direct naar inhoud van Toelichting
Plan: 2e partiële herziening Broekhorn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0398.BP44BROEKHORN04-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het voorjaar van 2013 is Bouwfonds Ontwikkeling gestart met de eerste grondwerkzaamheden ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied Broekhorn te Heerhugowaard. De voorgenomen ontwikkeling is op enkele punten strijdig met de vigerende bestemmingsplannen. Het betreft de maximale bouwhoogte binnen de bestemming 'Wonen en voorzieningen', het maximaal aantal woningen en enkele bouwregels met betrekking tot afstandseisen op de kavel binnen de bestemming 'Wonen-3' grenzend aan en ten oosten van de Broekerweg. Tot slot zijn de bestemmingsgrenzen van 'Wonen en voorzieningen' en 'Wonen-3' op enkel plaatsen zodanig aangepast zodat deze overeenkomen met het geoptimaliseerde stedenbouwkundig ontwerp waarover overeenstemming is met de gemeente Heerhugowaard. In dit bestemmingsplan, de 2e Partiële herziening Broekhorn, worden deze punten planologisch mogelijk gemaakt.

De aanleiding om af te wijken van het geldende planologische regime is het creëren van een optimale gebiedsinrichting van de betreffende plandelen van de ontwikkeling Broekhorn.

1.2 Huidige planologische regeling

Voor de gronden van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan gelden momenteel twee verschillende bestemmingsplannen.

Voor het oostelijk deel van het plangebied (bestemming 'Wonen en voorzieningen') geldt het bestemmingsplan Broekhorn, zoals dat bij besluit van de gemeenteraad d.d. 24 juni 2008 is vastgesteld en op 9 december 2008 is goedgekeurd door Provinciale Staten van Noord-Holland.

Voor het westelijk deel van het plangebied (bestemming 'Wonen-3') geldt het bestemmingsplan '1e Partiële herziening Broekhorn', zoals dat bij besluit van de gemeenteraad d.d. 28 september 2010 is vastgesteld.

Tot het moment dat het bestemmingsplan '2e Partiële herziening Broekhorn' in werking is getreden, is het bebouwen en gebruiken van de gronden van het plangebied nog geregeld in de hierboven genoemde bestemmingsplannen.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting, waarin de achterliggende gedachten bij het bestemmingsplan zijn verwoord. In het eerste hoofdstuk van de toelichting zijn de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan verwoord. Hoofdstuk twee geeft een beeld van de huidige situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies. In hoofdstuk drie wordt aandacht besteed aan het beleidskader en regelgeving. Het vierde hoofdstuk geeft een planbeschrijving, waarin de voorgenomen ontwikkelingen en het gewenste, ruimtelijke beeld onder woorden worden gebracht. De verschillende milieuaspecten die van invloed kunnen zijn op ruimtelijke ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk vijf. Een toelichting op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan wordt gegeven in hoofdstuk zes. Hoofdstuk zeven beschrijft de uitvoerbaarheid van het plan waarbij de economische uitvoerbaarheid aan bod komt. In het laatste hoofdstuk wordt de procedure van het bestemmingsplan uiteengezet.

 

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Ontstaangeschiedenis

Broekhorn is onderdeel van polder “de Heerhugowaard”, een droogmakerij, net als de Schermer en de Beemster. Deze droogmakerijen liggen in een verveningslandschap. Aan de oostzijde van Langedijk is dit nog duidelijk te herkennen. De ringvaart is de grens van de Heerhugowaard en daarmee van Broekhorn. De ringvaart is bevaarbaar gemaakt waardoor het kanaal Alkmaar – Kolhorn is ontstaan. De polder ligt drie meter lager dan het verveningslandschap. Dit hoogteverschil wordt versterkt door de dijk, welke nog hoger ligt.

2.2 Ligging plangebied

In figuur 2.1 is de ligging van het plangebied binnen de Broekhorn globaal weergegeven. De gronden liggen in het plangebied Broekhorn te Heerhugowaard, tussen de Broekerweg en de Westdijk. De precieze begrenzing van het plangebied is op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0398.BP44BROEKHORN04-VA01_0001.png"

Figuur 2.1: Globale ligging plangebied

De gronden van het plangebied kenden in het verleden een agrarisch gebruik. Thans vinden in het gehele plangebied Broekhorn de grondwerkzaamheden plaats ten behoeve van het bouwrijpmaken van het gebied.

 

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan '2e Partiële herziening Broekhorn' bevat twee wijzigingen ten opzichte van de in hoofdstuk 1 genoemde vigerende bestemmingsplannen (bestemmingsplan 'Broekhorn' en bestemmingsplan '1e Partiële herziening Broekhorn'. Hieronder zijn de wijzigingen toegelicht.

3.2 Planbeschrijving

De opgave voor Broekhorn is het ontwikkelen van een interessant landschap waarin gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden, en dat de bijzondere positie van het gebied in de regionale context versterkt. De N242 vormt een integraal onderdeel van deze opgave en moet op een vanzelfsprekende wijze geïntegreerd worden. Voor de planbeschrijving van het gehele plangebied Broekhorn wordt verwezen naar de eerder genoemde vigerende bestemmingsplannen.

3.3 Wijzigingen

Hieronder zijn de wijzigingen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen binnen de Broekhorn beschreven.

Wonen en voorzieningen

De eerste wijziging betreft een vergroting van de maximale bouwhoogte binnen de bestemming 'Wonen en voorzieningen'. De maximale bouwhoogte op basis van bestemmingsplan 'Broekhorn' bedraagt in deze bestemming 6,5 meter ten opzichte van N.A.P. In verband met de aanscherping van de EPC-eisen in het Bouwbesluit (en de hiermee verband houdende dikkere afwerkvloeren en dikkere dakschil) is voorgesteld om de maximale bouwhoogte met 0,5 meter te verhogen naar 7,0 meter. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is deze maximale bouwhoogte opgenomen.

Wonen-3 ten oosten van de Broekerweg

De tweede wijziging betreft een vergroting van het maximale aantal woningen binnen het bestemmingsvlak Wonen-3 ten oosten van de Broekerweg. Het maximaal aantal woningen op basis van de '1e Partiële herziening Broekhorn' bedraagt in dit bestemmingsvlak 11. In verband met de huidige marktomstandigheden is de oorspronkelijke woningbouwverkaveling aangepast waardoor er ruimte voor meer woningen is ontstaan (zie figuur 3.1 en 3.2). Om deze reden is een maximaal aantal woningen van 18 binnen de bestemming Wonen-3 opgenomen. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is dit weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0398.BP44BROEKHORN04-VA01_0002.png"

Figuur 3.1: oude verkaveling Figuur 3.2: nieuwe verkaveling

Bouwregels afstandseisen

De derde wijziging betreft de afstand van hoofdgebouwen en bijgebouwen tot de voorste en zijdelingse perceelsgrens. Omdat in de '1e Partiële herziening Broekhorn' was uitgegaan van de uitgifte van vrije kavels binnen dit bestemmingsvlak, zijn er ruime afstandseisen van gebouwen tot de voorste en zijdelingse perceelsgrens aangehouden. Omdat er momenteel sprake is van projectmatige bouw binnen het betreffende gebied, zijn deze afstandseisen enigszins beperkt:

  • 1. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens is gewijzigd van 3,0 meter naar 1,0 meter;
  • 2. De afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens is gewijzigd van 5,0 meter naar 3,0 meter;
  • 3. De afstand van bijgebouwen en gebouwdelen die dienen om auto's te stallen tot de voorste perceelsgrens is gewijzigd van 11,0 meter naar 9,0 meter.

Bestemmingsgrenzen

Op enkele punten komen de vigerende bestemmingsgrenzen niet precies overeen met het ontwerp. Het betreft hier bijvoorbeeld een talud welke als tuin wordt uitgegeven maar op dit moment geen woonbestemming heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0398.BP44BROEKHORN04-VA01_0003.png"  

Figuur 3.3: afwijking stedenbouwkundig plan met vigerende bestemmingsgrens 'Wonen – 3'

afbeelding "i_NL.IMRO.0398.BP44BROEKHORN04-VA01_0004.png"

Figuur 3.4: afwijking stedenbouwkundig plan met vigerende bestemmingsgrens 'Wonen en voorzieningen' .

Naast de hierboven genoemde wijzigingen zijn ondergeschikte, niet-inhoudelijke, wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd als gevolg van de nu geldende wetgeving (Wabo en Wro-standaarden) en enkele onvolkomenheden bijgesteld. De wijzigingen als gevolg van onvolkomenheden in de vigerende bestemmingsplannen zijn hieronder per bestemming toegelicht.

Wonen - 3

1. De bestemmingsomschrijving van Wonen – 3 is in de '1e partiële herziening Broekhorn' te beperkt opgenomen. Conform de overige globale woonbestemmingen in het plangebied Broekhorn zijn de volgende functies aan bestemmingsomschrijving toegevoegd (artikel 4.1):

  • Woonstraten en paden;
  • Openbare nutsvoorzieningen;
  • Groenvoorzieningen;
  • Bruggen en duikers;
  • Speelvoorzieningen

2. In de '1e partiële herziening Broekhorn' wordt in de bouwregels voor hoofdgebouwen verwezen naar een aanduiding 'erf'. Omdat deze niet in het bestemmingsvlak is opgenomen is deze bepaling verwijderd (artikel 3.2.2);

3. In de '1e partiële herziening Broekhorn' wordt in de bouwregels voor hoofdgebouwen voor de maximale bouw- en goothoogte gerefereerd aan de bestaande hoogtes. Aangezien er geen woningen binnen het bestemmingsvlak aanwezig zijn, is dit verwijderd uit de betreffende bepaling (artikel 3.2.2.);

4. In de '1e partiële herziening Broekhorn' ontbreekt in de bestemming een verwijzing naar de afstemming met de waterkering (dubbelbestemming). Omdat deze in de andere bestemmingen binnen bestemmingsplan Broekhorn en de 1e partiële herziening Broekhorn wel is opgenomen, is deze toegevoegd (artikel 3.5).

Wonen en voorzieningen

1. In bestemmingsplan 'Broekhorn' is in de bouwvoorschriften voor hoofdgebouwen verwezen naar een aanduiding 'appartementengebouwen toegestaan'. Deze aanduiding komt echter niet voor in het bestemmingsvlak. De bepaling is verwijderd (artikel 4.1);

2. In bestemmingsplan 'Broekhorn' is in de gebruiksvoorschriften een onvolledige regeling met betrekking tot aan huis verbonden beroep en bedrijf opgenomen. Dit is hersteld conform de regeling in bestemming Wonen – 3 (artikel 4.3.1).

 

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Inleiding

De beleidscontext voor Broekhorn wordt gevormd door verschillende beleidsrapportages op verschillende bestuursniveaus. Wat betreft het onderwerp beleid wordt verwezen naar het hoofdstuk 3 uit het bestemmingsplan 'Broekhorn' en hoofdstuk 4 uit het bestemmingsplan '1e Partiële herziening Broekhorn'. Omdat na vaststelling van deze bestemmingsplannen nieuwe beleidsstukken zijn vastgesteld zijn deze in dit hoofdstuk toegelicht.

4.2 Rijksbeleid

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is het de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De Structuurvisie vervangt een aantal rijksbeleidsnota's waaronder de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van de Structuurvisie gaan over bereikbaarheid, concurrentiekracht, leefbaarheid en veiligheid.

In de Structuurvisie wordt een groot deel van ruimtelijke ordeningskwesties bij de provincies en gemeenten neergelegd. Zo staat in de Structuurvisie dat afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap het Rijk aan de provincies en gemeenten overlaat, het budget voor provinciaal en regionaal verkeer en vervoer ook bij provincies en gemeenten komt te liggen en gemeenten ruimte krijgen voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het beleid dat in de structuurvisie is neergelegd wordt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vastgelegd in regelgeving. Hierin zijn directe regels voor provincies en gemeenten opgenomen die de rijksbelangen beschermen.

In de structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  • a. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van deruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • b. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • c. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Binnen deze drie hoofddoelen benoemt het Rijk onderwerpen van nationaal belang en welke instrumenten voor deze belangen worden ingezet. De woningbouwontwikkeling binnen het plangebied van Broekhorn past binnen de hoofddoelstellingen zoals opgenomen in de Structuurvisie. Met de ontwikkeling wordt de ruimtelijke-economische structuur op lokaal niveau versterkt. Hierbij wordt een leefbare en veilige omgeving gewaarborgd met behoud van natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De verantwoordelijkheid voor deze opgave bevindt zich echter primair op lokaal niveau.

4.3 Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie Noord-Holland aan op welke manier zij de ruimte in de provincie de komende 30 jaar wil benutten en ontwikkelen. De provincie zet vooral in op compacte en goed bereikbare steden, omringd door aantrekkelijk groen. In de structuurvisie is het plangebied waar de woningbouw is gepland, opgenomen als Bestaand Bebouwd Gebied (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0398.BP44BROEKHORN04-VA01_0005.png"

Figuur 3.1: uitsnede themakaart Bestaand Bebouwd Gebied (roze = BBG)

Binnen het Bestaand Bebouwd Gebied bevordert de Provincie Noord-Holland zoveel mogelijk de intensivering en bundeling van stedelijkheid, zowel in nieuwe ontwikkelingen als in transformatiegebieden. Hierbij wordt gezocht naar nieuwe en aansprekende combinaties van wonen en werken. De voorgenomen woningbouwontwikkeling is passend binnen de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

De doorwerking van de provinciale Structuurvisie naar gemeentelijke bestemmingsplannen is geregeld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Hierin zijn de voorschriften gegeven waar bij het maken van een bestemmingsplan aan moet worden voldaan. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt aan deze voorschriften voldaan.

 

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsfactoren

5.1 Inleiding

Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dit verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies. In dit hoofdstuk zijn de effecten van de voorgenomen ontwikkeling per aspect inzichtelijk gemaakt

Omdat dit bestemmingsplan slechts twee significante wijzigingen mogelijk maakt ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen, kan voor de meeste milieu- en omgevingsfactoren worden verwezen naar hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan 'Broekhorn' en hoofdstuk 5 van het bestemmingsplan '1e Partiële herziening Broekhorn. In de onderzoeken die aan deze hoofdstukken ten grondslag liggen is het onderhavige plangebied namelijk meegenomen.

De toename van het aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen-3' ten oosten van de Broekerweg, kan gevolgen hebben voor de watercompensatie, geluidsaspecten en het groepsrisico. Deze aspecten zijn hieronder beschreven. Voor de overige milieu- en omgevingsfactoren (bodem, cultuurhistorie, archeologie, flora en fauna, verkeer, luchtkwaliteit, kabels en leidingen) heeft deze partiële herziening geen gevolgen ten opzichte van de nu geldende bestemmingsplannen.

5.2 Water

Door de toename van het aantal woningen binnen de bestemming 'Wonen-3' zal het toekomstig verhard oppervlak iets toenemen (maximaal 1.000 m2). Dit betekent dat circa 170 m2 extra waterberging nodig is. In het stedenbouwkundig ontwerp is echter ruim voldoende water opgenomen waardoor extra berging beschikbaar is. Het volume aan beschikbare berging (zijnde circa 8 hectare) in Broekhorn biedt zelfs mogelijkheden om nu en in de toekomst autonome wateropgaven als gevolg van stedelijke in- of uitbreidingen in de gemeente Heerhugowaard te compenseren door water te bergen in de Broekhorn. Na realisatie van het plan Broekhorn zal het precieze volume aan beschikbare waterberging voor andere projecten worden bepaald.

5.3 Akoestiek

Als gevolg van de toename van het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak Wonen-3 ten oosten van de Broekerweg, is een nieuw akoestisch onderzoek voor dit deelplan uitgevoerd. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat (na aftrek conform het gestelde in art. 3.4 van het RMG 2012) op 13 van de 18 woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt echter nergens overschreden.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Broekhorn d.d. 24 juni 2008 is voor het aantal woningen waar een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is berekend (na toepassing geluidreducerend asfalt op de N242) een hogere waarde verleend. Voor 82 woningen is een hogere waarde verleend vanwege het wegverkeer langs de Broekerweg waarbij de hogere waarden variëren van 49 dB t/m 56 dB. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt dit aantal niet overschreden en kan daarom worden volstaan met de destijds verleende hogere waarden.

5.4 Externe veiligheid

De extra woningen die in dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt vallen buiten de invloedszone van de provinciale weg N242 waar vervoer van gevaarlijke stoffen over plaatsvindt. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

 

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en ontwikkelaar bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels en ten slotte de handhaafbaarheid.

6.2 Planregels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken.

Voorliggend bestemmingsplan bevat globale eindbestemmingen, waarmee een directe bouwtitel wordt verkregen.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 staan de inleidende bepalingen van de regels beschreven.

  • Artikel 1: Begrippen

Artikel 1 geeft de betekenis aan een aantal in de regels voorkomende begrippen. Hierdoor wordt de interpretatie van de begrippen vastgelegd, waardoor de duidelijkheid wordt vergroot;

  • Artikel 2: Wijze van meten

Het tweede artikel geeft aan hoe bepaalde maten dienen te worden berekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Deze artikelen bevatten de regels welke direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien:

  • a. een beschrijving van de bestemming;
  • b. de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz. De bouwregels geven aan welke bouwwerken mogen worden opgericht;
  • c. (eventueel) mogelijkheid voor afwijken van de bouwregels;
  • d. (eventueel) een omschrijving van de specifieke gebruiksregels;
  • e. (eventueel) een mogelijkheid voor afwijken van de gebruiksregels.

In het bestemmingsplan '2e Partiële herziening Broekhorn' komen de volgende bestemmingsregels voor die op de eerder genoemde punten zijn aangepast:

  • Artikel 3: Wonen - 3
  • Artikel 4: Wonen en voorzieningen
  • Artikel 5: Waterstaat – Waterkering (dubbelbestemming)

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. De diverse artikelen zullen hieronder kort worden toegelicht.

  • Artikel 6: Anti-dubbeltelbepaling

Op grond van de anti-dubbeltelbepaling is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft (artikel 3.2.4 Bro). Deze bepaling voorkomt dat er meer kan worden gebouwd dan er wenselijk is indien een kavel wordt gesplitst en op grond daarvan een nieuw bouwperceel ontstaat. Elk bouwperceel heeft immers in principe recht op een bepaalde hoeveelheid bebouwing.

  • Artikel 7: Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling geeft de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels ten aanzien van het bouwen van kleine niet voor bewoning dienende gebouwtjes, het overschrijden van bepalingen inzake goothoogte, hoogte, oppervlakte en inhoud van bouwwerken.

  • Artikel 8: Algemene wijzigingsregels

Op basis van de algemene wijzigingsregels kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de daarbij gestelde voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Hieronder worden de verschillende artikelen toegelicht.

  • Artikel 9: Overgangsrecht

Het overgangsrecht is tweeledig en heeft betrekking op bouwwerken en gebruik. Hierin is geregeld dat bestaande bouwwerken mogen worden gehandhaafd en bestaand gebruik mag worden voortgezet.

  • Artikel 10: Slotregel

Dit artikel geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

6.3 Handhaafbaarheid

Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een bestemmingsplan, dus ook bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan “2e Partiële herziening Broekhorn”, is dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar dienen te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient meer aandacht omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Bij de totstandkoming dit bestemmingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels.

Ten behoeve van een goede handhaving van de regels zijn de volgende factoren van belang:

  • voldoende kenbaarheid geven aan het plan;
  • voldoende draagvlak voor het beleid en de regelgeving in het plan;
  • inzichtelijke en realistische regeling;
  • handhavingsbeleid.

 

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 8 toegelicht.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een grondexploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de gemeenteraad besluiten af te wijken van het vaststellen van exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Bij onderhavig bestemmingsplan is dit laatste van toepassing en is een exploitatieplan daarom niet nodig. De kosten van de grondexploitatie zijn verzekerd door middel van gesloten overeenkomst met de initiatiefnemer.

Op grond van deze gegevens kan de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate gewaarborgd worden geacht.

 

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Overleg

Ingevolge artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), dienen burgemeester en wethouders overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Omdat er in dit bestemmingsplan sprake is van een zeer beperkte aanpassing van de vigerende bestemmingsplannen (bouwhoogte en aantal woningen), wordt er geen vooroverleg gevoerd. De gemeente Langedijk, in de personen van Wethouder P.J. Beers en de stedenbouwkundige mevrouw M. Zeedijk, is geïnformeerd over de inhoud van deze herziening d.d. 11 april 2013 respectievelijk d.d. 28 mei 2013.

8.2 Procedure

Na de verwerking van de overlegreacties, heeft het ontwerpbestemmingsplan op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening vanaf 25 juli 2013, gedurende zes weken  ter inzage gelegen, waarbij door een ieder zienswijzen bij de gemeenteraad konden worden ingediend. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. Na een beroepstermijn van zes weken treedt het bestemmingsplan in werking, tenzij conform artikel 8.4 Wro een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan bij de afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.

Bijlage bij toelichting