direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: Kennemerstraatweg 143
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Bij de gemeente Heiloo is een verzoek binnengekomen voor de bouw van een appartementengebouw voor 4 appartementen in drie lagen in combinatie met gebouwd parkeren aan de Kennemerstraatweg en een vrij uitgeefbare kavel voor een enkel woonhuis aan de Van Catsstraat. Op het perceel is nu een kantoorgebouw aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0001.jpg"

Luchtfoto met plangebied (indicatief)

Het perceel heeft in het ter plekke geldende bestemmingsplan 'Noordoost' de bestemming 'gemengd' waarbinnen de functie wonen is toegestaan. Wat betreft de functie passen de appartementen en de woning binnen het geldende bestemmingsplan. Volgens het vigerende bestemmingsplan mag echter alleen het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd. Er bevinden zich nu geen woningen op het perceel, waardoor er volgens het vigerende bestemmingsplan geen woningen kunnen worden gebouwd. Wat betreft de bouwregels past de beoogde ontwikkeling niet geheel binnen het ter plekke geldende bestemmingsplan. De beoogde bebouwing valt deels buiten het bouwvlak. Daarnaast is de beoogde bouwhoogte hoger dan het bestemmingsplan toestaat en is er in het vigerende bestemmingsplan geen goothoogte aangegeven.

Deze regels kunnen in het kader van de wijziging van het bestemmingsplan opnieuw afgestemd worden op de voorgenomen woonfunctie en de inpassing in de omgeving, zodat een optimale inpassing mogelijk wordt gemaakt.

Het college van B&W van Heiloo heeft op 4 april 2017 met het besluit Kennemerstraatweg 143 - "Wegenaar gebouw" aangegeven medewerking te verlenen aan de beoogde ontwikkeling door in te stemmen met een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Noordoost'. In een bouwenvelop zijn de randvoorwaarden voor het perceel vastgelegd. De gemeente Heiloo wil meewerken aan dit initiatief omdat de locatie 'een holle kies' betreft en met de transformatie naar woningbouw de ruimtelijke kwaliteit toeneemt. Een holle kies is een potentiele inbreidingslocatie die stagneert en in die gestagneerde staat een slechte ruimtelijke kwaliteit vertoont. De urgentie om die situatie te verbeteren wordt hoger naarmate de negatieve uitstraling op de omgeving sterker is. Dat is het geval als de locatie op een beeldbepalend punt ligt. In 2016 heeft de gemeente een Plan van aanpak 'Holle Kiezen' opgesteld waarin een aantal verloederde locaties in Heiloo is opgenomen, waar de Kennemerstraatweg 143 onderdeel van is. De raad heeft uitgesproken mee te werken aan ontwikkelingsplannen voor deze locaties.

Middels het voorliggende bestemmingsplan 'Kennemerstraatweg 143' wordt de beoogde ontwikkeling planologisch mogelijk gemaakt en worden de regels gesteld waarbinnen de nieuwe ontwikkeling kan plaatsvinden.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt tussen de Kennemerstraatweg en de Van Catsstraat 4a. Aan de zuidkant ligt de Ter Coulsterlaan. De plangrens komt overeen met de kadastrale grens van het perceel. Het perceel heeft een oppervlakte van circa 1780 m2.

De bebouwing aan de Kennemerstraatweg is gevarieerd. De kenmerkende korrelgrootte wordt bepaald door de villa als vrijstaande en twee-onder-een-kap woning, afgewisseld met een enkel groter meerlaags gebouw. Vanuit de historie is de met royale kap afgedekte villa beeldbepalend voor de Kennemerstraatweg. De Van Catsstraat wordt gekenmerkt door kleinschalige woonbebouwing uit de jaren '30 van de twintigste eeuw. De Ter Coulsterlaan is een monumentale openbare wandel/fietsroute als opgang van het gelijknamige landgoed.

Het perceel zelf staat nu bekend als locatie Wegenaar. Het gelijknamige reclamebureau was gehuisvest in het voormalige Rabobankkantoor en is per december 2013 failliet gegaan. Sindsdien staat het pand leeg.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan 'Noordoost' is door de raad van de gemeente Heiloo vastgesteld op 1 maart 2010.

Op basis van dit bestemmingplan heeft het perceel de bestemming 'Gemengd' met de functieaanduiding 'kantoor' en de bestemming 'Tuin'. Op het perceel is een bouwvlak getekend, een hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter.

Het perceel heeft de dubbbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1'. Deze dubbelbestemming is over de andere bestemmingen heen gelegd. De dubbelbestemming regelt een bijzonder belang dat eerst afgewogen dient te worden alvorens de ondergelegen bestemming mag worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0002.jpg"

Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Noordoost' (plangebied rood omcirkeld)

1.4 Indeling bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan 'Kennemerstraatweg 143' is vervat in:

  • de verbeelding, waarop de bestemmingen van de in het plan gelegen gronden en bijbehorende verklaringen zijn aangegeven;
  • de planregels, waarin bepalingen zijn opgenomen over de inhoud van de bestemmingen en bepalingen omtrent het gebruik van gronden en de toelaatbaarheid van bebouwing.

Het bestemmingsplan gaat verder vergezeld van deze toelichting, waarin de opzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en verantwoord. Ook worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld, alsmede de resultaten van inventarisatie en onderzoek. Tot slot worden de resultaten van inspraak en overleg in deze toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Algemeen

Op de topografische kaart en de luchtfoto van Noord-Kennemerland is duidelijk te zien dat het landschappelijke systeem van strandwallen en –vlaktes de basis heeft gevormd voor ruimtelijke ontwikkelingen. Heiloo heeft zich ontwikkeld op de strandwal. Tussen de strandwal en de zeeduinen ligt de strandvlakte, waar nog steeds een vrij open gebied aanwezig is. In de overgangsgebieden tussen strandwal en strandvlakte zijn in de vorige eeuw planmatige woongebieden gerealiseerd. Deze 'nieuwbouwwijken' liggen achter de ontsluitingslinten. Ze zijn veelal herkenbaar door de opzet en architectuur van de periode waarin ze gebouwd zijn. Karakteristiek voor deze woongebieden in Heiloo is de groene en ruime opzet van het openbaar gebied.

2.2 Huidige situatie plangebied

2.2.1 Omgeving plangebied

In Noordoost is de historische groei van Heiloo duidelijk te herkennen. Tussen het spoor en Kennemerstraatweg ligt het oude centrum van Heiloo, gekenmerkt door het Witte Kerkje aan de oude bebouwingslinten. Het gebied tussen Kennemerstraatweg, de Ter Coulsterlaan, de Heerenweg en de (huidige) Van Aostastraat is de eerste planmatige uitbreiding van Heiloo; het ‘Tuindorp’.

De Kennemerstraatweg is een belangrijke (primaire) verkeersader. Dit lint is onderdeel van de oude structuur van Heiloo en werd toen Middenweg genoemd. Deze linten zijn in de Vroege Middeleeuwen ontstaan. Ze zijn als doorgaande wegen over de oude strandwallen kenmerkend voor Kennemerland. Sinds de bestrating van de weg in de negentiende eeuw werd deze weg de belangrijkste verbindingsweg in Kennemerland tussen Haarlem en Alkmaar en werd sindsdien Kennemerstraatweg genoemd. Ook al zijn dergelijke wegen niet meer hun oorspronkelijk staat, ze zijn over het algemeen nog goed herkenbaar. Het lint is te typeren als ‘gemengd’. Naast wonen vinden hier detailhandels-, bedrijfsmatige en dienstverlenende activiteiten plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0003.jpg"

Verkeersstructuur (plangebied rood omcirkeld) bron afbeelding bestemmingsplan Noordoost

De Van Catsstraat ligt in 'Tuindorp': de eerste planmatige uitbreiding van Heiloo. Het Tuindorp ligt aan de zuidzijde van het Centrum, tussen de linten van de Kennemerstraatweg en de Heerenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0004.jpg"

Ligging Tuindorp (plangebied rood omcirkeld) bron afbeelding bestemmingsplan Noordoost

Het plan uit 1913 kreeg vanaf 1917 vorm en werd van noord naar zuid gebouwd, waarvan het merendeel in de jaren dertig (Laarmanstraat, Van Doornstraat en Van Catsstraat). De bebouwing wordt gekenmerkt door merendeels vrijstaande huizen met grote kappen en overstekken. In het gedeelte dat in de jaren dertig werd gebouwd staan typische ‘Heiloër punthuizen’. Op bijzondere plekken in de verkaveling, zoals op de straathoeken, langs pleintjes enzovoorts komen huizen voor met een kloeker volume, veelal in twee bouwlagen met kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0005.png"

Straatbeeld Van Catsstraat met ‘Heilooër punthuizen'

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0006.jpg"

Kloeke volumes op bijzondere plekken in het verkavelingspatroon

Ten zuiden van het tuindorp ligt het gemeentebos, dat onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur van Heiloo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0007.jpg"

Groenstructuur (plangebied rood omcirkeld) bron afbeelding bestemmingsplan Noordoost

De Ter Coulsterlaan is waarschijnlijk pas in de tweede helft van de negentiende eeuw ontstaan. Het laantje is van waarde, omdat het in het verlengde ligt van de oprijlaan van het middeleeuwse landgoed Ter Coulster. Deze structuur heeft zijn groene karakter behouden en is een duidelijke oostwestverbinding in het ‘gemeentebosje’. De buitenplaats Ter Coulster ligt ten zuiden van het plangebied.

2.2.2 Plangebied

Het perceel Kennemerstraatweg 143 maakt onderdeel uit van de gevarieerde bebouwing van de Kennemerstraatweg. Het voormalige (bank)kantoorpand dateert oorspronkelijk uit de jaren zestig van de twintigste eeuw. Het is destijds gebouwd als Raiffeisenbank en is een markant modernistisch gebouw. Op het voorerf is beperkt parkeergelegenheid. Het achtererf is afgewend van de openbare ruimte en is destijds ingericht voor het parkeren van het personeel. Eind jaren tachtig is de bank ingrijpend gerenoveerd en is de gevelcompositie van beton en baksteen vervangen door pleisterwerk en een metaalbekleding. Het bouwwerk heeft een traditionele structuur en is moeilijk transformeerbaar naar een nieuwe bestemming. Qua lay-out, vorm en bouwkundige prestatie is het gebouw aan het einde van zijn levensduur. Sinds december 2013 staat het pand leeg en raakt het in verval. Het gebouw biedt geen ruimtelijke en functionele meerwaarde naar het openbaar gebied van de Ter Coulsterlaan en de Van Catsstraat. Sloop en nieuwbouw en een herziening van de bestemming zal daarom een meerwaarde voor de omgeving bieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0008.jpg"

Bestaande bebouwing vanaf de Kennemerstraatweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0009.jpg"

Zicht op het perceel vanaf de Van Catsstraat

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Op bestuurlijk niveau zijn beleidsuitspraken geformuleerd die onder meer betrekking hebben op het plangebied. Dit hoofdstuk bevat een korte samenvatting van de voor het bestemmingsplan van belang zijnde nota's en studies.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe nationale ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van kracht geworden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • De bereikbaarheid verbeteren;
  • Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Voor het verbeteren van de milieukwaliteit gaat de nota uit van de (internationaal) geldende normen. Verder gaat de nota uit van ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten, het gaat daarbij om de (herijkte) EHS (inmiddels Nationaal Natuur Netwerk geheten) en Natura 2000-gebieden.

Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen:

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling gaat het ook om kwalitatieve vraag op regionale, intergemeentelijke schaal. Het passende regionale schaalniveau wordt voornamelijk bepaald door het woon-werk verkeer;
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Het plan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Doordat het een kleinschalige woningbouwproject is (4 appartementen en 1 vrijstaande woning) volgt uit jurisprudentie dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is. Hieruit volgt dat er geen rijksbelangen in het geding zijn.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ten behoeve van de bescherming van de in de SVIR genoemde nationale belangen, worden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) algemene regels voorgeschreven die bindend zijn voor de lagere overheden als provincie en gemeente. In het Barro worden de kaderstellende uitspraken uit de SVIR bevestigd. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) geeft uitwerking aan enkele bepalingen in het Barro. Doel van het Barro is om onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, danwel te beschermen. Het gaat hierbij onder meer om de volgende onderwerpen: rijksvaarwegen, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, Ecologische Hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeergebied.


Geen van deze nationale belangen speelt een rol binnen de begrenzing van het plangebied.

3.2.3 Conclusie

Op basis van bovenstaande samenvattingen van de van belang zijnde beleidsnota's kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het rijksbeleid.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

Op 22 juni 2010 is door Provinciale Staten van Noord-Holland de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. Op 3 november 2010 is deze in werking getreden. In 2015 heeft de meest recente actualisatie van de structuurvisie plaatsgevonden.

In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar moet worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

Uitgangspunt voor 2040 is 'Kwaliteit door veelzijdigheid'. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  • 1. Klimaatbestendigheid
  • voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast ;
  • voldoende schoon grond-, drink- en oppervlaktewater;
  • voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

  • 2. Ruimtelijke kwaliteit
  • behoud en ontwikkeling Noord-Hollandse cultuurlandschappen ;
  • behoud en ontwikkeling natuurgebieden;
  • behoud en ontwikkeling van groen om de stad.

  • 3. Duurzaam ruimtegebruik
  • milieukwaliteit;
  • voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten;
    behoud en ontwikkeling van verkeer- en vervoersnetwerken;
  • voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
  • voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij;
  • voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatie en toerisme.

De Structuurvisie 2040 richt zich op de ontwikkeling van landschappen en dorpen op basis van het zogenaamde dorps-DNA. Onder dorps-DNA verstaat de provincie Noord-Holland de kernkwaliteiten van de Noord-Hollandse dorpen. Noord-Holland heeft een grote verscheidenheid aan dorpen tussen en binnen de verschillende landschapstypen. De provincie Noord-Holland omschrijft ruimtelijke kwaliteit aan de hand van kernkwaliteiten van het landschap. Natuurlijke omstandigheden en vooral ook menselijk handelen, hebben in ieder landschap hun eigen sporen nagelaten. Nieuwe ontwikkelingen moeten zich tot deze karakteristieken verhouden. De provincie Noord-Holland wil dat de gelaagdheid van het landschap als kernkwaliteit wordt meegenomen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Bij de Structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV), die de regels stelt waaraan bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en (tijdelijke) omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan dienen te voldoen. De PRV wordt regelmatig aangepast naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid. De meest recente aanpassing heeft plaatsgevonden in maart 2017.

De huidige bebouwing in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan valt binnen het Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) waar wonen al was toegestaan. Voor invulling van BSG geeft de provincie grote vrijheid aan gemeenten. Het plangebied valt buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Vanuit de Structuurvisie en PRV zijn er geen specifieke punten die doorwerking vragen in het onderhavige bestemmingsplan.

3.3.2 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010)

Aandacht voor behoud en ontwikkeling van landschap en cultuurhistorie is sterk verankerd in het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland. In de afgelopen jaren is het beleid sterk ontwikkeld en heeft het een duidelijke plek gekregen in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Voor het opstellen van ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010) vastgesteld.

Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is 'ontwikkelen met behoud van identiteit en kwaliteit'. Dat betekent dat bewust moet worden omgegaan met de karakteristieke eigenschappen van de verschillende landschappen en de dorpen. Die kwaliteiten dienen als uitgangspunt van ruimtelijke plannen. Dit zet ontwikkelingen niet op slot. De provincie wil voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied worden gepland die binnen bestaand stedelijk gebied een plek zouden kunnen krijgen. Bij noodzakelijke uitbreiding hecht de provincie er belang aan dat deze een bijdrage levert aan de identiteit en kwaliteit van de specifieke plek.

Met de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie borduurt de provincie Noord-Holland voort op eerdere beleidsnota's waarin ruimtelijke kwaliteit al een centrale plaats innam. De leidraad is een uitwerking van het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie, dat werd gebruikt als toetsingskader voor ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen en structuurplannen. Daarnaast bood het handreikingen en inspiratie aan gemeenten om landschap en cultuurhistorie als uitgangspunt te gebruiken bij planvorming. Verder werden in het in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord beeldkwaliteitplannen verplicht gesteld als onderbouwing van nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied. Deze lijn is met deze nieuwe leidraad doorgezet. De beschrijvingen van (fundamentele) kwaliteiten in de verschillende landschapstypen zijn niet gewijzigd. Wel zijn de beleidslijnen in de nieuwe leidraad explicieter verwoord.

Volgens de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010) dient bij ruimtelijke plannen verantwoording te worden afgelegd van de manier waarop nieuwe functies rekening houden met de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap, de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken en de bestaande kwaliteiten van het gebied.

Voor de verantwoording van de inpassing en de ruimtelijke kwaliteit van het plan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

3.3.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020

De Provinciale Woonvisie 2010-2020 is erop gericht in 2020 te beschikken over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. De speerpunten van de Provinciale Woonvisie 2010-2020 zijn:

  • 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  • 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners;
  • 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

In de woonvisie benadrukt de provincie met name het belang van een passende kwaliteit woningbouw. Dat is alleen mogelijk als er op regionaal niveau een goede afstemming komt tussen alle partijen die zijn betrokken bij het bouwen van woningen. De provincie zet zich vooral in als procesleider, aanjager en expert. Vanuit die rol is de provinciale woonvisie opgesteld en wordt vervolgens aangestuurd op het maken van bestuurlijke afspraken in de zogenaamde Regionale actieprogramma's (RAP). Om inzicht te krijgen in de Noord-Hollandse woningbouwproductie voert de provincie jaarlijks de monitor woningbouw uit. Het belangrijkste doel van de monitor is het inzichtelijk maken van de voortgang bij het bereiken van woningbouwdoelstellingen en afspraken. Hierdoor kan op basis van de resultaten tijdig worden bijgestuurd, zodat (nog) niet behaalde opgaven alsnog gerealiseerd kunnen worden of doelen kunnen worden bijgesteld. De woningbouwopgaven voor de provincie zijn door de gemeenten in regioverband vastgelegd in de RAP’s. De RAP’s geven uitvoering aan de provinciale woonvisie en bevatten kwantitatieve en kwalitatieve afspraken. De doelstellingen, uitkomsten en afspraken in de RAP’s vormen de basis voor de metingen in het kader van de monitor Woningbouw.

De woonvisie gaat uit van een demografische ontwikkeling waarbij in Noord-Holland Noord de bevolkingsgroei in de loop van de tijd afneemt. Verwacht wordt dat na 2040 het aantal huishoudens en dus de woningbehoefte niet meer toeneemt. Vergrijzing leidt tot een vraag naar woningen en woonomgevingen waar mensen langdurig zelfstandig kunnen blijven wonen en deelnemen aan de maatschappij. De provincie zet in op voldoende geschikte woningen voor senioren. Noord-Holland Noord is daarnaast aantrekkelijk voor jongeren vanwege de betaalbare woningen, de prettige leefomgeving en het wonen nabij werken. Om starters en jongeren op de woningmarkt betere kansen te geven blijft de betaalbaarheid van de woningen belangrijk. Verder stelt de Provinciale Woonvisie de consument centraal. De provincie wil de keuzevrijheid van bewoners vergroten. Dit betekent dat er ruimte moet worden gegeven aan (specifieke) woonwensen. Het gaat daarbij niet alleen om de woning maar ook om de woonomgeving.

Voor de verantwoording van de woningaantallen en woningtypen van het plan wordt verwezen naar paragraaf 3.4 (Regionaal beleid).

3.3.4 Conclusie

Op basis van de bovenstaande samenvattingen en de motivering in hoofdstuk 4 kan worden geconcludeerd dat deze ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013-2020

De regionale woonvisie legt kaders vast voor de lokale woonvisies van de gemeenten en geeft richting voor afspraken met marktpartijen. Daarbij wordt voldoende ruimte overgelaten om op de lokale behoefte in te spelen. De woonvisie geeft richting en zorgt ervoor dat gemeenten van elkaar weten wat ze doen en waar ze elkaar kunnen aanvullen en versterken.

De Regio Alkmaar wil een aantrekkelijke regio zijn waar de huidige en toekomstige inwoners graag willen blijven wonen en een gewenste wooncarrière kunnen maken. Om deze visie waar te maken vormen de veranderende huishoudensamenstelling (vergrijzing, combinatie wonen met zorg), betaalbaarheid en toevoegen van het juiste aanbod de opgaven.

Ofschoon er in Noord-Holland Noord vanaf 2020 sprake is van bevolkingskrimp gaat dit niet op voor de regio Alkmaar. Tot 2040 groeit de bevolking nog (tot ca. 290.000, tegen 272.000 nu). Daarnaast zal het aantal huishoudens met name door gezinsverdunning nog flink groeien (136.000 huishoudens in 2040, tegen 119.000 nu). Dit betekent dat mensen steeds meer alleen gaan wonen en steeds minder in gezinsverband. De woningbehoefte op langere termijn (2040) voor de totale Noordvleugel (Utrecht, Noord-Holland, Flevoland) is veel groter dan aanvankelijk aangenomen, blijkt uit de laatste prognoses. Dit zal betekenen dat de druk op de regio Alkmaar als alternatief zal gaan toenemen.

Met name voor de kleinere kernen in de regio kernen geldt dat wanneer alle ouderen langer in de eigen woning zouden blijven wonen, het economisch draagvlak voor tal van voorzieningen kan verdwijnen doordat er minder woningen vrijkomen voor jongeren en gezinnen. Dit bedreigt niet alleen het voorzieningenniveau, maar kan ook de sociale draagkracht van de samenleving bedreigen. Daarom bestaat er in een aantal van de kleine kernen een behoefte om ook nieuwbouw te realiseren voor met name de jongere doelgroep. Beperkte nieuwbouw in deze gebieden is niet de oplossing maar kan wel bijdragen aan de leefbaarheid en vitaliteit. Om deze reden is de regio vanuit het Wonen van mening dat beperkte nieuwbouw in en aan kleine kernen mogelijk moet zijn. Daarbij is het van belang om nieuwbouw zorgvuldig af te stemmen op de kenmerken en de behoefte van de desbetreffende kern.

De regionale behoefte wordt binnen het Provinciaal Overleg Regio Alkmaar gemonitord. Hiervoor is het Regionaal Actieprogramma Wonen opgesteld (Op weg naar afspraken over de woningproductie in de regio, 8 december 2011). In totaal bedraagt de opgave voor de regio Alkmaar 10.000 woningen tot 2020. Kwantitatief zijn er verstedelijkingsafspraken gemaakt die prestatieafspraken bevatten tussen Rijk en regio's voor de periode 2010-2020. In het RAP is voor de termijn 2020 aangegeven welke woningtypen in de regio het meest kansrijk zijn. De onderstaande tabel geeft aan welke woningtypes voor de lange termijn (tot 2020) vanuit volkshuisvestelijk oogpunt ‘nodig’/kansrijk zijn om toe te voegen aan de bestaande voorraad. De op lange termijn gewenste toevoegingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de economie zich weer (enigszins) herstelt en de doorstroming (veel) bestaande woningen vrijmaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0010.jpg"

De meest recente (2012) provinciale prognose geeft aan dat Heiloo in 2030 circa 23.400 inwoners telt, oftewel ca. 10.750 huishoudens. Er zijn, onder andere door de vergrijzing, steeds meer woningen nodig om hetzelfde aantal inwoners te huisvesten. De benodigde woningen kunnen worden gebouwd in Zuiderloo en Zandzoom en ook in het bestaande bebouwde gebied bevinden zich woningbouwlocaties (o.a. Nieuw Varne en Campina) voor enkele honderden woningen. In Heiloo is er tot 2035 nog sprake van een toename van het aantal inwoners.

We kunnen dus concluderen dat het onderhavige kleinschalige woningbouwproject goed past bij de kwantitatieve regionale behoefte. Het project levert een bescheiden bijdrage aan de benodigde woningbouwproductie in de regio.

Uit de tabel blijkt dat toevoeging van appartementen met lift vrij kansrijk is en voor vrijstaande koopwoningen kansrijk.

3.4.2 Conclusie

Op basis van het RAP wordt geconcludeerd dat het onderhavige plan zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht voorziet in een regionale woningbehoefte.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie 2030

De gemeente heeft in 2010 de Structuurvisie 2030 vastgesteld. Vooruitlopend op de Structuurvisie 2030 heeft de gemeente Heiloo in samenspraak met inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties de Toekomstvisie 2030 ontwikkeld. De Kernwaarden uit de Toekomstvisie 2030 zijn: ruimte, natuur, bewust en verbinding. De Toekomstvisie 2030 vormt de basis voor de nader uit te werken structuurvisie en andere toekomstige visies en beleidsvoornemens.

In de Structuurvisie 2030 geeft de gemeente Heiloo haar kijk op de ruimtelijke en fysieke ontwikkeling van het dorp. Daarbij wordt gelet op de gevolgen voor inrichting en gebruik van het grondgebied. Dit wordt gedaan aan de hand van zes ruimtelijke thema's: Wonen, Economie, Openbare Ruimte en Infrastructuur, Cultuur en Sport, Onderwijs en Zorg en Natuur en Landschap. De Structuurvisie 2030 biedt inwoners, ondernemers en anderen inzicht in de ontwikkelingen die er in de komende jaren te wachten staan. De Structuurvisie 2030 beschrijft deze ruimtelijke dynamiek en plaatst ze in een breder perspectief.

In de Structuurvisie wordt het volgende beeld voor 2030 geschetst: Heiloo is een aantrekkelijke woonplaats door het gevarieerde woningaanbod, de ruime opzet van de woonwijken met veel (openbaar) groen en omzoomd door bos en agrarisch gebied. Heiloo is een forensengemeente. De goede verbindingen over de weg en het spoor maken de gemeente aantrekkelijk voor mensen die in de Noordflank van de Randstad werken. Om het dorpse karakter van Heiloo te behouden, zal de bevolkingsomvang niet groter moeten worden dan ca. 25.000 inwoners. Om het voorzieningenniveau op peil te houden mag het inwonersaantal niet veel kleiner worden dan ca. 23.000. De ruimtelijke consequentie is dat de bebouwing Heiloo aan de zuidzijde wordt uitgebreid met de woongebieden Zuiderloo en Zandzoom. Ook binnen het bestaande dorp worden nieuwe woningen en voorzieningen gerealiseerd. Wanneer dat het geval is, gebeurt nieuwbouw zorgvuldig en in harmonie met de omgeving.

De ruime en groene opzet van Heiloo en de goede verbindingen met de Noordflank van de Randstad zijn bijzondere kwaliteiten van dorp. Die worden beschermd. De druk op de openbare ruimte is echter groot. Auto’s worden als dat mogelijk is op privéterrein en bij voorkeur ondergronds geparkeerd of anders zo veel mogelijk aan het straatbeeld onttrokken.

Het onderhavige kleinschalige project sluit hier goed bij aan door het toevoegen van een vijftal woningen met een zorgvuldige inpassing en gebouwd parkeren.

3.5.2 Woonvisie Heiloo 2007 - 2012

De vastgestelde Woonvisie Heiloo 2007 - 2012 geeft een overzicht van het regionale en gemeentelijke beleid omtrent de volkshuisvesting en de zorgcomponent. Een nieuwe woonvisie is nog in ontwikkeling. De belangrijkste thema’s in de woonvisie zijn het huisvesten van starters, jonge gezinnen en, gezien de vergrijzing van de bevolking, senioren. Volgend op de Strategische Visie en het collegeprogramma zijn ook de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving en de woningbouwproductie speerpunten van beleid.

De grootste opgave op het gebied van volkshuisvesting is de aankomende vergrijzing. Er moet rekening gehouden worden met een extra en specifieke vraag naar woningen die geschikt zijn voor ouderen. Ook in het kader van de extramuralisering moet geïnvesteerd worden op het gebied van wonen en zorg.

Strategische nieuwbouw kan ingezet worden om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. Uit het Woningbehoefte Onderzoek (WBO) van het ministerie van VROM komt dit duidelijk naar voren. Nieuwbouw in de dure sector leidt tot de langste verhuisketens en dus de meeste doorstroming. Uiteindelijk komen er ook goedkope huur- en koopwoningen vrij. Aangezien verhuisketens over gemeentegrenzen heen gaan wil dit niet zeggen dat de goedkope woningen altijd in Heiloo vrij komen.

Naast het bevorderen van de doorstroming kunnen er bij strategische nieuwbouw ook woningen aan de voorraad worden toegevoegd waar een tekort aan is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan woningen geschikt voor meerdere doelgroepen, zoals bijvoorbeeld nultredenwoningen.

In de Woonvisie Heiloo 2007 - 2012 heeft Heiloo zich gecommitteerd bepaalde percentages aan goedkoop, middelduur en duur voor de woningen te realiseren. De daarbij behorende prijs- en inkomensklassen waren gebaseerd op de Regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005 – 2015. Inmiddels is er een nieuwe regionale woonvisie vastgesteld en zijn de prijsklassen aangepast overeenkomstig de Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013 – 2020.

Hoewel er bij nieuwbouw regionaal minimaal 30% goedkope woningen moet worden gerealiseerd, is in Heiloo de verdeling zoals opgenomen in de Woonvisie Heiloo 2007 – 2012 van toepassing. Uitgangspunt is dat de verdeling in categorieën gemeente breed wordt gehaald. Per locatie zijn in overleg afwijkingen mogelijk.

3.5.3 Welstandsnota 2013

De Welstandsnota 2013 is in november 2013 vastgesteld door de raad van de gemeente Heiloo. De welstandsnota geeft welstandsbeleid per deelgebied en objectgerichte welstand aan. Er worden, voor de diverse deelgebieden in Heiloo, gebiedsgerichte criteria gegeven.

Voor onderhavig bestemmingsplan zijn twee gebieden van belang: Linten (Kennemerstraatweg) en Woongebieden (Tuindorp). Voor de Kennemerstraatweg is het beleid met name gericht op het verbeteren van de samenhang tussen beide zijden van de Kennemerstraatweg met behoud van de bestaande afwisseling en parcellering. Voor Tuindorp geldt dat het beleid is gericht op het handhaven van de stedenbouwkundige en architectonische samenhang: behoud van de bestaande karakteristieken, aansluiten op het ritme, oriëntatie, en vormgeving van de bestaande bebouwing in de omgeving.

Wat betreft objectgerichte welstand stelt de welstandsnota onder meer dat het karakter van de typische 'Heilöer punthuizen' (vrijstaand, met zadeldak loodrecht op de straat en een erker op de begane grond) behouden moet blijven en waar mogelijk hersteld dient te worden. In Noordoost komen veel 'Heilooër punthuizen' voor, met name in de linten en in het tuindorp.

De welstandsnota vervult, ten opzichte van het bestemmingsplan, een zelfstandige functie. Het bestemmingsplan geeft aan wat er aan bebouwing en gebruik is toegestaan; de welstandsnota stelt eisen aan de vormgeving daarvan.

Voor de verantwoording van de inpassing en de ruimtelijke kwaliteit van het plan wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (Planbeschrijving).

3.5.4 Duurzaam bouwen beleid 2018

Op 3 maart 2014 is het 'Duurzaam bouwen beleid 2018' vastgesteld door de raad van de gemeente Heiloo. Dit beleid, dat ambitieuzer is dan het landelijk beleid, heeft als doelstelling verduurzaming van alle woningen in Heiloo op de vijf duurzaam bouwen thema's (groen, water, energie, materialen, leefomgeving). De nadruk ligt hierbij op energie, waarin de redenering van de 'Trias Energetica' wordt gevolgd. Dat wil zeggen eerst de vraag naar energie terugdringen, vervolgens de restvraag proberen in te vullen met duurzame energie en tenslotte gebruik maken van energie-efficiënte apparatuur.

Het potentieel voor energiebesparing in de gebouwde omgeving op korte termijn zit vooral in de bestaande woningbouw (ca. 68%). Bij nieuwbouw gaat de gemeente in discussie met als doel 10% efficiënter dan de Rijksnorm te bouwen. De ontwikkelende partijen hebben hierbij de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en controle van de duurzame maatregelen. En waar mogelijk zal het experiment gezocht worden om bouwinnovaties aan te jagen.

Voor het appartementengebouw zullen zodanige maatregelen worden toegepast dat de EPC lager uitkomt dan de huidige norm van 0,4 (zie paragraaf 5.11). Hiermee wordt aangesloten op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente. Voor de vrijstaande woning is nog geen concreet bouwplan. In de toekomst zal ook hiervoor voldaan worden aan het duurzaamheidsbeleid.

3.5.5 Parkeerbeleidsplan Heiloo 2010

Het Parkeerbeleidsplan Heiloo 2010 komt voort uit het Verkeersplan Heiloo 2008. Aan de hand van de uitgangspunten uit het verkeersplan is gestart met de inventarisatie voor het nieuwe parkeerbeleidsplan. De kapstok voor het parkeerbeleid van de gemeente Heiloo is een groen, sociaal, veilig en duurzaam Heiloo waarbij de fiets op de eerste en de auto op de tweede plaats komt. Het gemiddeld autobezit in Heiloo is 1,28 auto’s per huishouden. Naast het aantal auto’s per huishouden moet er ook ruimte zijn voor bezoekersparkeren. Daarom moet de parkeernorm per woning hoger zijn dan 1,28 per huishouden. Omdat Heiloo vooral inzet op een groen, sociaal, veilig en duurzaam Heiloo waarbij de auto pas op de tweede plaats komt, dient de parkeernorm echter niet te groot te zijn, dit gaat ten koste van het groen. De landelijke geldende parkeernormen zoals door het CROW als richtlijn is aangegeven in het ASVV 2004, kunnen daarom uitstekend worden toegepast binnen de gemeente.

Voor de parkeernormen voor inbreiding- en nieuwbouwlocaties richt het beleid zich op parkeren op eigen terrein en bij appartementencomplexen stimuleert de gemeente ondergronds parkeren.

Bij het appartementengebouw wordt het parkeren deels gebouwd opgelost en deels op het achtererf. De parkeernorm voor 'dure' woningen op deze locatie is 2,1 pp. per woning. De totale parkeerbehoefte voor de 4 woningen in het appartementengebouw aan de Kennemerstraatweg is dus 4 x 2,1 = 8,4 = 9 parkeerplaatsen. Bij de vrijstaande woning is het mogelijk om naast de woning auto's te parkeren. Hiermee sluit onderhavig plan aan bij het parkeerbeleid van de gemeente.

3.5.6 Groenbeleidsplan Heiloo 2012-2022

Groen is een van de belangrijke karaktereigenschappen van het dorp Heiloo. Het is van groot belang dat het karakter van Heiloo gewaarborgd wordt. De kwaliteit van het groen is hoog en ondanks de bezuinigingstaakstelling wil de gemeente door bewuste keuzes dit proberen te waarborgen. Met het groenbeleidsplan wordt een visie op ‘groen Heiloo’ geformuleerd voor de komende 10 jaar. De integrale groenvisie is vertaald in kernuitgangspunten die concreet en werkbaar zijn gemaakt in een checklist van uitgangspunten en acties.

De identiteit en landschappelijke verscheidenheid van Heiloo, die gevormd wordt door de cultuurhistorische groenelementen, dient behouden te worden en versterkt. Belangrijk is dat deze landschappelijke onderlegger en ontstaanswijze van Heiloo afleesbaar blijven uit de inrichting van de openbare ruimte in het stedelijk- en buitengebied. Hierbij zijn de beeldkwaliteit, het laten beleven van de openbare ruimte en het oriënteren in het dorp van groot belang.

De landgoederen Nijenburg en Ter Coulster zijn de ‘groene’ trekpleisters van Heiloo voor de dagjesmensen en dus erg belangrijk voor de identiteit van de gemeente Heiloo.

De wijken in Heiloo zijn zo ontworpen dat groen optimaal beleefd wordt. Het gebruik van bomen in woonstraten en langs andere verkeersroutes zorgt voor een continue beleving van groen. Daarnaast wordt de aandacht gewekt door de vele grasbermen en hagen die als begeleiding van de wegen en als verkeersremmende maatregel zijn geplant.

In de bestemmingsplannen van de gemeente Heiloo wordt aangegeven welk groen als structuurgroen wordt gekwalificeerd. Dit zijn groengebieden die zeer karakteristiek en kenmerkend zijn voor het betreffende gebied. Uitgangspunt hierbij is behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van de hoofdgroenstructuur.

De Ter Coulsterlaan ten zuiden van het onderhavige plangebied heeft de bestemming Groen. Binnen het plangebied zelf bevindt zich geen structuurgroen. De driehoek met bomen aan de zijde van de Van Catsstraat (buiten het plangebied) wordt gehandhaafd als onderdeel van het openbaar groen. Door de nieuwe invulling van het perceel Kennemerstraatweg 143 ontstaat een ruimtelijke en functionele meerwaarde naar het openbaar gebied van de Ter Coulsterlaan. Het onderhavige plan past hiermee binnen het groenbeleid.

3.5.7 Bomenbeleidsplan Heiloo 2008

Het karakter van Heiloo wordt voor een groot deel bepaald door de grote hoeveelheid bomen. Gestreefd wordt naar behoud van dit bomenbestand. Door het ontbreken van landelijke wet- en regelgeving, is het aan de gemeente om een sturende rol in de omgang met bomen te vervullen. Een aantal ingrediënten voor een duurzaam bomenbestand is een kwalitatief duurzame boom op een goede standplaats, een structurele controle op de veiligheid en gezondheid en het respect van mensen.

Vanwege toenemende druk op de openbare ruimte vindt de gemeente het van groot belang bomen te beschermen. Bij nieuwe woningbouw, het aanleggen van wegen en andere herinrichtingprojecten is de kans op schade of algehele kap groot. In het beleidsplan worden richtlijnen bepaald voor het omgaan met bomen in deze situaties. Op zowel openbaar als particulier terrein staan zeer bijzondere bomen. In 2011 is een lijst opgesteld met monumentale en beeldbepalende bomen.

De onderhavige ontwikkeling vindt plaats op een bestaande kavel waar bebouwing al aanwezig is. Op het perceel zijn geen monumentale of waardevolle bomen aanwezig. De onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met het bomenbeleid.

3.5.8 Conclusie

Op basis van bovenstaande samenvattingen van de van belang zijnde beleidsnota's kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Beoogde ontwikkeling

Het is de bedoeling het bestaande kantoorpand te slopen en een appartementengebouw aan de Kennemerstraatweg te realiseren. Aan de Van Catsstraat komt er een vrij uitgeefbare kavel voor een enkel woonhuis.

Het bestaande gebouw is qua vorm minder goed passend in de lintbebouwing van de Kennemerstraatweg. Het nieuwe appartementengebouw biedt de mogelijkheid een goede invulling in het lint te maken. Er ligt tevens een kans om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan het woongebied van de Van Catsstraat aan de westzijde van het perceel. Er kan ruimtelijke kwaliteit aan de zijde van de Ter Coulsterlaan toegevoegd worden. De nieuwe bebouwing komt ten goede aan de beleving en levendigheid van het hoekperceel als entree naar de Ter Coulsterlaan en de Van Catsstraat. De bebouwing aan de Kennemerstraatweg en aan de Van Catsstraat is vrijstaand en biedt daardoor ruimte voor een doorzicht richting Tuindorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0011.jpg"

Situatietekening appartementengebouw en vrij uitgeefbare kavel

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0012.jpg"

Gevelaanzichten appartementengebouw (onder voorbehoud beoordeling door Adviescommissie Ruimtelijke kwaliteit)

Het appartementengebouw is circa 20 bij 23 meter en bestaat uit drie lagen met een kap. De goothoogte is 9 meter, de bouwhoogte is 11 meter. Aan de zijkanten dient het bouwvolume boven een hoogte van 7,5 meter binnen een hoek van 60 graden te blijven. Hiermee wordt aangesloten bij de voorwaarden van de gemeente ten aanzien van het profiel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0399.BPkennstraatweg143-0401_0013.jpg"

Voorwaarden profiel gezien vanaf de Kennemerstraatweg

Er worden 4 appartementen in combinatie met gebouwd parkeren gerealiseerd. Ten opzichte van de naastgelegen bebouwing ligt het gebouw verder van de Kennemerstraatweg, de afstand tot de voorste perceelsgrens is ca. 12 meter. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is minimaal 4,5 meter.

Op het vrij uitgeefbare kavel aan de Van Catsstraat is één woning toegestaan binnen het bouwvlak van 7 bij 12 meter. De goothoogte van de woning bedraagt maximaal 5,5 meter, de bouwhoogte maximaal 9 meter. Het bouwvlak van de woning ligt met de rooilijn versprongen ten opzichte van de rooilijn van de andere woningen in de straat vanwege de ligging op de hoek. De afstand tot de voorste perceelsgrens is ca. 3,5 meter.

4.2 Verantwoording ruimtelijke inpassing

Het perceel zal worden gesplitst in een deel voor het appartementengebouw aan de Kennemerstraatweg en een deel voor de vrijstaande woning aan de Van Catsstraat.

De nieuwe bebouwing maakt aan de Kennemerstraatwegzijde onderdeel uit van het lint in en zal er in schaal, maat en vorm een samenhangende eenheid mee vormen. Door de ligging op de hoek met de monumentale toegang van de Ter Coulsterlaan heeft deze bebouwing een bijzondere positie, wat een stedenbouwkundig accent legitimeert. Deze geeft aanleiding voor een verbijzondering van de bebouwing. Doordat de ligging een stedenbouwkundig accent mogelijk maakt is de bebouwing hier maximaal 11 meter hoog, iets hoger dan de omringende bebouwing van 9 meter hoog. Vanwege deze grotere hoogte ligt het gebouw iets verder terug vanaf de straat en staat versprongen ten opzichte van de rooilijnen van de naastgelegen bebouwing. Het appartementengebouw is samenhangend en enkelvoudig volume, met doorzichten aan weerszijden van het gebouw. Door de geleding in de architectuur wordt de aansluiting met de naastgelegen bebouwing gemaakt. Het appartementengebouw is afgedekt met een afgeleid schilddak. De aansluiting van de gevel op de kap is als een duidelijke architectonische overgang opgelost. De kap sluit aan op de gevel van het hoofdgebouw, zodat een verwantschap wordt gecreeerd met de kenmerkende villabouw in het lint. De entree van de woonbebouwing is zichtbaar vanaf de openbare weg. De balkons en buitenruimtes kragen maximaal 0,5 meter uit, waardoor ze bijdragen aan de plasticiteit van het gebouw. Het voorerfgebied is een kwalitatief hoogwaardige ruimte die dient als voortzetting van de openbare ruimte. Het vormt een geleidelijke overgangszone tussen het appartementengebouw en de straat. De zijerven worden in gelijkwaardige kwaliteit ontworpen. Door de inrit van het perceel vanaf de Kennemerstraatweg naar het achtererf wordt een doorzicht vanaf Kennemerstraatweg langs het appartementengebouw richting de Van Catsstraat gemaakt.

Aan de Van Catsstraat is de bebouwing op het perceel onderdeel van de reeks van vrijstaande woningen in de voor het Tuindorp kenmerkende architectuurstijl. Daarnaast zijn de gevel van de woning en de tuininrichting aan de zijde van de Ter Coulsterlaan beeldbepalend aan deze openbare route. Door de ligging in de bocht van de Van Catsstraat vormt de vrijstaande woning op de hoekkavel een afrondend accent in de reeks van de straat. Door de oriëntatie van het bouwvlak richt de woning zich ook op de Ter Coulsterlaan. Hierdoor is een alzijdige vormgeving van de woning een vereiste. Door de ligging van het bouwvlak ligt de rooilijn van de woning voor de rooilijn van de naastgelegen woningen, waardoor de hoekpositie van de woning versterkt wordt. De overgang van de woning naar het openbaar gebied gaat stapsgewijs via de voortuinen en de openbare groenstroken. Aan de noordzijde kan terugliggend ten opzichte van het hoofdgebouw een bijhorend bouwwerk zoals een garage worden gerealiseerd. Aan de noordzijde moet het perceel worden afgeschermd met een gebouwde erfafscherming of volwassen haag tot 1.80m+ maaiveld. De woning krijgt een architectonisch verwantschap met de architectuurstijl van het Tuindorp.

Volgens het Parkeerbeleidsplan Heiloo 2010 dient het parkeren op eigen erf te worden opgelost. Voor een goede ruimtelijke kwaliteit dient de parkeervraag achter de voorgevelrooilijn te worden opgelost. Voor het appartementengebouw wordt het parkeren deels gebouwd opgelost (6 parkeerplaatsen) en deels op het achtererf (3 parkeerplaatsen). Bij de vrijstaande woning is het mogelijk om naast de woning twee auto's te parkeren. De beoogde ontwikkeling zorgt dus niet voor extra parkeerdruk in de omgeving.

4.3 Planmethodiek

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/GBKN ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd conform de door het SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.

Het nieuwe bestemmingsplan is gebaseerd op de systematiek van het vigerende bestemmingsplan 'Noordoost'. Bij de opzet van het bestemmingsplan is uitgegaan van een redelijk gedetailleerde planopzet.

Zowel voor het appartementengebouw als de vrijstaande woning geldt dat het bouwvlak strak rond het beoogde bouwblok is getrokken. Voor het appartementengebouw is de maximale bouwhoogte 11 meter en de maximale hoogte voor de goot 9 meter. Er zijn geen aan- en uitbouwen mogelijk, door de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' op het achtererf. De doorzichten aan weerszijden van het gebouw worden gewaarborgd door aan beide zijden van het gebouw aan de zijerven de bestemming Tuin toe te kennen, waar vergunningsvrij bouwen niet toegestaan is.

Voor de vrijstaande woning is de maximale bouwhoogte 9 meter met een goothoogte van 6 meter, dit sluit aan op de toegestane bouwhoogte van vergelijkbare woningen in de omgeving. Het beleid omtrent erfbebouwingsmogelijkheden sluit zo veel mogelijk aan bij de mogelijkheden die het vigerende plan in de woonbestemming biedt.

4.4 Toelichting op de planregels

In het hoofdstuk 'Inleidende regels' is een aantal begrippen verklaard welke gebruikt wordt in de planregels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is in het artikel "Wijze van meten" bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan geïnterpreteerd dient te worden.

In het hoofdstuk 'Bestemmingsregels' zijn de in het plan opgenomen bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn, waar dat wenselijk is, flexibiliteitbepalingen opgenomen.

De woningen in het plangebied hebben de bestemming ‘Wonen’ gekregen. Naast wonen is het toegestaan om, onder voorwaarden, beroepsmatige activiteiten uit te oefenen. Binnen de regels van de bestemming zijn diverse bouwregels opgenomen voor het bouwen van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken.

De gronden met de bestemming ‘Tuin’ behoren bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen. Op of in de gronden mogen geen gebouwen of bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd. Wel zijn erkers, entreepartijen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan voor de vrijstaande woning. Voor het appartementengebouw is dit uitgesloten door de specifieke bouwaanduiding 'bijbehorende bouwwerken uitgesloten'.

De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, naast de andere op die gronden geldende bestemmingen, bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden. Deze bestemming geldt voor het gehele plangebied.

In het hoofdstuk 'Algemene Regels' worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld. Het gaat hier om de volgende regels:

  • Anti-dubbeltelregel:

Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning of een mededeling op een meldingsplichtig bouwwerk is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen.

  • Algemene gebruiksregels

Hoewel in de Wet ruimtelijke ordening al is bepaald dat strijdig gebruik verboden is, is in het bestemmingsplan toch een artikel ‘Algemene gebruiksregels’ opgenomen. Hierin wordt een aantal voorbeelden gegeven van gevallen die worden aangemerkt als strijdig gebruik.

  • Algemene afwijkingsregels:

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden uit de bestemmingen een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken alsmede een regeling die de bouw van openbare nutsgebouwtjes en antennemasten mogelijk maakt.

  • Algemene wijzigingsregels:

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden uit de bestemmingen en het artikel 'Algemene afwijkingsregels', een aantal algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft de oprichting van wat grotere nutsvoorzieningen, een enigszins andere situering en/of begrenzing van in het plan opgenomen grenzen en de mogelijkheid voor het (gedeeltelijk) laten vervallen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

  • Algemene procedureregels:

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan een in dit plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsregel of bij het stellen van nadere eisen. Bij afwijkingen en nadere eisen is de periode van ter inzage legging gesteld op twee weken.

In het laatste hoofdstuk 'Overgangs- en slotregels' is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik die al bestond bij het opstellen van het plan, maar die strijdig is met de in dit bestemmingsplan opgenomen planregels. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotbepaling is de officiële naam van de planregels bepaald. Onder deze naam kunnen de planregels van het bestemmingsplan aangehaald worden.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten behandeld. Voor het beschrijven van de verschillende onderdelen is gebruik gemaakt van het vigerende bestemmingsplan, aangevuld met informatie uit de notitie 'Kennemerstraatweg 143, Heiloo, advies omgevingsvergunning planologische strijdigheid t.b.v. pand met woonfunctie en vrijstaande woning, RUD Noord-Holland Noord 2 februari 2017'. Deze notitie is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

5.2 Bedrijven en milieuzonering

5.2.1 Algemeen

Bij realisatie van gevoelige functies, zoals woningen, is het van belang inzichtelijk te maken of er bedrijven zijn in de omgeving die een milieucontour hebben die van invloed is op de kwaliteit van de leefomgeving ter plaatse. Of andersom, dat de bouw van nieuwe woningen omliggende bedrijven belemmeren doordat de milieucontouren wordt ingeperkt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de richtlijnen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', 2009.

5.2.2 Situatie plangebied

De enige bekende bedrijfslocatie in de nabije omgeving is het perceel zelf met het bestaande kantoorgebouw. Aangezien deze zal verdwijnen, zal ook de richtafstand van 10 meter voor kantoren/bedrijvigheid in de dienstverlening verdwijnen. Er zijn geen andere relevante bedrijven bekend in de nabije omgeving.

5.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

5.3 Waterhuishouding

5.3.1 Algemeen

In onder andere de Europese 'Kaderrichtlijn water', het 'Nationaal Bestuursakkoord Water', het Deltaprogramma 2015: 'Nederland veilig en leefbaar in de 21e eeuw' en de adviezen van de 'Commissie Waterbeheer 21e eeuw' is het beleid met betrekking tot het water(-beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water; dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel.

Op 22 december 2009 is de Waterwet (Wtw) in werking getreden. Uitgangspunt van de Wtw is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Wtw is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat effecten van nieuwe ontwikkelingen op de waterhuishouding inzichtelijk moeten worden gemaakt. In het bestemmingsplan moet daarom een waterparagraaf worden opgenomen. Voor nieuwe ruimtelijke plannen geldt bovendien de 'watertoets' die verplicht tot overleg met de waterbeheerder over voorgenomen ontwikkelingen, voordat een bestemmingsplan in procedure wordt gebracht.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.

De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

5.3.2 Situatie plangebied

De beoogde ontwikkeling is in het kader van de watertoets voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Hieruit blijkt dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en dat dit kan worden ondervangen met standaardmaatregelen. In het wateradvies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Het wateradvies is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

In het wateradvies komen de volgende zaken aan de orde:

Verharding en compenserende maatregelen

In het plan is geen/slechts in zeer beperkte mate sprake van een toename van de verharding. Omdat dit een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.

Waterkwaliteit en riolering

De ambitie van het Hoogheemraadschap is om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

In het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Dit betekent dat het waterschap voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen.

Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.

Deze adviezen worden in het kader van de omgevingsvergunning meegenomen.

5.3.3 Conclusie

Het aspect waterhuishouding staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.4 Ecologie

5.4.1 Algemeen

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet Natuurbescherming (WNB) van kracht. De Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet worden in deze wet geïntegreerd. In de WNB is zowel de soortbescherming van wilde flora en fauna geregeld als de gebiedsbescherming die veelal voortkomt uit bepalingen van de Europese Habitatrichtlijn (HRL) en Vogelrichtlijn (VRL). De provincies zijn, op enkele uitzonderingen na, het bevoegd gezag van de wet. De provincies organiseren de ontheffingsverlening en handhaving.

Een belangrijke bepaling van de WNB is de zorgplicht die stelt dat “een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.”

Onder de WNB wordt een aantal soorten planten en dieren beschermd. Er zijn vier categorieën met beschermde soorten. Twee categorieën bevatten de soorten die respectievelijk zijn beschermd onder de HRL en soorten genoemd in de VRL. Naast deze Europees beschermde soorten heeft de wetgever nog een extra categorie soorten toegevoegd, de ‘andere soorten’. Per provincie is conform artikel 3.11 nog een vierde categorie opgesteld, die van de ‘vrijgestelde soorten’. Alleen soorten uit de derde categorie kunnen worden vrijgesteld. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van ontheffingsplicht bij het overtreden van de verbodsbepalingen (zie Bijlage 1.2.2) bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting en bestendig beheer. De lijst van vrijgestelde soorten kan per provincie variëren. Daarnaast zijn Bosmuis, Veldmuis en Huisspitsmuis in of op gebouwen of daarbij behorende erven in alle gevallen vrijgesteld van de genoemde verboden in artikel 3.10.

De WNB regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. In de WNB (art. 1.12) wordt ook verordend dat (provinciaal) gebieden aangewezen worden binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Tevens wordt aangegeven dat provincies mogelijkheden hebben ook andere belangrijke gebieden aan te wijzen vanwege hun landschappelijke- of natuurwaarden.

Ruimtelijke ontwikkeling en (her)inrichting zoals het slopen, renoveren of bouwen van woningen, het dempen van wateren of het aanleggen bedrijventerreinen, kan beschadiging of vernieling tot gevolg hebben van de voortplantings- en rustplaatsen van de in het gebied voorkomende (beschermde) soorten. Dit hangt af van de fysieke uitvoering daarvan en de periode waarin het project plaatsvindt. In bepaalde gevallen moet dan ontheffing voor de WNB verkregen worden. Als er beschermde soorten voorkomen die niet zijn vrijgesteld én verbodsbepalingen worden overtreden, dan is ontheffing vereist of moet, indien mogelijk, conform art. 3.31 gewerkt worden met een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode. De vraag of de ontheffing kan worden verleend zal worden beoordeeld door het bevoegde gezag (veelal de provincie waarin het plangebied is gelegen).

5.4.2 Situatie plangebied

In de notitie 'Kennemerstraatweg 143, Heiloo, advies omgevingsvergunning planologische strijdigheid t.b.v. pand met woonfunctie en vrijstaande woning, RUD Noord-Holland Noord 2 februari 2017' is de situatie beoordeeld.

Vanwege de sloop van de bestaande gebouwen dient rekening gehouden te worden met de verbodsbepalingen uit de Wet Natuurbescherming. Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten, te doden, te verwondenof te vangen. Bij de sloop dient rekening gehouden te worden met:

  • Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen;
  • Alle broedende vogels (actieve nesten van vogels mogen niet worden aangetast of verstoord);
  • Vaste nestlocaties van enkele vogelsoorten zoals roofvogels, uilen en huismus, deze "lege" nesten zijn jaarrond beschermd.

Er is daarom een quickscan natuur uitgevoerd. Deze toetsing is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Soortenbescherming

In deze quickscan wordt ten aanzien van de beschermde soorten uit de WNB geconcludeerd:

  • Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen;
  • Gezien het aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over waarnemingen en populaties in de omgeving, zullen van de grondgebonden zoogdieren alleen 'vrijgestelde' soorten aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte 'vrijgestelde' soorten gelden geen verbodsbepalingen als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het besproken plan. Een ontheffing is dan niet nodig;
  • In het plangebied kunnen niet.jaarrond beschermde broedvogels voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli. Als onverhoopt buiten deze periode vogels broedend aanwezig zijn, dienen werkzaamheden plaatselijk te worden uitgesteld;
  • Voor de mogelijk aanwezige foeragerende vleermuizen in het plangebied wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vleermuizen kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

Gebiedsbescherming

De Wet Natuurbescherming kent naast soortbescherming ook gebiedsbeschermende wet- en regelgeving. Het plangebied ligt op meer dan drie kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, het Noordhollands Duinreservaat. Gezien de grote afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen negatieve gevolgen verwacht van de plannen. Het plangebied ligt op korte afstand van het NNN. Omdat de locatie een inbreidingslocatie betreft waar nieuwe bebouwing is gepland in plaats van bestaande, is de locatie niet extra belastend voor natuurwaarden en te prefereren boven uitbreiding in het buitengebied. Vanwege afscheiding van het project door de drukke Kennemerstraatweg en bebouwing met veel licht en geluid en het afzien van felle bouwverlichting, gericht op omliggend groen, worden geen grote externe gevolgen verwacht op natuurwaarden binnen het NNN, de bouw van de woningen verstoort het NNN-gebied niet in betekenende mate.

Voor de overige natuurwetgeving wordt geconcludeerd dat gezien de aard van de plannen, de reikwijdte daarvan en de locatie van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden op voorhand is uit te sluiten dat andere natuurwetgeving aan de orde is dan die hierboven beschreven is. Wel geldt te allen tijde voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving de zorgplicht. Hier zal met de uitvoering rekening mee worden gehouden.

5.4.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.5 Bodem

5.5.1 Algemeen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen is de hoofdvraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Sinds 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Hierin zijn de regels voor het (her)gebruik van grond, bouwstoffen en baggerspecie beschreven. Met het Besluit is een nieuwe stap gezet in de richting van duurzaam bodemheer. Hergebruik van grond, bouwstoffen en baggerspecie wordt zo veel mogelijk gestimuleerd. Gemeenten zijn het bevoegd gezag. Om conform het Besluit op een duurzame manier vorm te kunnen geven aan grondverzet, dient een gemeente te beschikken over een:

  • Bodemfunctieklassenkaart;
  • Bodemkwaliteitskaart;
  • Bodembeheernota.

5.5.2 Situatie plangebied

Op het perceel is wonen al toegestaan. Daarom mag de bodem geschikt worden geacht voor de beoogde woonfunctie.

Er is een volledig verkennend bodemonderzoek NEN 5740 vereist op grond van artikel 2.4 Regelgeving omgevingsrecht en het gestelde in de Wabo, de Woningwet en de Bouwverordening. Het bodemonderzoek dient conform artikel 2.15 van de Bouwverordening te worden uitgevoerd na afronding en vrijgave van de sloop van de bestaande bebouwing. Dit bodemonderzoek zal na de sloop bij de aanvraag van de omgevingsvergunning uitgevoerd worden.

5.5.3 Conclusie

Het aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.6 Cultuurhistorie en archeologie

5.6.1 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarde van de omgeving betreft de stedenbouwkundige samenhang en architectuur van het Tuindorp en de lintbebouwing. Het onderhavige plan voegt zich in deze omgeving, zie hiervoor paragraaf 4.2. Met het onderhavige plan zijn geen cultuurhistorische waarden in het geding.

5.6.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij als uitgangspunt geldt: ‘de verstoorder betaalt’. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke) omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.

5.6.3 Situatie plangebied

Het gebied ligt in een zone met een dubbelbestemming archeologie (hoogste categorie). Er kunnen archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Voordat op deze locatie wordt gebouwd moeten de eventueel aanwezige archeologische waarden in kaart gebracht te worden. Hiervoor moet in een vroeg stadium contact worden gezocht met de gemeente Heiloo omtrent een te volgen archeologische procedure. De gemeente stelt dan een Programma van Eisen op. Dit zal bij de aanvraag van de omgevingsvergunning gedaan worden.

5.6.4 Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Algemeen

De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005. De aanleiding tot het vervangen van het besluit Luchtkwaliteit is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. Met de nieuwe Wet luchtkwaliteit en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. De uitvoeringregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriele regelingen (mr) die gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit in werking zijn getreden.

Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarde wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering meer voor het uitoefenen van de bevoegdheid.

  • a. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. Een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  • d. Een project is genoemd of past binnen het NSL of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De nieuwe wettelijke regels zijn uitgewerkt in de volgende regelingen:

  • Het Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • De Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • De Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
  • De Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Gelijktijdig met het in werking treden van de nieuwe Wet luchtkwaliteit is de AMvB 'Niet in betekende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriele regeling 'niet in betekende mate' (Regeling NIBM) in werking getreden. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een project draagt niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging als de 1% grens niet wordt overschreden. De 1% grens is gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde. Vanaf 1 januari 2015 dient tevens te worden getoetst aan de grenswaarde voor PM2,5. De grenswaarde voor de jaargemiddelde PM2,5 concentratie bedraagt 25 µg/m³.

Projecten die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn onder andere:

  • Woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen bij één ontsluitingsweg en 1000 nieuwe woningen bij twee ontsluitingswegen;
  • Kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 33.333 m² bij één ontsluitingsweg en 66.667 m² bij twee ontsluitingswegen;
  • Bepaalde landbouwinrichtingen.

Bovenstaande projecten mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

5.7.2 Situatie plangebied

In het kader van onder meer bestemmingsplan 'Noordoost' is onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit. Op basis van berekeningen kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied van het bestemmingsplan 'Noordoost', waarbinnen het onderhavige perceel valt, aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer en de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 voldoet.

Omdat het gaat om een kleinschalig project (de sloop en nieuwbouw van één woning) draagt het project niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit in de omgeving. Ook is het niet opgenomen in het NSL of het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit regio Noordvleugel (RSL-NV).

5.7.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.8 Geluid

5.8.1 Kader

Sinds 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Daarin is opgenomen dat voor geluidgevoelige functies, zoals scholen en woningen, bij nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden om de geluidbelasting te bepalen.

De wet omschrijft dat langs spoorwegen en wegen (met uitzondering van woonerven en 30 km/u wegen), geluidzones zijn gelegen. Volgens de wet mag de geluidbelasting op de gevel van een nieuwe gevoelige bestemming binnen stedelijk gebied niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Op plaatsen waar door omstandigheden niet aan de hiervoor genoemde grenswaarde kan worden voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld met een maximum van 63 dB voor binnenstedelijke situaties (68 dB voor vervangende nieuwbouw).

Op basis van de Wgh dient bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde het effect van maatregelen te worden beschreven. Door het treffen van maatregelen kunnen de geluidsbelastingen worden gereduceerd. De systematiek in de Wgh is zodanig dat eerst moet worden beoordeeld of maatregelen aan de geluidsbron mogelijk zijn en daarna in het overdrachtsgebied tussen de bron en de woning. Blijken de maatregelen op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. Bij het ontwerpen van geluidreducerende maatregelen dienen achtereenvolgens de volgende aspecten onderzocht te worden:

  • maatregelen aan de bron;
  • maatregelen in de overdrachtsweg;
  • maatregelen bij de ontvanger.

5.8.2 Situatie plangebied

Akoetsisch onderzoek dient aan te tonen dat er ten aanzien van het wegverkeerslawaai als gevolg van de Kennemerstraatweg voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde. Voor het perceel is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, dit is is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting van dit bestemmingsplan (Akoestisch onderzoek geluidbelasting Woningbouw Kennemerstraatweg 143, SoundForceOne, 5 mei 2017). Voor het perceel geldt dat de uitgangspunten voor het onderzoek zijn dat de woonbestemming en de appartementen zijn geprojecteerd binnen de bebouwde kom (stedelijk gebied), dat het nieuwbouw betreft en dat de maximum rijsnelheid op de Kennemerstraatweg 50 km/uur bedraagt. De Kennemerstraatweg is voorzien van het wegdektype dichtasfaltbeton (DAB). Bij de berekeningen is uitgegaan van een standaard absorptiefactor van 0,8. Voor de ingevoerde bodemgebieden is een bodemfactor van 0.0 gehanteerd (volledig reflecterende bodem). Ter hoogte van de 4 appartementen en het woningbouwvlak zijn in het rekenmodel waarneempunten opgenomen. De berekening van de gevelbelasting heeft plaatsgevonden op 2.0, 5.0 en 7,5 meter ten opzichte van het lokale maaiveld.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting (inclusief 5 dB aftrek conform artikel 3.4 Rmg) op de 4 appartementen maximaal 61 dB bedraagt als gevolg van de Kennemerstraatweg. Op de grens van het woningbouwvlak bedraagt de geluidbelasting maximaal 50 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee overschreden. De grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Er is gekeken naar geluidreducerende maatregelen.

  • Maatregelen bij de bron

Door bijvoorbeeld het verlagen van de rijsnelheid, het omleiden van de verkeersstroom en/of het aanbrengen van een akoestisch gunstigere wegverharding kan de geluiduitstraling vanwege de weg worden beperkt. Echter gezien de kleinschaligheid van hef bouwplan lijken dergelijke ingrijpende en kostbare maatregelen geen haalbare optie. Indien bijvoorbeeld de bestaande asfaltlaag op de Kennemerstraatweg over 200 m wordt vervangen door geluidreducerend asfalt (DD2), zal de geluidbelasting op de woonbestemming afnemen van 61 dB naar ca. 59 dB. Ter indicatie dient rekening te worden gehouden met een kostenpost van € 60.000,-- (50,00/m2).

  • Maatregelen in de overdracht

De 4 appartementen zijn direct gelegen binnen de bebouwde kom. Geluidafschermende maatregelen zoals geluidschermen zijn gezien de stedelijke situatie en het beperkte aantal woningen niet doelmatig.

  • Maatregelen bij de ontvanger/Gevelisolatie

Indien eerder besproken maatregelen om bijvoorbeeld, stedenbouwkundige of financiële redenen niet wenselijk of mogelijk blijken, kan bij het College van B&W ontheffing worden aangevraagd voor een hogere grenswaarde. Het betreft nieuwbouw. Dit betekent dat moet worden voldaan aan een binnenwaarde van 33 dB.

Daarnaast kan er in het plangebied geluidhinder optreden als gevolg van vliegverkeer van de luchthaven Schiphol. Een aanvliegroute loopt juist ten oosten van de gemeentegrens. Op basis van de jaarlijks gepubliceerde geluidscontouren van de luchthaven Schiphol blijkt dat het plangebied ruimschoots buiten de geluidscontouren is gelegen.

5.8.3 Conclusie

Uit de berekeningen van het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gewenste woonbestemming wordt overschreden. Maatregelen bij de bron of in de overdracht ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige of financiële aard. Voor de 4 appartementen dient een hogere waarde te worden aangevraagd van 61 dB. Voor het hier achter liggende woningbouwvlak dient een hogere waarde te worden aangevraagd van 50 dB. Met het vaststellen van een hogere waarde door de gemeente voldoet de ontwikkeling van de woningen wat betreft het aspect akoestiek aan een goede ruimtelijke ordening.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Algemeen

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 contour, welke wettelijk als harde norm fungeert, mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden geprojecteerd. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. In het besluit en de circulaire is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze plicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht.

5.9.2 Situatie plangebied

In de notitie 'Kennemerstraatweg 143, Heiloo, advies omgevingsvergunning planologische strijdigheid t.b.v. pand met woonfunctie en vrijstaande woning, RUD Noord-Holland Noord 2 februari 2017' is de situatie m.b.t. externe veiligheid beoordeeld.

In de directe omgeving zijn geen verkeers-, spoor- en vaarwegen aanwezig waar (relevant) transport van gevaarlijke stoffen over plaatsvindt. Bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen ogeslagen, verwerkt of geproduceerd worden en transportleidingen van aardgas zijn gelegen op voldoende afstand van de ruimtelijke ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid is voor deze locatie niet relevant.

5.9.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

5.10 Kabels en leidingen

Uit inventarisatie is gebleken dat er in of nabij het plangebied geen planologisch relevante ondergrondse leidingen en kabels lopen. Nadere bepalingen zijn daarom in dit bestemmingsplan niet opgenomen.

5.11 Duurzaamheid

Energiebesparing

De woningen voldoen aan het Bouwbesluit.

  • De daken hebben een Rc waarde van 6.0 m² K/W;
  • De gevels hebben een Rc waarde van 4,5 m² K/W;
  • De vloeren hebben een Rc waarde van 4,5 m² K/W;
  • Kozijnen en beglazing hebben een U-waarde =< 1,65 W/m²K.

De transmissie van warmte vanuit de woningen is als gevolg van bovenstaande maatregelen zeer gering. De benodigde warmte t.b.v. verwarming van de ruimten en t.b.v. warmtapwater wordt opgewekt door voor iedere woning een warmtepomp op het dak te installeren. De benodigde energie voor de warmtepomp lucht-water (voor de compressor) geschiedt door elektriciteit. De overdracht voor de ruimteverwarming geschiedt door vloerverwarming volgens een laag temperatuursysteem. Er komt geen gasaansluiting. Daarnaast wordt er nog extra energie opgewekt door PV-panelen (zonnepanelen) op het dak. De benodigde externe elektrische energie voor verwarming en warmwater is zeer gering.

Met bovenstaande maatregelen wordt de EPC (energie prestatie coëfficient) < 0,4.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Kennemerstraatweg 143' naar verschillende overleginstanties gezonden. De Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord, Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hebben een reactie gestuurd. Deze reacties zijn als bijlage 5 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

De Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord heeft om een toevoeging van een paragraaf Duurzaamheid in hoofdstuk 5 gevraagd en een aanpassing met betrekking tot de externe werking op het naastgelegen NNN. De Veiligheidsregio Noord-Holland Noord heeft geen opmerkingen op het bestemmingsplan. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft geen opmerkingen en kan instemmen met deze ruimtelijke ontwikkeling.

De gevraagde aanvullingen van de Regionale Uitvoeringsdienst zijn toegevoegd. Verder is het bestemmingsplan niet gewijzigd.

6.2 Inspraak

Met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan heeft inspraak plaatsgevonden. Hiervoor heeft het plan met ingang van 13 juli 2017 voor een periode van acht weken ter inzage gelegen. In totaal zijn tien inspraakreacties ontvangen. In bijlage 6 is een samenvatting en beantwoording van de ingekomen reacties opgenomen.

Het bestemmingsplan is gewijzigd naar aanleiding van deze reacties. De goothoogte van de vrijstaande woning is aangepast van 6 naar 5,5 meter.

6.3 Ter inzage legging

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient de kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.

Na de zienswijzeperiode zullen in een bijlage bij deze paragraaf de verschillende zienswijzen worden weergegeven en worden voorzien van een gemeentelijke reactie. Deze zienswijzen zullen door de gemeenteraad worden meegewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een particulier initiatief. De met deze ontwikkeling samenhangende kosten komen ten laste van de initiatiefnemer. Gezien de aard en omvang mag worden verwacht dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is. Met de initiatiefnemer is een planschadeverhaalovereenkomst gesloten.