direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Adelaertlaan 5 Heemskerk (skeelerbaan)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01

Toelichting

Heemskerk

wijzigingsplan

identificatie   planstatus    
identificatiecode:   datum:   status:  
NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01    10-05-2022   concept  
    voorontwerp  
projectnummer:   12-07-2022   ontwerp  
20220230   12-07-2022   vastgesteld  
     
opdrachtleider:      
     
     
     

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van dit wijzigingsplan is dat de gemeente Heemskerk voornemens is, om aan de Adelaertlaan 5, een skeelerbaan te realiseren.

In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied een sportbestemming met ijsbaan functie. Tevens zijn de gronden voorzien van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied -2'. Door middel van deze wijzigingsbevoegdheid wordt het mogelijk om ter plaatse van de bestemming 'Sport' tevens een skeelerbaan toe te staan. Paragraaf 1.3 gaat hier nader op in.

Het voorliggende wijzigingsplan is de weergave van de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten zuidoosten van de historische kern van Heemskerk en is onderdeel van Park Assumbrug. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied -2'. Deze gronden zijn kadastraal bekend als Gemeente Heemskerk, sectie C, nummer 2483. De ligging van het plangebied in de omgeving en directe omgeving is globaal weergegeven in afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van de directe omgeving (bron: www.pdok.nl)

1.3 Planologische regeling

1.3.1 Algemeen

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan 'Assumburg / Oud Haerlem' welke op 22 december 2011 door de gemeenteraad van Heemskerk is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Sport' met functieaanduiding 'ijsbaan', met een bouwvlak en maatvoeringen. tevens gelden binnen het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 2'. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01_0002.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Assumburg / Oud Haerlem' (bron: ruimtelijke plannen.nl)

1.3.2 Beschrijving bestemmingen

Sport

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvelden, verenigingsleven of functies die specifiek zijn aangeduid doormiddel van een functieaanduiding, zoals een ijsbaan.

Gebiedsaanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied - 2' zodanig wijzigen dat tevens een skeelerbaan en ondergeschikte horeca-activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • b. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. uit onderzoek externe veiligheid moet blijken dat vanuit het oogpunt externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de beoogde functies;
  • d. uit onderzoek moet blijken dat de Flora- en faunawet de ontwikkeling niet in de weg staat;
  • e. een besluit tot wijziging is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht.

1.3.3 Strijdigheid

Op grond van het geldende bestemmingsplan 'Assumburg / Oud Haerlem ' is het niet toegestaan om een skeelerbaan te realiseren. Het voorliggend wijzigingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het wijzigingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 De bestaande situatie

Het plangebied ligt aan de Adelaertlaan 5 te Heemskerk en is onderdeel van park Assumburg. Het plangebied betreft de gronden behorende bij een (natuur)ijsbaanclub. Naast het clubhuis ligt het weiland dat in de wintermaanden onderwater wordt gelegd en als de omstandigheden het toelaten, op natuurijs kan worden geschaatst. Langs de wegen in de richting van het plangebied zijn parkeerplekken gerealiseerd, deze parkeerplaatsen worden onder andere gebruikt door bezoekers van de ijsbaan.

De omgeving van het plangebied is zeer groen met water. Het gebied wordt dan ook veelvoudig gebruikt voor sport, recreatie en cultuur. Ten zuidoosten van het plangebied bevinden zich moestuinen. Hier achter ligt een woonwijk. In noordelijke richting is bedrijventerrein De Trompet gesitueerd. In afbeelding 2.1 is een vooraanzicht op het plangebied opgenomen en in afbeelding 2.2 is een luchtfoto van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01_0003.png"

Afbeelding 2.1 Aanzicht bebouwing in het plangebied (Bron: maps.google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01_0004.png"

Afbeelding 2.2 Luchtfoto plangebied (bron: PDOK)

2.2 Voorgenomen initiatief

Het voornemen betreft de realisatie van een skeelerbaan. Deze skeelerbaan wordt op het weiland gerealiseerd, die in de winter onderwater wordt gezet voor de natuurijsbaan. Door deze ontwikkeling wordt het mogelijk het gebied het hele jaar rond te gebruiken. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling wordt een deel geasfalteerd, waarbij een skeelerbaan van 350 meter ontstaat. Met de beoogde ontwikkeling worden geen nieuwe gebouwen gerealiseerd.

In afbeelding 2.3 is een schematische situatietekening van de skeelerbaan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01_0005.png"

Afbeelding 2.3 Schematische tekening skeelerbaan (Bron: Gemeente Heemskerk)

2.3 Verkeer en parkeren

2.3.1 Verkeersgeneratie

Het plangebied wordt via de Adelaertlaan ontsloten op de Communicatieweg. Met dit wijzigingsplan wordt een skeelerbaan mogelijk gemaakt. Het is voor de beoogde ontwikkeling niet noodzakelijk de verkeersstructuur aan te passen.

Om de verkeersgeneratie door de beoogde ontwikkeling te berekenen is gebruik gemaakt van de meest recente CROW-publicatie. Volgens de CROW-publicatie genereert een ijsbaan ter grootte van 14.000m² gemiddeld 616 verkeersgeneraties per etmaal. Omdat de natuurijsbaan jaarlijks gemiddeld slechts 10 dagen open is, komt dit neer op 6160 verkeersbewegingen per jaar. Een skeelerbaan komt niet voor in de CROW publicatie, daarom is gerekend met de cijfers van een sporthal. Hieruit blijkt dat er voor de 3000 m² skeelerbaanoppervlak een verkeersgeneratie verwacht kan worden van 324 bewegingen per etmaal.

Uit de NSL-monitoring tool blijkt dat de verkeersintensiteit op de Communicatieweg, ter hoogte van het plangebied 7525 per etmaal bedraag. De toename van 324 verkeersbewegingen per etmaal is dus danig klein (toename van 4%) dat dit geen negatieve effecten heeft op de bestaande verkeersstructuur. Zelfs al zou er gerekend worden met een aantal van 616 verkeersgeneraties per dag is aanpassing van de infrastructuur niet nodig.

2.3.2 Parkeerbehoefte

De gemeente Heemskerk kent een Nota Parkeren, opgesteld in 2017. In de nota wordt ingegaan op de visie op het parkeren in Heemskerk in 2025.

“De kern van het gemeentelijk parkeerbeleid is het behouden van de bereikbaarheid voor alle vervoersmiddelen (lopen, fiets, openbaar vervoer en auto), stimulering van duurzame mobiliteit door het faciliteren van goede fietsvoorzieningen, voorzieningen voor deelauto’s en elektrische vervoer en het behouden van de ruimtelijke kwaliteit (leefbaarheid). Het parkeerbeleid zet nadrukkelijk niet in op sturing van autobezit en van bewoners, werknemers en sociaal & economisch bezoek. Wel wordt de verkeersdeelnemer gestimuleerd het fietsgebruik en openbaar vervoer te (gaan) gebruiken.“

In het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen, is gekeken naar de kencijfers van de publicatie 'Technische Richtlijnen Parkeren Heemskerk' uit 2017. Het plangebied wordt gekenmerkt als woongebied. In de huidige situatie is sprake van een (natuur)ijsbaan. Een ijsbaan is niet opgenomen in de kencijfers, een sportveld zonder tribune wel. Hiervoor geldt een parkeernorm van 20 parkeerplaatsen per netto ha. De ijsbaan heeft een netto oppervlak van circa 1,3 ha. Op basis hiervan geldt een behoefte van 26 parkeerplaatsen. Ten behoeve van de ijsbaan wordt langs de wegen in het openbaar gebied geparkeerd. Hier zijn ongeveer 35 parkeerplaatsen aanwezig.

Met de beoogde ontwikkeling wordt een skeelerbaan gerealiseerd. Deze functie is niet opgenomen in de kencijfers van de gemeente Heemskerk of het CROW. Uitgaande van een sportveld (20 parkeerplaatsen per netto ha) bedraagt de parkeerbehoefte circa 20 parkeerplaatsen.

De oppervlakte van de skeelerbaan is 3.000 m2 (300 x 10 m). De totale footprint inclusief de grasvelden in de baan is circa 1 hectare. Ook is ook gekeken naar situaties elders in het land (Hengelo, Rijssen). Bij de berekening van de parkeerbehoefte in die gevallen is gekeken naar de normen van het CROW ('haalbaarheidsanalyse skeelerbaan Rijssen'), waarbij wordt uitgegaan van 13-27 parkeerplaatsen per hectare netto terrein, ofwel gemiddeld 20. Het aantal van 20 parkeerplaatsen is dus op basis van de verschillende informatiebronnen bepaald. Zoals hiervoor beschreven zijn in de omgeving van het plangebied circa 35 parkeerplaatsen aanwezig. Omdat de skeelerbaan alleen gebruikt kan worden als er geen water op ligt en de functies (skeelerbaan of ijsbaan) daardoor nooit tegelijk beschikbaar zijn is het realiseren van nieuwe parkeerplaatsen niet noodzakelijk. Een overzicht van de parkeersituatie is weergeven in figuur 2.4.

Ten behoeve van fietsparken zijn in de huidige situatie fietsenstallingen op eigen terrein aanwezig. Voor de beoogde ontwikkeling hoeft dit niet te worden uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPskeelerbaan-VA01_0006.png"

Figuur 2.4 Overzicht parkeersituatie

2.3.3 Conclusie

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat parkeren geen belemmering vormt voor de voorliggende ontwikkeling.

2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan.

Door middel van deze wijzigingsbevoegdheid kunnen Burgemeester en wethouders het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied - 2' zodanig wijzigen dat tevens een skeelerbaan en ondergeschikte horeca-activiteiten is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • b. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. uit onderzoek externe veiligheid moet blijken dat vanuit het oogpunt externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de realisatie van de beoogde functies;
  • d. uit onderzoek moet blijken dat de Flora- en faunawet de ontwikkeling niet in de weg staat;
  • e. een besluit tot wijziging is pas toegestaan nadat de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht.

Toetsing: met betrekking tot parkeren wordt in paragraaf 2.3 nader op in gegaan. Met de beoogde ontwikkeling worden geen nieuwe gebouwen mogelijk gemaakt. Tevens blijven de bouwregels uit het bestemmingsplan 'Assumburg / Oud Haerlem' gelden. Hierin is opgenomen dat ter plaatste van het bouwvlak de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter, tevens worden er met de beoogde ontwikkelingen geen nieuwe gebouwen gerealiseerd. De milieusituatie wordt in hoofdstuk 4 getoetst. Hieruit blijkt dat vanuit de milieuaspecten geen negatieve effecten ontstaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  • 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  • 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  • 4. het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

De NOVI-gebieden

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen Rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Laddertoets geldt alleen voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Toetsing aan de Ladder houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Indien een bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten bevat, kan bij het moederplan worden bepaald dat de Laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het moederplan, maar op de toelichting bij het wijzigings- of uitwerkingsplan.

Toetsing

Met onderhavige ontwikkeling wordt op een bestaande ijsbaan in het stedelijk gebied een skeelerbaan mogelijk gemaakt en is daarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied. Voor de uitvoerbaarheid van het initiatief is het plan getoetst aan de ladder duurzame verstedelijking.

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de skeelerbaan betreft de gemeente Heemskerk. Binnen de gemeente Heemskerk zijn geen skeelerbanen aanwezig. Vanuit de ijsclub is behoefte om in de zomermaanden (veilig) te trainen. Door een vaste locatie voor de baan te bestemmen betreft de baan een functie voor de lange termijn, tevens wordt hierdoor de toekomstbestendigheid van de (natuur)ijsbaan vergroot. In de winterperiode functioneert de baan, als de omstandigheden goed zijn, als ijsbaan. Voor de skeelerbaan wordt geen nieuw gebouw gerealiseerd. Ter plaatse is namelijk al een clubgebouw aanwezig. Met de ontwikkeling wordt het gebouw nu meer gebruikt en wordt leegstand voorkomen. Met het plan is daarmee sprake van een goede ruimtelijke ordening.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050, vastgesteld op 19 november 2018. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.

In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio’s, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

De regels voor deze gebieden zijn uitgewerkt in de provinciale ruimtelijke verordening.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

Op 16 november 2020 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de verordening staan de regels van de provincie waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.

Bij de Omgevingsverordening zijn kaarten gevoegd met daarop specifieke aanduidingen voor bepaalde gebieden. Voor de planlocatie geldt dat het onder andere is gelegen in een gebied met een peilbesluit. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, waarmee er geen strijdigheid zal ontstaan met de Omgevingsverordening.

Voorts geldt voor de overige thema's dat de ontwikkeling, binnen het bestaand stedelijk gebied, van dusdanig kleine schaal is, dat er geen sprake is van strijdigheid met de provinciale Omgevingsverordening.

Uit het voorgaande blijkt dat de provinciale belangen voldoende zijn geborgd.

3.3 Gemeentelijke beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Heemskerk 2040

Op 1 februari 2021 is de Omgevingsvisie Heemskerk 2040 door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft een integrale langetermijnvisie op hoofdlijnen voor de ontwikkeling van de leefomgeving. Daarmee is het de opvolger van de ‘Structuurvisie Heemskerk 2020’. Het biedt een stip op de horizon voor de ambities en doelstellingen, met als doel om te komen tot een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

Het plangebied is gelegen in het deelgebied ‘Woongebied’. In dit deelgebied wil de gemeente het grootste deel van de woonopgave realiseren. Het groene en dorpse karakter wordt hierbij vooropgesteld. De hoofdgroenstructuur blijft dan ook behouden. Tevens is het plangebied onderdeel van het gebied 'Integrale gebiedsontwikkeling waarin op evenwichtige wijze plaats is voor woningbouw en sportvoorzieningen'.

In dit gebied wordt rekening gehouden met allerlei randvoorwaarden op het gebied van archeologie, cultuurhistorie, landschap en natuur. Binnen deze integrale gebiedsontwikkeling streeft de gemeente naar een stedelijke ontwikkeling van Tolhek. Dit is het laatste binnenstedelijke gebied waar nog ruimte is. Door dit goed te benutten wil de gemeente efficiënt omgaan met onze ruimte en andere gebieden dorps en groen houden. In Tolhek is daarom ontwikkeling van diverse stedelijke functies mogelijk in goede relatie tot de gewenste ontwikkeling van zijn omgeving.

Met onderhavige ontwikkeling, wordt naast de bestaande (sport)functie nieuwe sportfunctie mogelijk gemaakt. Hierdoor wordt er zorgvuldig en efficiënt met ruimte om gaan. Tevens heeft de gemeente de ambitie om (sport)voorzieningen toekomstbestendig te houden. Door op de gronden tevens een skeelerbaan mogelijk te maken, wordt de toekomstbestendigheid van de (natuur)ijsbaan versterkt.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor onderhavige ontwikkeling is een OmgevingsScan Flora en Fauna uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de effecten op de wettelijke beschermde natuurwaarden onderzocht. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 1

Gebiedsbescherming

In de omgevingsScan (zie hiervoor bijlage 1) is de effecten op gebieden onderzocht. Binnen een straal van 10 km van het plangebied liggen vier Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Noordhollands Duinreservaat en ligt op 3,2 km afstand ten westen van het plangebied. Dit Natura 2000-gebied is aangewezen als Habitatrichtlijngebied. De overige omliggende Natura 2000-gebieden zijn Polder Westzaan (5,9km), Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (6,9km) en Polder Westzaan (5,9km).

Het project wordt buiten de grenzen van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied uitgevoerd. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied en de omvang en aard van de geplande ingreep wordt in het onderzoek geconcludeerd dat met de beoogde ontwikkeling geen sprake is van mogelijke negatieve verstorende effecten op deze gebieden.

De geplande ontwikkeling zou kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie. In AERIUS calculator is voor dit project de depositie berekend. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Hieruit blijkt dat significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Op 21-2-2022 is het plangebied onderzocht. Tijdens het veldbezoek is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de actuele Natuurwetgeving en vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten en weidevogels.

Uit de QuickScan Flora en Fauna (zie hiervoor bijlage 1) is vastgesteld dat er geen zwaarder beschermde planten voorkomen op de locatie van de IJsbaan. Ook zijn er geen vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten aanwezig. Er hoeft geen aanvullend flora- of faunaonderzoek te worden uitgevoerd en evenmin een aanvraag ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd te worden om de ijsbaan om te vormen tot een skeelerbaan.

Wel geldt de algemene zorgplicht voor elke soort en elk individu in Nederland. Mits eventuele aangetroffen dieren de kans krijgen om te vluchten en eventuele aangetroffen dieren worden verplaatst naar een plek in de omgeving die niet onder invloed staat van werkzaamheden, wordt voldaan aan de zorgplicht.

4.2 Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen woningen aanwezig. De dichtstbijzijnde woningen liggen op 250 meter. Voor een skeelerbaan geldt geen specifieke richtafstand (VNG – bedrijven en milieuzonering). Daarom is voor de skeelerbaan aangesloten op de richtafstanden van een sportcomplexen met veldverlichting, milieucategorie 3,1 met een maximale richtafstand van 50 meter. Binnen deze afstand zijn geen gevoelige functies gelegen, waardoor het plan uitvoerbaar is met betrekking tot het aspect bedrijven- en milieuzonering.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.

4.3 Geluid

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

Onderzoek

Onderhavig plan betreft het realiseren van een skeelerbaan. Deze inrichting betreft geen geluidsgevoelig object. Hierdoor is het plan uitvoerbaar is met betrekking tot het aspect geluid.

Uit paragraaf 4.2 blijkt dat door de beoogde ontwikkeling geen negatieve effecten ontstaan op omliggende geluidgevoelige objecten.

Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.4 Water

Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.

Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.

Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.

Beleidskader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.

Europa

Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.

Rijk

De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Water- en rioleringsplan Beverwijk en Heemskerk: Verbinden met water

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de gemeente Heemskerk en de gemeente Beverwijk hebben gezamenlijk het water- en rioleringsplan opgesteld. Het doel van het plan is om de regio op betaalbare wijze waterrobuust en duurzaam in te richten. Voor drie doelgroepen, opgedeeld in bewoners, bedrijven en de overheid, is een handreiking opgesteld hoe per doelgroep omgegaan kan worden met water. Ook voor woningcorporaties worden voorbeelden gegeven wat zij kunnen doen om de regio op betaalbare wijze waterrobuust en duurzaam in te richten. Enkele voorbeelden zijn:

Daken: aanleggen van groene daken en zonnepanelen voor een vertraagde afvoer van water om wateroverlast te verminderen of voorkomen. Draagt tevens bij aan prettig binnenklimaat.

Verharding: gebruik maken van waterdoorlatende bestrating om water effectief in de bodem te bergen. Daarnaast kan afstromend regenwater opgevangen worden in aangelegd open water. Wanneer de verharding toeneemt, dient extra verharding op eigen terrein gecompenseerd te worden met extra waterberging.

Watertoets

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt. Uit deze digitale watertoets blijkt dat de normale procedure moet worden gevolgd.

De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Onderzoek

Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en wordt het gebruikt als (natuur)ijsbaan. Het plangebied is volledig onverhard.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Met betrekking tot het grondwater is ter plaatse van het plangebied sprake van een gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) van 84 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) schommelt tussen de 80 centimeter en 120 centimeter onder maaiveld. De grondwaterstanden zijn voor het overgrote deel afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater en de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil.

Waterkwantiteit

Rondom het plangebied grenst een secundaire watergang. Secundaire watergangen zijn niet voorzien van een beschermingszone.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bevindt zich niet in de beschermings- of kernzone van een waterkering. Voor werkzaamheden binnen een beschermingszone dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap.

Afvalwaterketen en riolering

Binnen het plangebied staat 1 gebouw die is aangesloten op het rioolstelsel.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een skeelerbaan.

Waterkwantiteit

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert een grenswaarde van 800 m2. Bij een plan met een toename in verharding van minder 800 m2 dan is compensatie niet verplicht. Wanneer de verharding tussen de 800 m2 en 2.000 m2 toeneemt, moet er minimaal 10% van het aan te leggen oppervlak worden gecompenseerd. Wanneer de verharding meer dan 2.000 m2 betreft, moet er maatwerk worden geleverd. Deze compensatie moet eerst plaatsvinden voordat het verhard oppervlak wordt aangelegd. Een andere werkwijze zou immers een tijdelijke vermindering van de bergingscapaciteit van het watersysteem betekenen en kan leiden tot lokale wateroverlast.

Met de beoogde ontwikkeling wordt over een lengte van 350 meter een skeelerbaan aangelegd met een gemiddelde breedte van 8 meter. Daarmee ontstaat een toename aan verharding van circa 2.800 m² en is dus officieel watercompensatie noodzakelijk. Echter de beoogde functie betreft een functie die niet gevoelig is voor water, indien het plangebied bij heftige regen onderwater komt te staan ontstaat hierdoor geen schade. Tevens is het plangebied in de huidige situatie omsingeld met voldoende oppervlaktewater.

Met het waterschap is afgesproken dat voorkomen moet worden dat water dat op de skeelerbaan valt, versneld wordt afgevoerd. Dat betekent dat bij het ontwerp het water niet via kolken afgevoerd wordt, maar afstroomt naar de zijkant waar het de bodem in kan.

Het water dat op de skeelerbaan valt stroomt naar de binnenkant van de baan. Daar zal het tijdelijk natter zijn bij stevige regenbuien, maar kan het infiltreren in de bodem.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Deze vallen ook niet in het plangebied.

Afvalwaterketen en riolering

Onderhavige wijzigingsplan heeft betrekking op het toestaan van een skeelerbaan. Ten behoeve van deze skeelerbaan worden geen nieuwe gebouwen gerealiseerd. Afvalwater is dan ook niet van toepassing op onderhavige ontwikkeling.

Hemelwater afkomstig van het plangebied wordt in eerste instantie opgevangen door het omliggende (gras)land. Via de grond wordt het geïnfiltreerd en /of stroomt het af richting het naastgelegen oppervlaktewater.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Onderzoek

Onderhavig plan betreft de realisatie van een ijs- en skeelerbaan. Met het plan neemt de verkeersaantrekkende werking niet noemenswaardig toe. Hierdoor draagt de ontwikkeling 'niet in betekende mate bij aan luchtverontreiniging'. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan daarmee achterwege blijven. Het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect lucht.

Conclusie  

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden is op basis van archeologisch historisch, bodemkundig en geo(morfo)logisch onderzoek een verwachtingskaart opgesteld.

Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.

Het plangebied kent een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie ('Waarde - Archeologie - 4'). Hiervoor geldt dat bij bouwwerken groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm een archeologisch rapport overlegd dient te worden om de archeologische waarden vast te stellen. Met de beoogde ontwikkeling worden geen bouwwerken gerealiseerd. Deze grenswaarden worden niet overschreden.

Cultuurhistorie

Binnen het plangebied is één gebouw aanwezig. Dit gebouw kent geen aanduiding als rijks- of gemeentelijk monument en is niet aangemerkt als beeldbepalend of karakteristiek in het geldende bestemmingsplan. Ook worden de omgeving en het landschap niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Geconcludeerd kan worden dat met de gewenste ontwikkeling geen schade wordt toegebracht aan bestaande cultuurhistorische panden of structuren.

Conclusie

Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts is archeologisch onderzoek niet nodig. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.

4.7 Bodem

Toetsingskader

Bij de vaststelling van een ruimtelijke ontwikkeling en het nemen van een beslissing omtrent een omgevingsvergunningaanvraag dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

Onderzoek

De bodemkwaliteit ter plaatse van de voorgenomen baan, is niet eerder met bodemonderzoek vastgesteld. De uitgevoerde inventarisatie geeft geen aanleiding een noemenswaardige bodemverontreiniging te verwachten. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het uitvoeren van een bodemonderzoek dan ook niet noodzakelijk. Tevens is met onderhavige situatie niet één en dezelfde persoon structureel en niet meer dan 2 uur per dag in één van de verblijfsruimten aanwezig is, is bodemonderzoek niet nodig.

Het plan is daarmee uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.

Conclusie

Om die reden kan worden geconcludeerd dat vanuit de bodemkwaliteit geen belemmeringen zijn te verwachten voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Op basis van het Bevb moet rekening worden gehouden met het zogenaamde basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Uitgangspunt van het basisnet is dat door het vastleggen van veiligheidszones de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkelingen op elkaar kunnen worden afgestemd.

Onderzoek

Voor onderhavige ontwikkeling is in het kader van externe veiligheid advies opgevraagd bij de omgevingsdienst.

Op basis van de EV-signaleringskaart blijkt dat er ter plaatse van de landijsbaan-skeerlerbaan geen enkele EV-relevante risicobron nabij aanwezig is waarmee bij het opstellen van het wijzigingsplan rekening dient te worden gehouden. De planlocatie is vrij van veiligheidscontouren.

Conclusie

Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect externe veiligheid.

4.9 Kabels en leidingen

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van relevante kabels en leidingen die planologische bescherming behoeven. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.10 Vormvrije mer-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

Onderhavig plan betreft het realiseren van een skeelerbaan. Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied. Gezien de afstand tot Natura 2000-gebieden zijn andere effecten dan stikstof niet te verwachten, zie hiervoor paragraaf 4.1. Het enige andere effect op grotere afstand van een Natura 2000-gebied hangt samen met (grootschalige) grondwateronttrekking of andere hydrologische maatregelen. Daarvan is in dit geval geen sprake.

Het realiseren van een skeelerbaan is geen onderdeel van de D-lijst, waardoor het opstellen van een aanmeldnotitie MER-beoordeling niet is verplicht.

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is een AERIUS berekening uitgevoerd. Uit de berekening zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j gekomen. De berekening is weergegeven in Bijlage 1. Hierdoor is geen Natuurbeschermingswetvergunning vereist.

Conclusie

Deze ontwikkeling is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen belangrijk nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van het verlenen van de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan, maakt dit deel uit van het bestemmingsplan 'Assumburg / Oud Haerlem'van de gemeente Heemskerk.

Met deze wijzigingsbevoegdheid wordt naast de (natuur)ijsbaan tevens een skeelerbaan toegestaan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan, in dit geval de bestemming 'Sport', is onverkort van toepassing. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemming. Het gaat hierbij op artikel 6 van het bestemmingsplan 'Assumburg / Oud Haerlem'

Ten behoeve van de skeelerbaan is binnen het plangebied een functieaanduiding 'skeelerbaan' opgenomen. Binnen dit gebied is naast de (natuur)ijsbaan tevens een skeelerbaan toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan. Het ontwerpwijzigingsplan heeft met ingang van 16 juli 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op het ontwerpplan zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de gemeente. Aangenomen wordt dat deze over de financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

De gemeente moet, volgens de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de gemaakte gemeentelijke kosten verhalen op de initiatiefnemers van de ontwikkeling. Dit geldt overigens alleen wanneer sprake is van bouwplannen, zoals opgenomen in het Bro. De realisatie van een skeelerbaan wordt niet gezien als bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is niet aan de orde.