direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oude Haven
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.04bp07oudehaven-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In de vergadering van 10 december 2014 heeft de meerderheid van de gemeenteraad de motie 'Openstelling Oude Haven' (M14/58) aangenomen. In deze motie is het college opgedragen (o.a.) om in samenwerking met Wijdemeren, de regio Gooi- en Vechtstreek en de provincie Noord-Holland (verder) te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om de toegankelijkheid van de Oude Haven in Hilversum te verbeteren voor de kleine recreatievaart en de huidige cultuur-historische en landschappelijke waarden als Stadspark te behouden.

Doel is de vaarverbinding tussen de Oude Haven en de Loosdrechtse Plassen te verbeteren. Dit heeft geleid tot het "Wenkend perspectief Oude Haven Hilversum", waarin in beeld is gebracht wat een open Oude Haven Hilversum zelf en de regio kan brengen (zie Bijlage 1 Wenkend perspectief). Onderdeel van de benodigde maatregelen is een tweetal nieuw te bouwen steigers ten behoeve van ligplaatsen. Dit is in strijd met het bestemmingsplan 'Herziening Noordwestelijk Villagebied' (2010), waarin de bouw van steigers niet mogelijk is. Om de aanleg van de steigers mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan ter plaatse van de Oude Haven noodzakelijk. Het bestemmingsplan is het toetsingskader voor de te verlenen omgevingsvergunning voor de bouw van de steigers.

Het bestemmingsplan 'Oude Haven' regelt de bestemming en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (kaart), regels en een toelichting. De verbeelding en de daarop aangewezen bestemming en regels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijving van de in het plan vervatte bestemming, waarbij het doel van de bestemming wordt aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemming.

Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige papieren versie van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de papieren versie daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

Het plangebied is gelegen in het centrum van Hilversum en betreft het water van de Oude Haven, globaal begrensd door de Couperusweg, Havenstraat, Taludweg en Loosdrechtseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.04bp07oudehaven-on01_0001.png"

Afbeelding 1: Begrenzing plangebied

Hoofdstuk 2 Karakteristieken plangebied

2.1 Ruimtelijke structuur

De Oude Haven van Hilversum vormde met de Gooische Vaart de basis voor de ontwikkeling van Hilversum. Al in 1634 kregen de Hilversumse Erfgooiers het recht om een aansluitende vaart te graven vanaf de 's Gravelandse Vaart. Het duurde 240 jaar voordat de plek van de huidige Havenstraat werd bereikt. Toch is de Gooische Vaart het begin geworden van de groei van Hilversum, die later impulsen kreeg met de komst van de trein en het Hilversums Kanaal.

Met name het laatste stuk van de haven, wat nu de havenkom is, was lastig om te realiseren. Het vergraven van de hoge stuwwal vergde in totaal bijna 40 jaar. De haven ontleent aan deze ingewikkelde opgave nu wel haar potentiële allure als haven in een on-Hollandse vallei. In 1938 werd de functie van de haven beëindigd. Sindsdien is de Oude Haven meer en meer in gebruik genomen als recreatiegebied. De grootschalige herinrichting in 2001 zorgde voor een impuls van de ruimte rondom de haven. Het water is steeds in onbruik gebleven en fungeert als een soort vijver. De Oude Haven vormt nu een park en speelplek in de stad.

De Oude Haven vormt een groen-blauwe wig in de stad. Zij verbindt via de Gooise Vaart de landgoederen met de stad via een open buitengebied met bedrijvigheid, wonen en recreatie. De rust is daarbij een belangrijke te beschermen kwaliteit. De verstilde ligging laat ruimte voor reflectie. De natuur dringt de stad binnen en wordt beleefbaar met aantrekkelijke paden. Deze kwaliteit moet behouden en zo mogelijk versterkt worden. De diepe ligging midden in een zandrug in de stad is uniek in Nederland. Het hoogteverschil maakt de stad vanaf het land beleefbaar op meerdere niveaus. De 'Havenvallei' maakt de entree van Hilversum vanaf het water uniek. Met versterking van deze kwaliteit zet Hilversum de Oude Haven op de kaart. Tegelijkertijd is de haven en omgeving een plek van de buurt. Het restaurant Parc met het grote terras en transparante gebouw is geliefd. Het sportveld trekt bezoekers van verder weg uit de stad en de skatebaan is geliefd bij de jongere generatie. Samen met het park vormen zij een arena vol levendigheid. Het contrast tussen de rust van het water en de activiteiten rond de haven zijn een doorlopende balanceeract.

2.2 Cultuurhistorische waarden

Het Noordwestelijk Villagebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht. De Oude Haven is gelegen binnen dit beschermde stadsgezicht. Met dit bestemmingsplan is geen sprake van een aantasting van dit beschermde gezicht. De aanleg van steigers is een functie passend bij de haven en leidt niet tot een wijziging van de bestaande karakteristieken van de haven.

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad hiertoe de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' vastgesteld. De Oude Haven heeft een lage archeologische verwachtingswaarde.

2.3 Blauw

De Oude Haven is onderdeel van de stadswateren van Hilversum. De Oude Haven staat in verbinding met de Gooische Vaart en watert via de vaart af naar de 's Gravelandse polder. Het oppervlaktewaterpeil is NAP - 0,2 m. Vanaf de Gooische Vaart loopt het maaiveld richting de kop van de Oude Haven flink op (van ca 1 m+NAP naar 10 tot 15 m+NAP). De Haven snijdt hier een diepe geul in de hoge zandgronden van de Heuvelrug en heeft hierdoor een sterk drainerend effect op het grondwater in de omgeving. Er kwelt grondwater op.

Het hemelwaterstelsel van de Havenstraat/Kerkbrink en omgeving (Dictrict 32) loost op het oppervlaktewater van de Haven. De kwaliteit van het water is ongeschikt voor zwemwater.

2.4 Natuur

Gebiedsbescherming

Ter bescherming van natuurwaarden zijn er door de Europese Unie richtlijnen opgesteld: de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Europa heeft tevens een netwerk van speciale beschermingszones aangewezen onder de naam Natura 2000. De richtlijnen zijn in Nederland onder meer verankerd in de Natuurbeschermingswet. De Nederlandse Natura-2000-gebieden worden op basis van de Natuurbeschermingswet vastgelegd, waarbij de bescherming gericht is op beheer en instandhouding van natuurlijke habitats en leefgebieden van plant- en diersoorten. Kaders hiervoor zijn uitgewerkt in het Natura-2000-doelendocument. Dit document is eind 2005 besproken met alle provincies, betrokken gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties. Op basis van de Natuurbeschermingswet worden speciale beschermingszones en zogenaamde beschermde natuurmonumenten aangewezen. Voor deze gebieden worden instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd.

De Gooische Vaart en de Oude Haven en oeverlanden zijn geen onderdeel van Natura 2000 of de ecologische hoofdstructuur (EHS/NNN). De dichtstbijzijnde beschermde natuur is het natuurgebied Kortenhoefse Plassen, onderdeel van het Natura 2000 gebied Oostelijke Vechtplassen direct ten westen van de Emmaweg op ca. 50 meter van het begin van de Gooische Vaart in 's -Graveland. Het gebied ten noorden van de Berensteinseweg langs de Gooische Vaart is onderdeel van de EHS/NNN. De houtwal tussen de Berensteinseweg en de natuurakker richting de Stenen Brug is geen onderdeel van de EHS/NNN.

Soortbescherming 

De Europese regels (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) zijn onder meer vertaald in de Flora- en faunawet.

De bescherming bestaat met name uit de volgende verboden:

  • het verbod om beschermde dieren opzettelijk te verontrusten
  • het verbod tot het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van nesten, holen, etc.
  • het verbod tot het verwijderen van beschermde planten van hun groeiplaats

Om te kunnen bepalen of er in het plangebied beschermde soorten aanwezig zijn, is onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in paragraaf 4.3.2.

2.5 Leefbaarheid

2.6.1 Afval

In de bestaande situatie wordt er geen huis- en bedrijfsafval in het plangebied aangeboden en opgehaald. Wel zijn er gemeentelijke prullenbakken die periodiek en zo vaak als noodzakelijk in opdracht van de gemeente geleegd worden.

2.6.2. Geluid

In de bestaande situatie zijn er in het plangebied of in de directe omgeving daarvan, geen industrieterreinen, inrichtingen en/of (spoor)wegen aanwezig die volgens de Wet geluidhinder (Wgh) en/of Wet milieubeheer (Wm) een geluidszone hebben. Binnen het plangebied zijn er geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig of geprojecteerd.

2.6.3 Geur

In de bestaande situatie zijn in het plangebied of in de directe omgeving daarvan, geen inrichtingen aanwezig die geurhinder veroorzaken.

2.6.4 Licht

In de bestaande situatie zijn het plangebied of in de directe omgeving daarvan, geen inrichtingen en/of wegen aanwezig die 'lichthinder' veroorzaken.

2.6.5 Lucht

In de bestaande situatie zijn het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen gebieden aanwezig waarin de luchtkwaliteit door aanwezigheid van inrichtingen en/of (spoor)wegen niet voldoet aan de norm.

Met behulp van de site http://www.atlasleefomgeving.nl/ is onderzocht wat de huidige luchtkwaliteit is rondom het plangebied. Hieruit blijkt dat de concentratie stikstofdioxide tussen de 18 en 20 (µg/m3) ligt. Voor fijnstof PM10 ligt de concentratie tussen de 21-22 (µg/m3). Voor zeer fijnstof PM2,5 ligt de concentratie tussen de 13 en 14,5 (µg/m3). De normen voor de luchtkwaliteit zijn in onderstaande tabel te vinden.

  Norm (µg/m3)   Huidige concentratie (µg/m3)  
Stikstofdioxide NO2   40 (µg/m3)   18 en 20 (µg/m3)  
fijnstof PM10   40 (µg/m3)   21-22 (µg/m3)  
zeer fijnstof PM2,5   25 (µg/m3)   13 en 14,5 (µg/m3)  

Conclusie: De huidige luchtkwaliteit voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.04bp07oudehaven-on01_0002.jpg"

Figuur 1. Concentratie Stikstofdioxide huidige situatie tussen de 18 en 20 (µg/m3)

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.04bp07oudehaven-on01_0003.jpg"

Figuur 2. Concentratie Fijnstof PM 10 huidige situatie tussen de 21-22 (µg/m3)

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.04bp07oudehaven-on01_0004.jpg"

Figuur 3. Concentratie Zeer Fijnstof PM 2,5 huidige situatie tussen de 13 en 14,5 (µg/m3)

2.6.6 Trilling

In het plangebied, dan wel in de directe omgeving daarvan (externe werking), zijn in de bestaande situatie geen inrichtingen en/of (spoor-) wegen aanwezig die 'trillingshinder' veroorzaken.

2.6.7 Turbulentie

In het plangebied, dan wel in de directe omgeving daarvan (externe werking), zijn in de bestaande situatie geen bouwwerken aanwezig die hinderlijke turbulentie veroorzaken.

2.6 Bodem

Gezien de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en de ligging binnen het stedelijk gebied zijn de oorspronkelijke waarden binnen het plangebied vermoedelijk reeds ernstig verstoord. Dit is de reden dat het plangebied geheel buiten de gebieden met aardkundige waarden ligt.

Ten zuidwesten van het plangebied is de grondwaterwinning Loosdrecht gelegen. Het grondbeschermingsgebied van deze grondwaterwinning, waarvoor regels vastgelegd zijn in de Provinciale milieuverordening, ligt in zijn geheel buiten het plangebied. Dit betekent dat binnen het gebied ten opzichte van de gebruikelijke zorgvuldigheid geen extra restricties gelden om de drinkwaterwinning te beschermen.

De bodem van de Oude Haven is gesaneerd in 2002. Het bodemslib bevat nog een restverontreiniging. Deze vormt gezien de werkzaamheden (het slaan van palen) geen probleem.

2.7 Externe Veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen. In het besluit zijn normen opgenomen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

In de nabijheid van het projectgebied zijn geen inrichtingen die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico worden ter plaatse niet overschreden.

Hoofdstuk 3 Relevante beleidskader

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook is aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit en schetst het Rijk hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten.

Voor de middellange termijn tot 2028 heeft het Rijk 3 doelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Ad.1 

De economische ontwikkeling van Nederland concentreert zich steeds meer in stedelijke regio’s omdat daar de meeste bedrijven en sectoren zijn gevestigd, het arbeidspotentieel het grootst is en kennis wordt ontwikkeld (onderzoek en onderwijs). Ruimtelijk kenmerken deze stedelijke regio’s in Nederland zich door een open structuur, (relatieve) kleinschaligheid en (internationaal gezien) lage dichtheden in interactie met hoogwaardige en toegankelijke landelijke en cultuurhistorische gebieden.

In 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur. Dit betekent onder andere een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale bedrijven en een economische ontwikkeling die de concurrentiekracht versterkt, waarbij sterke stedelijke regio’s nodig zijn met een goede ‘quality of life’, optimale bereikbaarheid en goede (logistieke) verbindingen met Europa en de wereld.

Ad. 2

De mobiliteit van personen (per auto en openbaar vervoer) en het goederenvervoer blijven de komende decennia nog groeien, met name in de stedelijke regio’s en op de belangrijke verbindingen naar Duitsland en België. Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden (waaronder knooppuntontwikkeling), meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange termijn (2040) op te vangen.

De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Ad. 3

De ruimtelijke verschillen in Nederland nemen toe onder invloed van urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening. Vraag en aanbod van woningen, bedrijventerreinen en kantoren zijn niet overal in evenwicht (kwantitatief en kwalitatief ). De ambitie is dat in 2040 de woon- en werklocaties in steden en dorpen aansluiten op de (kwalitatieve) vraag en dat locaties voor transformatie en herstructurering zoveel mogelijk worden benut. Voor de aantrekkelijkheid van ons land is het nodig onze bijzondere waarden en internationaal onderscheidende kwaliteiten te koesteren en te versterken.

Het Rijk zet in op 13 nationale belangen welke van invloed kunnen zijn op de gemeente Hilversum:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren.
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie.
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen.
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem.
  • 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s.
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter-) nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Vanuit de structuurvisie worden er geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.

3.1.2 Rijksnatuurvisie 2014 Natuurlijk verder

Onze natuurlijke leefomgeving is belangrijk voor de samenleving - niet alleen in de vorm van beschermde natuurgebieden in Nederland of daarbuiten maar ook dicht bij huis, in de stad en in het landelijk gebied. Soortenrijkdom is een vooraanstaand onderdeel van die natuurlijke omgeving. In ons eigen land en mondiaal hechten we daaraan omdat we die rijkdom graag aan volgende generaties willen doorgeven. Dat vraagt om een economie waarin een veelzijdige natuur duurzaam is verweven: natuur midden in de samenleving. Deze natuurvisie presenteert in grote trekken de wijze waarop het Rijk in de komende vijftien tot twintig jaar samen met de provincies vorm wil geven aan het publieke belang van natuur. Daarbij wordt voortgebouwd op ideeën die ook leven bij provincies, gemeenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties.

De afgelopen decennia is de regie over het beschermen van natuur steeds meer in handen van de rijksoverheid gekomen. Daarbij lag een sterk accent op natuur als waarde in zichzelf. Dat heeft successen opgeleverd, maar ook een afkalvende betrokkenheid van de samenleving. Tegelijk viel een toenemend aantal initiatieven van burgers en bedrijven te zien om de natuur te behouden of te laten groeien. Initiatieven die laten zien dat natuur en economie heel goed samen kunnen gaan en profijt van elkaar kunnen hebben. De basis daarvoor ligt in welbegrepen eigenbelang bij een sterke natuur. Burgers, niet in de laatste plaats jongeren, hebben behoefte aan groen in de directe omgeving om te ontspannen, te sporten, vrijheid te ervaren en op verhaal te komen. Ondernemingen zien natuur en biodiversiteit steeds meer als onderdeel van hun productievoorwaarden en duurzaamheid als kans om te concurreren op de wereldmarkt. Het Rijk vindt het van groot belang om aan te sluiten bij deze groeiende betrokkenheid van burgers en de verdere ontwikkeling van groen ondernemerschap, en stelt in zijn natuurbeleid dan ook de makende en verantwoordelijke mens, en daarmee de energieke samenleving, centraal.

Nederland heeft zich in Europa en daarbuiten verbonden aan natuurdoelen. De primaire strategie is daarbij die van ruimtelijk gescheiden functies, met het Natuurnetwerk Nederland (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur, EHS) als exponent. Dit netwerk wordt, zoals in het Natuurpact met de provincies afgesproken, zonder oponthoud gerealiseerd. Toch kunnen op langere termijn de beleidsdoelen op het gebied van het behoud van biodiversiteit alleen worden gehaald als daarbij meer bronnen van biodiversiteit kunnen worden aangesproken dan die het Natuurnetwerk biedt. Dat kan door het nastreven van natuurcombinaties met landbouw, landgoederen, recreatie, waterwinning, steden, bedrijventerreinen, waterwegen, enzovoorts.

Vanuit de visie worden er geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.

3.2 Provincie

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040; 'Kwaliteit door veelzijdigheid'

De structuurvisie is 21 juni 2010 vastgesteld door Provinciale Staten. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is elke overheidslaag verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen. Op basis van deze belangen kan elke overheid bepalen welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd en welke instrumenten zij toe wil passen om dit ruimtelijke belang te waarborgen of te bereiken

De provincie Noord Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op:

  • 1. Klimaat bestendigheid;
  • 2. Ruimtelijke kwaliteit;
  • 3. Duurzaam ruimtegebruik.

Ad 1. Klimaat bestendigheid

De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de provincie het energieverbruik in het stedelijk gebied en op bedrijventerreinen zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De provincie reserveert ruimte voor het opwekken en distribueren van grootschalige duurzame energie. Tegelijk stimuleert en ondersteunt de provincie Noord-Holland kleinschalige vormen van duurzame energie zoals de benutting van restwarmte en de vergisting van biomassa. Daarnaast wil de provincie gemeenten stimuleren om waar mogelijk warmte-koude opslag toe te passen.

Ad 2 Ruimtelijke kwaliteit

De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen.

Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de natuurnetwerken inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura 2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur mee te koppelen met andere ontwikkelingen.

Ad 3. Duurzaam ruimtegebruik

Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland ondersteunt gemeenten door de inzet van de Taskforce Ruimtewinst, Ruimte voor Ruimte-regeling, Herstructurering en Intensivering van Regionale Bedrijventerreinen en Culturele Planologie die zowel binnen als buiten Bestaand Bebouwd Gebied kunnen worden toegepast. In de structuurvisie worden vier voor Hilversum relevante speerpunten genoemd op het gebied van duurzaam ruimtegebruik:

  • 1. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten;
  • 2. Behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoersnetwerken;
  • 3. Voldoende en op behoefte aansluitende huisvesting;
  • 4. Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme.

Vanuit de structuurvisie worden er geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 bovengenoemde Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. De PRVS is op 1 november 2010 in werking getreden. In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwde gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. De regels van de PRVS vloeien direct voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Vanuit de verordening worden geen specifieke eisen gesteld aan onderdelen in het plangebied.

3.2.3 Partiele herziening provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie

Na vaststelling van de PRVS in 2010 is en wordt deze regelmatig partieel herzien. Op www.ruimtelijkeplannen.nl is per perceel zichtbaar welke deel van herzieningen geldig is.

3.2.4 Watervisie 2021

Om Noord-Holland veilig, leefbaar en groen te houden en tegelijkertijd een goed investeringsklimaat te hebben, is het nodig om over grenzen heen te kijken. Oplossingen zullen meer buiten het eigenlijke waterdomein gaan vinden, met water als vanzelfsprekend onderdeel van ruimtelijke gebiedsontwikkelingen. Dijken kunnen bijvoorbeeld niet oneindig worden opgehoogd om de veiligheid te garanderen. Er zijn slimme en ruimtelijke alternatieven nodig. Innovatieve oplossingen, waarvoor de provincie volop ruimte willen bieden.

De Watervisie 2021 zoekt de koppeling van wateropgaven met ruimte, economie en natuur. Zo is er op en aan het water rust, maar ook ruimte voor vertier en activiteiten. Waar water en natuur zijn, ontstaat vaak als vanzelf recreatie. En die combinatie biedt weer kansen voor economische ontwikkeling. Als een dijk wordt versterkt omdat dat nodig is voor de veiligheid, kan ook meteen een strand worden aanleggen. En wandel- en fietspaden. Wellicht kan ondernemers ruimte worden gegeven voor de aanleg van een jachthaven of steiger. Als dat op de juiste manier wordt gedaan, neemt de biodiversiteit toe én wordt er gewerkt aan de economische ontwikkeling van het gebied. Zo ontstaan mogelijkheden voor natuur en recreatie, en versterkt Noord-Holland de status als watersportprovincie.

Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de effecten van het plan op de waterhuishouding. Het waterschap is betrokken bij de voorbereiding van het plan. Via de watertoets wordt hieraan invulling gegeven. De watertoets is een proces van vroegtijdig informeren en overleggen, om te zorgen dat waterbelangen op tijd en expliciet worden meegewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.2.5 Waterbeheerplan 2016-2021

Het Waterbeheerplan 2016-2021 is het kompas voor Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) voor de komende zes jaar. AGV geeft aan wat het waterschap doet aan veiligheid, de beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en aan efficiënte zuivering van afvalwater. Ook zet het waterschap zich in voor het behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de natuur. Het waterbeheerplan is op 8 oktober 2015 goedgekeurd door het Algemeen Bestuur van het waterschap en is vanaf 1 januari 2016 van kracht.

De strategische uitgangspunten voor de langere termijn (2030) zijn:

  • 1. samenbrengen van alle regionale waterbeheertaken in één regionale waterautoriteit;
  • 2. een klimaatbestendig en waterrobuust gebied;
  • 3. steden die beter bestand zijn tegen extreme regenbuien, wateroverlast,
  • 4. overstromingen, hitte en droogte;
  • 5. een omgeving die zich bewust is van waterveiligheid;
  • 6. water dat overal in het gebied geschikt is voor de vastgestelde gebruiksfunctie;
  • 7. gebruik van afvalwater als grondstof en bron voor energie en water;
  • 8. gebruik van vernieuwende oplossingen vanuit samenwerking met kennisinstellingen;
  • 9. andere overheden en marktpartijen;
  • 10. vermindering van regeldruk en vergroting van kosteneffectiviteit;
  • 11. afstemming over alle watertaken per stroomgebied;
  • 12. behoud van de zelfstandige bevoegdheid.
3.2.6 Keur AGV 2011, Keurbesluit en beleidsregels 2013

De taak van het waterschap is om te zorgen voor een veilig en gezond watersysteem. Volgens de Waterwet gaat het daarbij om drie hoofddoelstellingen:

  • voorkomen van overstroming, wateroverlast en waterschaarste
  • beschermen en verbeteren van de waterkwaliteit en ecologische kwaliteit van watersystemen
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen

Om deze doelen te kunnen realiseren beschikken de waterschappen over een eigen verordening, die van oudsher de Keur heet. De Keur kent "verboden" en "geboden" voor de manier van inrichten, gebruik en onderhoud van waterkeringen, oevers en wateren. Voor een deel van de verboden activiteiten uit de Keur kan onder voorwaarden vergunning worden verleend.

Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft regels en richtlijnen opgesteld voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Ook wordt in de Keur beschreven hoe er omgegaan moet worden met grondwateronttrekkingen waarvoor AGV bevoegd gezag is. Er gelden diverse geboden en verboden bij werken aan of bij oppervlaktewateren, oevers en beschoeiingen.

In het Keurbesluit Vrijstellingen staat beschreven onder welke voorwaarden bepaalde activiteiten zijn toegestaan zonder dat een keurvergunning nodig is. Dit scheelt administratief werk voor burgers en bedrijven. In veel gevallen geldt wel een meldplicht.

3.2.7 Milieubeleidsplan 2015-2018

Het beleid van de provincie is er op gericht om nu en in de toekomst gezond en veilig te wonen, werken en recreëren in Noord-Holland. Hierbij dient minimaal te worden voldaan aan de wettelijke basiskwaliteit. Daarnaast heeft de provincie de ambitie kansen te creëren en te benutten gericht op een duurzamer, gezonder en veiliger Noord-Holland.

3.2.8 Provinciaal Meerjarenprogramma Groen 2016-2020

Het programma Groen is het meerjarige uitvoeringsprogramma bij de Agenda Groen dat op 11 maart 2013 door Provinciale Staten is vastgesteld, waarmee de provincie het groen in Noord-Holland beschermen en realiseren. In het programma Groen programmeert de provincie de uitvoering van de Agenda Groen. Het programma Groen blikt terug op de resultaten van het afgelopen jaar, geeft inzicht in de restant opgave en blikt vooruit op de prioriteiten voor de komende jaren.

De belangrijkste groen opgave is het veiligstellen, inrichten en duurzaam beheren van het Natuurnetwerk Nederland, waarbij ook de landschappelijke kwaliteiten van groot belang zijn.

Projecten die gerealiseerd zijn/worden de komende jaren zijn de natuurverbinding Zwaluwenberg inclusief herstel van het heidelandschap, de ecologische verbindingszone Groene Schakel bij Anna's Hoeve, Voor Egelshoek onderzoekt de provincie de mogelijkheid voor de ontwikkeling en verbetering van natuur- en waterrecreatie.

3.3 Regio

3.3.1 Regiokaart 2025

De regiokaart bevat het overzicht van vastgesteld ruimtelijk beleid van de zeven gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek. De regiokaart uit 2015 geeft de lopende en nieuwe ruimtelijke en stedenbouwkundige projecten in de regio voor de komende 10 jaar weer.

De belangrijkste opgaven zijn:

Landschap:

  • Behoud en versterken van natuurgebieden, landschappen, agrarische activiteiten en cultuurhistorie.
  • Versterken van de ecologische hoofdstructuur en vermindering van de versnippering door infrastructuur, ook grensoverschrijdend (Heuvelrug, Vechtlandschap, Randmeren en Eemland).

Recreatie:

  • Verbeteren van het recreatief medegebruik van het buitengebied door kwaliteitsverbetering van wandel- en fietspaden, recreatieve knooppunten en de bereikbaarheid ervan.
  • Bevorderen van dag- en verblijfstoerisme gericht op cultuurhistorie en (natuur-)monumenten ruimte bieden aan hotels in stedelijk en pensions in landelijk gebied.

Economie:

  • Nieuwe bedrijfslocaties: Crailo (Hilversums deel) en Monnikenberg (Hilversum).
  • Herstructurering en transformatie van bestaande bedrijfsterreinen; innovatieve en creatieve bedrijvigheid en/of huisvesting doelgroepen.
  • Ruimte voor creatieve en innovatieve bedrijvigheid (waaronder medische zorg), zowel binnenstedelijk als in de ‘groene randen’.
  • Stop op de uitbreidingsmogelijkheden voor kantoren en winkels; meer concentratie rondom de stedelijke knooppunten van het openbaar vervoer.

Wonen:

  • Totale plancapaciteit in de regio ca. 13 duizend woningen.
  • Uitvoering op basis van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2020; betreft 4 duizend woningen.
  • Uitbreidingslocaties, zoals Anna's Hoeve, Monnikenberg met een totale plancapaciteit van ruim 5 duizend woningen. Grotendeels in procedure en deels in uitvoering.
  • Binnenstedelijke woningbouwlocaties: in alle gemeenten met een totale plancapaciteit van ongeveer 6 duizend woningen. Ongeveer de helft hiervan is ‘planologisch hard’ te noemen.
  • Transformatie van voormalige kantoren of bedrijfsgebouwen.

Bereikbaarheid:

  • Verbreding A1-west (bij Muiden/Weesp) naar 2 x 6 stroken + dubbele wisselstrook + aquaduct.
  • Verbreding A6 (vanaf Muiden naar Almere) naar 2 x 4 stroken + 2de Hollandse Brug.
  • Verbreding A1-oost (Eemnes – Hoevelaken) naar 2 x 4 stroken.
  • Verbreding A27 (Eemnes – Utrecht) naar 2 x 3 stroken.
  • Aanleg HOV Hilversum – Huizen.
  • Behoud capaciteit doorgaande wegen binnen de regio.

3.3.2 Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030

De Noordvleugel vormt weliswaar geen bestuurlijk geheel, maar in ruimtelijk-economisch opzicht wel een sterke eenheid. Daarom hebben de betrokken overheden waaronder de gemeente Hilversum op verzoek van de rijksoverheid een visie opgesteld die een samenhangend antwoord moet geven op de complexe ruimtelijke vraagstukken waarvoor het gebied is gesteld.

Essentie van deze ontwikkelingsvisie is het vinden van een oplossing voor de spanning tussen twee waarden: ten eerste de behoeft aan ruimte om te wonen en te werken voor het nog steeds groeiende aantal huishoudens van de Noordvleugel, ten tweede, de net zo dringende behoefte aan bescherming van natuur en landschap en de duurzaamheid in de ruimtelijk-economische ontwikkeling.

Uit de ontwikkelingsvisie blijkt dat de spanning weliswaar blijft bestaan, maar dat het mogelijk is er op een verantwoorde manier mee om te gaan. Verantwoord wil zeggen: het huidige bebouwde gebied optimaal benutten voor nieuwe woningbouw, het waar mogelijk met elkaar mengen van de functies wonen en werken, en het creëren van voldoende recreatieaanbod in en rondom de steden. Verder wordt in de ontwikkelingsvisie voorgesteld een spoorverbinding tussen Almere via Hilversum naar Utrecht aan te leggen. Het concept is bestuurlijk nog niet geaccordeerd.

3.3.3 Metropoolregio Amsterdam, ontwikkelingsbeeld Noordvleugel 2040

De nota vormt het gemeenschappelijke vertrekpunt voor de raden voor het opstellen van de structuurvisies en is een uitwerking van de Structuurvisie Randstad 2040 van het rijk. De kern van de strategie is het ontwikkelen van wervende grootstedelijke vestigingsmilieus, die internationaal kunnen wedijveren met concurrerende metropolen. Kernwaarden intensiteit, bereikbaarheid en duurzaamheid. Voor het stedelijk gebied wordt gestreefd naar intensiveren en transformeren. Doel is niet zozeer verdichting maar vooral efficiënter ruimtegebruik, transformatie van verouderde gebieden naar moderne, gespecialiseerde of gemengde gebieden, behoud van sociale en culturele menging in de stedelijke gebieden, concentratie van regionale voorzieningen, publieke diensten en economische functies bij knooppunten van regionaal openbaar vervoer.

Voor het door ontwikkelen van de netwerkstad Noordvleugel tot een Europese metropool is vereist dat de internationale en interregionale bereikbaarheid gegarandeerd is. Hierbij zijn betere verbindingen nodig tussen Almere en Utrecht en Amersfoort. Er moet geïnvesteerd worden in een metropolitaan landschap. Het bestaande landschap voegt een onmisbare en onderscheidende kwaliteit toe aan de metropool. Met name de positie van de agrarische bedrijvigheid, de wateropgave en natuurontwikkeling vereisen een langjarige regionale strategie met forse investeringen. Dit alles moet bovenal duurzaam zijn.

De nota is vastgesteld op 14 december 2007.

3.3.4 Beheervisie en Beheerplan 2010-2019

Voor de instandhouding van de natuur streeft het Goois Natuurreservaat (GNR) naar afronding van het Goois Natuurreservaat in de vorm van verwerving van natuurterreinen en gronden met natuurpotentie. Het recreatiebeleid kent twee speerpunten:

  • 1. beperken en zoneren, er wordt gekozen voor rustige, routegebonden recreatievormen die recht doen aan het landschap en natuur;
  • 2. uitbreiden en ontwikkelen, stedelijke randzones worden landschappelijk en qua padenstructuur interessanter gemaakt.

Het beheerplan is op 3 december 2009 vastgesteld door het dagelijks bestuur van het Goois Natuurreservaat.

3.4 Gemeente

3.4.1 Structuurvisie Hilversum 2030

Op 15 mei 2015 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Hilversum 2030 vastgesteld. Deze visie schetst het beeld van Hilversum in 2030.

Hilversum werkt constructief mee aan initiatieven vanuit de samenleving. Tenzij bijvoorbeeld zwaarwegende maatschappelijke belangen en/of te verwachten hinder voor bewoners zich hier tegen verzet. Hilversum wil flexibel zijn en energie steken in oplossingen.

Uitgangspunt is ontwikkelend beheren. Dit is een duurzame manier van stedelijke vernieuwing. Hierbij zijn (vaak kleinschalige) ontwikkelingen en beheermaatregelen organisatorisch en financieel in één proces ondergebracht. Deze aanpak maakt het mogelijk op ontwikkelingen in de samenleving te reageren en anticiperen.

De gemeente ziet voor zichzelf een regierol.

Speerpunten van de visie zijn:

  • goede woongemeente;
  • groen buitengebied;
  • centrumgemeente;
  • mediastad & creatieve sector;
  • stedenbouw & architectuur.

In 2030 is Hilversum een gewilde en aantrekkelijke plaats om in te wonen. Hilversum heeft voor elk wat wils, van dorps en lommerrijk tot meer groen stedelijk en centrumstedelijk. Ook wat de betaalbaarheid van woningen betreft, valt er in Hilversum veel te kiezen. De meeste voorzieningen liggen op fietsafstand.

De ligging van Hilversum in het groen is in 2030 een van de belangrijkste kwaliteiten. Als een groene jas liggen de natuurgebieden rond Hilversum. De kostbare natuur is beschermd. Alle omliggende natuurgebieden zijn overgedragen aan natuurorganisaties. Deze natuurgebieden hebben de status van Nationaal Park (de Gooise Heuvelrug).

In 2030 is Hilversum de centrumgemeente van het Gooi met een aantrekkelijk bruisend stadscentrum. In de afgelopen jaren is er veel gebeurd. In het centrum is een breed aanbod aan winkels, een levendige warenmarkt, evenementen en een gezellig horeca- en cultureel aanbod te vinden. Dit bruisende centrum is aantrekkelijk voor alle inwoners van Hilversum. Maar het is ook een trekker voor mensen uit omliggende gemeenten en toeristen. De pleinen in het centrum en de parken daaromheen zijn levendige plekken, die uitnodigen voor ontmoeting en verblijf.

In 2030 is Hilversum de Mediastad van Nederland. De creatieve sector in Hilversum zorgt voor veel werkgelegenheid. De rode draad door deze sector is het gebruik van beeld en geluid. Deze komen in verschillende vormen en via verschillende kanalen bij de consument terecht, zoals via tv, openbare ruimte, mobiele telefoon, radio, games, sites, kabel, animatie, design en kunstinstallaties. Voortdurend is door de sector ingespeeld op de snelle technologische ontwikkelingen, zoals de digitalisering van de samenleving.

In 2030 staat Hilversum bekend om zijn hoogwaardige stedenbouwkundige, architectonische en landschappelijke kwaliteiten. De tuinstadgedachte en het beëindigingsplan van Dudok zijn hierbij als vertrekpunt genomen. Sterke punten in de stad zoals prachtige (monumentale) gebouwen, (omroep-)complexen en industrieel erfgoed maar ook groene plekken, parken en vijvers zijn met elkaar verbonden. De harmonieuze groene overgangen tussen stad en omliggende natuurgebieden zijn zichtbaar en voelbaar gemaakt. In de woongebieden zijn de bestaande karakteristieken, woonmilieus en kwaliteiten per wijk behouden. Er is in deze gebieden niet of nauwelijks ruimtelijk verdicht. Ruimtelijk en historisch gezien zou dit ook niet logisch zijn geweest. Diverse gebouwen hebben een andere functie gekregen, bijvoorbeeld kantoorpanden die zijn omgebouwd naar woningen. Uitbreidingen, verdichtingen en schaalsprongen zijn voornamelijk in de dynamische gebieden gerealiseerd.

3.4.2 Centrumvisie

In het centrum komen veel voorzieningen bij elkaar. Het gaat dan onder meer om winkels, de markt, restaurants, cafés, evenementen, bioscoop, filmtheater en het museum. Het centrum is echter ook ‘gewoon’ een van de wijken van Hilversum. Met daarbinnen verschillende buurten. Er wordt gewoond en gewerkt. Het Stationsgebied is een knooppunt voor bus, trein en auto en vormt een belangrijke entree naar het centrum.

Centra staan onder druk. Van oudsher heeft het centrum een lokale en (boven-)regionale functie. Door allerlei ontwikkelingen staat deze positie echter onder druk. Dat is niet uniek. Ook andere centrumgebieden hebben te maken met afnemende bezoekersaantallen, een terug lopende vraag naar vastgoed en als gevolg hiervan leegstand in winkels (en kantoren). Vooral voor centra als dat van Hilversum, met een fors voorzieningenniveau, maar gelegen tussen grote steden als Amsterdam en Utrecht, ligt het risico op de loer dat het tij niet kan worden gekeerd.

Een stevige aanpak is nodig. De ambitie is een aantrekkelijk centrum te realiseren dat aansluit bij de identiteit van Hilversum. Een centrum dat:

  • aantrekkelijk is om te bezoeken voor Hilversummers, bezoekers uit de regio en van daarbuiten;
  • aantrekkelijk is om er te ondernemen en culturele initiatieven te ontplooien;
  • aantrekkelijk is om er te wonen.

Dit kan worden bereikt door de kwaliteit en met name het onderscheidend vermogen van het centrum te verhogen. Onder het centrum verstaan we het gebied binnen de Centrumring (aan beide zijden), aangevuld met het Stationsplein en het Marktplein.

3.4.3 Kenniscentrum Hilversum, Economische visie 2007-2020

De Economische visie 2007-2020 is een meerjarenvisie met een kader waaraan economische besluitvorming moet worden getoetst. De raad heeft deze visie 9 mei 2007 vastgesteld. Daarbij is gekozen voor de scenario's:

  • Hilversum werkstad' om voldoende werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen te houden;
  • 'focus' op bepaalde vormen van bedrijvigheid.

De speerpunten van bedrijvigheid zijn:

  • 1. multimedia;

In regionaal verband gaat de gemeente een programma ontwikkelen voor transformatie van werklocaties.

Het mediapark zal de komende jaren verder worden getransformeerd en uitgebreid tot een modern hoogwaardig terrein voor multimediabedrijven. Op het Mediapark bevindt zich de grootste concentratie aan multimediabedrijven. In aanvulling op de uitbreiding van het Mediapark kan de locatie Mussenstraat/Arendstraat zich ontwikkelen tot een kleinschalig terrein voor mediabedrijven die qua uitstraling, imago een ander vestigingsklimaat wensen dan wordt aangeboden op het Mediapark. Creativiteit en jong ondernemerschap vinden hier hun plek. Daarnaast is de wijk Over 't Spoor aangewezen als creatieve wijk en wordt kleinschalige creatieve bedrijvigheid hier bevorderd. De gemeente wil in samenwerking met investeerders ruimte vinden voor creatieve bedrijvigheid met de nadruk op creatieve werk- en broedplaatsen.

  • 2. zorg;

De visie richt zich op het verder ontwikkelen van de tweede- en derdelijnszorg van zowel commerciële als reguliere zorginstellingen. Daarnaast vallen onder deze visie het verder verstevigen van economische activiteiten in de zorg zoals research en development van medische industrie, preventieve/ontspannende verzorging in de vorm van gezondheidsvoorzieningen, het ontwikkelen van gemaksdiensten zoals domotica. Hilversum wil de zorg concentreren op en rond bestaande voorzieningen. Ziekenhuislocatie/Heideheuvel biedt ruimte voor een hoogwaardige locatie voor zorgfuncties, zoals een zorghotel, bedrijvigheid op het gebied van medische technologie of klantgerichte bedrijvigheid op het gebied van de zorg. Ook de uitbreiding van het ziekenhuis en Heideheuvel krijgt hier een plek. Een tweede locatie voor zorg is landgoed Zonnestraal.

  • 3. toerisme.

Er liggen vooral kansen voor dagrecreatie. Vooral de natuurgebieden rondom Hilversum zijn trekkers. De economische potentie van het buitengebied kan beter worden benut door op beperkte schaal laagdrempelige horecavoorzieningen aan de rand van het buitengebied toe te staan en de bereikbaarheid van de natuurgebieden per fiets te verbeteren. Daarnaast wordt het ontwikkelen van innovatieve dag- en verblijfsrecreatieve arrangementen en activiteiten door het regionaal expertisecentrum aangemoedigd.

In de onderstaande tabel staat de ontwikkelingsrichting aangegeven. Waarbij de uitgangspunten zijn:

  • behoud van bestaande werklocaties;
  • benutting van alle economische ruimte in de stad;
  • gevestigde bedrijfsleven koesteren binnen de randvoorwaarden.

3.4.4 Integraal Horecabeleid

De raad heeft op 25 maart 1998 de nota Integraal Horecabeleid vastgesteld. Doelstelling van het horecabeleid is het stimuleren en kwalitatief versterken van de horecasector als integraal onderdeel van de Hilversumse binnenstad. In de nota is een ruimtelijke hoofdstructuur aangegeven bestaande uit:

  • het Groestkwartier bestaande uit De Groest en enkele omliggende straten, het horecaconcentratiegebied gericht op uitgaan op de dag, in de avond en de nacht. Het gaat hierbij om een horeca-aanbod voor een breed publiek voor zowel drank-, maaltijd- als spijsverstrekkende bedrijven;
  • het kernwinkelgebied bestaande uit Kerkstraat, Schoutenstraat, Gooische Brink en een deel van De Groest waarin horeca een beperkte plaats heeft ter ondersteuning van de winkelfunctie. Het gaat hierbij vooral om spijsverstrekkende daghoreca in de vorm van lunchrooms, snackbars en fastfoodzaken;
  • het Gooisch kwartier omvat de 's -Gravelandseweg, Havenstraat, Kerkbrink, Langestraat en het eerste gedeelte van de Vaartstraat. Binnen deze restaurantzone kan zich horeca vestigen, die zich richt op horecabezoek overdag en 's avonds. Het gaat hier primair om restaurants die gericht worden bezocht.

Voor de overige gebieden is een geleidelijke afname van de horecafunctie gewenst.

3.4.5 Aanpassing Integraal Horecabeleid

De raad heeft op 26 september 2006 de nota Aanpassing Integraal Horecabeleid vastgesteld. In deze nota zijn t.o.v. het Integraal Horecabeleid de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1. Het horecaconcentratiegebied uit te breiden en de Spoorstraat vanaf de Kampstraat tot Schapenkamp toe te voegen aan het Groestkwartier.
  • 2. Horeca in woondienstenzone in beginsel mogelijk te maken, mits de horeca ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie en paracommerciële voorschriften (artikel 4 Drank- en Horecawet) van toepassing zijn.
  • 3. Horeca op bedrijventerreinen mogelijk te maken, mits de functie ondergeschikt is en blijft ten behoeve van en aan de kernactiviteit/hoofdfunctie.
  • 4. Op het Mediapark de horecafunctie die bij de activiteiten hoort in beginsel toe te aten, voor zover de vloeroppervlakte horeca niet meer bedraagt dan 1.250 m2.
  • 5. Horeca toe te staan als ondergeschikt onderdeel van detailhandel voor zover het service aan de klanten betreft en slechts een klein deel van de bedrijfsvoering uitmaakt en niet als zelfstandige functie geëxploiteerd mag worden. Ter voorkoming van ongewenste uitbreiding:
    • a. het aantal winkel met ondergeschikte horeca in het kernwinkelgebied op maximaal 5 omschreven winkels vast te stellen;
    • b. het aantal winkels met ondergeschikte horeca buiten het kernwinkelgebied op maximaal 5 omschreven winkels vast te stellen.
  • 6. Medewerking te verlenen aan horecafunctie voor bezoekerscentra met paracommerciële voorschriften (artikel 4 Drank- en Horecawet).
  • 7. Voor Zonnestraal horecafunctie toe te staan zonder paracommerciële beperkingen.
  • 8. Horeca toe te staan in het filmtheater, Herenstraat 5.
  • 9. Bij de vestiging van een nieuwe bioscoop horeca toe te staan.
  • 10. Vestiging van een grand-café toe te staan op het Stationsplein.
  • 11. Een horecavoorziening (met terras) toe te staan op of rond het Oosterplein.
  • 12. Een grand-café toe te staan op het Regev-terrein.
  • 13. In Tagrijn horeca toe te staan.

3.4.6 Uitwerkingsnotitie toerisme en recreatie, binnenpret en buitenkansen

Toerisme is een speerpunt van het economisch beleid. De kern van de visie is er daarom op gericht om ervoor te zorgen dat Hilversum samen met de regiogemeenten en het bedrijfsleven gebruik maken van deze kansen. De notitie is 9 januari 2008 vastgesteld door de raad. Het benutten ervan kan door aan te sluiten bij de unieke kwaliteiten die stad Hilversum heeft op de gebieden van multimedia, zorg, cultuurhistorie, natuur en winkelen. Er zijn vooral kansen in het dagtoerisme, waaronder ook zakelijk dagtoerisme. De gemeente kiest bewust niet voor het ontwikkelen van nieuwe grootschalige attracties. De hoofdredenen hiervoor zijn het gebrek aan uitbreidingsruimte en de verkeersaantrekkende werking.

Voor de volgende kansen (speerpunten) is door de gemeente in samenwerking met het bedrijfsleven gekozen:

  • het leggen van regionale en lokale verbindingen tussen attracties; Om het verblijfsrecreatieve aanbod in de gemeente Hilversum te verbreden wil de gemeente onderzoeken of er in de gemeente ruimte is voor het vestigen van enkele kleinschalige, onderscheidende hotels in een ander marktsegment dan de nu veel voorkomende klasse (4 sterren). Ook zal de gemeente onderzoeken of er in de stad Bed & Breakfast gevestigd kunnen worden.
  • ontwikkeling en profilering van Mediastad Hilversum als attractieve (dag)bestemming; Om de bezoekers op het Media Park zelf langer vast te kunnen houden wordt daarom door de gemeente de ontwikkeling van een beperkt aantal aanvullende voorzieningen (in zijn totaliteit maximaal 7.500 m2) mogelijk gemaakt, zoals de ontwikkeling van een hotel, detailhandel, horeca en een businesscentrum. Daarnaast kan de link tussen media en binnenstad worden versterkt door samen met het reguliere bedrijfsleven actief acquisitie beleid te richten op innovatieve detailhandel- en horecaconcepten gericht op de multimediasector.
  • het ontwikkelen van nieuwe product-markt-combinaties tussen zorg en toerisme in regionaal verband; Door de schone lucht en groene ruimte kunnen patiënten beter herstellen. Zorg en toerisme zijn dus al decennia lang vervlochten met elkaar. De regio en de gemeente Hilversum hebben gekozen voor de verdere uitbouw van zowel de zorgsector als de toeristische sector.
  • het versterken van de centrumpositie van de binnenstad voor de regio; De Hilversumse binnenstad vervult binnen de regio een centrumpositie op het gebied van winkelen en uitgaan. Een groot deel van de regionale bestedingen op deze terreinen vindt plaats in de Hilversumse binnenstad. Het is voor de Hilversumse binnenstadondernemer van belang dat Hilversum deze positie behoudt en waar mogelijk uitbouwt.
  • het beter bereiken van de internationale toerist die komt voor dejonge monumenten.

Hilversum staat nationaal en internationaal bekend als stad van jonge monumenten van architectuur en stedenbouw. In samenwerking met het bedrijfsleven wil de gemeente deze aantrekkelijke kant van Hilversum bij de (internationale) doelgroep meer voor het voetlicht brengen.

3.4.7 Nota Evenementenbeleid

In de nota Evenementenbeleid is de ambitie voor Hilversum op het gebied van evenementen omschreven. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan om evenementen ordelijk en veilig te laten verlopen en overlast te voorkomen. Zeventien locaties in en om de binnenstad zijn beoordeeld op geschiktheid en type evenement wat er kan plaatsvinden.

Het gaat om de locaties:

  • 1. Kop Groest,
  • 2. Midden Groest,
  • 3. Groest Zuid,
  • 4. Leeuwenstraat (geheel),
  • 5. Kerkbrink,
  • 6. ´sGravelandseweg (keiplein),
  • 7. Kerkstraat (plein C&A),
  • 8. Wagenmakersplein,
  • 9. Kerkstraat (geheel),
  • 10. Zeedijk (geheel),
  • 11. Herenstraat (oprit Hilversthof),
  • 12. Herenstraat/Koornstraat,
  • 13. Stationsplein,
  • 14. Laanstraat,
  • 15. Biersteeg,
  • 16. Stationsstraat /Langgewenst (markt),
  • 17. Gooilandplein.

De nota Evenementenbeleid is in het voorjaar van 2003 door de gemeenteraad vastgesteld.

Momenteel wordt er een nieuwe Evenementennota opgesteld. Hierin wordt voor ongeveer 35 locaties locatiebeleid geschreven. In de locatiebeleid wordt omschreven hoe vaak verschillende evenement kunnen plaatsvinden. Tevens wordt de duur van de evenementen en de maximale geluidsniveaus aangegeven. Het doel is om zo voor elke evenementenlocatie duidelijkheid te kunnen geven voor zowel omwonenden als organisatoren van evenementen. Ook de Oude Haven zal hierin worden opgenomen. De nieuwe evenementennota en het locatiebeleid zullen naar verwachting in het eerste kwartaal van 2017 door de gemeenteraad worden vastgesteld.

3.4.8 Structuurvisie Verkeer en Vervoer 2030

De structuurvisie Verkeer en Vervoer 2030 heeft aantal doelen:

  • duurzaam bereikbare stad met behoud van de ruimtelijke kwaliteiten;
  • efficiënt verkeerssysteem dat Hilversummers, werknemers en bezoekers in staat stelt om op een efficiënte manier hun activiteiten te ontplooien en te participeren in de samenleving;
  • voorkomen negatieve effecten van het verkeers- en vervoerssysteem (doorstromingsknelpunten, luchtkwaliteit, geluid, parkeerdruk, doorgaand verkeer) zoveel mogelijk worden voorkomen;
  • bereikbaarheid van Hilversum heeft een positief imago.

Uitgangspunten zijn:

  • bestaande infrastructuur en Hoog Openbaar Vervoer (HOV);
  • verleggen focus van bouwen naar benutten;
  • integrale aanpak voor alle wijzen van vervoer;
  • handhaven verdeling wijzen van vervoer en hoog fietsgebruik;
  • minder budget dus scherpe keuzes.

Er zijn vier kern opgaven voor verkeer om de ambities te realiseren:

  • 1. Hilversum blijft fietsen, gericht op het behoud van het hoge aandeel fietsgebruik.
  • 2. Een moderner OV-systeem, gericht op het omvormen en uitbreiden van het bestaande OV-systeem van bus en trein met HOV, innovatieve kleinschalige vormen van collectief vervoer, beter functioneren van station Sportpark en het optimaal functioneren van het (regionale) vervoersknooppunt Hilversum Centraal.
  • 3. Beter, veilig en duurzaam gebruik van de verkeersruimte gericht op veiligheid en gedrag, CO2 reductie, nieuwe technieken en modern parkeerbeleid.
  • 4. Oplossen resterende infrastructuur knelpunten, specifiek voor het centrum en het laatste knelpunt op de buitenring.

Voor dit bestemmingsplan heeft de Structuurvisie geen invloed en wordt buiten beschouwing gelaten.

3.4.9 Nota Geïntegreerd parkeerbeleid in Hilversum (2009)

Het behoud van karakteristieke waarden van de stad stelt grenzen aan de opnamecapaciteit van het autoverkeer. Tegelijkertijd is voor een duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling van de stad een goede bereikbaarheid met de auto, het openbaar vervoer en langzaam verkeer een voorwaarde. De grenzen van de opnamecapaciteit voor de auto komen langzamerhand in zicht. Dat vraagt om ruimtelijk maatwerk en stevig flankerend verkeersbeleid.

De visie in deze nota is er een van gecontroleerde groei. Geïntegreerd parkeerbeleid is inhoudelijk, organisatorisch en financieel stevig verankerd in het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid van Hilversum.

De doelen van het geïntegreerde parkeerbeleid zijn:

  • 1. Effectief gebruik van de beschikbare parkeerruimte (te meten in bezettingsgraden van parkeergarages en maaiveldparkeerplaatsen).
  • 2. Minder overlast in woonwijken door geparkeerde auto´s van woon-werkverkeer en bezoekers van het centrum (te meten met de Omnibusenquête).
  • 3. Mobiliteitsgroei wordt niet meer voornamelijk opgevangen met de auto. Er wordt tot 2010 flankerend verkeersbeleid voor fiets, OV en mobiliteitsmanagement vastgesteld en in uitvoering gebracht. In de programmabegroting staat de ambitieuze doelstelling ´vasthouden van de aandelen van fiets en OV in de totale mobiliteit´ (fiets en OV samen is 48%, te meten door de modal split uit het Mobiliteitsonderzoek Nederland). Dat betekent een verandering met voorbije jaren, waarin de groei van de totale mobiliteit in Hilversum vooral met de auto werd opgevangen.
  • 4. Een evenwichtige parkeerbalans (vraag en aanbod zijn ook op termijn, rekening houdend met autonome mobiliteitsgroei en toevoegen programma, in evenwicht) en meer kwaliteit in parkeren.

Het parkeervraagstuk spitst zich toe op het centrum en omliggende buurten. Deze nota biedt mogelijkheden tot maatwerk voor deze gebieden, maar is van toepassing op de totale stad. Door de vraag beter te sturen, stevig flankerend beleid te voeren en aanhaken op plannen en plaatsen waar al beweging is in de bestaande stad, willen wij een integrale en positieve bijdrage aan de ontwikkeling van de stad leveren. Tegelijkertijd volgen wij ontwikkelingen en vernieuwing op het gebied van technologie en wetgeving nauwlettend.

De nota ´Geintregreerd parkeerbeleid is in 2009 vastgesteld.

3.4.10 Beleidsregels Parkeernormen Hilversum

Deze beleidsregels hebben betrekking op het stellen van een eis tot het aanbrengen van parkeer-/stallingsruimte voor auto’s op ‘eigen terrein’, alsmede de wijze van bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen, in verband met aanvragen betrekking hebbend op bouwen en/of gebruik.

Ook wordt een eis gesteld aan de afmetingen van de parkeer-/stallingsruimte en wordt een verplichtinggeformuleerd inzake laad- of losruimte.

Het doel van dit beleid is dat in parkeer-/stallingsruimte voor auto’s, dan wel laad- of losruimte, op eigen terrein moet worden voorzien als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van bouwen, waarvoor een vergunning is vereist, en/of gebruik, waarvoor een ontheffing nodig is op grond van de Wro. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen primair bij de ‘veroorzaker’ van de parkeervraag gelegd.

De lijst parkeernormen differentieert globaal naar functies en stedelijkheidsgraad, waarvoor Hilversum is opgedeeld in drie gebieden: ‘centrum’, ‘schil’ en ‘buitenschil/rest bebouwde kom/buiten bebouwde kom’.

3.4.11 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie ‘De ondergrondse stad’ ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt.

‘De ondergrondse stad’ is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

3.4.12 Beleidsnota Monumenten van zorg tot kans, Hilversums erfgoed bron van dynamiek

In de nota wordt voorgesteld naast het Noordwestelijk Villagebied ook Hilversum Oost/Kamrad, en Hilversum Zuid als beschermd stads- of dorpsgezicht aan te wijzen. In gebieden met een beschermd stads- of dorpsgezicht is het bestemmingsplan afgestemd op de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

De nota is op 9 september 2009 door de raad vastgesteld.

 

3.4.13 Groenbeleidsplan Hilversum 2030

Kenmerkend voor Hilversum is haar groene karakter. Het beleid is er op gericht deze kwaliteit te behouden en verbeteren, bijvoorbeeld door fraai aangelegde groene routes die dwars door de stad lopen. Zo kan iedereen hier met plezier blijven wonen en werken. Het plan beschrijft hoe het groen in Hilversum wordt uitgebreid, ingericht en onderhouden.

Het groenbeleidsplan Hilversum 2030 is een integrale visie op al het groen binnen de gemeente. Er zijn vier speerpunten:

  • 1. Behoud en versterking natuurgebieden in het buitengebied;
  • 2. Verbetering samenhang tussen stadsrand en buitengebied;
  • 3. Inzetten op kwaliteit en beleving van groen in de stad;
  • 4. Mensen betrekken bij groen en profileren Hilversum als groene stad.

De speerpunten zijn uitgewerkt in maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn.

In het plan wordt ook voor alle soorten groen in Hilversum beschreven wat er waar moet komen. Deze streefbeelden zijn van belang bij toekomstige ontwikkelingen. Het Groenbeleidsplan omvat dus de groene randvoorwaarden en ambities voor alle gebieden. Tevens zijn per wijk de kansen en bedreigingen op dit gebied benoemd.

3.4.14 Duurzaam Hilversum 2016-2020

Het plan Duurzaam Hilversum 2016-2020 legt de basis voor een klimaatneutraal Hilversum in 2050. Samenwerking met partijen uit de regio en creativiteit zijn hierbij essentieel.

Klimaatverandering is een belangrijk thema. Op de Klimaattop van 2015 zijn afspraken gemaakt over het terugdringen van CO2-uitstoot en vergroening van de samenleving. Uiteraard draagt Hilversum hier met veel enthousiasme een steentje aan bij. De regio staat bekend om zijn mooie natuurgebieden; een unicum in de Randstad. Met het streven om in 2050 klimaatneutraal te zijn, willen de gemeente ook op andere manieren een groene omgeving creëren. Hilversum heeft een visie ontwikkeld met drie sporen. Samenwerking met partijen uit de regio en creativiteit zijn hierbij essentieel.

  • 1. Energieplatform Hilversum, Green Deals. De eerste Green Deal is inmiddels met HilverZon gesloten. Doel is onder meer om 15.000 extra zonnepanelen te plaatsen voor 2020.
  • 2. Voorbeeld en inspiratie vanuit gemeente Hilversum. De gemeente gaat voor een klimaatneutrale gemeentelijke organisatie in 2020.
  • 3. Steun verduurzaming maatschappij. De gemeente ondersteunt op verschillende manieren de verduurzaming in de maatschappij. Denk aan energieneutrale (nieuw)bouw en collectieve projecten.

3.4.15 Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2020

De gemeente heeft de wettelijke taak voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater op basis van de Wet Milieubeheer. Deze zorgplicht is vanaf 1 januari 2008 nader uitgesplitst naar de drie zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het gemeentelijke rioleringsplan is als verplichte planvorm vastgelegd in de Wet Milieubeheer en beschrijft hoe de gemeente invulling geeft aan haar taken.

De riolering is een onmisbare voorziening om stedelijk afvalwater en overtollig hemelwater uit de woonomgeving te verwijderen. Het zorgt in de eerste plaats voor de bescherming van de volksgezondheid en daarnaast voor de bescherming van het milieu en het voorkomen van wateroverlast. Hierbij is een goede integrale beleidsafweging van belang vanwege de interacties tussen riolering, oppervlaktewater, wegen en groen. Ook onderbouwt het Gemeentelijk Rioleringsplan de benodigde personele en financiële middelen die nodig zijn om invulling te geven aan de gemeentelijke rioleringszorg.

Een goed functionerende afvalwaterketen is niet vanzelfsprekend. Gemeente en waterschap moeten anticiperen op nieuwe ontwikkelingen zoals een veranderend klimaat met extreme neerslag en langere perioden van droogte. Ook zal het terugwinnen van grondstoffen en zuiveren van medicijnresten op de zuivering steeds belangrijker worden. Binnen het samenwerkingsverband ISARIZ trekken gemeenten en waterschap samen op om de kwaliteit te verbeteren en kwetsbaarheid te verminderen en tegelijkertijd de kosten voor de burger zoveel mogelijk te beperken.

3.4.16 Welstandsnota Hilversum 2014

De welstandsnota heeft als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Waarbij behoudt van de bestaande kwaliteiten voorop staat. Het is belangrijk dat het bestemmingsplan en de welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten. Daarom is in Hilversum de afspraak gemaakt dat bestemmingsplannen met ontwikkelingsmogelijkheden vooraf om advies aan de commissie voor welstand en monumenten worden voorgelegd, waarbij het in eerste instantie gaat om de kwalitatieve paragrafen en de wijzigingsbevoegdheden.

Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden.

3.4.17 Nota Grondbeleid Hilversum

Om de regierol vanuit de gemeente te kunnen waarborgen en publieke doelen te kunnen realiseren is een uitgekiende vorm van grondbeleid en de keuze van het juiste grondbeleidinstrumentarium van belang. Deze keuze is afhankelijk van ambities, tijd, middelen en beschikbare capaciteit. De keuze voor actief strategische grondverwerving zal dan ook selectief moeten worden toegepast. De gemeente voert een grondbeleid op maat. De beleidslijn voor het te voeren grondbeleid luidt als volgt:

  • 1. In principe voert de gemeente faciliterend grondbeleid.
  • 2. Hilversum kiest voor selectief actief grondbeleid daar waar marktpartijen niet in staat zijn dan wel niet bereid zijn een actieve rol te vervullen. Het voeren van selectief actief grondbeleid geschiet op basis van de volgende criteria/vragen: Doel: Wat wil de gemeente bereiken? Invloed: Welke betrokkenheid is gewenst? Capaciteit: Wat kan de gemeente aan? Rendement: In hoeverre is het rendement van de ontwikkeling van belang? Risico: In welke mate kan de gemeente risico lopen (weerstandsvermogen) Grondbezit: Welke grondpositie heeft de gemeente (of kan het krijgen)?
  • 3. Strategische aankopen in het kader van actief grondbeleid vinden plaats voor zover deze passen binnen de door de Raad vastgestelde visies.
  • 4. Indien op basis van een zorgvuldige en objectieve afweging, gekozen wordt voor actief grondbeleid voor een bepaalde locatie dan is minnelijke verwerving het beleidsuitgangspunt.
  • 5. Indien het niet mogelijk blijkt om gronden langs de minnelijke weg te verwerven zijn onteigening of het vestigen van voorkeursrecht op basis van de wet voorkeursrecht ook toe te passen instrumenten.
  • 6. Bij particuliere ontwikkelingen, waarbij de gemeente voorzieningen moet treffen van openbaar nut, zal de gemeentelijke inzet er onverminderd op zijn gericht om met desbetreffende markpartijen realisatieovereenkomsten (anterieur) te sluiten met hierin opgenomen afspraken over de te leveren financiële bijdragen in openbare voorzieningen.

3.4.18 Integraal veiligheidsplan 2015-2018

In het veiligheidsplan staat het overzicht van wat er al op het brede terrein van de veiligheid aan beleid en uitvoering wordt gedaan. Doel is samen zichtbaar de veiligheid versterken. Het gevoel van veiligheid in Hilversum moet toenemen. De gemeente wil de leefbaarheid verbeteren door buurtgericht te werken en te investeren in een veilige woonomgeving en je veilig voelen.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk plan

In dit hoofdstuk komt de toekomstige situatie aan de orde.

4.1 Ruimtelijke structuur

Met dit bestemmingsplan wordt beoogd de Oude Haven beter toegankelijk te maken voor kleine recreatievaartuigen. Hiertoe wordt de bouw van aanlegsteigers mogelijk gemaakt. Het water krijgt daarnaast een gebruiksfunctie als recreatieve vaarroute tussen de Loosdrechtse Plassen en het centrum van Hilversum.

De plannen vinden hun basis in het naar aanleiding van de aangenomen motie opgestelde "Wenkend perspectief Oude Haven Hilversum", waarin in beeld is gebracht wat een open Oude Haven Hilversum zelf en de regio kan brengen (zie Bijlage 1 Wenkend perspectief). Dit document vormt daarom een belangrijke bijlage bij deze toelichting.

Duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor (1) de onderliggende vraag in de regio, (2) de beschikbare ruimte binnen het bestaande stedelijke gebied en (3) een multimodale ontsluiting. De ladder voor duurzame verstedelijking draagt bij aan een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, ondersteunt gemeenten en provincies in de vraaggerichte programmering van hun grondgebied en helpt bij het maken van een zorgvuldige afweging van belangen bij ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Om het gebruik van de Ladder voor duurzame verstedelijking te vergemakkelijken heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een handreiking beschikbaar gesteld. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor motivering volgens genoemde ladder niet aan de orde is.

4.2 Cultuurhistorische waarden

Het Noordwestelijk Villagebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht. De Oude Haven is gelegen binnen dit beschermde stadsgezicht. Met dit bestemmingsplan is geen sprake van een aantasting van dit beschermde gezicht. De aanleg van steigers is een functie passend bij de haven en leidt niet tot een wijziging van de bestaande karakteristieken van de haven.

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad hiertoe de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' vastgesteld.

Voor de Oude Haven geldt de verwachtingskaart voor het na 1850 bebouwde gebied. Ter plaatse geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. Onderzoek is nodig bij verstoringen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm. Inventariserend vooronderzoek is niet nodig als er op basis van de archeologische beleidskaart sprake is van een lage verwachting. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Blauw

De aanleg van steigers heeft geen negatieve invloed op de waterafvoer-functie van de Oude Haven. Toekomstig gebruik van de steigers mag de waterafvoer niet belemmeren.

Het water in de haven is ongeschikt als zwemwater. Dit moet duidelijk worden gecommuniceerd, met name omdat de aanleg van steigers de zwembehoefte bevordert.

4.4 Natuur

Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de planwijziging op de natuur. Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd en vormt hiermee onderdeel van dit bestemmingsplan, zie Bijlage 2 Ecologische scan.

Gebiedsbescherming

De Gooische Vaart en de Oude Haven en oeverlanden zijn geen onderdeel van Natura 2000 of de ecologische hoofdstructuur (EHS/NNN). De dichtstbijzijnde beschermde natuur is het natuurgebied Kortenhoefse Plassen, onderdeel van het Natura 2000 gebied Oostelijke Vechtplassen direct ten westen van de Emmaweg op ca. 50 meter van het begin van de Gooische Vaart in 's-Graveland. Het gebied ten noorden van de Berensteinseweg langs de Gooische Vaart is onderdeel van de EHS/NNN. De houtwal tussen de Berensteinseweg en de natuurakker richting de Stenen Brug is geen onderdeel van de EHS/NNN.

Soortbescherming

In de ecologische scan is tevens aandacht besteed aan de beschermde plant- en diersoorten. In de scan is de volgende conclusie getrokken. De aanleg van de havenfaciliteiten, het varen van en naar de nieuwe haven over Hilversums' grondgebied, het aanmeren zelf en het korte verblijf in het stadspark Oude Haven hebben beperkt ecologische gevolgen. De wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzend Corversbos (tussen Berensteinseweg 124 en Corverslaan) worden niet geschaad.

Bij de aanlegwerkzaamheden, het gebruik als haven en het varen zelf zullen geen algemene verbodsbepalingen (artikel 8 t.m.13) van de Flora- en faunawet worden overtreden, mits niet in het donker wordt gevaren.

Verder worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Een maximale vaarsnelheid van 5 km/uur in te stellen.
  • Het gebruik van elektrische motoren te stimuleren.
  • De uitrenmogelijkheid voor honden te beperken tot het oostelijk deel van de Oude Haven en vanaf de brug over de Oude Haven naar het westen een aanlijngebod in te stellen.
  • Alleen rond de haven zelf verlichting aan te brengen.
  • De lampen naar boven af te schermen.
  • In het rustiger westelijk deel van de Oude Haven op de zuidelijke oever of op de zuidelijke oever van het eiland een eenvoudige ijsvogelwand op te richten.

4.5 Duurzaamheid

Ten aanzien van duurzaamheid kan het volgende worden opgemerkt.

Bij de uitvoering van de aanlegsteigers zal gebruik worden gemaakt van FSC-gecertificeerd hout. Dit type hardhout wordt vaak gebruikt in de waterbouw. Enkel bij het vastkoppelen van een deel van de steigers aan de bestaande stalen damwand wordt gebruik gemaakt van zinken koppelstukken. De steiger wordt niet nabehandeld met een mogelijk uitlogende verf of impregneermiddel. Er wordt alleen een anti-sliblaag op de steigerdekken aangebracht. De uitloging van schadelijke stoffen (bijvoorbeeld vanuit de zinken koppelstukken of de anti-sliblaag) zal naar verwachting marginaal zijn. Vanuit deze optiek zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen aanleg van de steigers.

In de toekomst kunnen aanvullend oplaadpunten voor het opladen van elektrische bootjes aangebracht worden. De vaste ligplaatsen zijn voorbereid om later (LED) verlichting aan te kunnen brengen.

Om natuurwaarden zoveel mogelijk te behouden en overlast voor omwonenden te voorkomen worden er geen voorzieningen voor overnachten gerealiseerd.

Het verdient aanbeveling – vanuit duurzaamheid en het reduceren van overlast –  om in de Oude Haven alleen fluisterbootjes (elektrisch) toe te staan.

4.6 Leefbaarheid

4.6.1 Afval

In de nieuwe situatie wordt er geen huis- en bedrijfsafval in het plangebied aangeboden en opgehaald. Wel worden de gemeentelijke prullenbakken periodiek en zo vaak als noodzakelijk in opdracht van de gemeente geleegd.

4.6.2 Geluid

In de nieuwe situatie zijn er in het plangebied of in de directe omgeving daarvan, geen industrieterreinen, inrichtingen en/of (spoor)wegen aanwezig die volgens de Wet geluidhinder (Wgh) en/of Wet milieubeheer (Wm) een geluidszone hebben. Binnen het plangebied worden er geen geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd of geprojecteerd.

4.6.3 Geur

In de nieuwe situatie zijn in het plangebied of in de directe omgeving daarvan, geen inrichtingen aanwezig die geurhinder veroorzaken.

4.6.4 Licht

In de nieuwe situatie zijn het plangebied of in de directe omgeving daarvan, geen inrichtingen en/of wegen aanwezig die 'lichthinder' veroorzaken.

4.6.5 Lucht

Voor luchtkwaliteit is titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), beter bekend als de Wet luchtkwaliteit, het kader. Daarin is bepaald dat in ruimtelijke plannen moet worden voldaan aan grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide en fijn stof. In het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen” is bepaald dat indien een plan/project kan worden beschouwd als “niet in betekenende mate” er geen toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden.

In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, vastgesteld op 1 augustus 2009, is deze grens in het Besluit gesteld op 3%, wat betekent dat de concentratie stikstofdioxide of fijn stof met maximaal 3% mag toenemen als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen die een plan toestaat. Als het meer is dan 3% moet worden getoetst aan de grenswaarden.

In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen" is voor een aantal specifieke projecten een berekening gemaakt bij welk bouwprogramma er nog sprake is van “niet in betekenende mate”. Dit is als het project betrekking heeft op maximaal 1.500 woningen of 100.000 m² kantoren (bij één ontsluitingsweg) of een combinatie van beide.

Het project heeft geen verkeersaantrekkende werking. Gelet op de eerder genoemde regeling is het project te beschouwen als “niet in betekenende mate” en daarmee in overeenstemming met de Wet milieubeheer.

4.6.6 Trilling

In het plangebied, dan wel in de directe omgeving daarvan (externe werking), zijn in de bnieuwe situatie geen inrichtingen en/of (spoor-) wegen aanwezig die 'trillingshinder' veroorzaken.

4.6.7 Turbulentie

In het plangebied, dan wel in de directe omgeving daarvan (externe werking), zijn in de nieuwe situatie geen bouwwerken aanwezig die hinderlijke turbulentie veroorzaken.

4.7 Bodem en watersysteem

4.7.1 Bodem

Op grond van de Woningwet/Wabo moet elke aanvraag voor een omgevingsvergunning nagegaan worden of een bodemonderzoek noodzakelijk is. Dit is o.a. afhankelijk van het oppervlak, het type verblijf en historische (bodem)informatie. Als een bodemonderzoek noodzakelijk is, dient de aanvraag vergezeld te worden met resultaten van het bodemonderzoek. Als hieruit blijkt dat de bodem geschikt is of wordt gemaakt voor de beoogde functie, wordt door de gemeente een geschiktheidsverklaring afgegeven. Dit is overigens niet per definitie een 'schone grondverklaring', aangezien deze grond nog wel licht verontreinigd kan zijn. Ook bij uitgifte is bodemonderzoek aan te raden om de juridische aansprakelijkheid van eventueel aanwezige verontreinigde grond te regelen. Indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke aanwezigheid van explosieven, moet onderzoek (explosievenonderzoek) hierover uitsluitsel geven.

Aangezien de omgevingsvergunning geen verblijfsgebied betreft, bestaat er een vrijstelling van de plicht tot bodemonderzoek. In het verleden zijn er enkele onderzoeken uitgevoerd waaruit blijkt de bodem langs de Oude Haven niet ernstig verontreinigd is. De bodem van de Oude Haven is gesaneerd in 2002. Het bodemslib bevat nog een restverontreiniging. Deze vormt gezien de werkzaamheden geen probleem. Aangezien er palen geplaatst worden, wordt dit slib niet naar boven gehaald en vormt dit geen belemmering.

4.7.2 Watersysteem

Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf'. Tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder.

Waterhuishoudkundige aspecten worden in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de onderwerpen 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik) en 'watersysteem'. Deze onderwerpen vormen tezamen met de beschrijving hoe is omgegaan met het advies van de waterbeheerder de watertoets.

De aanleg van de steigers is vergunningplichtig. Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht heeft een vergunning verleend op grond van de Waterwet voor het plaatsen van twee openbare aanlegsteigers in de Oude Haven (zie Bijlage 3 Watervergunning).

4.8 Externe Veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen. In het besluit zijn normen opgenomen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het project maakt geen kwetsbaar object of een Bevi-inrichting mogelijk. In de nabijheid van het projectgebied zijn geen inrichtingen die onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen vallen. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico worden ter plaatse niet overschreden.

4.9 Parkeren

Het parkeerbeleid van Hilversum kent geen categorie 'jachthaven'. In de nieuwe parkeerkencijfers van het CROW staat de categorie 'Jachthaven' wel opgenomen met een parkeernorm van 0,6 parkeerplaatsen per ligplaats. Voor dit bestemmingsplan wordt aangesloten bij deze parkeernorm.

Het plan behelst het creëren van twee aanlegsteigers in de Oude Haven. De eerste wordt gebruikt als passantenhaven. De verwachting is dat boten die hier aanleggen van elders komen en geen parkeervraag met zich meebrengen. Voor de tweede steiger is het de bedoeling dat hier vaste ligplaatsen worden gecreëerd. Hier is wel enige parkeervraag te verwachten. Deze komt neer op 13 ligplaatsen * 0,6 (parkeerplaats per ligplaats) = 7,8, afgerond 8 parkeerplaatsen. Deze plaatsen kunnen niet ter plekke worden gerealiseerd. In de directe omgeving van het plangebied is echter voldoende plek om 8 auto's te parkeren. Het college moet hiervoor wel ontheffing verlenen bij de aanvraag omgevingsvergunning.

In dit geval is geen sprake van een volwaardige jachthaven met bijbehorende voorzieningen zoals toiletten, douches en afvalcontainers. Er kan ook niet worden overnacht. De verwachting is dan ook dat de daadwerkelijke parkeervraag lager ligt. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid is echter wel gerekend met de norm voor jachthaven. Uit de parkeertellingen blijkt dat in de directe omgeving (Bosdrift/Hilvertsweg) op alle meetmomenten voldoende parkeercapaciteit aanwezig is. Ook na toevoeging van de extra parkeervraag (8 parkeerplaatsen) is de parkeerdruk hier lager dan 80%.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.04bp07oudehaven-on01_0005.png"

Figuur 4 Parkeertellingen

Hoofdstuk 5 Implementatie

5.1 Bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

5.1.1 Toelichting op de verbeelding

Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen op de verbeelding weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

5.1.2 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridische regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2021, te raadplegen via de website van het ministerie van IenM, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen, voorlopige bestemmingen en aanduidingen.

5.1.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is ook weer aangesloten bij de SVBP2012, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

  • begrippen
  • wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

  • bestemmingen
  • dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • algemene gebruiksregels
  • algemene afwijkingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • overgangsrecht
  • slotregel
5.1.2.2 Indeling bestemmingsregels

Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten:

  • Bestemmingsomschrijving

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.

De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen.

Voorbeeld:

De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ..
  • b. ..

en tevens voor:

  • c. een ...., ter plaatse van de aanduiding '....',

met de daarbij behorende voorzieningen.

.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de regels.

Er zijn in het algemeen zes soorten aanduidingen te onderscheiden:

  • 1. gebiedsaanduidingen;
  • 2. functieaanduidingen;
  • 3. bouwvlakken;
  • 4. bouwaanduidingen;
  • 5. maatvoeringsaanduidingen;
  • 6. figuren.

  • Bouwregels

Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de regels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Soms is op de verbeelding door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag weliswaar vaak ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen. De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over:

  • a. (hoofd)gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken (indien daarvan sprake is);
  • c. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming.

  • Afwijking van de bouwregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaardregel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is.

  • Specifieke gebruiksregels

Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven. Een voorbeeld van een dergelijke specifieke regeling is het gebruik van een gedeelte van de woning en/of bijbehorend bouwwerk als werkruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.

  • Afwijking van de gebruiksregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme.Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij of zij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is.

  • a. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunningen).Zo kan bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning een bepaalde natuurwaarde worden beschermd. Aanleggen is dan niet mogelijk zonder een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders.

  • Wijzigingsbevoegdheid

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden gegeven aan het college van burgemeester en wethouders om het plan op onderdelen te wijzigen. Hierbij gaat het voornamelijk om de toegestane gebruiken zoals aangegeven in de bestemmingsomschrijving. De wijzigingsbevoegdheid is iets anders dan de afwijkingsbevoegdheid. Via deze wijzigingsbevoegdheid kunnen bestemmingen worden gewijzigd, overigens binnen door de gemeenteraad aangegeven voorwaarden. Via een afwijking worden bestemmingen niet gewijzigd. De afwijking maakt het slechts mogelijk om binnen een bestemming af te wijken van de standaardregel (bijvoorbeeld van de standaard bouwhoogte). Het kunnen wijzigen van de bestemming is ook hier beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om een wijziging moet worden gemotiveerd waarom dat mogelijk en wenselijk is. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat wijziging van de bestemming terecht is.

De afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder besluit tot afwijking of wijziging.

5.1.2.3 De regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Enkele begrippen zijn overgenomen uit de Woningwet/Bouwverordening en SVBP2012.

Artikel 2 Wijze van meten

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water

Voor de Oude Haven is gekozen voor de bestemming Water.

Binnen deze bestemming zijn de volgende functies en/of gebruiksdoelen - op basis van de SVBP - mogelijk:

  • aanlegsteiger
  • ligplaats
  • oever
  • sluis
  • steiger
  • stuw
  • tunnel
  • vaarweg
  • vijver
  • water
  • waterberging
  • waterkering
  • waterstaat
  • waterweg

Bijbehorende voorzieningen zijn in ieder geval:

      • taluds, kademuren en bermen,
      • groenvoorzieningen;
      • recreatieve voorzieningen;
      • kunstwerken, sluizen, duikers, steigers, enz.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Laag

In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. Een groot aantal werken en werkzaamheden is aanlegvergunningplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij ter zake deskundige.

Artikel 5 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

Het Noordwestelijk villagebied is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In principe is behoud van de huidige verschijningsvorm uitgangspunt. De regels van de onderliggende bestemming blijven onverkort gelden.

Artikel 6 Waarde - Natuur

Ter bescherming van aanwezige natuurwaarden mogen ter plaatse geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de bestemming Water mogen worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat een omschrijving van met het bestemmingsplan het strijdig gebruik, een bepaling ten aanzien van parkeren, het verbod van seksinrichtingen en het verbod van vuurwerkopslag.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen vrijstelling kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

In het Besluit ruimtelijke ordening is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen. Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.

Artikel 10 Slotregel

In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlage bij Regels

Bijlage 1 Parkeernormen

De in Hilversum gehanteerde parkeernormen en de daarbij behorende beleidsregels zijn opgenomen in deze bijlage.

5.2 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.

5.2.1 Preventief en repressief toezicht

Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om een omgevingsvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van de verleende omgevingsvergunning, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).

5.2.2 De instrumenten

Een overtreder riskeert:

  • a. dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
  • b. dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplanregels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is;
  • c. de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.

Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder omgevingsvergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.

5.2.3 Prioriteiten in de handhaving

Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van omgevingsrecht zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.

In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.

Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.

5.2.4 Planinformatie

Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.

5.3 Economische uitvoerbaarheid

Met de Wet ruimtelijk ordening beschikt de gemeente over mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied (exploitatieplan / anterieure overeenkomst o.b.v. art. 6.12 Wro). Dit is echter alleen het geval voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. De bouw van aanlegsteigers valt hier niet onder, zodat kosten verhaal niet aan de orde is.

De Gooise Vaart maakt onderdeel uit van de plannen voor aanlegvoorzieningen in de 's-Gravelandse Vaart van de regio Gooi- en Vechtstreek. Waternet, provincie Noord-Holland en gemeente Wijdemeren dragen hier financieel aan bij. De kosten zijn geraamd op een bedrag van € 95.000,-. Naast een provinciale subsiside van € 40.000,- is er via de regio een bijdrage beschikbaar van € 20.000,-. De resterende kosten van circa € 35.000,- komen voor rekening van de gemeente Hilversum. Deze kosten worden gedekt uit de begrotingspost toerisme en recreatie.

De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan worden gedekt door leges. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is niet in het geding.

5.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.4.1 Overleg

Er zijn twee werkateliers gehouden met Wijdemeerse watersportondernemers en Hilversumse ondernemers en bewoners van (met name de kop van) de Oude Haven. De opbrengst van die bijeenkomsten is verwerkt in het Wenkend perspectief. Op 21 juni 2016 is een informatiebijeenkomst gehouden in museum Hilversum, waarin het plan aan de omwonenden is toegelicht en vragen zijn beantwoord. Tevens is aangegeven dat voor het plan een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is en dat de eerder ingediende aanvraag omgevingsvergunning wordt ingetrokken.

5.4.2 Raadsvaststelling

p.m.