locaties en zullen meer met elkaar verweven zijn. Werken en zorg aan huis, voorzieningen op bedrijventerrein, wonen in combinatie met creatieve bedrijven, enzovoort. In het uitvoeringsprogramma staan de activiteiten die de gemeente denkt te ondernemen om de in de structuurvisie genoemde ontwikkelingen te realiseren. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt in korte termijn (2013 - 2018), middellange termijn (2019 - 2024) en lange termijn (2025 - 2030).
Centrum
Een van de dynamische gebieden in de structuurvisie Hilversum 2030 is het centrum. In de structuurvisie zijn contouren voor een visie op het centrum weergegeven. Deze ontwikkelingsrichting moet in een aparte centrumvisie worden getoetst en verder uitgewerkt. Een verkeersonderzoek, luchten geluidsonderzoeken en brancheringstudie maken ook onderdeel uit van het proces naar deze centrumvisie. In de Structuurvisie Hilversum 2030 zijn de volgende hoofdlijnen opgenomen met betrekking tot het centrum:
Hilversum heeft in 2030 een bruisend centrum.
Het centrum is aantrekkelijk voor de inwoners van de stad zelf, van 't Gooi en daarbuiten. Het is compact en er zijn aan meerdere kanten trekkers of bronpunten gevestigd. In en rondom het compacte centrum is de woonfunctie versterkt. Boven de winkels zijn allerlei andere functies aanwezig: zoals wonen, werken, leisure, onderwijs. Het centrum kent verschillende deelgebieden met elk een eigen sfeer en karakter. De horeca bevindt zich in drie verschillende zones: een restaurantzone, het uitgaansgebied en horeca in het kernwinkelgebied.
Ook de wegenstructuur rond het centrum is in 2030 aangepast. De toegangswegen naar het centrum zijn voor auto, fiets en voetganger verbeterd. De centrumring-oost (Emmastraat, Schapenkamp en Koninginneweg) is in 2030 weer tweerichtingsverkeer geworden. De centrumring loopt in 2030 om het Langgewenst heen. De Stationsstraat is autovrij en biedt in 2030 meer ruimte voor fietsparkeren.
Bij herbestemming en herontwikkeling van locaties in het centrum is de verplichting vervallen om altijd parkeerplaatsen op de locatie zelf te maken. De parkeergarages in het centrum worden behalve voor bezoekers ook voor werknemers- en bewonersparkeren gebruikt. Bezoekers van het centrum van Hilversum ervaren in 2030 de openbare ruimte als groen. De pleinen in het centrum en de parken daaromheen zijn levendige plekken, die uitnodigen voor ontmoeting en verblijf. In 2030 is het centrum van Hilversum dé ontmoetingsplek van de stad.
Toetsing aan de structuurvisie Hilversum
Met de realisatie van de woningen in het plangebied wordt de woonfunctie rondom het centrum versterkt. Het bestaande (te handhaven) monument maakt deel uit van de aangewezen restaurantzone.De ontwikkelingen in het plangebied zijn hiermee in lijn met de doelstellingen van de gemeentelijke structuurvisie. De benodigde parkeergelegenheid voor de woningen zullen worden gerealiseerd op het eigen terrein en zorgt hierdoor niet voor een toename van de parkeerdruk in het centrum.
Momenteel werkt de gemeente Hilversum aan een centrumvisie. De centrumvisie gaat om het gebruik en de beleving van het centrum en wat dat betekent voor de inrichting ervan. Het wordt een concrete visie, met duidelijke uitgangspunten en handvatten voor vervolgacties. In het Voorontwerp Centrumvisie wordt aangegeven dat centrumstedelijk wonen geliefd is en toevoeging van woningen wenselijk is. Op de regionale woningmarkt zijn de kansen voor jongeren tot 30 jaar en jonge gezinnen (30-45 jaar) beperkt. Met name voor lagere en (midden)inkomens. Ook voor hogere inkomens en bijvoorbeeld senioren is het centrum, met alle voorzieningen in de buurt, aantrekkelijk. Meer centrumbewoners betekent meer draagvlak voor (dagelijkse)voorzieningen en ook meer ogen op straat.
De kansen van bestaand vastgoed worden inmiddels ontdekt. Door transformatie (of sloop en nieuwbouw) van voormalige kantoorpanden kan substantieel aanbod worden gerealiseerd. Bijkomend voordeel is dat een substantieel aantal kantoormeters uit de markt wordt gehaald en de kantorenmarkt in het centrum weer in balans komt.
Toetsing aan de centrumvisie
Met de sloop van het bestaande kantoorpand en de realisatie van woningen wordt voldaan aan de belangrijkste doelstellingen van de centrumvisie.
De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandscriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven.
Behoudt van de bestaande kwaliteiten staat hierbij voorop. Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden.
De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' vastgesteld. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt. 'De ondergrondse stad' is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen. Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.
Toetsing aan de structuurvisie archeologie
In paragraaf 5.6 van deze ruimtelijke onderbouwing is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.
Deze beleidsregels zijn vastgesteld door het college van burgemeester van wethouders op 30 september 2009 en aangepast aan de Wabo op 16 november 2010. Het doel van dit beleid is dat in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, op eigen terrein moet worden voorzien als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van bouwen, waarvoor een vergunning is vereist, en/of gebruik, waarvoor een afwijking nodig is op grond van de Wabo. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen primair bij de 'veroorzaker' van de parkeervraag gelegd. De lijst parkeernormen differentieert globaal naar functies en stedelijkheidsgraad, waarvoor Hilversum is opgedeeld in drie gebieden: 'centrum', 'schil' en 'buitenschil/rest bebouwde kom/buiten bebouwde kom'. De beleidregels zijn als bijlage onderdeel van de bestemmingsplannen.
Toetsing aan de beleidsregels parkeernormen
Het plangebied valt binnen het gebied dat is aangeduid als 'schil'. Binnen dit gebied geldt voor de geplande woningen de volgende parkeernorm:
Woning duur (koop) vanaf 330.000,- (huur) vanaf 750,- |
1,60 ppl. p. woning (incl. 0,3 tbv bezoek) |
Woning midden (koop) tussen 230.000,- en 330.000,- (huur) tussen 500,- en 750,- |
1,50 ppl. p. woning (incl. 0,3 tbv bezoek) |
Woning goedkoop (koop) tot 230.000,- (huur) tot 500,- |
1,30 ppl. p. woning (incl. 0,3 tbv bezoek) |
In paragraaf 5.1.2 wordt nader op het aspect parkeren met betrekking tot deze ontwikkeling ingegaan. Naar aanleiding van de parkeerbalans is ontheffing nodig 1) om het gebied als centrum te rekenen zodat de parkeernorm van het centrum toegepast kan worden. 2) ontheffing voor het afwentelen van bezoekers parkeren in de omliggende parkeergarages.
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.
De gemeente Hilversum is voornemens om toekomstige nieuwbouw te toetsen met duurzaam bouwen-meetinstrument 'GPR-gebouwen'. Hierbij is het halen van de gemiddelde score van een 7 of 8 de ambitie. Dit is echter nog geen vastgesteld beleid. Te zijner tijd wordt dit opgenomen in de Visie duurzame stedenbouw.
In paragraaf 5.4 wordt nader op het aspect duurzaamheid ingegaan.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2020 is ook deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem. Ten aanzien van toekomstig bouwpeil wordt in het Gemeentelijk Rioleringsplan gestreeft naar zodanige hoogte ten opzichte van de aansluitende weg dat geen wateroverlast vanaf de straat de woningen binnendringt. Ook bij afritten naar parkeerkelders, etc. dient voldoende waarborg te worden ingebouwd ter voorkoming van waterbezwaar (dorpels e.d.). Onderdeel van het proces van voorliggende onderbouwing is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf opgesteld, zoals opgenomen in paragraaf 5.8.
De locatie in Hilversum, op de hoek van de Oude Torenstraat en 's-Gravelandseweg, is heel bijzonder. Het is bijzonder omdat het in de oude kern van Hilversum ligt op het snijpunt van verschillende structuren. Het huidige, te slopen, ING-gebouw staat in één lijn met andere grootschalige gebouwen als de ABN-AMRO en de SNS, waar naast zich dan weer een lang, enigszins schaalloos woongebouw bevindt. Aan de overzijde bevinden zich juist allemaal kleine gebouwtjes, die daarbij kleinschalig zijn gedetailleerd. Alleen het ronde gebouw direct aan de overkant, waar zich nu Oldenhof in heeft gevestigd, is van een iets grotere schaal en daardoor een markant volume aan het Keiplein. Daarbij is de 's-Gravelandseweg geen doorgaande weg meer; het verkeer buigt haaks om het ING-gebouw af, langs een nieuw door Mecanoo ontworpen gebouw, dat aan de Oude Torenstraat ook weer als grootschalig overkomt.
Het nieuw te bouwen appartementengebouw moet zich dus in die situatie schikken. Dit gaat heel goed door het gekozen, gesegmenteerde volume en uitstraling. De twee verticale elementen, één aan de 's-Gravelandseweg en één aan de Oude Torenstraat, begeleiden het gebouw de hoek om en zijn een handreiking aan de kleinere bebouwing aan het Keiplein. Het monumentje aan de voorzijde, een voormalige zadelmakerij uit eind negentiende eeuw, staat prominent iets door de rooilijn. Om dit gebouw nog beter tot zijn recht te laten komen, is de nieuwbouw daar op gepaste afstand vandaan gesitueerd. Ook de steenkeuze van de nieuwbouw is enigszins donker, zodat het als mooie achtergrond voor dat witte monumentje dient. Aan de Oude Torenstraat is een gebouwdeel zo vormgegeven, dat het los lijkt te komen van het maaiveld, waarmee het in één lijn komt met de voorzijde van het eerder genoemde door Mecanoo ontworpen gebouw. De bocht in de Oude Torenstraat wordt zo goed begeleid.
Het betreft een woongebouw, maar voor de levendigheid op de hoek is een Coffee-corner gesitueerd voor de bewoners van het pand, om zo die levendigheid aldaar te bevorderen. Heel sprekend is het ook dat deze hoek volledig van glas is en zich naast de ingang van het woongebouw bevindt.
Figuur 5.1 Artist impressie gezien vanaf 's-Gravelandseweg
In totaal worden er 41 appartementen gerealiseerd verdeeld over 5 verdiepingen van het nieuwe appartementencomplex. De 41 appartementen voldoen volledig aan de Eisen van Toegankelijkheid. Wanneer een bewoner zorg nodig heeft, rolstoel-gebonden raakt o.i.d., kan deze hier gewoon blijven wonen. Er zijn gemeenschappelijke ruimtes (o.a. de eerder genoemde Coffee-corner) en een behandelkamer voor huisarts en/of fysiotherapeut. Voor elk appartement is er een geoormerkte parkeerplaats op maaiveld voorzien, die allen toegankelijk zijn via een “slagboom”.
Figuur 5.2 Artist impressie gezien vanaf hoek Oude Torenstraat
Naast het appartementengebouw komen aan de westzijde van het perceel 3 stadswoningen. De stadswoningen zijn ontworpen in het verlengde van de bestaande woningen. De stadswoningen beschikken over een souterrain waardoor een splitlevel ontstaat in de plattegrond, deze splitlevel zorgt voor optimaal uitzicht over het park. Op de 2e etage is er ruimte voor een optioneel dakterras met uitzicht over het park. Voor elke stadswoning is er een geoormerkte parkeerplaats.
Figuur 5.3 Impressie stadswoningen
Het monument aan de 's-Gravelandseweg zal worden behouden en los worden gekoppeld van het hoofdgebouw. Het monument zal een (semi) publieke functie krijgen waardoor het toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek. Het monument zal een horecafunctie of kantoorbestemming krijgen, passend binnen het bestaande bestemmingsplan. Hiermee wordt het monument symbolisch weer terug gegeven aan de stad.
Onderdeel van de ontwikkeling is de realisatie van de benodigde parkeervoorzieningen. Om de parkeerbehoefte te bepalen is een parkeerbalans opgesteld. Deze parkeerbalans is opgenomen in Bijlage 1. Deze parkeerbalans bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt de maatgevende parkeerbehoefte bepaald en in het tweede deel het ontwerp van de parkeervoorziening.
Naar aanleiding van de parkeerbalans is ontheffing nodig 1) om het gebied als centrum te rekenen zodat de parkeernorm van het centrum toegepast kan worden. 2) ontheffing voor het afwentelen van bezoekers parkeren in de omliggende parkeergarages.
Op basis van deze parkeerbalans kan worden geconcludeerd dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Naar aanleiding van de bespreking van het bouwplan in de commissie Ruimte heeft de verantwoordelijke wethouder 10 september 2015 een brief aan de raad gestuurd die nader ingaat op enkele door commissieleden aan de orde gestelde punten, waaronder het parkeren. De betreffende brief is als Bijlage 2 onderdeel van deze onderbouwing. Ook de ontwikkelaar heeft de raad een brief o.a. over parkeren gestuurd. Deze brief is als Bijlage 3 toegevoegd.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Onderzoek en conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig, namelijk woningen, kantoren, detailhandel en kleinschalige horeca. Dit is kenmerkend voor een centrumgebied waar ter plaatse sprake van is. Het plangebied is hierdoor te categoriseren als gemengd gebied.
Voor zowel detailhandel als kantoren en kleinschalige horeca geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk en 0 m in een gemengd gebied. Omdat de richtafstand in een gemengd gebied 0 m is, zal ter plaatse van de beoogde woningen sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Onderzoek flora en fauna
Voor de ontwikkelingen in het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Een volledige rapportage van deze quickscan is opgenomen in Bijlage 5. Het onderzoek heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten aanwezig of te verwachten zijn die volgens de Flora- en faunawet een beschermde status hebben en die mogelijk verstoring kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. Het onderzoek heeft tevens tot doel te onderzoeken of het plan uitvoerbaar is in de zin van de Wro.
Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van algemene broedvogels overtredingen kunnen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Daarnaast dient voor aanvang van de sloop van de bebouwing tijdig duidelijk te zijn of hier verblijfplaatsen van een vleermuizensoort aanwezig zijn.
Op basis van de nader te verkrijgen informatie kan worden bepaald of verstoring/overtreding door de ingrepen ten aanzien van deze soorten aan de orde is. De mogelijk aanwezige verblijfsfuncties van de betreffende beschermde soorten vormen echter geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen kunnen de voorgenomen plannen alsnog worden uitgevoerd.
Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
Conclusie
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen goed mogelijk is.
Naar aanleiding van de bespreking van het bouwplan in de commissie Ruimte heeft de verantwoordelijke wethouder 10 september 2015 een brief aan de raad gestuurd die nader ingaat op enkele door commissieleden aan de orde gestelde punten, waaronder het groen. De betreffende brief is als Bijlage 2 onderdeel van deze onderbouwing. Ook de ontwikkelaar heeft de raad een brief over (o.a.) de groenvoorzieningen gestuurd. Deze brief is als Bijlage 3 toegevoegd.
Het door de Commissie Welstand & Monumenten positief beoordeelde landschapsontwerp is als Bijlage 4 onderdeel van deze ruimtelijke onderbouwing.
Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.
Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.
Voor ruimtelijke plannen geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf' (zie paragraaf 3.7). De ruimtelijke onderbouwing van dit plan is in het kader van het vooroverleg aan de waterbeheerder (waternet) toegezonden voor een wateradvies. In een email d.d. 20 juli 2015 heeft Waternet laten weten geen opmerkingen te hebben bij het plan.
Naar aanleiding van de bespreking van het bouwplan in de commissie Ruimte heeft de verantwoordelijke wethouder 10 september 2015 een brief aan de raad gestuurd die nader ingaat op enkele door commissieleden aan de orde gestelde punten, waaronder duurzaamheid. De betreffende brief is als Bijlage 2 onderdeel van deze onderbouwing. Ook de ontwikkelaar heeft de raad een brief over (o.a.) duurzaamheid gestuurd. Deze brief is als Bijlage 3 toegevoegd.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (1) de onderliggende vraag in de regio, (2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (3) een multimodale ontsluiting. De ladder voor duurzame verstedelijking draagt bij aan een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, ondersteunt gemeenten en provincies in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied en helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging van belangen bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Om het gebruik van de Ladder voor duurzame verstedelijking te vergemakkelijken heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een handreiking beschikbaar gesteld. Schematisch ziet de ladder er als volgt uit:
Figuur 5.3: Schematische weergave Ladder duurzame verstedelijking.
I. Is er regionale behoefte?
Om vast te stellen of sprake is van vraag naar de beoogde stedelijke ontwikkeling is een aantal elementen zaken onderzocht.
In de Noordvleugel stijgt het aantal huishoudens tot 2040 van iets boven de 2 miljoen naar ongeveer 2,5 miljoen. Deze groei is het grootst in de komende jaren met meer dan 20.000 huishoudens per jaar (figuur 3). Na 2018 neemt de groei langzaam af naar ongeveer 10.000 huishoudens per jaar. Voor de regio Gooi en Vechtstreek komt deze Primos / Pearl prognose uit op een groei van +10.000 huishoudens tot 2030.
Voor de Regio Gooi en Vechtstreek is een regionale woonvisie uit 2008 van kracht. Deze regionale woonvisie heeft betrekking op de negen gemeenten in deze regio. Behalve de gemeenten hebben ook de woningcorporaties meegewerkt aan het opstellen van de woonvisie. De strekking van de visie is weergegeven in paragraaf 4.3.2. De uitgangspunten van zowel de provincie Noord-Holland als de Regio Gooi en Vechtstreek zijn nader uitgewerkt in het Regionale Actieprogramma Wonen (RAP 2012). In het RAP 2012 zijn kwantitatieve (verstedelijking-) afspraken met de provincie gemaakt over de behoefte aan nieuwbouw. Daarnaast zijn er in het RAP 2012 ook kwalitatieve afspraken gemaakt over zorg- en welzijnsvoorzieningen.
In het Regionaal Actieprogramma Wonen is voor de Gooi en Vechtstreek een kwantitatief overzicht opgenomen van sloop en nieuwbouw van woningen per gemeente. Tot 2020 wordt een totale netto uitbreiding van de woningvoorraad in de Regio Gooi en Vechtstreek van 5.060 woningen noodzakelijk geacht.
Beschikbare ruimte in bestaande plannen
In het RAP is tevens een inventarisatie gemaakt van de harde plancapaciteit ten aanzien van de woningbouw. Uit deze inventarisatie wordt duidelijk dat van de totale plancapaciteit (bijna 14.000) realisatie van 5.485 woningen voorzien is in de periode tot 2015. Van die woningen heeft 39% een harde plan status. Van deze plannen is bekend wat de programmering zal zijn en ligt realisatie voor de hand. Voor de periode vanaf 2015 is de plancapaciteit in Hilversum 2.354 woningen. Zie onderstaande tabel 5.1.
Tabel 5.1: Plancapaciteit Gooi en Vechtstreek in tijd en plan status
Volgens de Monitor Woningbouw 2015 (provincie Noord-Holland) ligt de nieuwbouwproductie in de Gooi en Vechtstreek sinds 2010 rond de 500 nieuwbouwwoningen per jaar. Volgens de Monitor blijft de productie licht achter bij de RAP-afspraak en woningbehoefte. De druk op de woningmarkt is in Gooi en Vechtstreek al groot en neemt hierdoor enigszins toe. De behoefte aan voldoende en kwalitatief goede woningen blijft in deze regio.
Geconcludeerd kan worden dat het bouwplan voor 41 appartementen en 3 stadswoningen haalbaar is en prima past bij de vraag en plancapaciteit voor Hilversum op grond van de regionaal gemaakte afspraken (i.c. het RAP 2012) en de te verwachten groei van het aantal huishoudens en daarmee de behoefte aan nieuwe woningen in de hele Noordvleugel de komende decennia.
II. Is de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied
De planlocatie ligt in de binnenstad van Hilversum. Het betreft geen uitleglocatie aan de rand van stedelijk gebied. Daarmee voldoet de locatie aan de wens om duurzaam stedelijk te ontwikkelen, omdat een locatie die nu niet in gebruik is, opnieuw wordt herontwikkeld (sloop – nieuwbouw) en onderdeel uit gaat maken (onderdeel blijft) van het centrumgebied. Voorzieningen behorende bij een binnenstad zijn in de directe omgeving aanwezig.
Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte naar woningen. Tevens is het plangebied gesitueerd in bestaand stedelijk gebied. De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is daarmee met succes doorlopen.
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 5.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³ | |
Fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | |
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 41 appartementen en 3 stadswoningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de 's-Gravelandseweg/Oude Torenstraat (maatgevende doorgaande weg langs het projectgebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 24,5 µg/m³ voor NO2, 23,7 µg/m³ voor PM10 en 15,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 13 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek
Om de archeologische waarden in het plangebied te onderzoeken is een archeologisch onderzoek uitgevoerd bestaande uit een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 8. Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de ligging in de historische kern van Hilversum verhoogde de kans daarop. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.
Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat het bodemprofiel binnen het merendeel van het plangebied verstoord is tot in de C-horizont. De top van de C-horizont bevindt zich ter plaatse van de huidige bebouwing, en tevens de geplande nieuwbouw, op hoogtes variërend van circa 9,1 tot 10,5 m +NAP. De basis van de funderingen van de bestaande bebouwing bevinden zich naar verwachting op hoogte variërend van 9,2 tot 8,4 m +NAP. Hieronder bevinden zich nog (dunne) lagen zuiver zand en plaatselijk een pakket gestabiliseerd zand. Op basis hiervan wordt verwacht dat het archeologisch niveau ter plaatse van de bestaande bebouwing grotendeels verstoord zal zijn. Diepe grondsporen kunnen echter nog wel aanwezig zijn. Intacte vuursteenvindplaatsen worden niet mee verwacht.
De basis van de funderingen van de geplande nieuwbouw komt op circa 9,8 m +NAP te liggen. Dit is hoger dan de top van het aangetroffen archeologisch niveau en hoger dan de verwachte verstoringsdiepte door de aanleg van de huidige bebouwing. Aangezien de nieuwbouw grotendeels gepland is ter plaatse van de huidige bebouwing, is de bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden minimaal.
Selectieadvies
Vooralsnog lijken de bodemingrepen met name ter plaatse van de bestaande bebouwing plaats te gaan vinden. Bovendien reiken deze niet tot in het archeologische niveau. Dat archeologische waarden aanwezig zijn en worden verstoord door de huidige plannen kan echter niet worden uitgesloten. In combinatie met de hoge verwachting door de ligging in de historische kern wordt daarom geadviseerd een vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een archeologische begeleiding van de ondergrondse sloop van de bestaande bebouwing en graafwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw. Vanwege de mate waarin het bodemprofiel reeds verstoord is, wordt geadviseerd om deze begeleiding te beperken tot periodieke inspecties, die zich richten op de ingrepen waarbij de kans het grootst is dat archeologische waarden worden verstoord (verwijdering bestaande funderingen met name in het oostelijke deel en graafwerkzaamheden buiten de huidige bebouwing). De intensiteit van deze inspecties dient in de loop van de bodemingrepen aangepast te worden aan de resultaten die de inspecties opleveren.
Ten behoeve van de ontwikkeling is in het plangebied een bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is vast komen te staan dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op de perceelgrens aan het zuiden zijn bij een uitgevoerde sanering de putwanden onderzocht. In meerdere putwanden (de bodem van het nu onderzochte perceel, in het rapport wand 34 en 36) is een gehalte zink aangetoond dat getoetst aan de huidige normen een tussenwaarde en interventiewaarde overschrijding betreft. Hier is in het huidige onderzoek nog geen aanvullend onderzoek naar uitgevoerd. Hier zal nog aanvullend onderzoek naar zware metalen moeten worden uitgevoerd. Dit onderzoek is reeds in uitvoering en zal als aanvulling bij de omgevingsvergunningaanvraag worden ingediend.
Huidige situatie
Algemeen
Het projectgebied is gelegen aan de 's-Gravelandseweg 15, aan de westrand van de binnenstad van Hilversum. In de huidige situatie bestaat het projectgebied uit een voormalig ING kantoor met daaromheen grotendeels verharding.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zandgronden. Het maaiveld is gelegen op circa 11 m +NAP. In het plangebied is sprake van grondwatertrap VIII. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 1,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,6 m beneden maaiveld ligt. Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.
Waterkwantiteit
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het hemelwater zal volledig op het eigen terrein worden verwerkt.
Toekomstige situatie
Algemeen
In het plangebied worden 41 appartementen en 3 stadswoningen gerealiseerd ter plaatse van het bestaande ING gebouw. Hiervoor zal het bestaande gebouw gesloopt worden. Ten gevolge van de ontwikkeling neemt het verhard oppervlakte niet toe, watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.
Er dient bij de bouw van de appartementen en stadswoningen rekening te worden gehouden met het feit dat de grondwaterstanden in Hilversum sterk fluctueren en een stijgende trend vertonen als gevolg van invloed van onder meer neerslagtoename en reductie van winningen.
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Afvalwater wordt conform de standaard regels van de gemeente Hilversum aangesloten op het vuilwaterriool van de gemeente Hilversum. Aansluitend op het beleid van het waterschap geldt voor hemelwater volledig op het eigen terrein verwerkt.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Bouwrijp maken van grond
Om grondwateroverlast te voorkomen moet bij het bouwrijp maken van grond worden gestreefd naar een ontwatering van minimaal 1,5 m onder het maaiveld. Bij 1,5 m ontwatering heeft de bodem ook tijdens de bouw voldoende draagkracht en is bemaling niet nodig. In de goed doorlatende zandgrond van Hilversum is voor een verlaging van de grondwaterstand van enkele decimeters een fors debiet noodzakelijk. Bemaling moet daarom zoveel mogelijk worden voorkomen. Bij een ontwatering van 1,5 m onder maaiveld kunnen werkzaamheden aan kabels en leidingen ook zonder bemaling plaatsvinden. Bij de bepaling van de maximale grondwaterstand dient er rekening gehouden te worden met een marge als gevolg van toekomstige grondwaterstandstijgingen. Voldoende drooglegging is hier noodzakelijk.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen. Het aspect kabels en leidingen vormt hierdoor geen belemmering voor de beoogde sloop- en nieuwbouw. Ingeval van graafwerkzaamheden zal een KLIC-melding worden gedaan.
Onderzoek en conclusie
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen en dat er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied. Wel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor gelegen op enige afstand van de planlocatie.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Ten westen van het plangebied op circa 700 m afstand is een spoorlijn gelegen. Deze spoorlijn is onderdeel van route 30: Diemen – Amersfoort Oost. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens het Basisnet Spoor is er op deze route een PR 10-6 risicocontour aanwezig van 1 tot maximaal 7 m. Tevens is er sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De PR 10-6 risicocontour en het plasbrandaandachtsgebied reiken niet tot aan het plangebied. Door het vervoer van toxische transporten bedraagt het invloedsgebied > 4.000 m. Hierdoor is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van het spoor. Echter is de afstand van het plangebied tot aan het spoor dermate groot dat de ontwikkeling niet van invloed is op de hoogte van het groepsrisico. Tevens is het plangebied in zijn geheel op meer dan 200 m vanaf de buitenrand van de transportroute gelegen. Hierdoor geldt dat er geen ruimtelijke verplichtingen gesteld kunnen worden aan de ontwikkeling op basis van het BEVT. De aanwezigheid van het spoor levert dan ook geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling en nader onderzoek en/of een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstellinge nzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
De Brandweer Gooi enVechtstreek heeft per mail d.d. 7 juli 2015 laten weten dat er vanuit externe veiligheid, bluswater en bereikbaarheid er geen opmerkingen zijn.
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (per 1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier gedekt (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan.
Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn gedekt en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.
Ten aanzien van dit plan
Het onderhavige bouwplan betreft een particulier initiatief. De kosten van de herontwikkeling en de inrichting van het terrein zijn geheel voor rekening van de initiatiefnemer(s). Met betrekking tot het planschade-risico is tussen gemeente en initiatiefnemer(s) een (standaard) overeenkomst gesloten.
Op 16 september 2015 heeft de raad besloten dat voor het bouwplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld omdat de gemeentelijke kosten op een andere wijze zijn gewaarborgd.
Ter voorbereiding op dit plan zijn er voor omwonenden 2 informatieavonden georganiseerd. De eerste bewonersavond heeft plaatsgevonden op 16 maart 2015 en de tweede bewonersavond op 1 juni 2015. De verslagen van deze bewonersavonden zijn opgenomen in Bijlage 9 respectievelijk Bijlage 10. Voor de start van de bouw zal nog een bewonersavond worden georganiseerd. Naast deze bewonersavonden is door de intiatiefnemer aanvullend een informatief bezoek gebracht aan de bewoners van de Oude Torenstraat 15 (28 mei 2015) en de Oude Torenstraat 27 (1 juni 2015).
In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is gemotiveerd aangegeven dat het initiatief past binnen het beoordelingsaspect van een goede ruimtelijke ordening. In de ruimtelijke onderbouwing heeft een integrale afweging plaatsgevonden van alle ruimtelijk relevante gevolgen van deze aanvraag. De aanvraag en de gevolgen integraal afwegende, is de conclusie dat sprake is van een stedebouwkundig wenselijke ontwikkeling die past binnen een goede ruimtelijke ordening.