Artikel 28 Leiding

 

28.1 Bestemmingsomschrijving

 

28.1.1 Bestemming

 

De mede voor "Leiding" (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn ook bestemd voor de aanleg en instandhouding van:

  1. ondergrondse leidingen voor gas, water en elektriciteit met een vrijwaringszone, waarvan de breedte 3,00 meter ter weerszijden van de hartlijn van een leiding voor elektriciteit en water en 5.00 meter ter weerszijde van de hartlijn van een leiding voor gas bedraagt;

en

  1. het bouwen van gebouwen ten dienste van de bedoelde leiding(en).

 

28.1.2 Voorrangsregeling

 

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

28.2 Bouwregels

 

28.2.1 Gebouwen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4,00 meter;

  2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 25,00 m².

 

28.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels;

  1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

 

28.2.3 Bouwregels vanwege samenvallende bestemmingen

 

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten.

 

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

 

28.3.1 Werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

 

Het is verboden op of in de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, ter plaatse van de in lid 1 bedoelde gronden, de volgende werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het oprichten van enig bouwwerk;

  2. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

  3. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

  4. het verrichten van grondroeractiviteiten (b.v. het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  5. diepploegen;

  6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  7. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  8. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

  9. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

  10. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

 

28.3.2 Uitzonderingsregeling

 

Het verbod als bedoeld in lid 28.3.1 is niet van toepassing op werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden die:

  1. vallen onder normaal beheer en onderhoud;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

28.3.3 Toetsingscriteria bij vergunningverlening

 

De werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden als bedoeld in lid 28.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover deze niet strijdig zijn met de belangen van de leiding.

 

28.3.4 Adviesprocedure

 

Alvorens over een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen met betrekking tot de samenvallende bestemming(en) (lid 28.2.3) of een omgevingsvergunning voor werken geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden (lid 28.3.1) te beslissen, winnen het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.