Plan: | Hageveld 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0397.WPhageveld1-0201 |
De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een duidelijk ruimtelijke beeld van dit plangebied. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de verschillende regelingen die zijn opgenomen in de regels en de verbeelding. Hierbij wordt aangegeven welke beleidskeuzes van de gemeente of van andere overheden daaraan ten grondslag liggen.
Deze plantoelichting geeft een toelichting op het wijzigingsplan, maar maakt formeel juridisch gezien geen deel uit van het wijzigingsplan.
Het doel voor het plangebied aan de Hageveld 1 is middels een wijzigingsplan de voorgenomen ontwikkeling vast te leggen. Initiatiefnemer is voornemens het bestaande bijgebouw aan de woning ter plaatse van Hageveld 1 te Heemstede te vervangen voor een bijgebouw. Daarnaast bestaat de wens om een nieuw vrijstaand bijgebouw te realiseren ter plaatse van de inrit vanaf de Nijverheidsweg. In het bestemmingsplan ''Landgoederen en groene gebieden – eerste herziening'', is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen die het mogelijk maakt om het bouwvlak te wijzigen. Voorliggend wijzigingsplan geeft invulling aan deze wijzigingsbevoegdheid.
Het plangebied is gelegen aan de Hageveld 1 te Heemstede. Globaal gezien is het plangebied gelegen in het oosten van Heemstede, nabij het Atheneum College Hageveld. Op onderstaande afbeelding is het plangebied met rood globaal weergeven.
Afbeelding 1.1: Plangebied globaal (bron: www.google.nl/maps)
De locatie wordt globaal begrens door:
Op onderstaande afbeelding is de locatie specifiek weergeven.
Afbeelding 1.2: Plangebied (bron: www.google.nl/maps)
De gronden maken onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Landgoederen en groene gebieden – eerste herziening', vastgesteld door de gemeenteraad van Heemstede op 29 juni 2017. Afbeelding 1.3 geeft een overzicht van de bestemming Wonen op het perceel en afbeelding 1.4 laat de bestemming Natuur – 3 zien op het perceel. Naast de bestemmingen Wonen en Natuur, geldt de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 op het gehele perceel en langs de Nijverheidsweg ligt een strook met de bestemming Leiding – Water. Ter plaatse van het bouwvlak geldt een maximum bouwhoogte van 12 meter en een maximum goothoogte van 8 meter.
Afbeelding 1.3 Vigerend bestemmingsplan, projectlocatie met rood omlijnd
Bestemming Wonen
Binnen de bestemming Wonen ter hoogte van de bestaande woning mag het bouwvlak volledig worden bebouwd met een bouwhoogte van 12 meter en een goothoogte van 8 meter. De drie bestemmingsvlakken rondom de woning hebben geen bouwvlak en zijn enkel bedoelt voor bijgebouwen en overkappingen met een bouwhoogte van 4 en goothoogte van 3 meter. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan het bestaande oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
Bestemming Natuur - 3
De gronden binnen de bestemming Natuur – 3 zijn bestemd voor “het behoud, herstel, ontwikkeling en beheer van landgoederen, buitenplaatsen en landhuispercelen en de daarbij behorende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, waaronder mede begrepen de leefgebieden van dieren en planten en voor zover van toepassing de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden”. De bouwregels geven aan dat “op of in de gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd”.
Toetsing aan de bestemmingsregels
De geplande uitbreiding valt deels binnen de bestemming 'Natuur – 3'. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd en de uitbreiding is derhalve strijdig met de regels van het vigerende bestemmingsplan. De uitbreiding wordt planologisch mogelijk gemaakt via de wijzigingsbevoegdheid welke is opgenomen in de regels van het moederplan.
Artikel 38 Algemene wijzigingsregels
Het bevoegd gezag is bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Conclusie
Artikel 38 biedt een wijzigingsmogelijkheid, waarbij de ligging van de bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen gewijzigd kunnen worden. Voorwaarde is dat deze wijziging de belangen van het gebied niet schaadt en dat de oppervlakte niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot. Het huidige bestemmingsvlak én bouwvlak (dat gelijk is aan het bestemmingsvlak) is op dit moment ruimer dan de daadwerkelijke hoofdbebouwing. De wijzigingsbevoegdheid wordt gebruikt om het bestemmingsvlak en bouwvlak te wijzigen waarbij de contouren van het bestaande hoofdgebouw gevolgd worden en waarbij de huidige bouwmogelijkheden dus verlegd worden naar de gewenste uitbreiding. De afwijking is overigens ook minder dan de genoemde 10%. Daarnaast worden de bestemmingsvlakken voor de bijgebouwen ook op de juiste plek neergelegd. Bovendien wordt één van de drie bestemmingsvlakken voor bijgebouwen verwijderd.
Initiatiefnemer is voornemens het bestaande bijgebouw aan de woning ter plaatse van Hageveld 1 te Heemstede te vervangen. De nieuwe aanbouw is groter dan de huidige aanbouw. Daarnaast bestaat de wens een nieuw vrijstaand bijgebouw te realiseren ter plaatse van de inrit vanaf de Nijverheidsweg. De nieuwe aanbouw is 37 m² groter dan de huidige aanbouw. Het nieuwe bijgebouw heeft een oppervlakte van 24 m².
De bestaande en toekomstige situatie wordt op onderstaande afbeeldingen weergeven.
Afbeelding 2.1 Bestaande situatie
Afbeelding 2.2 Bestaande situatie
Op onderstaande afbeelding is een impressie van de toekomstige situatie opgenomen.
Afbeelding 2.3 Impressie toekomstige situatie
Stedenbouwkundige motivering
De stedenbouwkundige positie van de villa is als kenmerkend te beschouwen ten opzichte van de oprijlaan van het landgoed. Het zuidelijke gedeelte van de oorspronkelijke oprijlaan ligt op een zichtas naar de Oude Kerk aan het Wilhelminaplein. Nadat de oprijlaan afbuigt in noordoostelijke richting naar het seminarie is de villa gepositioneerd in het verlengde van het zuidelijke gedeelte van de oprijlaan, midden op de zichtas naar de Oude Kerk. De zuidelijke kopgevel van de villa heeft een bijzondere en rijke uitstraling gekregen vanwege de positie ten opzichte van de benadering van de villa recht op deze kopgevel af. Na het afbuigen van de oprijlaan naar het seminarie begint ook het eigenlijke groene landgoed met waterpartijen. De oostelijke langsgevel is volledig op dit landgoed georiënteerd en manifesteert zich als belangrijkste gevel langs de inmiddels afgebogen oprijlaan van het landgoed. Hier bevindt zich ook de oprijlaan en hoofdentree van de villa. Parallel aan de zuidelijke oprijlaan is later de Nijverheidweg aangelegd, direct tegen de grens van het landgoed. De villa ligt vanwege de positie ten opzichte van de oprijlaan hiermee relatief dicht tegen de westelijke rand van het landgoed. De westgevel is hiermee een ondergeschikte gevel geworden (achtergevel) in vergelijking met de gevel gericht op het landgoed. In 1903 kreeg de villa een uitbreiding aan de noordoostzijde. Iets terugliggend ten opzichte van de oostgevel waardoor de aanbouw enigszins ondergeschikt bleef, ondanks dezelfde bouwhoogte als het oorspronkelijke gebouw. Hiermee is de oorspronkelijke symmetrische opbouw van de oostgevel verdwenen. Verdere uitbreidingen hebben altijd plaatsgevonden over de langs-as van het gebouw, telkens aan de noordoostzijde. Een losstaand 'washuis' aan de noodoostzijde uit 1945 is door een verbouwing in 1974 aan de villa vast komen te zitten. Hierdoor is er aan de noodoostzijde een merkwaardige schaalsprong ontstaan in de langs-ontwikkeling van de villa in noordoostelijke richting.
Door sloop van het 'washuis' en deze te vervangen een groter nieuw 'koetshuis' als garage blijft de ontwikkeling van uitbreidingen van de villa in de kenmerkende noordoostelijk richting. Het 'koetshuis' heeft grote 'koetsdeuren' richting de oprijlaan van de villa en, zoals de villa zelf een duidelijk ondergeschikte gevel aan de westzijde. De oostgevel van de uitbreiding ligt dichter naar de oostgevel van de villa dan 'het washuis', maar nog altijd substantieel terugliggend en daardoor voldoende ondergeschikt. Door het verplaatsen van de in het bestemmingsplan aangegeven bebouwingsmogelijkheden rondom de villa naar deze vergrootte aanbouw aan de noordoostzijde worden eventuele en ongewenste mutaties aan de belangrijke, op het landgoed gerichte, oostgevel vanuit het bestemmingsplan weggenomen.
De losse tuinberging bevindt zich dieper op het landgoed (bebouwingsvlek B), eveneens aan de logische noordoostelijk zijde van de villa en schikt zich qua maat, schaal en positie als bijgebouwd ondergeschikt tuinhuis. De carport (bebouwingsvlek C) bevindt zich aan de rand van het perceel, aan de oprijlaan. Door de aangepaste zijdelingse positie van de carport t.o.v. het perceel blijft het zicht vanaf de oprijlaan van het landgoed op villa vrij van obstakels en blijft het groene karakter met de grote bomen voor de villa vrij van bebouwing.
Afbeelding 2.4 situatietekening gewenste eindresultaat
Het opgeven van de bebouwingsmogelijkheid aan de zuidwestelijke zijde beschermt het zo kenmerkende beeld van de rijke zuidelijke kopgevel in het verlengde van de oprijlaan tegen eventuele verstoringen in dit beeld.
De uitgangspunten voor de verplaatste en vervallen bebouwingsmogelijkheden zijn hiermee gericht op handhaven, herstel en versterken van de historische karakteristieken van het monument en de samenhang van het monument met het landgoed.
In onderstaande figuren zijn zowel het huidige bestemmingsplan als het nieuwe wijzigingsplan weergegeven.
Afbeelding 2.5 vigerend bestemmingsplan en nieuw wijzigingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Voorgenomen wijzigingsplan vormt de uitwerking van de in het moederplan ''Herziening Landgoederen en groene gebieden'' opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het moederplan is het beleidskader reeds uitgebreid aan bod gekomen. In dit licht wordt enkel getoetst aan het provinciale beleid.
De Omgevingsvisie NH2050 is vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Holland op 19 november 2018. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. De Omgevingsvisie richt zich op lange termijn ambities en - doelen, met oog voor kwaliteiten die de provincie langjarig wil koesteren en die proberen in te spelen op veranderingen en transities die tijd nodig hebben. De visie spreekt zich dus uit over het Waarom en ten dele over het Wat. Onder de hoofdambitie, Balans tussen economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd. De ambities zijn uitgewerkt in zogenaamde samenhangende bewegingen naar de toekomst. In die bewegingen worden meerde ontwikkelprincipes gehanteerd. Alle ontwikkelprincipes hangen met elkaar samen.
De omgevingsvisie laat in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast schetst de provincie vijf samenhangende bewegingen. Bewegingen die laten zien hoe wordt omgegaan met opgaven die op de samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken.
Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Alle vijf bewegingen hebben een economische drijver.
In de eerste fase van de omgevingsvisie, zijn verkenningen uitgevoerd. Deze verkenningen maken nu onderdeel uit van de omgevingsvisie. In de Verkenningen NH2050 zijn acht hoofdthema's van trends en ontwikkelingen, met hun kernopgaven, geformuleerd. Een van deze acht hoofdthema's is verstedelijking. Hierin wordt aangegeven dat de woningbehoefte voor Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid in de toekomst nog steeds toeneemt. De prognoses laten ook in lage scenario's nog groei zien in de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Ook in Noord-Holland Noord is er een groei vergelijkbaar met het Nederlands gemiddelde, waarbij een deel van Noord-Holland Noord langzamerhand meer in beeld komt bij woningzoekenden in het zuidelijk deel van de provincie. Migratie, vooral van expats, heeft in toenemende mate invloed op de woningbehoefte. Tegelijkertijd is er steeds meer structureel leegstaand vastgoed en kunnen er leefbaarheidsproblemen in verouderde nieuwbouwwijken ontstaan. De woningbehoefte op de korte termijn is groot, op de lange termijn neemt deze volgens de huidige inzichten af.
De ambitie van de provincie is om woningbouw vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden te plannen, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Nabijheid van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe. In voorliggend wijzigingsplan is enkel sprake van het wijzigen van bouw- en bestemmingsgrenzen waarmee wel een kwalitatieve impuls wordt gegeven op het bestaande kavel.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de provinciale ruimtelijke verordening (geconsolideerde versie 28 mei 2019) die door Provinciale Staten is vastgesteld. In deze verordening zijn regels opgenomen die de provinciale belangen beschermen. Deze regels zijn een uitwerking van de omgevingsvisie.
Voor de voorgenomen locatie is enkel sprake van het verschuiven van de bouw- en bestemmingsgrenzen. De huidige aanbouw wordt gesloopt en vervangen voor een nieuwe. Er vindt geen toename van het bebouwd oppervlakte plaats. Het plangebied valt wel binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wat is opgenomen in de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV). Dit is terug te vinden in artikel 19:
Artikel 19 Natuurnetwerk Nederland en natuurverbindingen
1. Een bestemmingsplan voor gebieden aangeduid op kaart 4 en op de digitale verbeelding ervan als natuurnetwerk Nederland of als natuurverbinding strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden.
2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden. Bij het stellen van deze regels moeten de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden in acht worden genomen.
3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een vermindering van de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen, of van de samenhang tussen die gebieden.
...
In voorliggend wijzigingsplan is sprake van het aanpassen van de bouw- en bestemmingsgrens. Er worden geen nieuwe activiteiten mogelijk gemaakt die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van dit natuurnetwerk. De PRV legt derhalve geen beperking op voor dit wijzigingsplan.
Conclusie
Vanuit de provincie zijn in zijn algemeenheid geen beperkingen te verwachten.
Om gebruik te kunnen maken van de wijzigigingsbevoegdheid, dient te worden voldoen aan de voorwaarden uit de wijzingsbevoegdheid welke is opgenomen in artikel 38 van het vigerende bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt het initiatief getoetst aan deze criteria.
Artikel 38 luidt als volgt:
Het bevoegd gezag is bevoegd, voor zover daaraan behoefte bestaat
en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in
het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van bestemmings-,
bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen zodanig dat de geldende
oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan
10% wordt verkleind of vergroot.
Uit het artikel blijken de volgende criteria:
Dat voldaan wordt aan de criteria wordt onderstaand toegelicht.
Er dient behoefte te bestaan aan de ontwikkeling.
De huidige woning beschikt over een ruim bouwvlak, waardoor het planologisch gezien mogelijk is om de woning uit te breiden. Het wijzigen van de gevel van de bestaande woning is echter onwenselijk aangezien de woning een gemeentelijk monument betreft. De wijzigingsbevoegdheid wordt gebruikt om het bestemmingsvlak en bouwvlak te wijzigen waarbij de contouren van het bestaande hoofdgebouw gevolgd worden en waarbij de huidige bouwmogelijkheden dus verlegd worden naar de gewenste uitbreiding. Op deze manier neemt het bebouwd oppervlakte niet toe, maar ontstaat wel ruimte voor de gewenste uitbreiding.
Het plan dient de goede ruimtelijke ordening van het gebied niet te
schaden.
Het plan is van geringe omvang, de bestaande uitbouw wordt vervangen voor een grotere aanbouw en daarnaast wordt een nieuw bijgebouw gerealiseerd. De nieuwbouw is in lijn met de stedenbouwkundige structuur van de huidige bebouwing. Het plan zorgt niet voor een aantasting van de ruimtelijke ordening in het gebied.
Het oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken mag niet meer dan 10%.
In de huidige situatie is in totaal 412 m² bebouwd. In de toekomstige situatie is, planologisch gezien, 376 m² bebouwbaar. Dit betreft een afname van circa 9%. Aan het derde criterium wordt tevens voldaan.
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het voor bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Voor het bepalen van de milieuzonering is gebruikgemaakt van de geactualiseerde handreiking (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering (het zogenoemde groene boekje) van de VNG. De projectlocatie is gelegen in het centrum van IJmuiden. In de nabijheid van de projectlocatie bevinden zich verschillende bedrijfsmatige activiteiten. Er is derhalve sprake van gemengd gebied. Hierdoor kunnen de richtafstanden die gelden voor een rustige woonwijk, worden gereduceerd met één stap.
Afbeelding 5.1 richtafstanden per milieucategorie
Voorgenomen wijzigingsplan maakt de sloop/nieuwbouw van een uitbouw mogelijk en daarnaast zal een nieuw bijgebouw in het verlengde van de uitbouw worden gerealiseerd. De woonbestemming zal niet dichterbij de bestaande bedrijvigheid komen te liggen dan in de huidige situatie. Bedrijven en milieuzonering vormt derhalve geen belemmering.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Normen voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
Plaatsgebonden risico (PR):
Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.
Groepsrisico (GR):
Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een verantwoordingsplicht, kan afwijken. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.
Het Ipo (Interprovinciaal overleg) heeft een professionele risicokaart ontwikkeld waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de professionele risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven (inrichtingen) die gevaarlijke stoffen gebruiken, produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu.
Relatie met het plangebied
Het voorgenomen initiatief zelf is geen risicovolle activiteit. Op de risicokaart zijn de volgende risicobronnen zichtbaar:
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn geen belemmeringen te verwachten.
Afbeelding 5.1 risicokaart, plangebied in blauwe cirkel
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
In onderhavig geval is sprake van de sloop en nieuwbouw van een uitbouw en de realisatie van een bijgebouw. Dit is ver beneden de grens van 3.000 woningen, waardoor op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
In aanvulling op het bovenstaande wordt opgemerkt dat binnen de ontwikkeling geen gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk worden gemaakt. Ook om deze reden is een aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
Achtergrondconcentraties
Op www.nsl-monitoring.nl (geraadpleegd op 4 februari 2019 is te zien dat nabij het plangebied (rekenpunt 137662 aan de Cruqiuisweg) de grootschalige achtergrondconcentraties in 2017 van stikstofdioxide NO2 18,07 µg/m3 , van fijnstof PM10 18,26 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 10,23 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. De concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide zijn daarmee ruim onder de grenswaarden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van de herontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan.
In voorliggend geval wordt het bestaand bijgebouw aan de woning ter plaatse van Hageveld 1 te Heemstede gesloopt en vervangen voor een groter bijgebouw. Daarnaast wordt een nieuw vrijstaand bijgebouw gerealiseerd ter plaatse van de inrit vanaf de Nijverheidsweg. Er is geen sprake van een toename in de verkeersgeneratie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
De ontsluiting wijzigt niet. Voor de ontsluiting wordt gebruik gemaakt van de huidige wegenstructuur. De woning wordt ontsloten middels de bestaande uitrit welke in verbinding staat met de Nijverheidsweg.
In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:
Er wordt geen nieuw geluidsgevoelig object gerealiseerd, het betreft de wijziging van het bouwvlak en vervanging van een bijgebouw. In dit kader is onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.
Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem. De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
In voorliggend geval wordt het bestaand bijgebouw aan de woning ter plaatse van Hageveld 1 te Heemstede gesloopt en vervangen voor een groter bijgebouw. Daarnaast wordt een nieuw vrijstaand bijgebouw gerealiseerd ter plaatse van de inrit vanaf de Nijverheidsweg. De nieuwbouw vindt plaats deels binnen de woonfunctie en deels binnen de bestemming Natuur. Aangezien de gronden op dit moment als tuin fungeren en in het verleden er geen bodembedreigende werkzaamheden hebben plaatsgevonden, is een verkennend bodemonderzoek niet nodig.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Natuurnetwerk Nederland (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
Gebiedsbescherming
De projectlocatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde gebied betreft 'Kennemerland-Zuid' en is op circa 2,1 kilometer afstand gelegen. Wel is de projectlocatie gelegen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Zoals ook al in paragraaf 3.2.1 aangegeven, is het gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, niet aannemelijk dat ter plaatse van de beschermde gebieden effecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling waarneembaar zijn.
Afbeelding 5.3 NNN gebieden in het groen weergeven, projectlocatie
Soortbescherming
De voorgenomen ontwikkeling betreft enkel het wijzigen van het bouwvlak. Door het wijzigen van het bouwvlak, zullen geen beschermde soorten in hun broed- of verblijfplaats worden aangetast.
Het Verdrag van Valletta was geïmplementeerd in de Monumentenwet, tot deze wet op 1 juli 2016 werd vervangen door de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.
In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.
Relatie met het plangebied
Het archeologiebeleid van de gemeente Heemstede is op 24 juni 2010 door de gemeenteraad vastgesteld in de nota "Archeologiebeleid Heemstede: toekomst voorhet verleden". Het doel hiervan is enerzijds het behoud van archeologische waarden in situ, anderzijds krijgen archeologische waarden een plaats in het dynamische proces van de ruimtelijke ordening. Het is van belang dat de initiatiefnemer van een bodemverstorende activiteit in een vroeg stadium anticipeert op mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied. Door duidelijke procedures en de daaraan te stellen eisen worden verassingen zoveel mogelijk vermeden en wordt de snelheid van afhandeling bevorderd.
De beleidskaart Archeologie is gemaakt op basis een inventarisatie van het bodemarchief van Heemstede (zie p.52). Deze kaart geeft aan wanneer een verkennend archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Bepalend hiervoor is de omvang (oppervlakte) en diepte van de bodemverstorende activiteit. De betrokken belangen worden in het bestemmingsplan beschermd door het opnemen van een zogenaamde dubbelbestemming met daaraan gekoppeld een vergunningenstelsel voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
De locatie kent op basis van het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2'. De aanvrager van een bouwvergunning hoeft niet een (verkennend) archeologisch onderzoek uit te laten voeren op het moment dat er grondroerende werkzaamheden van meer dan 70 m² gerealiseerd wordt en dieper dan 0,4 m. In voorliggend geval wordt niet meer dan 70 m² gerealiseerd en is archeologisch onderzoek niet nodig. De dubbelbestemming wordt overgenomen in voorliggend wijzigingsplan.
Conclusie
Archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Daarom is het belangrijk om, waar mogelijk, te werken volgens de volgende principes:
Op landsniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt. Denk aan de Waterwet uit 2009, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW).
De projectlocatie is gelegen in het Hoogheemraadschap Rijnland.
Waterkwantiteit
Ter plaatse van de projectlocatie zijn geen waterpartijen aanwezig, er vinden geen aanpassingen plaats aan waterpartijen. Er vindt slechts een minimale toename van het verhard oppervlakte plaats, in totaal wordt 62 m² bijgebouwd ten opzichte van het bestaande. De afvoer van regen- en vuilwater zal conform de daarvoor geldende eisen worden ontworpen.
Beschermde gebieden
In de Legger van het Hoogheemraadschap Rijnland zijn geen gegevens vermeld over beschermde gebieden ter plaatse van de projectlocatie.
De Watertoets
Sinds 2003 is het doorlopen van de watertoets wettelijk verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is, om in overleg tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder aandacht te besteden aan de waterhuishoudkundige aspecten, zodat de waterhuishoudkundige doelstellingen worden gewaarborgd. De uitgangspunten voor het watersysteem dienen op een juiste wijze in het plan te worden verwerkt.
In het kader van de watertoets zijn de plannen voorgelegd bij het Hoogheemraadschap. De reactie van het Hoogheemraadschap per mail van 29 januari 2019 is als volgt: 'Vandaag ontving ik uw verzoek
om reactie. Het gaat om het bouwplan Villa 't Clooster ter plaatse van
Hageveld 1 in Heemstede nabij de Nijverheidsweg. In deze brief geef ik
een reactie op uw verzoek om advies. Ik heb geen bezwaar tegen het
plan. De waterhuishoudkundige belangen zijn niet in het geding. Voor
de werkzaamheden is geen watervergunning nodig.'
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de supermarkt.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Voor alle activiteiten die op de D-lijst staan geldt bovendien sinds 16 mei 2017 dat het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit moet nemen. Hiertoe dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Dit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU. Voor voorliggend project geldt echter dat het Besluit m.e.r. niet van toepassing is, omdat de realisatie van een aanbouw/bijgebouw niet staat vermeld op de D-lijst. Wel staat 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' vermeld in kolom D11.2 van het Besluit mer.
De sloop/nieuwbouw van de aanbouw en de realisatie van een bijgebouw staat niet vermeld op de D-lijst. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling, is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Een aanmeldnotitie is derhalve niet benodigd. Volledigheidshalve wordt de vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen.
De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld:
1. Kenmerken van de projecten
Het projectplan bestaat uit de sloop en nieuwbouw van een aanbouw en de realisatie van een bijgebouw van 24 m².
2. Plaats van de projecten
De projectlocatie is gelegen aan het Hageveld 1 te Heemstede. De projectlocatie is niet gelegen in een Natura 2000-gebied, maar wel in een NNN.
3. Kenmerken van het potentiële effect
Op basis van de milieuparagraaf kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling geen negatieve milieueffecten heeft. De verkeersgeneratie neemt niet toe, er vindt geen verslechtering van de luchtkwaliteit plaats.
In dit hoofdstuk worden de van het wijzigingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de regels behorende bij het moederplan ''Landgoederen en groene gebieden - eerste herziening''. De algemene regels uit dit moederplan zijn dan ook geldend voor dit wijzigingsplan. Middels verwijzingen in de regels wordt hiernaar verwezen.
De planregels van het wijzigingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1
Dit hoofdstuk bevat de inleidende regels die bestaan uit de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke, regels en de verbeelding te waarborgen. Hier wordt tevens een verwijzing gegeven naar de regels behorende bij het moederplan ''Landgoederen en groene gebieden - eerste herziening''.
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Op de verbeelding is de bestemming 'Wonen - Landgoed' en 'Natuur' aangegeven. Tevens heeft de locatie de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Dit hoofdstuk van de regels bevat planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. Wat betreft de bestemming 'Waarde – Archeologie 2', wordt een verwijzing gegeven naar de regels behorende bij het moederplan ''Landgoederen en groene gebieden - eerste herziening''. Door het plangebied loopt daarnaast een waterleiding. Deze strook is aangegeven met de dubbelbestemming “Leiding-water”. Het is niet mogelijk te bouwen binnen de zone om de leidingen heen die in de regels is aangegeven. Een uitzondering geldt voor (ver)nieuwbouw op de bestaande fundering.
Wonen - Landgoed
Voor de woningen op landgoederen en buitenplaatsen geldt de bestemming ‘Wonen - Landgoed’. De bijgebouwen hebben tevens deze bestemming. De woningen met deze bestemming hebben beperkte uitbreidingsmogelijkheden en de omvang van de woningen is vrij nauwkeurig vastgelegd.
Natuur - 3
Uit de PRV volgt dat gebieden, die als NNN zijn aangewezen, in bestemmingsplannen zoveel mogelijk worden bestemd voor ‘natuur’. De ‘Natuur-3’ bestemming is bedoeld voor landgoederen en historische buitenplaatsen.
Hoofdstuk 3
Het derde hoofdstuk bevat de algemene regels. Het gaat hier om de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en de overige regels.
Hoofdstuk 4
Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel.
Het wijzigingsplan Hageveld 1 is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
De kosten die verband houden met de wijzigingsplanprocedure komen voor rekening van de initiatiefnemer en kunnen middels een aparte anterieure overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.
Het ontwerp bestemmingsplan is ter inzage gelegd van 29 augustus 2019 tot en met 9 oktober 2019. Binnen deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is beantwoord in de nota van beantwoording zienswijzen (Bijlage 1). De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Het concept ontwerp wijzigingsplan is in het kader van het bestuurlijk vooroverleg toegezonden aan diverse diensten.