Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Korteweg 6a
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0398.BP88KORTEWEG6A-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

Het bestemmingsplan Korteweg 6a van de gemeente Heerhugowaard met identificatiecode
NL.IMRO.0398.BP88KORTEWEG6A-VA01;

1.2 Bestemmingsplan:

De geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0398.BP88KORTEWEG6A-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aan-huis-gebonden beroep:

Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke effect of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 Agrarisch bedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij het bewerken, verwerken en/of bewaren van die gewassen en/of dieren op het eigen bedrijf is toegestaan, daaronder medebegrepen het bewerken, verwerken en/of bewaren van gewassen en/of dieren van derden als aanvulling op het eigen productieniveau, waarbij het eigen productieniveau niet mag worden overschreden en waarbij naar vorm onderscheid wordt gemaakt in:
 
1.6.1 Grondgebonden agrarisch bedrijf / niet grondgebonden agrarisch bedrijf   
een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie geheel of nagenoeg geheel wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (grondgebonden agrarisch bedrijf), danwel een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie niet of nauwelijks wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (niet grondgebonden agrarisch bedrijf) en naar omvang in:
  1. Volwaardig agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met volledige werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
  2. Reëel agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor ten minste een halve arbeidskracht, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd en dat als doelstelling heeft door te groeien naar een volwaardig agrarisch bedrijf;
  3. Deeltijd agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor minder dan een halve arbeidskracht, maar wel met marktoriëntatie, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
  4. Hobby agrarisch bedrijf: een bedrijf met een omvang van ten minste 1,5 hectare land, het erf daarbij inbegrepen, in eigendom, pacht of een combinatie daarvan en dat een agrarische productie ontplooit van minimaal 5 standaardbedrijfseenheden of een gelijke productieomvang uitgedrukt in soortgelijke eenheden;

1.7 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 Bebouwingspercentage:

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 Bed & Breakfast:

Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt, dat gevestigd is in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende woonhuis;

1.10 Beroeps- c.q. bedrijfsoppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 Bestaand:

  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.12 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.13 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 Bijbehorend bouwwerk:

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.15 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.17 Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel;

1.20 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.21 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 Bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden:

Een niet overdekte piste voorzien van een bewerkte / aangepaste bodem anders dan gras en een omheining voor het trainen of africhten paarden, zoals een paardenbak, een longeercirkel, een paddock e.d;
 

1.23 Dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 Detailhandel:

Een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten;

1.25 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.26 Dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.27 Erfafscheiding:

Constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en de hoofdgebouw;

1.28 Erotisch getinte vermaakfunctie:

Een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.29 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 Hoofdgebouw:

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.31 Horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden:
-horeca van categorie 1
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant).
-horeca van categorie 2
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon)
-horeca van categorie 3
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur)
- horeca van categorie 4
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek).
-horeca van categorie 5
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf in combinatie met het al dan niet verstrekken van maaltijden ( bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg).

1.32 Huishouden:

de bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning;

1.33 Kantoor:

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.34 Kas:

Een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;

1.35 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

De in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.36 Landbouwdieren:

Dieren, die als ze volwassen zijn, een schofthoogte van 50 cm of meer hebben;

1.37 Mantelzorg:

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.38 Onderkomen:

Een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent;

1.39 Overkapping:

Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.40 Peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;

1.41 Paardenbak:

Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport zonder de daarbij behorende voorzieningen zoals verlichting;

1.42 Permanente bewoning:

Bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

1.43 Perceelsafscheiding:

Constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.

1.44 Recreatief medegebruik:

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.45 Recreatiewoning:

Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.46 Seksinrichting:

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 Snijdende voorgevellijn:

De voorgevellijn van een woning of woningrij, welke de voorgevellijn van de dwars daarop geplaatste woning of woningrij kruist;
 

1.48 Verkoopvloeroppervlakte:

Een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte)
 

1.49 Voorgevelrooilijn:

Alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw en het denkbeeldige verlengde daarvan;

1.50 Voorgevel:

De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.51 Webwinkel/ internetverkoop:

Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse ter hand worden gesteld.

1.52 Woning:

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling van een bouwwerk:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel zoals verbeeld in bijlage 1 van de regels;

2.3 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zoals verbeeld in bijlage 1 van de regels;

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 Afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

Tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf;
  2. boog- en gaaskassen ten behoeve van een agraarisch bedrijf zijn uitsluitend toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 oktober;
    met als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf:
  3. dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin: 
    met de daarbij behorende:
  4. erven en terreinen;
  5. wegen, fiets- en voetpaden;
  6. water;
  7. groen.

3.2 Bouwregels

Buiten het bouwvlak mogen geen bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
  1. boog- en gaaskassen waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter
  2. perceelsafscheidingen waarvan:
    1. de hoogte van perceelsafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
    2. ter plaatse van de toegang tot percelen de hoogte van perceelsafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,00 meter;

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de in lid 3.2. onder a van dit artikel genoemde bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel, anders dan bij deze regels is toegestaan.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen en erfverhardingen;
  2. natuurvriendelijke oevers als de bestemming 'Tuin' grenst aan de bestemming 'Water'.
  3. een paardenbak zonder lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak'.
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van:
  1. erfafscheidingen achter voorgevelrooilijn waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,00 meter;
  2. erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,30 meter;
  3. afscheidingen ten behoeve van huisafvalcontainers waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,30 meter.
  4. afscheidingen ten behoeve van paardenbakken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1, 50 meter;
  5. de oppervlakte van bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1.500 m2;

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de tuin als parkeerplaats, buiten de garageoprit.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één vrijstaande woning;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bed and breakfast accommodatie;
    met de daarbij behorende:
  4. erven;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

 
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het (her)bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woning worden ge(her)bouwd;
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden ge(her)bouwd;
  3. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één woning aanwezig zijn;
  4. het hoofdgebouw dient vrijstaand worden ge(her)bouwd;
  5. de afstand van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,00 meter te bedragen of zoveel minder als de woning ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan op een afstand kleiner dan 2,00 meter uit de perceelsgrens stond.
  6. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
  7. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10,00 meter;
  8. het hoofdgebouw mag aan de voorzijde worden uitgebreid met:
    1. een uitbouw met lengte van maximaal 2/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter of:
    2. een entree met een lengte van maximaal 1/3 deel van de gevellengte en een diepte van 1,50 meter en/of:
    3. een erker aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter,
      waarbij de uitbouw of entree niet wordt gerekend tot het oppervlak van de woning;
  9. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;
  10. de dakhelling mag niet minder dan 35 en niet meer dan 75 graden bedragen;
  11. indien de dakhelling ten tijde van de tervisielegging van het bestemmingsplan minder dan 35 graden was, mag die dakhelling worden toegepast;
  12. ondergeschikte delen van de kap mogen plat worden afgedekt;
  13. het hoofdgebouw mag maximaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn of het denkbeeldig verlengde daarvan worden gebouwd.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  2. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen ten minste 3,00 meter achter (het verlengde van) de naar de weg toegekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan hetgeen mogelijk is binnen de aanduiding 'bijgebouwen'; 
  4. ten aanzien van aangebouwde, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken geldt, dat:
    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,50 meter;
    2. de goothoogte niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;
    3. het bepaalde onder 1 en 2 geldt niet voor bestaande aanbouwen; daarvoor gelden de bestaande maten als maximaal;
  5. ten aanzien van vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt, dat:
    1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter en voor maximaal één zijde niet meer dan 4,00 meter;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,50 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn van de woning en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Gebruik van de woning:
Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:
  1. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  2. bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een oppervlakte van maximaal 50 m2;
5.3.2 Afwijken van het gebruik van de woning:
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het onder a van lid 5.3.1. genoemde maximum tot een maximum van 100 m2, mits niet meer dan 1/3e van het bruto vloeroppervlak van de woning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, het woonmilieu en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad en er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf mogelijk is en gerealiseerd wordt;
  2. het bepaalde in lid 3.1 onder b voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is.
5.3.3 Strijdig gebruik:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden.
5.3.4 Voorwaardelijke verplichting:
De gronden as bedoeld in artikel 5.1 mogen slechts als zodanig gebruikt worden indienen de maatregelen zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels (erfinrichtingsplan) zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
5.3.5 Parkeren:
Het parkeren ten behoeve van het wonen dient plaats te vinden op eigen erf.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 4' aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
  1. voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt   verleend, door de aanvrager:
    1. documentatie of archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden aangetoond dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn;
    2. archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  2.   indien uit het in lid 6.2 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    1.  de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen als bedoeld in de Erfgoedwet;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. de verplichting onder a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m²of ondieper dan 40 cm.
6.2.1 Bouwverbod:
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 6.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  2. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
  3. bouwplannen kleiner dan 2500 m2² en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.
6.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden
Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2.1 een omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien uit advies is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
6.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden
Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.2.4 Rapport:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.3.1 Werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden:
Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:
  1. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 0,40 meter;
  2. (bron)bemaling.
6.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden:
Voor zover de in lid 6.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
6.3.3 Rapport:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
6.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 is niet vereist voor:
  1. werken of werkzaamheden, die behoren tot het normale gebruik, onderhoud en beheer;
  2. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
    en
  3. indien uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige archeologische waarden door de werkzaamheden niet worden verstoord.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 Algemene afwijkingsregels:

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
  1. de bij recht op de verbeelding en/of in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages worden vergroot;
  2. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meet verschil daartoe aanleiding geeft;
  3. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  4. de hoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  5. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. de hoogte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
      en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:
  6. utilitaire bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvan:
    1. de goothoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 5,50 meter mag bedragen;
    3. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 mag bedragen.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken:

9.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
9.1.2 Afwijking:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 9 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9 lid 1 met maximaal 10%;
9.1.3 Uitzondering:
artikel 9 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

9.2 Overgangsrecht gebruik:

9.2.1 Algemeen:
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
9.2.2 Strijdig gebruik:
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
9.2.3 Onderbroken gebruik:
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
9.2.4 Uitzondering:
artikel 9 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Korteweg 6a te Heerhugowaard
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering
  
De  burgemeester,         de secretaris
    
………………                 ………………