direct naar inhoud van 6.2 Bestemmingsregeling
Plan: Kinderboerderij Melkmeent 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.01bp04melkmeent-va01

6.2 Bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een of meerdere verbeeldingen. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en planregels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

6.2.1 Toelichting op de verbeelding

De verbeelding van het analoge bestemmingsplan bestaat uit 1 blad. Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

6.2.2 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2008 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2008. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2008, te raadplegen via de website van het ministerie van VROM, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen, voorlopige bestemmingen en aanduidingen.

6.2.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst. Daarbij is aangesloten bij de SVBP2008, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

  • begrippen
  • wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

  • bestemmingen
  • dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • anti-dubbeltelregel
  • algemene bouwregels
  • algemene gebruiksregels
  • algemene aanduidingsregels
  • algemene ontheffingsregels
  • overige regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • overgangsrecht
  • slotregel

6.2.2.2 Indeling bestemmingsregels

Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten:

  • Bestemmingsomschrijving

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.

De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen.

Voorbeeld:

De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ..
  • b. ..

en tevens voor:

  • c. een ...., ter plaatse van de aanduiding '....',

met de daarbij behorende voorzieningen.

.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de planregels.

Er zijn in het algemeen zes soorten aanduidingen te onderscheiden:

  • 1. gebiedsaanduidingen;
  • 2. functieaanduidingen;
  • 3. bouwvlakken;
  • 4. bouwaanduidingen;
  • 5. maatvoeringsaanduidingen;
  • 6. figuren.

  • Bouwregels

Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de planregels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. Soms is op de verbeelding door middel van een bouwvlak aangegeven waar het (hoofd)gebouw mag worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mag weliswaar vaak ook worden gebouwd, maar dan gaat het om bijvoorbeeld bijbehorende bouwwerken of terreinafscheidingen. De bouwregels gaan over bouwwerken en zijn onderverdeeld in bepalingen over:

  • a. (hoofd)gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken (indien daarvan sprake is);
  • c. bouwwerken die geen gebouw zijn.

De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming.

  • Afwijking van de bouwregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaardregel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is. De afwijkingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende ontheffing.

  • Specifieke gebruiksregels

Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven. Een voorbeeld van een dergelijke specifieke regeling is het gebruik van een gedeelte van de woning en/of bijbehorend bouwwerk als werkruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.

  • Afwijking van de gebruiksregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken kunnen mogelijkheden opgenomen worden om af te wijken van een gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme.Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunningen). Zo kan bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning een bepaalde natuurwaarde worden beschermd. Aanleggen is dan niet mogelijk zonder een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag.

  • Wijzigingsbevoegdheid

Om het bestemmingsplan flexibel te maken kunnen mogelijkheden aan het college van burgemeester en wethouders worden gegeven om het plan op onderdelen te wijzigen. Hierbij gaat het voornamelijk om de toegestane gebruiken zoals aangegeven in de bestemmingsomschrijving. De wijzigingsbevoegdheid is iets anders dan de afwijkingsbevoegdheid. Via de wijzigingsbevoegdheid kunnen bestemmingen worden gewijzigd, overigens binnen door de gemeenteraad aangegeven voorwaarden. Via een afwijking worden bestemmingen niet gewijzigd. De afwijking maakt het slechts mogelijk om binnen een bestemming af te wijken van de standaardregel (bijvoorbeeld van de standaard bouwhoogte). Het kunnen wijzigen van de bestemming is ook hier beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om een wijziging moet worden gemotiveerd waarom dat mogelijk en wenselijk is. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat wijziging van de bestemming terecht is. De wijzigingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder besluit tot wijziging.

6.2.2.3 De regels

In de regels worden verschillende begrippen gebruikt die voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Door het opnemen van de definities van deze begrippen wordt getracht misverstanden over de uitleg van de regels te beperken.

  • (hoofd)gebouw en bijbehorende bouwwerken

Elke bestemming bestaat doorgaans uit twee facetten: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Nadere specificaties die iets zeggen over het gebruik of bouwmogelijkheden zijn door middel van aanduidingen opgenomen.

  • Vervangende maat

Indien bestaande gebouwen in afmetingen afwijken van de standaard regels met betrekking tot gebouwen (bijvoorbeeld: goothoogten, hoogten, kubieke meters en oppervlakten) dan mag dat uiteraard gehandhaafd blijven. De maten van bestaande gebouwen is dan de zogenoemde vervangende maat. Deze staat in artikel 6.3 Vervangende maat. Dit is uiteraard alleen van toepassing als de bestaande maten in negatieve zin afwijken van de standaard bepaling (bijvoorbeeld als de hoogte van een bestaand gebouw hoger is dan in de regels - als standaard hoogte - is bepaald). Die maten gelden alleen voor de in de bestemming aangegeven gebouwen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Enkele begrippen zijn overgenomen uit de Woningwet/Bouwverordening en SVBP2008.

Artikel 2 Wijze van meten

Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met nevenactiviteiten

Bestemmingsomschrijving

Agrarisch

Voor de ruimtelijke ordening is de hoofdfunctie die functie, die de belangrijkste bedrijfsmatige gebruiksfunctie van de gebouwen en gronden is. In geval van dit plan is de hoofdfunctie de agrarische productie. Opgemerkt wordt dat in de ruimtelijke ordening bij het bepalen van hoofdfuncties versus nevenfuncties vaak verwarring is met inkomensverhouding van functies. Dit is niet relevant. Een ‘nevenfunctie’ die ter plekke minder ruimte nodig heeft – of zelfs helemaal geen ruimte – en die geen noemenswaardige ruimtelijke effecten heeft, kan soms meer inkomen opleveren. Voorbeelden zijn de handel op de termijnmarkten door een agrariër, of de baan/bedrijf van de partner. In dit geval is de veehouderij een volwaardig agrarisch bedrijf en daarmee de hoofdfunctie.

Overigens is in de Wet milieubeheer (Wm) de hoofdfunctie gekoppeld aan gebouwen en erf en niet aan agrarische gronden. De hoofdfunctie is verwoord in het begrip ‘één inrichting’, dat is: een technisch-economisch en organisatorisch samenhangend geheel.

In het plan is zo veel als mogelijk aangesloten bij de regels van de geldende bestemming 'Agrarisch gebied met landschapswaarden' uit bestemmingsplan 'Buitengebied'. Indien uitvoering van het initiatief onverhoopt geen doorgang vindt, dan kunnen de gronden worden gebruikt conform de huidige mogelijkheden. Tevens zijn in het voorliggende plan, net als in bestemmingsplan 'Buitengebied', de aanwezige landschappelijke en waterhuishoudkundige waarden beschermd door middel van een aanlegvergunningstelsel (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde).

Door te kiezen voor de hoofdbestemming 'Agrarisch met nevenactiviteiten' is planologisch-juridisch ook duidelijk dat de kinderboerderij, horecavoorziening en overige activiteiten nevenfuncties zijn bij de bestaande veehouderij.

Nevenactiviteiten

In de doeleindenomschrijving zijn naast de hoofdfunctie 'agrarische productie' verschillende nevenactiviteiten toegestaan. Het gaat om een kinderboerderij die tevens een zorg-, educatieve en recreatieve functie heeft.

Zorgfunctie

De zorgfunctie van de kinderboerderij heeft betrekking op het bieden van vormen van dagbesteding, sociale activering, maatschappelijke opvang, reïntegratie aan mensen met uiteenlopende zorgbehoeften, etc.. De initiatiefnemers zijn aangesloten bij de AWBZ erkende zorginstelling Landzijde. Landzijde steunt mensen met een beperking en zorgt dat zij een prettige plek vinden bij zorgboeren. Zo helpen boeren mee om mensen een volwaardige plek te geven in de maatschappij. Zowel jong als oud en van alle culturen. Op deze manier wordt ook bijgedragen aan een vitaal platteland dat voor iedereen toegankelijk is.

De zorgboerderijen die bij Landzijde zijn aangesloten zijn echte agrarische bedrijven in Noord-Holland. De agrariers bieden op hun bedrijf ondersteuning aan mensen die dagbesteding nodig hebben. Op de zorgboerderijen kunnen mensen echte dingen doen en echt meedoen.

Educatieve functie

De educatieve functie heeft betrekking op de wens van de initiatiefnemers om bezoekers zo uitgebreid mogelijk kennis te laten maken met een melkveebedrijf (koeien, opgroeien van kalveren en het melken). Hierdoor ontstaat er een unieke mogelijkheid om de landbouw en voedselproductie van dichtbij te ervaren. Door de combinatie met het melkveebedrijf krijgen bezoekers meer zicht op de landbouw. Bezoekers kunnen zien hoe voedsel wordt geproduceerd en wat de functie van dieren kan zijn (meer dan alleen een gezelschapsdier). Bezoekers kunnen zelf zien hoe het er op een melkveebedrijf aan toe gaat, bijvoorbeeld door zicht in de stal op de koeien en de kalveren. Gasten hebben de mogelijkheid om kennis te maken met de verschillende dieren en deze te voelen en te ervaren.

Op dit moment ontvangt de familie Jansen (op afspraak) al lagere schoolklassen op de veehouderij in het kader van 'boerderij-educatie'. De initiatiefnemers willen in de toekomst deze educatieve activiteiten versterken door het aanbieden van boerderijlessen en agrarische en/of maatschappelijke stages voor alle niveaus binnen het onderwijs (van peuterspeelzaal / kinderdagverblijf, basisonderwijs, speciaal onderwijs tot beroepsonderwijs).

Daarnaast kunnen kinderen door de ruimte en de speelplek heerlijk in de buitenlucht spelen en met andere kinderen in contact komen, de natuur beleven en ontdekken.

Recreatieve functie

De recreatieve functie komt tot uitdrukking in de potentie die de ligging van de kinderboerderij heeft als tussenstop in bijvoorbeeld het rondje Hilversumse Meent. Tevens is de locatie gelegen aan een fietsroute in de Gooi- en Vechtstreek. De combinatie van kinderboerderij, kleinschalige horeca en een speelplek biedt goede kansen als recreatieve pleisterplaats. Daarnaast zijn er diverse mogelijkheden om een recreatief arrangement op de kinderboerderij aan te bieden.

Het initiatief voorziet in een speelplek voor kinderen. Het plaatsen van speelvoorzieningen wordt niet specifiek benoemd in de doeleindenomschrijving, maar is wel toegestaan omdat speelvoorzieningen worden gezien als onderdeel van de recreatieve functie, c.q. de 'daarbij behorende voorzieningen'.

Beperkte verblijfsrecreatie wordt eveneens gezien als onderdeel van deze recreatieve functie. Het gaat hierbij om het tijdelijk verblijven van stagiairs, medewerkers, zorggasten, e.d..

Horecavoorziening

Het plan maakt tevens een ondersteunende horecavoorziening mogelijk ten behoeve van de eerder genoemde nevenactiviteiten, inclusief terras. In de ruimtelijke ordening omvat het begrip 'horeca' het geheel van overnachten en het verschaffen van eten en drinken. Dat is voor dit bestemmingsplan een te breed begrip en is daarom nader begrensd in de specifieke gebruiksregels van artikel 3 lid 4 sub c. De horecavoorziening dient gericht te zijn op het verstrekken van eten en drinken ter plekke. Bedrijfsmatige logies, bijvoorbeeld in de vorm van een hotel, is niet toegestaan en daarom uitgesloten. Zie de toelichting onder de 'kopjes' 'Recreatieve functie' hierboven én 'Specifieke gebruiksregels' hieronder met betrekking tot het verlenen van onderdak dat wel is toegestaan.

Horeca is dus mogelijk voor bezoekers en passanten ten dienste van de bovengenoemde nevenactiviteiten. Gedacht kan worden aan een theeschenkerij met daarnaast de mogelijkheid om een barbeque o.i.d. te organiseren waarbij tevens sprake kan zijn van het schenken van zwak-alcoholhoudende dranken.

Houtsingel

Op verbeelding is de aanduiding 'houtsingel' opgenomen ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing van het initiatief. Het schetsplan van Karres en Brands is hierbij uitgangspunt (zie bijlage 5). De houtsingel bestaat uit bomen en onderbeplanting.

Ondergeschikte detailhandel

Het plan staat ondergeschikte detailhandel toe. Er wordt hiermee aangesloten bij de mogelijkheden die in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn opgenomen voor agrarische bedrijven. Het gaat om verwerking van en detailhandel in streekeigen en (semi)agrarische gerelateerde (eind)producten. De te verkopen producten dienen dus een relatie te hebben met de agrarische (neven)activiteiten. Naast de ‘eigen producten’ kunnen ook andere producten worden verkocht. Voorbeeld hiervan is de verkoop van ondersteunende producten zoals een kaasschaaf en kerstpakket van kaas, fles wijn en nootjes bij de huisverkoop van kaas. Dit wordt gezien als service bij het eigen product. Regel is dat het eigen product centraal staat.

Voor de openstelling van een boerderijwinkel is de Winkeltijdenwet van toepassing. Een winkel wordt in de Winkeltijdenwet als volgt gedefinieerd: 'een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht'. Een boerderijwinkel valt dus onder dit begrip.

Parkeervoorzieningen

Voor de volledigheid zijn parkeervoorzieningen expliciet opgenomen in de doeleindenomschrijving, hoewel ze ook vallen onder de ruime term 'daarbij behorende voorzieningen'. Net als elk ander (bouw)plan dient het initiatief te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. In het schetsplan van Karres en Brands (bijlage 5) is daarmee ook rekening gehouden.

Mestbassin

In 2012 is vergunning verleend voor een mestbassin. De locatie is gelegen binnen de grenzen van dit bestemmingsplan en is daarom positief aangeduid op de verbeelding.

Bed & breakfast

In de (in procedure zijnde) herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn ook regels opgenomen voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij een bedrijfswoning. Nu in voorliggend (postzegel)bestemmingsplan de bestaande bedrijfswoning geen onderdeel uit maakt van het plangebied is het niet nodig deze regels te verwerken. Enige uitzondering vormt de regeling voor bed & breakfast bij een bedrijfswoning, omdat een bed & breakfast (onder voorwaarden) in de herziening van bestemmingsplan 'Buitengebied' ook mogelijk is in overige bebouwing en niet alleen in de (bedrijfs)woning. Een bed & breakfast in de 'kinderboerderij-bebouwing' is daardoor in voorliggende plan door middel van een afwijkingsbevoegdheid (onder voorwaarden) ook mogelijk gemaakt.

Overigens wordt bed & breakfast niet gezien als horeca. In de begripsbepalingen is een uitgebreide definitie opgenomen van bed & breakfast.

Bijbehorende voorzieningen

Zoals eerder al beschreven (paragraaf 6.2.2.2) zijn de 'daarbij behorende voorzieningen' bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In het kader van dit plan moet in ieder geval gedacht worden aan:

  • a. kippen- en konijnenhokken;
  • b. barbeque voorzieningen;
  • c. oplaadpunt elektronische fietsen;
  • d. groen en water;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. een dam en/of brug ter ontsluiting van het terrein;
  • g. verhardingen en erven;
  • h. speelvoorzieningen.

Bouwregels

In de bouwregels is opgenomen dat (hoofd)gebouwen alleen zijn toegestaan in het bouwvlak en alleen ten behoeve van de nevenactiviteiten en horecavoorziening. Tevens is de totale hoeveelheid bebouwing begrensd en zijn de goot- en bouwhoogten gemaximaliseerd.

Ook zijn enkele regels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In deze voorschriften is o.a. geregeld dat het is toegestaan om een informatiebord op te richten. Tot slot zijn maatvoeringen van een mestbassin opgenomen. Hierbij is aangesloten bij de regeling in bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Voorwaardelijke verplichting

Om te borgen dat een goede landschappelijke inpassing wordt bereikt, is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld aan de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een (hoofd)gebouw. De verplichting houdt in dat randbeplanting (houtsingel) moet worden aangebracht. Tevens zijn regels opgenomen over de te planten boomsoorten, breedte/diepte van de singel en de mogelijkheid om her en der een strook vrij te laten van beplanting.

Deze voorwaardelijke verplichting is een voorschrift dat de grondgebruiker pas verplicht tot uitvoeren van het bepaalde op het moment dat de grondgebruiker op eigen initiatief een door het bestemmingsplan toegestane wijziging in de bestaande gebruiksvorm aanbrengt. Zolang het bestaande gebruik (i.c. weiland) niet wordt gewijzigd, bestaat niet de verplichting om het in het bestemmingsplan bepaalde uit te voeren en is er geen strijd met het bestemmingsplan.

Specifieke gebruiksregels

In deze regels is bepaald dat het gebruiken van bebouwing alleen is toegestaan ten behoeve van de toegestane nevenactiviteiten en de ondersteunende horecavoorziening. Een stal ten behoeve van de kinderboerderij is dus mogelijk binnen deze regels, maar een stal voor de veehouderij niet. Door alleen bebouwing toe te staan voor de nevenactiviteiten wordt voorkomen dat extra agrarische bebouwing wordt toegevoegd buiten het bestaande bouwvlak van de veehouderij. Een uitzondering op deze regel is de mogelijkheid om een mestbassin te realiseren. Hiervoor is in 2012 namelijk al een omgevingsvergunning afgegeven.

Tevens zijn de bebouwingsmogelijkheden voor de ondersteunende horecavoorziening nader begrensd. Aangezien de horecavoorziening ondersteunend is aan de toegestane nevenactiviteit is een zelfstandige horecavoorziening zonder kinderboerderij niet mogelijk.

Voor de verwerking van en detailhandel in streekeigen en (semi)agrarische gerelateerde (eind)producten is maximaal 100 m2 verkoopvloeroppervlak toegestaan.

Gezien de aard van de nevenactiviteiten is het wenselijk ook gastvrij te zijn voor medewerkers en stagiairs en hen tijdelijk de mogelijkheid van onderdak te bieden. Ook in het kader van de zorgfunctie is er behoefte aan enige mogelijkheden voor tijdelijke overnachtingen. In de regels is daarom de gebruiksoppervlakte benoemd ten behoeve van deze 'verblijfsrecreatie'. Voor de goede orde: verblijfsrecreatie als onderdeel van de horecavoorziening is niet toegestaan. Een hotel o.i.d. is niet mogelijk. Ook permanente bewoning is niet aan de orde.

Uitvoeren werken of werkzaamheden

In het plan zijn regels opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Voorheen werd dit het aanlegvergunningstelsel genoemd. In de regels staat wanneer wel en niet een vergunning noodzakelijk is en in welke gevallen een vergunning wordt geweigerd.

Doel is bescherming van de landschappelijke en waterhuishoudkundige waarden. De regels zijn in lijn met de voorschriften uit het bestemmingsplan 'Buitengebied'.

Dubbelbestemming

Waarde - Archeologie - Hilversumse Meent - Laag

In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. Hierin is een groot aantal werken en werkzaamheden aanlegvergunningplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Voor het plangebied is de trefkans op behoudenswaardige archeologische resten vrij klein. Inventariserend vooronderzoek is in geval van dit bestemmingsplan pas nodig als het gaat om een ingreep in de bodem (door een bouwwerk) indien de omvang van het bouwwerk groter is dan 2.500 m2 én de diepte van de ingreep meer is dan 40 cm. Bouwen is dan alleen mogelijk als na onderzoek en advies blijkt dat de bouw geen schade toebrengt aan de eventueel in de bodem aanwezige archeologie. Is de ingreep dieper dan 40 cm. (bijvoorbeeld 70 cm) maar de omvang van het bouwwerk nog steeds niet meer dan 2.500 m2 dan kan 'gewoon' worden gebouwd (er is dan ook geen onderzoek en advies nodig; het is alleen nodig als beide maten worden overschreden). Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden aanlegvergunningplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij ter zake deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Aangesloten is bij de standaard antidubbeltelregel die in het Bro is opgenomen.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

Er is gebruik gemaakt van de mogelijkheid welke in artikel 9 lid 2 van de Woningwet is gegeven, om in het bestemmingsplan de aanvullende werking van (een aantal) regels van stedenbouwkundige aard uit te sluiten. De bepaling is zo geredigeerd dat een limitatieve opsomming is gegeven van de bepalingen die wel van toepassing zijn. Hierdoor ontstaat bij bouwaanvragen welke betrekking hebben op het plangebied geen twijfel over de toepasselijkheid van de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening.

6.3 Vervangende maat

De bestaande maten van bestaande gebouwen geldt als vervangende maat. Vanwege standaardisatie van planregels is dit voorschrift opgenomen hoewel er in de praktijk geen gebruik van zal worden gemaakt om de simpele reden dat er in het plangebied op dit moment geen gebouwen aanwezig zijn.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen ontheffing kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

In het Besluit ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen. Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.

Artikel 10 Slotregel

In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlage bij Regels

Bijlage 1 Parkeernormen

De in Hilversum gehanteerde parkeernormen en de daarbij behorende beleidsregels zijn opgenomen in deze bijlage.