Plan: | Van Catsstraat 4a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0399.bpvanCatsstraat4A-0401 |
Bij de gemeente Heiloo is een verzoek binnengekomen voor de bouw van een nieuwe woning op het perceel Van Catsstraat 4a te Heiloo. Op het perceel was eerder een tandartsenpraktijk aanwezig.
Luchtfoto met plangebied (indicatief)
Het perceel heeft in het ter plekke geldende bestemmingsplan 'Noordoost' al een woonbestemming, een klein gedeelte aan de zuidzijde van het perceel heeft de bestemming 'gemengd' waarbinnen de functie wonen is toegestaan. Wat betreft de functie is de nieuwe woning dus in overeenstemming met het ter plekke geldende bestemmingsplan.
Wat betreft de bouwregels past de beoogde ontwikkeling niet geheel binnen het ter plekke geldende bestemmingsplan. De beoogde bebouwing valt deels buiten het bouwvlak. Daarnaast is de beoogde goothoogte hoger dan het bestemmingsplan toestaat.
Het college van B&W van Heiloo heeft op 24 juni 2014 een besluit genomen om medewerking te verlenen aan de beoogde ontwikkeling door in te stemmen met een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Noordoost'.
Middels het voorliggende bestemmingsplan 'Van Catsstraat 4a' wordt de beoogde ontwikkeling planologisch mogelijk gemaakt en worden de regels gesteld waarbinnen de nieuwe ontwikkeling kan plaatsvinden.
Het plangebied ligt aan de Van Catsstraat 4a. De plangrens komt overeen met de kadastrale grens van het perceel. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 370m2.
De Van Catsstraat wordt gekenmerkt door kleinschalige woonbebouwing uit de jaren '30 van de twintigste eeuw. Op het perceel zelf is een voormalige tandartsenpraktijk aanwezig uit de jaren '50 van de twintigste eeuw.
Het vigerende bestemmingsplan 'Noordoost' is door de raad van de gemeente Heiloo vastgesteld op 1 maart 2010.
Op basis van dit bestemmingplan heeft het perceel de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'.
Op het perceel is een bouwvlak getekend, een hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De maximale goot- en nokhoogte bedragen respectievelijk 3,5 en 9 meter.
De gronden buiten het bouwvlak kennen de dubbbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1'. Deze dubbelbestemming is óver de andere bestemmingen heen gelegd. De dubbelbestemming regelt een bijzonder belang dat eerst afgewogen dient te worden alvorens de ondergelegen bestemming mag worden gerealiseerd.
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Noordoost'
Het voorliggende bestemmingsplan 'Van Catsstraat 4a' is vervat in:
Het bestemmingsplan gaat verder vergezeld van deze toelichting, waarin de opzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en verantwoord. Ook worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld, alsmede de resultaten van inventarisatie en onderzoek. Tot slot worden de resultaten van inspraak en overleg in deze toelichting opgenomen.
Algemeen
Op de topografische kaart en de luchtfoto van Noord-Kennemerland is duidelijk te zien dat het landschappelijke systeem van strandwallen en –vlaktes de basis heeft gevormd voor ruimtelijke ontwikkelingen. Heiloo heeft zich ontwikkeld op de strandwal. Tussen de strandwal en de zeeduinen ligt de strandvlakte, waar nog steeds een vrij open gebied aanwezig is. In de overgangsgebieden tussen strandwal en strandvlakte zijn in de vorige eeuw planmatige woongebieden gerealiseerd. Deze 'nieuwbouwwijken' liggen achter de ontsluitingslinten. Ze zijn veelal herkenbaar door de opzet en architectuur van de periode waarin ze gebouwd zijn. Karakteristiek voor deze woongebieden in Heiloo is de groene en ruime opzet van het openbaar gebied.
De Van Catsstraat ligt in 'Tuindorp': de eerste planmatige uitbreiding van Heiloo. Het Tuindorp ligt aan de zuidzijde van het Centrum, tussen de linten van de Kennemerstraatweg en de Heerenweg.
Ligging Tuindorp (afbeelding uit: bestemmingsplan Noordoost)
Het plan uit 1913 kreeg vanaf 1917 vorm en werd van noord naar zuid gebouwd, waarvan het merendeel in de jaren dertig (Laarmanstraat, Van Doornstraat en Van Catsstraat). De bebouwing wordt gekenmerkt door merendeels vrijstaande huizen met grote kappen en overstekken. In het gedeelte dat in de jaren dertig werd gebouwd staan typische ‘Heiloër punthuizen’. Op bijzondere plekken in de verkaveling, zoals op de straathoeken, langs pleintjes enzovoorts komen huizen voor met een kloeker volume, veelal in twee bouwlagen met kap.
Straatbeeld Van Catsstraat met ‘Heilooër punthuizen'
Kloeke volumes op bijzondere plekken in het verkavelingspatroon
De belangrijkste verkeersader in de nabijheid van het plangebied is de Kennemerstraatweg en daarnaast de Heerenweg als secundaire route. Deze linten vormen de oude structuur van Heiloo. Ze zijn vandaag de dag te typeren als ‘gemengd’. Naast wonen vinden hier detailhandels-, bedrijfsmatige en dienstverlenende activiteiten plaats.
Ten zuiden van het tuindorp ligt het gemeentebos, dat onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur van Heiloo.
De betreffende kavel maakt onderdeel uit van de woonbebouwing langs de Van Catsstraat. Het perceel heeft een woonbestemming. De bebouwing bestaat uit een voormalige tandartsenpraktijk uit de jaren '50 van de twintigste eeuw. Deze bestaat uit één bouwlaag met kap. De bebouwing ligt terug ten opzichte van de overige woonbebouwing in de straat. Aan de voorzijde is ruimte voor fietsparkeren. De rest van het perceel is ingericht als tuin.
Bestaande bebouwing (voormalige tandartsenpraktijk)
Op bestuurlijk niveau zijn beleidsuitspraken geformuleerd die onder meer betrekking hebben op het plangebied. Dit hoofdstuk bevat een korte samenvatting van de voor het bestemmingsplan van belang zijnde nota's en studies.
Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid.
Tot 2028 heeft het kabinet in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp) drie Rijksdoelen geformuleerd:
Voor het Verbeteren van de milieukwaliteit gaat de Structuurvisie uit van de (internationaal) geldende normen. Verder gaat de Structuurvisie uit van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. Het gaat daarbij om de (herijkte) EHS en Natura2000 gebieden.
Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen :
Naast de ladder voor duurzame verstedelijking, is ook een goed en bestendig ontwerp alsook adequate ruimtelijke informatie onderdeel van een gedegen afweging in de planvormende fase. Als onderdeel van de verantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening ondersteunt het Rijk de andere overheden door middel van kennis en experimenten en bij de ontwikkeling van alternatieve vormen van
financiering en nieuwe verdienmodellen.
Bij het onderhavige kleinschalige project wordt de bestaande woonbestemming gehandhaafd. Hierbij zijn geen Rijksbelangen in het geding.
Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de “Structuurvisie Noord-Holland 2040” vastgesteld. In de Structuurvisie zijn zowel de uitgangspunten als de sturingsfilosofie uit het “Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord” (het voorheen geldende streekplan) overgenomen.
Uitgangspunt voor 2040 is “kwaliteit door veelzijdigheid”. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. In figuur 3 worden de hoofdbelangen en de daaronder vallende onderwerpen uit de structuurvisie schematisch weergegeven.
Hoofddoelstellingen ruimtelijk beleid, provincie Noord-Holland
De Structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie opgesteld. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland.
Bij het onderhavige kleinschalige project wordt de bestaande woonbestemming gehandhaafd. Hierbij zijn geen provinciale belangen in het geding.
De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) is eveneens op 21 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. In de verordening zijn verschillende regels opgenomen. Er zijn regels voor het gehele provinciale gebied, regels voor uitsluitend het bestaand bebouwd gebied (BBG) en regels voor uitsluitend het landelijk gebied. Afhankelijk van de ligging van het plangebied zijn de regels uit de PRVS al dan niet van toepassing.
De huidige bebouwing in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan valt binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Voor invulling van Bestaand Bebouwd Gebied geeft de provincie grote vrijheid aan gemeenten.
De onderhavige kavel valt niet binnen de ecologische hoofdstructuur (EHS), zoals aangeduid in de PRVS.
Vanuit de PRVS zijn er geen specifieke punten die doorwerking vragen in het onderhavige bestemmingsplan.
De gemeente heeft in 2005 de Strategische visie Heiloo 2005-2015 vastgesteld.
Deze visie biedt de gemeente Heiloo een belangrijk handvat bij de politieke besluitvorming in de jaren tot 2015. In de visie zijn vier programma’s geformuleerd. Eén van de programma’s binnen de visie is “Ruimtelijke ontwikkeling en beheer”. Woningbouw vormt één van de belangrijkste speerpunten in de visie, evenals het behoud van groen en het waarborgen van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Het onderhavige kleinschalige project sluit hier goed bij aan.
Samen met de inwoners werkt de gemeente Heiloo momenteel aan de Toekomstvisie 2030.
Het karakter van Heiloo wordt voor een groot deel bepaald door de grote hoeveelheid
bomen. Gestreefd wordt naar behoud van dit bomenbestand. Door het ontbreken van landelijke wet- en regelgeving, is het aan de gemeente om een sturende rol in de omgang met bomen te vervullen. Een aantal ingrediënten voor een duurzaam bomenbestand is een kwalitatief duurzame boom op een goede standplaats, een structurele controle op de veiligheid en gezondheid en het respect van mensen.
Vanwege toenemende druk op de openbare ruimte vindt de gemeente het van groot belang bomen te beschermen. Bij nieuwe woningbouw, het aanleggen van wegen en andere herinrichtingprojecten is de kans op schade of algehele kap groot. In het beleidsplan worden richtlijnen bepaald voor het omgaan met bomen in deze situaties. Op zowel openbaar als particulier terrein staan zeer bijzondere bomen. In 2011 is een lijst opgesteld met monumentale en beeldbepalende bomen.
De onderhavige ontwikkeling vindt plaats op een bestaande woonkavel. Op het perceel zijn geen monumentale of waardevolle bomen aanwezig.
De onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met het bomenbeleid, zie verder hoofdstuk 5.4.2 van deze plantoelichting.
De welstandsnota geeft welstandsbeleid per deelgebied en objectgerichte welstand aan. Er worden, voor de diverse deelgebieden in Heiloo, gebiedsgerichte criteria gegeven.
Gebiedsgerichte welstand
Tuindorp heeft een bijzonder welstandsniveau:
Objectgerichte welstand
Wat betreft objectgerichte welstand stelt de welstandsnota onder meer dat het karakter van de typische 'Heilöer punthuizen' (vrijstaand, met zadeldak loodrecht op de straat en een erker op de begane grond) behouden moet blijven en waar mogelijk hersteld dient te worden. In Noordoost komen veel 'Heilooër punthuizen' voor, met name in de linten en in het tuindorp.
De welstandsnota vervult, ten opzichte van het bestemmingsplan, een zelfstandige functie. Het bestemmingsplan geeft aan wat er aan bebouwing en gebruik is toegestaan; de welstandsnota stelt eisen aan de vormgeving daarvan.
Welstandsadvies
De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Heiloo heeft op 19 mei 2014 een positief advies uitgebracht over het beoogde bouwplan.
Het is de bedoeling de bestaande tandartsenpraktijk te slopen en een woning met garage en berging te bouwen.
De woning wordt gepositioneerd langs de Van Catsstraat, in het verlengde van de rooilijn van de andere woningen in de straat. De afstand tot de voorste perceelsgrens is cirac 3, 5 meter. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens (zijde Van Catsstraat 4) bedraagt circa 2 meter.
Bouwplan woning, geprojecteerd op luchtfoto (indicatief)
De woning is circa 7 meter breed en 10 meter diep en bestaat uit twee bouwlagen met een kap. De goothoogte van de woning bedraagt circa 5,30 meter, de nokhoogte 8,80 meter.
Bij de woning is een garage gepland, gekoppeld aan het hoofdgebouw. De garage bestaat uit één bouwlaag en meet circa 3,65 x 5,70 meter.
Gevelbeeld voorgevel (links) en zijgevel (rechts)
In het gedeelte van Tuindorp dat in de jaren dertig van de twintigste eeuw werd gebouwd staan overwegend de typische ‘Heilooër punthuizen’. Op bijzondere plekken in de verkaveling, zoals op de straathoeken, langs pleintjes enzovoorts komen huizen voor met een kloeker volume, veelal in twee bouwlagen met kap.
De voormalige tandartsenpraktijk valt wat bouwvolume betreft buiten deze orde en is een toevoeging uit de jaren' 50 van de twintigste eeuw. Het volume is in vorm en positionering (meer terugliggend) afwijkend.
Met de nieuwe bebouwing wordt weer aangesloten op het bebouwingsritme uit de jaren '30. Het perceel vormt de beëindiging van deze zijde van de straat. Daarom is een woning van het 'kloeke' type hier in stedenbouwkundig opzicht op zijn plaats. Wat de positionering wordt aangesloten op de rooilijn en het bebouwingsritme van de omliggende bebouwing.
Het is mogelijk om naast de woning twee auto's te parkeren. De beoogde ontwikkeling zorgt dus niet voor extra parkeerdruk in de omgeving.
Onlangs is de gemeente Heiloo gestart met een pilot 'checklist onderbouwing dorpskarakter'. De bedoeling hiervan is om bij substantiële inpassingen in bestaande wijken, en bij nieuwe ontwikkelingsgebieden op een stapsgewijze manier te analyseren waaruit het dorpse karakter van de omgeving bestaat en te onderbouwen hoe hierop in de nieuwe plannen wordt aangesloten.
In dit geval is er geen sprake van een substantiële invulling, maar bij wijze van 'proef' is de concept checklist toch ingevuld. Deze is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Het nieuwe bestemmingsplan is gebaseerd op de vertrouwde systematiek van het vigerende bestemmingsplan 'Noordoost'. Bij de opzet van het bestemmingsplan is uitgegaan van een redelijk gedetailleerde planopzet.
Het bouwvlak is strak rond het beoogde bouwblok getrokken. De maximale bouwhoogte is 6 meter goot en 9 meter nok, dit sluit aan op de toegestane bouwhoogte van vergelijkbare woningen in de omgeving.
Het beleid omtrent erfbebouwingsmogelijkheden sluit aan bij de mogelijkheden die het vigerende plan biedt.
In het hoofdstuk 'Inleidende regels' is een aantal begrippen verklaard welke gebruikt wordt in de planregels.
Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is in het artikel "Wijze van meten" bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan geïnterpreteerd dient te worden.
In het hoofdstuk 'Bestemmingsregels' zijn de in het plan opgenomen bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn, waar dat wenselijk is, flexibiliteitbepalingen opgenomen.
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de andere op die gronden geldende bestemmingen, bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Deze bestemming geldt voor het gehele plangebied.
In het hoofdstuk 'Algemene Regels' worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld. Het gaat hier om de volgende regels:
Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning of een mededeling op een meldingsplichtig bouwwerk is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen.
Hoewel in de Wet ruimtelijke ordening al is bepaald dat strijdig gebruik verboden is, is in het bestemmingsplan toch een artikel ‘Algemene gebruiksregels’ opgenomen. Hierin wordt een aantal voorbeelden gegeven van gevallen die worden aangemerkt als strijdig gebruik.
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden uit de bestemmingen een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken alsmede een regeling die de bouw van openbare nutsgebouwtjes en antennemasten mogelijk maakt.
In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden uit de bestemmingen en het artikel 'Algemene afwijkingsregels', een aantal algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft de oprichting van wat grotere nutsvoorzieningen, een enigszins andere situering en/of begrenzing van in het plan opgenomen grenzen en de mogelijkheid voor het (gedeeltelijk) laten vervallen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
• Algemene procedureregels:
Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan een in dit plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsregel of bij het stellen van nadere eisen. Bij afwijkingen en nadere eisen is de periode van ter inzage legging gesteld op twee weken.
In het laatste hoofdstuk 'Overgangs- en slotregels' is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik die al bestond bij het opstellen van het plan, maar die strijdig is met de in dit bestemmingsplan opgenomen planregels. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotbepaling is de officiële naam van de planregels bepaald. Onder deze naam kunnen de planregels van het bestemmingsplan aangehaald worden.
In dit hoofdstuk worden de verschillende uitvoerbaarheisaspecten behandeld. Voor het beschrijven van de verschillende onderdelen is gebruik gemaakt van het vigerende bestemmingsplan, aangevuld met informatie uit de notitie 'Van Catsstraat 4a te Heiloo, advies omgevingsvergunning t.b.v. sloop en nieuwbouw woning, RUD Noord-Holland Noord 16 juli 2014'. Deze notitie is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Bij realisatie van gevoelige functies, zoals woningen, is het van belang inzichtelijk te maken of er bedrijven zijn in de omgeving die een milieucontour hebben die van invloed is op de kwaliteit van de leefomgeving ter plaatse. Of andersom, dat de bouw van een nieuwe woning omliggende bedrijven belemmert doordat diens milieucontour wordt ingeperkt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', 2009.
Er is een bedrijfslocatie bekend aan de Kennemerstraatweg welke schuin achter de voorgestelde ontwikkeling gelegen is. Het betreft kantoren aan de Kennemerstraatweg 143. Voor kantoren/bedrijvigheid in de dienstverlening geldt een richtafstand van 10 meter. Er kan worden voldaan aan de richtafstand. Er zijn geen andere inrichtingen bekend in de nabije omgeving.
Het aspect milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.
In onder andere de Europese 'Kaderrichtlijn water', het 'Nationaal Waterplan' en de adviezen van de 'Commissie Waterbeheer 21e eeuw' is het beleid met betrekking tot het water(-beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water; dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel.
In de nota 'Anders omgaan met water' is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten.
Op 22 december 2009 is de Waterwet (Wtw) in werking getreden. Uitgangspunt van de Wtw is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Wtw is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen het beheersgebied van het HHNK. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.
De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
De beoogde ontwikkeling is in het kader van de watertoets voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Hieruit blijkt dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en kan worden ondervangen met standaardmaatregelen. In het wateradvies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Het wateradvies is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
In het wateradvies komen de volgende zaken aan de orde:
Verharding en compenserende maatregelen
In het plan is slechts in zeer beperkte mate sprake is van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.
Waterkwaliteit en riolering
De ambitie van het Hoogheemraadschap is om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
In het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat het waterschap voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen.
Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
Deze adviezen worden in het kader van de omgevingsvergunning meegenomen.
Het aspect waterhuishouding staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Flora- en faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden, waarmee de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen voor Nederland nader zijn uitgewerkt. Deze wet beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd.
De wet gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en / of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de wet worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Voor de goedkeuring van een bestemmingsplan dient reeds duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.
Voor algemene beschermde soorten geldt dat ontheffing niet meer behoeft te worden aangevraagd in geval van ruimtelijke ontwikkeling. Er geldt voor deze groep echter wel een zorgplicht. Dit houdt in dat voldoende zorg in acht moet worden genomen voor deze soorten en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat beschermde dieren niet gedood worden en dat beschermde planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Voor een andere groep geldt dat geen ontheffing nodig is als gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn. Tenslotte is er een groep soorten, bestaande uit soorten die op Bijlage IV van de habitatrichtlijn staan en een aantal andere aangewezen soorten alsmede alle inheemse (broed)vogels, waarvoor een ontheffing altijd nodig is.
Rode Lijst
Ondanks passieve bescherming via de Flora- en faunawet of gebiedsbescherming via de Natuurbeschermingswet, hebben verschillende planten en dieren in ons land moeite met overleven. Voor een aantal van deze soorten zijn actieve maatregelen gewenst om ze te behouden.
Op 5 november 2004 zijn nieuwe Rode lijsten voor bedreigde dier- en plantensoorten vastgesteld. Op de Rode lijsten staan alleen soorten die zich in Nederland voortplanten.
Rode lijsten hebben een signaleringfunctie en geen juridische status. Plaatsing op de lijst betekent daarom niet automatisch dat de soort beschermd is. Daarvoor is opname van de soort onder de Flora- en faunawet nodig. De Rode lijsten helpen daarbij.
In de notitie Van Catsstraat 4a te Heiloo, advies omgevingsvergunning t.b.v. sloop en nieuwbouw woning, Regionale UItvoeringsdienst Noord-Holland Noord, 16 juli 2014 is de situatie beoordeeld.
De bestaande bebouwing is nog in gebruik en wordt niet geschikt geacht voor het verblijf van (beschermde) diersoorten. Er is geen aanvullend onderzoek noodzakelijk.
In de notitie wordt verder aangegeven dat, wanneer bomen gekapt moeten worden, er een quickscan Flora- en faunawet uitgevoerd dient te worden. Er hoeft niet opnieuw getoetst te worden aan de EHS of de Natura2000 gebieden.
In de tuin bij de bestaande tandartsenpraktijk zijn boomsoorten aanwezig als berk, spar, conifeer en esdoorn. Geen van de bomen staat op de lijst van monumentale en beeldbepalende bomen in Heiloo. Voor dergelijke bomen is in de gemeente Heiloo geen kapvergunning nodig.
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zijn reeds enkele bomen gekapt. Verdere kap is niet meer aan de orde.
De beoogde ontwikkeling zal niet leiden tot strijdigheid met de Flora- en faunawet.
Het aspect flora en fauna staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Het perceel heeft reeds de bestemming wonen. Daarom mag de bodem geschikt worden geacht voor de beoogde woonfunctie.
Voor het plangebied is reeds een verkennend bodemonderzoek gedaan (verkennend bodemonderzoek Van Catsstraat 4a te Heiloo, grondslag, 28 februari 2014). Zie hiervoor bijlage 4 bij de toelichting van het bestemmingsplan.
Uit het historisch bodemonderzoek komen voor het perceel geen aanwijzingen van bodemverontreiniging naar voren.
De gestelde hypothese, dat ter plaatse van de onderzoekslocatie verhogingen aan metalen en/of PAK worden verwacht als gevolg van verhoogde achtergrond concentraties, is bevestigd. In de grond zijn lichte verhogingen aan kwik, lood en PAK aangetoond. In het grondwater is een lichte verhoging aan barium aangetoond. Deze kunnen worden toegeschreven aan verhoogde achtergrondconcentraties en vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend onderzoek
Aan de hand van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodem geschikt is voor de beoogde woonfunctie.
Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
De cultuurhistorische waarde van de omgeving betreft de stedenbouwkundige samenhang en architectuur van het Tuindorp. Het onderhavige plan voegt zich in deze omgeving, zie hiervoor paragraaf 4.2. Met het onderhavige plan zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding.
Wet op de archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij als uitgangspunt geldt: ‘de verstoorder betaalt’. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke) omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.
Het gebied ligt een zone met een dubbelbestemming Archeologie. Om die reden kunnen er archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarom is afgestemd met de gemeente Heiloo over de te nemen maatregelen. Zie hiervoor bijlage 5 van het bestemmingsplan.
De gemeente Heiloo heeft bepaald dat een toezichthoudende archeologe tijdens de bouw de locatie zal bezoeken. Indien archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen, zullen deze worden ingemeten en gedocumenteerd, voorafgaande aan de bouwwerkzaamheden.
In de bouwplanning en financiële planning zal hiermee rekening worden gehouden. Tenminste drie weken voor de aanvang van de bouw zal aan de toezichthoudende archeologe aangegeven worden wanneer gestart kan worden met de ontgraving van de bodem.
De aspecten cultuurhistorie en archeologie staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
In de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) worden normen gesteld voor verschillende lucht verontreinigende stoffen. De gemeente dient bij het uitvoeren van haar bevoegdheden de grenswaarden in acht te nemen. In nieuwe situaties dient te worden nagegaan of het aannemelijk is dat uitoefening zal leiden tot toename van de luchtverontreiniging of van het aantal mensen dat daaraan wordt blootgesteld. In bestaande situaties moeten maatregelen worden getroffen om de overschrijding of dreigende overschrijding van een grenswaarde zo spoedig mogelijk te beëindigen, of zoveel mogelijk te voorkomen. De problematiek bij wegverkeer spitst zich toe op fijnstof (PM10) en stikstofdioxide(NO2).
Op 1 maart 1993 is de Wet Milieubeheer (Wm) in werking getreden. Onder andere de Europese regelgeving voor de luchtkwaliteit is met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wm (onderdeel luchtkwaliteitseisen) op 15 november 2007 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt.
Uitgangspunt van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Hierin is bepaald wanneer en hoe overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit moeten worden behandeld. In het NSL worden ook nieuwe ontwikkelingen zoals plannen voor de bouw van woningen overwogen. Plannen die binnen het NSL passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Ook plannen die niet ‘in betekenende mate’ (nibm) gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit hoeven niet meer aan deze grenswaarden te worden getoetst. De criteria om te kunnen beoordelen of bij een plan sprake is van nibm, zijn vastgesteld in de algemene maatregel van bestuur (AMvB)-nibm.
In de AMvB-nibm is bepaald dat nadat het NSL of een programma voor de regio is vastgesteld een grenswaarde van 3% afname van de luchtkwaliteit als nibm kan worden aangeduid. Dit betekent een toename van ten hoogste 1,2 microgram stikstofdioxide (NO2) of fijnstof (PM10) per m3.
In het kader van onder meer bestemmingsplan 'Noordoost' is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. Op basis van berekeningen kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied van het bestemmingsplan 'Noordoost', waarbinnen het onderhavige perceel valt, aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voldoet.
Omdat het gaat om een kleinschalig project (de sloop en nieuwbouw van één woning) draagt het project niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit in de omgeving.
Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Sinds 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Daarin is opgenomen dat voor geluidgevoelige functies, zoals scholen en woningen, bij nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden om de geluidbelasting te bepalen.
De wet omschrijft dat langs spoorwegen en wegen (met uitzondering van woonerven en 30 km/u wegen), geluidzones zijn gelegen. Volgens de wet mag de geluidbelasting op de gevel van een nieuwe gevoelige bestemming binnen stedelijk gebied niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Op plaatsen waar door omstandigheden niet aan de hiervoor genoemde grenswaarde kan worden voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld met een maximum van 63 dB voor binnenstedelijke situaties (69 dB voor vervangende nieuwbouw).
In de notitie Van Catsstraat 4a te Heiloo, advies omgevingsvergunning t.b.v. sloop en nieuwbouw woning, Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord, 16 juli 2014 is de akoestische situatie beoordeeld. Een en ander is nader afgestemd met het RUD. Zie hiervoor bijlage 6 van het bestemmingsplan.
Toetsing Wgh
De Kennemerstraatweg bevindt zich nabij de voorgestelde ontwikkeling. De afscherming door de bebouwing langs de Kennemerstraatweg is zodanig dat de geluidbelasting op de gevel niet de voorkeursgrenswaarde zal overschrijden. De geluidbelasting van de Van Catsstraat zelf is laag. Het pand komt ook niet voor op de knelpuntenkaart van de voormalige Milieudienst Regio Alkmaar.
Aangezien de geluidsbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde is een hogere grenswaardeprocedure niet noodzakelijk.
Toetsing bouwbesluit
Er kan voldaan worden aan de vereiste binnenwaarde voor geluid conform het Bouwbesluit. De normale isolatie (Rc-waarde) conform Bouwbesluit moet ruim voldoende zijn voor het onderhavige plan. Bij sloop en nieuwbouw moet aan de nieuwe norm voor (warmte)isolatie worden voldaan. Samen met het dubbelglas en de kierdichting zorgt dit er voor dat het binnenniveau al snel vrij laag is. Aanvullend onderzoek naar extra geluidwering om te kunnen voldoen aan het Bouwbesluit is in dit geval niet noodzakelijk.
De ontwikkeling van de woningen voldoet wat betreft het aspect akoestiek aan een goede ruimtelijke ordening.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 contour, welke wettelijk als harde norm fungeert, mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. In het besluit en de circulaire is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze plicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht.
In de notitie Van Catsstraat 4a te Heiloo, advies omgevingsvergunning t.b.v. sloop en nieuwbouw woning, Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord, 16 juli 2014 is de situatie m.b.t. externe veiligheid beoordeeld.
Er zijn geen risicovolle objecten in de nabij omgeving. Het aspect externe veiligheid is voor de onderhavige ontwikkeling niet relevant.
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.
Uit inventarisatie is gebleken dat er in of nabij het plangebied geen planologisch relevante ondergrondse leidingen en kabels lopen. Nadere bepalingen zijn daarom in dit bestemmingsplan niet opgenomen.
Inspraak en vooroverleg
Op grond van de inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan van Catsstraat 4a gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn een aantal inspraakreacties ingediend en er is één vooroverlegreactie ingediend.
De inspraak- en overleg reacties zijn door de gemeente beantwoord. De 'Nota van beantwoording inspraakreacties' en de 'Nota van beantwoording vooroverlegreacties' zijn als bijlage 7 en 8 bij deze toelichting opgenomen. De ingediende reacties hebben geen aanleiding gegeven tot wijzigingen in het bestemmingsplan. Op dinsdag 10 februari 2015 heeft het college van B&W van Heiloo hierover besloten.
Zienswijzen
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is een aantal zienswijzen ingediend. De reactienota zienswijzen is als bijlage 9 bij deze toelichting opgenomen.
Het betreft hier een particulier initiatief. De met deze ontwikkeling samenhangende kosten komen ten laste van de initiatiefnemer. Gezien de aard en omvang mag worden verwacht dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is. Met de initiatiefnemer is een planschadeverhaalovereenkomst gesloten.