direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Bouwvlak Koninginneweg 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.04bp04koninginne14-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Koninginneweg 14 kunnen volgens het geldende bestemmingsplan Noordwestelijk Villagebied twee vrijstaande woningen worden gerealiseerd, met bijbehorende bouwmogelijkheden voor bijgebouwen. De gemeente is eigenaar van dit bouwperceel en wil de bouwmogelijkheden op dit perceel beperken van twee woningen naar één woning.

1.2 Functie van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding of te wel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen' en planregels vormen tezamen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen in het Noordwestelijk Villagebied in Hilversum. De begrenzing van het plangebied valt samen met het kadastrale eigendom en betreft het perceel Koninginneweg 14.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.04bp04koninginne14-va01_0001.png"

Figuur 1: Ligging plangebied

2.2 Vigerende bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan "Herziening Noordwestelijk Villagebied" is vastgesteld op 31 maart 2010 en is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 7 september 2010. Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Beschermd stadsgezicht'.

Om de aanwezige waarden te beschermen moet voor het realiseren van bepaalde werken en werkzaamheden een aanlegvergunning worden aangevraagd (tegenwoordig onderdeel van de omgevingsvergunning).

Hoofdstuk 3 Huidige en toekomstige situatie

In dit hoofdstuk komt de huidige en de beoogde situatie aan de orde. Onder andere wordt aandacht gegeven aan de huidige karakteristiek van de omgeving en het plangebied. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de beleidsuitgangspunten voor nieuwe ontwikkelingen.

3.1 Ruimtelijke structuur

In het bestemmingsplan zal in plaats van twee woningen maar één woning worden toegestaan voor het perceel Koninginneweg 14. Het bouwvlak wordt smaller, waardoor er meer ruimte ontstaat en het bebouwingspercentage wordt verminderd naar 75 %.

In de onderstaande figuur worden de bestaande bouwvlakken en het nieuwe bouwvlak weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.04bp04koninginne14-va01_0002.png"

Figuur 2: vergelijking bestaande en nieuwe situatie

Beschermd stadsgezicht

Het plangebied en de omgeving zijn in het kader van de Monumentenwet aangewezen als beschermd stadsgezicht. Door de aanwijzing worden de stedenbouwkundige structuur en de uitstraling van gebouwen, andere bouwwerken en de openbare ruimte beschermd. De status van beschermd stadsgezicht houdt onder andere in dat vergunningvrij bouwen - zoals het Besluit omgevingsrecht voorschrijft - niet van toepassing is. De belangrijkste beschermde waarden binnen het beschermd stadsgezicht zijn de:

  • cultuurhistorische waarden;
  • bebouwingstypologie;
  • landschappelijke en stedenbouwkundige hoofdstructuur (oriëntatie en plaatsing);
  • goot- en bouwhoogte en dakvorm;
  • bouwmassa;
  • architectonische uitwerkingen en detaillering.

De omgeving

Het plangebied ligt in de wijk Raadhuiskwartier, onderdeel van het Stedelijk Villagebied. Kenmerkend aan de directe omgeving van het plangebied zijn de vrijstaande huizen in de groene setting.

Het Stedelijk Villagebied, gelegen tussen binnenstad en Noordelijk Villagebied, is een parkachtig gebied met individuele, gedifferentieerde villa's en middenstandswoningen. Binnen dit gebied komen veel ensembles voor en planmatig ontwikkelde villaparken. Het perceel grenst aan het ensemble Oude Enghweg. Het gebied bestaat uit de bebouwing aan en in de omgeving van de Javalaan, 's-Gravelandseweg, Bergweg en Vaartweg.

Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met afwijkende functies, zoals het raadhuis, kerken en scholen. Deze relatief grote gebouwen liggen vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm.

De waarde is vooral gelegen in het samenspel tussen bebouwing, openbare ruimte en groen. Dit samenspel, dat binnen het oorspronkelijke ontwerp van de verschillende gebieden in het villapark wordt benadrukt, is in de loop van de tijd onder druk komen te staan. Diverse panden en ensembles zijn door hun ligging, vorm en detaillering cultuurhistorisch waardevol. Een groot deel hiervan is aangewezen als monument. Behoud en herstel van historische eigenschappen van deze panden is gewenst. De dynamiek van dit gebied is gemiddeld en betreft veelal kleine wijzigingen als dakkapellen en aanbouwen.

De beperking van bouwmogelijkheid van twee woningen naar één woning past goed in de uitgangspunten voor deze omgeving.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskader

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook is aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

De onderstaande tabel geeft een overzicht van het relevante beleid van rijk, provincie en gemeente. Er wordt afgewogen of de ontwikkeling binnen het beleid past.

beleid   beoordelingsaspect   nvt   afweging
 
Rijk   Bij kleine ontwikkelingen is het rijksbeleid niet relevant.   x   n.v.t.  
Provinciaal beleid
 
Structuurvisie: vanwege kleine ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied niet relevant.   x   n.v.t.  
Gemeentelijk beleid   1. Het plan is een wijziging van het vigerende bestemmingsplan omdat op het perceel nu twee woningen zijn toegestaan. Deze mogelijkheid wordt beperkt tot één woning. Functioneel is er geen sprake van wijziging. Het plangebied is al bestemd voor wonen.
2. Het bouwplan ligt in een beschermd stadsgezicht, waar bescherming van cultuurhistorische waarden, bebouwingstypologie, landschappelijke en stedenbouwkundige hoofdstructuur (oriëntatie en plaatsing), goot- en bouwhoogte en dakvorm, bouwmassa en architectonische uitwerkingen en detaillering uitgangspunt is.
 
  1. Het plangebied ligt in een bestaande woonwijk met overwegend vrijstaande, grondgebonden woningen.





2. De ontwikkeling sluit aan op de huidige bebouwingstypologie (vrijstaande villa's), wordt ruim op de kavel gepositioneerd (plaatsing en oriëntatie) en de goot- en bouwhoogte en dakvorm sluiten aan op de bebouwing in de omgeving (7,5 m, 11 m en kap). De bouwregels en de drie dubbelbestemmingen (cultuurhistorie, archeologie en natuur) in dit bestemmingsplan zijn geënt op bescherming van deze en andere karakteristieke waarden.
 

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke aspecten

In dit hoofdstuk wordt de voorliggende ontwikkeling beoordeeld op basis van de relevante aspecten. Voor die aspecten die niet van toepassing zijn op dit plan of waarvan blijkt dat ze de uitvoering van het project niet in de weg staan wordt verwezen naar paragraaf 5.4. Hierin is aangegeven op welke onderdelen de ontwikkeling is getoetst.

5.1 Stedenbouw

Dit bestemmingsplan sluit aan bij de uitgangspunten in het geldende bestemmingsplan "Herziening Noordwestelijk Villagebied" . Deze uitgangspunten sluiten aan op de waarden zoals die zijn vastgelegd in de aanwijzing van het gebied tot beschermd stadsgezicht.

Uitgangspunt voor (nieuwe) bebouwing is een representatieve en individuele villa in het groen. Individualiteit van gebouwen en diversiteit in stijlen en bouwperiodes zijn kenmerkend voor het Noordwestelijk Villagebied. De individualiteit zit in de opbouw van de massa en de architectonische uitwerking van de villa’s. Buiten de op de plankaart aangegeven waardevolle ensembles (zoals het plangebied) zijn ontwerpers van nieuw te bouwen woningen vrij in de wijze waarop de algemene uitgangspunten voor woningen worden vertaald. De algemene uitgangspunten die voor nieuwbouw gelden luiden als volgt:

  • villa’s hebben representatieve gevels gericht op de openbare ruimte;
  • villa’s zijn individueel;
  • villa’s hebben een gedifferentieerde opbouw en grondplan;
  • villa’s hebben een duidelijke en compacte hoofdmassa;
  • villa’s hebben een begane grondlaag die minimaal 0,5 meter hoger is dan de hoogte van de verdiepingen;
  • villa’s bestaan uit een onderbouw van één of twee lagen met een kap als duidelijke beëindiging;
  • aan-, op-, en uitbouwen zijn bouwkundig ondergeschikt en mee ontworpen;
  • de bijgebouwen zijn bouwkundig en functioneel ondergeschikt.

Voor de omgeving geldt daarnaast dat villa´s over het algemeen georiënteerd dienen te zijn op en zichtbaar te zijn vanaf de weg, waarbij de rooilijn met de wegen mee buigt. De afstand tot de weg mag echter verspringen. Recente ontwikkelingen van verdere verharding van kavels en hoge, gesloten omheiningen, grenzend aan openbare ruimte, moeten tot een minimum beperkt worden, evenals ongewenst gebruik van de openbare ruimte voor functies als parkeren, stalling en uitritten. De schaalvergroting en bebouwingsdichtheid hebben inmiddels een maximum bereikt en uitbreidingen van bestaande bebouwing zijn slechts beperkt mogelijk, indien dat het bestaande karakter van het omringende villagebied niet aantast. Nieuwe bebouwingscomplexen zijn ongewenst en waar de mogelijkheid zich voordoet, zal het herontwikkelen in (meerdere) kleine volumes uitgangspunt zijn. Bebouwing dient een hoge mate van individuele uitstraling te hebben en ondergeschikt te zijn aan de ruimtelijke karakteristieken van bebouwing en buitenruimte.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de bouw van een vrijstaande woning mogelijk en het plan past goed binnen de geformuleerde stedenbouwkundige uitgangspunten.

Middels toetsing aan de Welstandsnota en de beoordeling door de Commissie Welstand en Monumenten is verder gewaarborgd dat de architectuur van de woningen zal passen in de omgeving.

5.2 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).

Huidige situatie

Het plangebied ligt op de hoge zandgronden van het Gooi en wordt gekenmerkt als infiltratiegebied. Hemelwater kan vrijelijk infiltreren in tuinen en andere niet verharde terreinen. Net als op de Veluwe en in Zuid Limburg ligt het grondwater in het Gooi veel dieper onder het maaiveld dan in de rest van Nederland. De grondwaterspiegel fluctueert tussen 0,50+NAP en 0,50-NAP afhankelijk van de seizoenen en natte en/of droge jaren, dus in het plangebied minimaal 9,5 m diep.

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig en het ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Toekomstige situatie

In het plangebied wordt de realisatie van een vrijstaande woning mogelijk gemaakt. De toename van de verharding zal wel minder bedragen dan 1000 m². Het plangebied maakt namelijk deel uit van het geldigheidsgebied van de Integrale Keur van AGV. Ten aanzien van het aanbrengen van verharding in nieuw in te richten gebieden geldt dat bij een oppervlak van meer dan 1000 m² ontheffing op de keur dient te worden aangevraagd. Zonder ontheffing op de Keur is het aanbrengen van meer dan 1000 m² verharding zonder compenserende maatregelen verboden.

Het is van belang om bij de bouw van de woning diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.3 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Aangezien het terrein onbebouwd is en wordt gebruikt als parkeerterrein worden er geen beschermde soorten verwacht in het plangebied. Alleen in de heg langs de rand van het perceel kunnen vogels broeden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd natuurgebied.

De bouw van de woning leidt niet tot de aantasting van beschermde soorten. Wel dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).

Indien (in de toekomst) de beplanting wordt gekapt, is nader onderzoek nodig naar het voorkomen van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels.

Conclusie

Gezien bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg staan.

5.4 Overige aspecten

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de sectorale aspecten die in dit hoofdstuk nog niet aan de orde zijn geweest. Aangezien de in de tabel opgenomen aspecten de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan, is enkel getoetst aan het geldende beleid en kort de gemaakte afweging geschetst.

Tabel 5.1 toetsing sectorale aspecten

aspect   kader   beoordelingsaspect   afweging 
 
Verkeer   Ontsluiting en verkeersgeneratie   De verkeersontsluiting moet zijn gewaarborgd. De ontwikkeling mag niet leiden tot een verslechtering van de doorstroming op de ontsluitende wegen.   De ontwikkeling ligt aan de Koninginneweg. Gezien de beperkte verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling zal de doorstroming op de omliggende wegen niet verslechteren.
De verkeersontsluiting en verkeersafwikkeling is derhalve goed.  
Parkeren   Parkeerbehoefte   De parkeerbehoefte van de ontwikkeling moet worden opgevangen.   De parkeerbehoefte van woningen in het dure segment bedraagt maximaal 2,0 parkeerplaatsen per woning op basis van publicatie 182 (CROW, 2008). De parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein gerealiseerd worden. Er zullen geen parkeerproblemen optreden.  
Archeologie   Archeologische beleidsadvies- kaart   Bodemingrepen van -40 cm maaiveld dienen te worden voorkomen, indien niet mogelijk dient vanaf een oppervlak van 100 m² archeologisch onderzoek plaats te vinden.   Het bebouwingsoppervlak wordt verminderd, zodat geen onderzoek naar archeologische waarden nodig is.  
Relatie met omliggende (bedrijfs) functies   Bedrijven en milieuzonering   Zijn er bedrijfsfuncties in de omgeving aanwezig/mogelijk?   In de omgeving van het projectgebied liggen geen relevante inrichtingen. Er worden geen functies mogelijk gemaakt die hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken.  
Bodemkwa- liteit   Besluit bodemkwaliteit   Bodemkwaliteit dient bij functiewijziging voldoende te zijn voor beoogde functie   Er is geen sprake van functiewijziging: ter plaatse is reeds een woonfunctie toegestaan.  
    Functie mag geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit   De functie vormt geen bedreiging voor de bodemkwaliteit.  
Externe veiligheid
 
Bevi-inrichtingen; transport gevaarlijke stoffen.   Wordt voldaan aan normen plaatsgebonden risico en groepsrisico?   Er zijn geen risicovolle bronnen in de omgeving aanwezig. Met het project worden ook geen risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt.
Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.  
Luchtkwa-
liteit  
Wet luchtkwaliteit   Wordt voldaan aan de genoemde grenswaarden in de Wet luchtkwaliteit?   Het project valt ruimschoots onder een NIBM-categorie van de wetgeving (Niet In Betekenende Mate). Bij woningbouw van een dergelijke kleinschalige omvang is specifieke toetsing dan ook niet nodig). De verkeersaantrekkende werking van het project is dermate laag dat het effect op de luchtkwaliteit ruimschoots minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bedraagt. Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.  
Wegverkeers-lawaai   Wet geluidhinder   Wordt voldaan aan de genoemde grenswaarden in de Wet geluidhinder?   De locatie ligt niet binnen de wettelijke geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg. De omliggende straten hebben een maximumsnelheid van 30 km/h en zijn op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) niet-gezoneerd. Er is sprake van een acceptabel akoestisch klimaat.  
Kabels en leidingen   Telecommunicatie- wet   Zijn er planologisch relevante leidingen en hoogspannings- verbindingen in de directe omgeving aanwezig?   Niet aanwezig.  

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor het plan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Het betreft een gemeentelijk initiatief en de gronden zijn in eigendom van de gemeente.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen vanaf 1 juli 2013 voor het indienen van zienswijzen. Tijdens deze periode is een zienswijze van de eigenaar van het buurperceel ontvangen. De inhoud daarvan is weergegeven in de zienswijzennota. Aan de zienswijze is tegemoet gekomen door een kleine verschuiving van het bouwvlak.