1.1 plan
het Wijzigingsplan Oudendijk 27 Heemskerk met identificatienummer NL.IMRO.0396.WPoudendijk27-VA02 van de Gemeente Heemskerk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-gebonden beroep
een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage 1 bij deze regels vallen niet onder aan huis gebonden beroep.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
een op de verbeelding aangegeven vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsook de verkoop van eigen (geteelde) producten.
1.8 afgewerkt bouwterrein
de hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.
1.9 agrarisch hulp- en nevenbedrijf
een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.
1.10 agrarische verbreding
het ontplooien van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering, zoals extensieve dagrecreatie, kleinschalige verblijfsrecreatie en productiegebonden detailhandel.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 atelier
een werkplaats voor een kunstenaar, waarbij exposities alsmede de verkoop van geëxposeerde en ter plaatse vervaardigde kunstwerken zijn toegestaan.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bed & breakfast
recreatief nachtverblijf in de vorm logies met ontbijt binnen de bestaande woning en/of bestaande bebouwing.
1.15 bedrijf
een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.16 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.17 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan-huis-gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlage 1 Categorie 1 uit de VNG-bedrijvenlijst van deze regels.
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar is ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf.
1.19 bestaand
het vergunde gebruik en/of de vergunde bouwwerken ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
1.20 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder. De maatvoering van het Bouwbesluit dient in acht te worden genomen.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 categorie van horeca-activiteiten
een groep horeca-activiteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.
1.30 dagrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting (elders) mee gepaard gaat.
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.
1.32 dienstverlening
het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (als dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kappers, belwinkels, schoonheidssalons, stomerijen, wasserettes, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke.
1.33 doeleinden van openbaar nut
nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen), waaronder in ieder geval wordt begrepen een warmtenet en een drainvoedingswaternet.
1.34 educatief medegebruik
een educatief medegebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan.
1.35 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat grenst aan een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.
1.36 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.39 glastuinbouw
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.
1.40 grondgebonden veehouderij
iedere vorm van een agrarisch bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij.
1.41 hobbymatig houden van dieren (hobbyboeren)
agrarische activiteiten die niet vallen onder de werking van het Activiteitenbesluit zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.42 hoofdfunctie
de belangrijkste functie waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.44 hoofdverblijf
van hoofdverblijf is hier sprake, indien het gebruik als woning door een persoon, gezin of andere groep personen:
- noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Heemskerk overeenkomstig de (geldende) wettelijke voorschriften (Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), en/of;
- inhoudt dat in de woning, in een kalenderjaar, meer dan 182 maal, al dan niet achtereenvolgend door een zelfde persoon, gezin of andere groep mensen, nachtverblijf wordt gehouden.
1.45 horeca(bedrijf)
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse, een en ander gepaard gaande met dienstverlening.
1.46 horecavoorziening
voorzieningen, geen horecabedrijf zijnde en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaar voor het gebruik ter plaatse.
1.47 intensieve veehouderij
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weide gang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische (open) grond als productiemiddel.
1.48 kampeermiddelen
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.49 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder advocatenkantoren, notarissenkantoren, adviesbureau's, administratiekantoren, bankwezen en congres- en vergaderaccommodaties.
1.50 kassen
bedrijfsgebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal oorspronkelijk vergund en/of opgericht ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat ten hoogste 10% van de oppervlakte van de vergunde kassen mag worden gebouwd als gebouw ten behoeve van teeltondersteunende functies zoals bijvoorbeeld verspeenruimte, ketelhuis en kantine.
1.51 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
1.52 kleinschalig kamperen
kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, niet zijnde permanente standplaatsen.
1.53 kwetsbaar object
object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.54 maatvoeringsvlak
het op de verbeelding aangegeven vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.
1.55 manege
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke) en het houden van wedstrijden of andere evenementen, passend binnen de bestemming.
1.56 mobiel kampeermiddel
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen met de bedoeling deze te plaatsen op een kampeerterrein gedurende niet meer dan 3 aansluitende maanden per strandseizoen.
1.57 nevenfunctie/activiteit
een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft.
1.58 opslag
het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.
1.59 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden, pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.60 paardenfokkerij
het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie.
1.61 paardenhouderij
een bedrijf (niet zijnde agrarisch bedrijf) uitsluitend gericht op het houden, stallen, trainen, africhten, verzorgen van paarden en pony's alsmede de handel in paarden alsmede het anderszins bieden van diensten en faciliteiten voor en met paarden, met een beperkte publieksaantrekkende functie.
1.62 paardenstalling
het houden van paarden en pony's, ondergeschikt aan de bedrijfsvoering, ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's te stellen en te weiden; onder paardenstalling wordt geen manege verstaan.
1.63 parkeerplaats
een al dan niet speciaal hiervoor aangelegde gelegenheid voor het parkeren van een voertuig met een afmeting zoals opgenomen in het gemeentelijk Parkeerbeleidsplan.
1.64 perceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.65 permanente bewoning
het gebruik als hoofdverblijf.
1.66 permanente standplaats (kampeermiddel)
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.67 permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een strandseizoen.
1.68 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.69 recreatieve voorziening
voorziening ten behoeve van recreatie, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming.
1.70 recreatiewoning
een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep mensen, die daar geen hoofdverblijf hebben.
1.71 Staat van bedrijfsactiviteiten
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals is opgenomen in bijlage 2 behorende bij deze regels.
1.72 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond, die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt:
- hoge teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter: teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 2 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij gemakkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt, zoals teeltbakken instellingen, plastic en foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
- hoge ondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter: teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 2 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd, zoals voor mensen toegankelijke wankelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter: teeltondersteunende voorzieningen voorplantaardige teelten, met een hoogte van maximaal 2 m, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt;
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 2 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer wordt verwijderd, zoals lage tunnels, insectengaas, afdekfolies en vlakveldfolies.
1.73 twee aan een gebouwde woning (half-vrijstaand)
blokken van twee woningen, die aan een zijde een gemeenschappelijke wand hebben.
1.74 tuin- en akkerbouwbedrijf
een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen.
1.75 uitweg
elke ontsluiting van een perceel op een weg.
1.76 vast kampeermiddel
een (sta)caravan, chalet, trekkershut, strandhuis, of ander recreatief verblijf, dat naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken.
1.77 verblijfsrecreatie
het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
1.78 vloeroppervlak
- bruto verkoopvloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van winkels met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
- netto verkoopvloeroppervlak (verkoopvloeroppervlak): de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
1.79 volwaardig bedrijf
een bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd (bedrijfseconomisch en milieuhygiënisch).
1.80 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.81 voorgevellijn
de (denkbeeldige) lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.82 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.
1.83 weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten, alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
1.84 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
1.85 zorgvuldige landschappelijke inpassing
de landschappelijke inpassing zoals bedoeld onder hoofdstuk 2, paragraaf 2.4 van de bij het "Bestemmingsplan Heemskerk Buitengebied 2015" behorende toelichting.
1.86 (woon)zorgboerderij
een qua architectonische vormgeving als (voormalige) boerderij aan te merken gebouw of gebouwencomplex waar collectieve voorzieningen aanwezig zijn gericht op de educatie en verzorging, op medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied van de bewoners van de boerderij.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bebouwingspercentage
een in het plan aangegeven percentage, dat op gronden ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangeeft wat maximaal mag worden bebouwd.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil
Het peil wordt door de gemeente vastgelegd.
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de kruin van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.10 verticale diepte
van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.
2.11 vloeroppervlakte
totale oppervlakte aan bebouwing binnen een bestemmingsvlak.
2.12 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.
Artikel 3 Agrarisch - Tuidersgebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
- glastuinbouwbedrijven;
- tuin- en akkerbouwbedrijven;
- extensief recreatief medegebruik;
- kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen,
en tevens voor:
- bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten en agrarische verbreding zoals bedoeld in lid 3.5.2 zijn toegestaan;
- het tuinbouwconcentratiegebied zoals opgenomen in de provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Noord-Holland d.d. 3 februari 2014, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - tuinbouwconcentratiegebied',
met daaraan ondergeschikt:
- infrastructurele voorzieningen;
- waterlopen en duinrellen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen.
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen, niet zijnde:
- kassen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 20% van een bouwvlak;
- teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter; en/of
- kleine dagrecreatieve voorzieningen,
mogen uitsluitend worden gebouwd op gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
- binnen een bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één agrarisch bedrijf worden gebouwd tot een bebouwingspercentage van ten hoogste 75%, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' gronden mogen worden bebouwd tot ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage;
- kassen mogen uitsluitend worden gebouwd buiten een bouwvlak tot een bebouwingspercentage van ten hoogste ten hoogste 90%, met dien verstande dat kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas' uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd en met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a onder 1;
- de afstand tussen gebouwen, niet zijnde woningen, mag niet minder dan 2 m bedragen, tenzij de gebouwen aaneengesloten worden gebouwd.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
- bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, mogen worden gebouwd tot een goot- en bouwhoogte van ten hoogste respectievelijk 6 m en 15 m;
- teeltondersteunende voorzieningen mogen worden gebouwd in overeenstemming met het bepaalde in lid 1.70.
3.2.3 Kassen
Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:
- kassen mogen worden gebouwd tot een bouwhoogte van ten hoogste 8 m, met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van kassen ten hoogste de aangegeven bouwhoogte mag bedragen;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte van kassen ten hoogste de aangegeven goot- en bouwhoogte mag bedragen;
- kassen mogen niet worden gebouwd binnen een afstand van:
- 10 m van een woning van derden, voor zover er sprake is van een bestaand glastuinbouwbedrijf;
- 30 m van een woning van derden;
- 10 m van de grens met de bestemming Verkeer;
- 1 m met de grens van het perceel;
- afstand van kassen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 1 m te bedragen, tenzij de kassen in de perceelsgrens worden gebouwd.
3.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bedrijfswoningen dienen in de naar de weg gelegen bouwgrens van het bouwvlak te worden gebouwd;
- het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal bedrijfswoningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
- de inhoud van een bedrijfswoning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag ten hoogste 600 m³ bedragen;
- de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste respectievelijk 5 m en 10 m bedragen;
- de dakhelling van een bedrijfswoning dient ten minste 20° en ten hoogste 80° te bedragen;
- bij bedrijfswoningen mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
- bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 120 m² per bedrijfswoning mag bedragen;
- de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 3 m dan wel de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,3 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten hoogste 4,5 m mag bedragen
- de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste 3 m en 4,5 m mag bedragen
- de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 3 m en 4,5 m mag bedragen;
- onder bijbehorende bouwwerken zijn kelders toegestaan tot een diepte van ten hoogste 3,3 m beneden het peil.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen buiten een bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat ten hoogste 5% van de buiten een bouwvlak gelegen gronden bebouwd mag worden tot een maximum van 20 m², met dien verstande dat de oppervlakte van waterbassins niet worden meegerekend voor het bepalen van de toegelaten oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten een bouwvlak;
- de bouwhoogte van waterbassins mag ten hoogste 6 m bedragen;
- waterbassins dienen op een afstand van ten minste 1 m uit de perceelsgrens te worden gebouwd;
- de bouwhoogte van (schotel)antennes mag ten hoogste 10 m bedragen;
- de bouwhoogte van antennemasten mag ten hoogste 20 m bedragen;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen mag ten hoogste 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het opwekken van energie door middel van wind mag ten hoogste 15 m bedragen;
- de bouwhoogte van balkonhekken op aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 1,2 m bedragen ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die worden gebouwd vóór de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1 m bedragen, voor het overige mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen een vlak ten hoogste 6 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van een warmtebuffers mag ten hoogste 15m bedragen.
3.2.6 Beoordeling bouwplannen
Ten aanzien van bouwaanvragen als bedoeld in
lid 3.2.1 tot en met
lid 3.2.5 met een oppervlakte groter dan 50 m², geldt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend zal worden verleend indien sprake is van een volwaardig bedrijf.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.2.1 sub a teneinde gebouwen te realiseren buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
- de bebouwing is bestemd als schuilgelegenheid voor het vee;
- het oppervlak niet groter is dan 50 m2 per agrarisch bedrijf;
- de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt.
3.3.2 Goothoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.2.2 sub a teneinde de goothoogte van bedrijfsgebouwen te verhogen ten behoeve van effcient ruimtegebruik, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 8 m en de afstand tot de bouwgrens ten minste 5 m bedraagt.
3.3.3 Bouwhoogte kassen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.2.3 sub b teneinde de bouwhoogte van kassen te vergroten met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.
3.3.4 Afstand van kassen tot woningen van derden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.2.3 sub b onder 2 teneinde de afstand van 10 m van de kassen tot woningen van derden te verminderen, mits voldoende waarborgen aanwezig zijn dat er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefklimaat. Daartoe dient van te voren het advies van een onafhankelijke ter zake deskundige te zijn ingewonnen.
3.3.5 Bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.2.4 sub b ten behoeve van het bouwen van een bedrijfswoning, met dien verstande dat:
- op het perceel nog geen bedrijfswoning is opgericht en de gronden niet zijn aangeduid met "bedrijfswoning uitgesloten";
- sprake dient te zijn van een volwaardige bedrijf;
- de bedrijfswoning is bestemd voor de huisvesting van een arbeidskracht van het agrarisch bedrijf en daadwerkelijk is belast met de uitvoering van de dagelijkse bedrijfsvoering;
- de bedrijfswoning in een bestaand agrarisch bouwvlak wordt gebouwd, waarbij ten behoeve van het agrarisch bedrijf reeds bouwwerken aanwezig zijn;
- de oppervlakte van de agrarische cultuurgronden behorende bij het betreffende agrarisch bedrijf gezamenlijk tenminste 2,5 ha dient te bedragen, waarvan minimaal 1,5 ha aaneengesloten.
3.3.6 Voorwaarden
De afwijkingen als bedoeld in
lid 3.3.1 tot en met
lid 3.3.5 wordt uitsluitend verleend indien:
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 In strijd met bestemmingsplan
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruik van de gronden en gebouwen voor intensieve veehouderij;
- het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagens, vaartuigen, voertuigen, caravans, strandhuisjes en onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn;
- het opslaan, storten, lozen of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerken, stoffen, materialen en zand, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het plaatsen van mestzakken buiten het agrarisch bouwvlak;
- het oprichten van foliemestbassins en -platen;
- het stallen van kampeermiddelen in de open lucht en/of in gebouwen;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de stikstofemissie ten opzichte van de bestaande situatie;
- het bepaalde in lid 3.4.1 sub g geldt niet voor het gebruik waarbij de stikstofemissie toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie en deze toename, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden dat deze, in de periode waarvoor het 'Programma Aanpak Stikstof' als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de 'Natuurbeschermingswet 1998' geldt, de grenswaarde overschrijdt zoals vastgesteld in het 'Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof'.
3.4.2 Oprichten van paardenbakken
Onder het verboden gebruik wordt niet verstaan het oprichten van paardenbakken, met dien verstande dat:
- per agrarisch bedrijf ten hoogste 1 paardenbak is toegestaan;
- lichtmasten mogen worden opgericht indien de afstand tot de bestemming Natuur tenminste 500 m bedraagt;
- het aantal lichtmasten ten hoogste 6 bedraagt;
- de hoogte van de lichtmasten ten hoogste 6 m bedraagt;
- de afstand van paardenbakken tot een woning van derden tenminste 15 m dient te bedragen;
- de omheining bij paardenbakken ten hoogste 1,80 m mag bedragen;
- de paardenbak in het bouwvlak dient te worden aangelegd achter de bestaande bebouwing;
- het gezamenlijk oppervlak van een paardenbak ten hoogste 1000 m2 mag bedragen, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' mogen volledig worden gebruikt voor een paardenbak.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Aanpassing van het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van de vormverandering en of het vergroten van het bestaande bouwvlak, met dien verstande dat:
- de vormverandering en/of vergroting uitsluitend betrekking mag hebben op de zone van 25 m rondom het bestaande bouwvlak;
- bij vormverandering van het bouwvlak de totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot;
- bij vergroting van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw uitgesloten' een vergroting tot ten hoogste 1,5 ha is toegestaan;
- bij vergroting van bestaande bouwvlakken die reeds 1,5 ha zijn mag de vergroting ten hoogste 15% bedragen;
- het bouwvlak dient gesitueerd te zijn aan een weg;
- de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
- er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
3.5.2 Nevenactiviteiten en agrarische verbreding
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.1 teneinde de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten en agrarische verbreding toe te staan:
- opslag en stalling van mobiele kampeermiddelen;
- hovenier;
- ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen;
- ondergeschikte dagrecreatie, zoals een pluktuin, vlindertuin en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
- verhuur van niet-gemotoriseerde voertuigen ten behoeve van de dagrecreatie, zoals fietsen- en/of huifkarrenverhuur;
- dierenpension;
- hobbymatige paardenhouderij;
- detailhandel als bedoeld onder 1.30;
- horeca categorie 1 zoals bedoeld in bijlage 3, Staat van Horeca-activiteiten;
met dien verstande dat:
- agrarische verbreding uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van een paardenbak ten behoeve van een hobbymatige paardenhouderij;
- de activiteiten worden gehuisvest in bestaande bebouwing, niet zijnde kassen, met uitzondering van de (woon)zorgboerderijen waarvoor beperkte uitbreiding van bebouwing mogelijk is;
- de (ver)nieuwbouw voor (woon)zorgboerderijen heeft een streekeigen agrarische uitstraling, passend bij het gebied;
- er geen buitenopslag plaatsvindt;
- de agrarische bedrijfsvoering de hoofdfunctie blijft;
- nevenactiviteiten dan wel agrarische verbreding mogen maximaal 25% van het bestaand gezamenlijk vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing beslaan met een maximum van 300 m²;
- de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
- als gevolg van de nevenactiviteit en/of de agrarische verbreding de verkeersafwikkeling niet onevenredig wordt belast;
- in geval van publieksaantrekking dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
- de agrarische verbreding en/of nevenactiviteit mag niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een aan deze wet verbonden regeling, tenzij is aangetoond dat de betreffende activiteit(en) geen onevenredige milieubelasting opleveren voor de omgeving;
- verkoop is uitsluitend toegestaan op kleine schaal, voor zover direct verbonden aan het functionerend agrarisch bedrijf of in de directe omgeving daarvan geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische producten, tot een maximaal verkoopvloeroppervlak van 50 m2 per agrarisch bedrijf;
- horecavoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op kleine schaal, tot een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 25 m2 per agrarisch bedrijf;
- verblijfsrecreatie dan wel dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan tot een maximaal oppervlak van 250 m2 per agrarisch bedrijf;
- als gevolg van de agrarische verbreding en/of de nevenactiviteiten de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven en/of omringende agrarische (bedrijfs)activiteiten niet onevenredig worden beperkt;
- nevenactiviteiten en agrarische verbreding niet langer zijn toegestaan indien geen sprake meer is van een volwaardig bedrijf.
3.5.3 Verblijfsrecreatie
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige kamperen alsmede bed & breakfast, met dien verstande dat:
- het aantal kampeerplaatsen ten behoeve van mobiele kampeermiddelen per agrarisch bedrijf niet meer dan 30 bedraagt;
- het aantal trekkershutten per agrarisch bedrijf ten hoogste 2 bedraagt met een oppervlakte van maximaal 28 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4,5 m per trekkershut;
- de trekkershutten binnen het bouwvlak dienen te worden geplaatst
- het aantal kamers voor bed & breakfast per agrarisch bedrijf ten hoogste 3 bedraagt;
- er geen nieuwe bebouwing mag worden gebouwd, met uitzondering van sanitaire voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 50 m², een goothoogte en bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 3 m en 6 m, mits deze noodzakelijk zijn;
- de kampeerplaatsen binnen een bouwvlak, dan wel op een afstand van ten hoogste 50 meter van een bouwvlak dienen te zijn gelegen;
- kampeermiddelen als bedoeld in lid 3.5.3 sub a en lid 3.5.3 sub b uitsluitend aanwezig zijn gedurende het strandseizoen;
- omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bestaande bedrijfsvoering, de ontwikkelingsmogelijkheden en de omringende agrarische (bedrijfs-)activiteiten worden beperkt;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 4 m bedraagt ten behoeve van het plaatsen van afschermende beplanting.
3.5.4 Combineren van activiteiten 3.5.2 en 3.5.3
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van
lid 3.5.3 in combinatie met activiteiten als genoemd in
lid 3.5.2, met dien verstande dat:
- de gecombineerde aard van de activiteiten kleinschalig zijn;
- de voorwaarden als bedoeld in lid 3.5.2 en lid 3.5.3 van overeenkomstige toepassing zijn.
3.5.5 Paardenbakken buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 3.4.2 voor de aanleg van paardenbakken buiten een agrarische bouwvlak, mits:
- binnen het agrarische bouwvlak onvoldoende ruimtelijke mogelijkheden aanwezig zijn om een paardenbak aan te leggen;
- de paardenbak wordt aangelegd op gronden aansluitend aan en gelegen binnen een afstand van 50 m vanaf het agrarische bouwvlak;
- de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.5.6 Eisen
De afwijkingen als bedoeld in
lid 3.5.2 tot en met
lid 3.5.5 worden uitsluitend verleend indien:
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Verplaatsen bouwvlak
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verplaatsen van het bestaande bouwvlak, met dien verstande dat:
- bij de verplaatsing (waaronder ook opdelen in meerdere bouwvlakken wordt verstaan) van het bouwvlak het totale oppervlakte van het bestaande bouwvlak niet mag worden vergroot;
- het bouwvlak aan de weg moet worden gesitueerd;
- de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;
- er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen;
- voor het overige de regels van deze bestemming van overeenkomstige toepassing blijven.
3.6.2 Wijzigen naar bestemming 'Tuinderswoningen'
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming
Tuinderswoningen, met dien verstande dat:
- wonen slechts is toegestaan voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft;
- agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd;
- de bebouwde oppervlak mag niet worden vergroot en de bestaande situering niet worden aangepast;
- op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimteregeling reeds gebouwen zijn gesloopt, geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
- als gevolg van de wijzing de bestaande bedrijfsvoering en/of de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven en/of omringende agrarische (bedrijfs)activiteiten uit milieuhygiënisch oogpunt niet onevenredig worden beperkt;
- het bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 60 m² per woning; indien de (gezamenlijke) oppervlakte van bijgebouwen reeds meer dan 60 m² bedraagt, dan is een maximaal bebouwd oppervlak van 60 m² + de helft van het meerdere, met een totaal van 90 m² toegestaan;
- maximaal 1.000 m2 van de gronden behorende tot het voormalige agrarische bouwperceel in aanmerking komen voor wijziging; of zoveel anders indien dat lanschappelijk en/of stedenbouwkundig wenselijk is;
- hergebruik van de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering redelijkerwijs niet langer mogelijk is.
3.6.3 Verwijderen agrarisch bouwvlak
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van een bouwvlak, al dan niet in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid in
lid 3.6.2, met dien verstande dat de bestemming '
Agrarisch - Tuidersgebied' voor het overige van toepassing blijft.
3.6.4 Eisen
De wijzigingen als bedoeld in
lid 3.6.1 tot en met
lid 3.6.3 worden uitsluitend verleend indien:
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
Artikel 4 Tuinderswoningen
4.1 Bestemmingsomschrijving
- het wonen;
- aan-huis-gebonden beroepen;
- hobbymatig houden van dieren en paardenstalling;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, paden en waterhuishoudkundige, groen-, en infrastructurele voorzieningen;
en tevens voor:
- bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten en agrarische verbreding zoals bedoeld in lid 3.5.2 zijn toegestaan.
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen een bouwvlak;
- een bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- het hoofdgebouw dient in de naar de weg gelegen bouwgrens van het bouwvlak te worden gebouwd;
- de inhoud van een woning, exclusief bijbehorende bouwwerken, mag ten hoogste 600 m³ bedragen;
- de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 6 m en 9 m mag bedragen;
- de dakhelling ten minste 20° en ten hoogste 80° mag bedragen;
- de breedte van één woning ten minste 5 m dient te bedragen;
- onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van ten hoogste 3,3 m beneden het peil.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- de afstand tussen de bestemming 'Water' en bijbehorende bouwwerken bedraagt ten minste 1 m;
- de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 m bedragen;
- de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 4,5 m bedragen;
- de dakhelling van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 60° bedragen;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 60 m² bedragen, met dien verstande dat voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 600 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 10% mag bedragen van de oppervlakte van het zij- en achtererf, maar niet meer dan 90 m²;
- onder bijbehorende bouwwerken zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van ten hoogste 3,3 m beneden het peil;
- de gezamenlijke oppervlakte van een hobbykas mag ten hoogste 50 m² bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 4 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van schotelantennes mag ten hoogste 10 m mag bedragen;
- de bouwhoogte van antennes en antennemasten mag ten hoogste 20 m bedragen;
- de bouwhoogte van balkonhekken op bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 1,2 m bedragen ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van het bijbehorend bouwwerk;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het opwekken van energie door middel van wind mag ten hoogste 15 m bedragen;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die worden gebouwd vóór de voorgevelrooilijn mag ten hoogste 1 m bedragen, voor het overige mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bouwen van woningen buiten het bouwvlak
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten dan wel vergroten van een woning tot maximaal 600 m³, waarbij de overige regels zoals opgenomen in lid 4.2.1 onverminderd van kracht blijven.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 4.2.1 sub a voor het bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van het oprichten dan wel vergroten van een woning tot meer dan 600 m³, met dien verstande dat:
- uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van het 'levensloopbestendig wonen op de begane grond'.
4.3.2 Toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 4.2.2 sub f voor het vergroten van het toegestane oppervlak aan bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 200 m2, mits: is aangetoond dat de bijgebouwen noodzakelijk zijn ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren.
4.3.3 Eis
De afwijking als bedoeld in
lid 4.3.1 en
lid 4.3.2 wordt uitsluitend verleend indien: de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 In strijd met bestemmingsplan
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wabo, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van een terrein voor het al dan niet ten verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of ten dele uitgebruikte onderdelen samengestelde motorvoertuigen of aanhangwagen, caravans, vaartuigen, waaronder wordt begrepen roei, motor- en zeilboten, vletten, kano's, e.d., strandhuisjes c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn;
- het gebruik van gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen, materialen en zand, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming van het plan gerichte gebruik van gronden;
- het uitoefenen van vormen van detailhandel en/of een horecabedrijf;
- het gebruik van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen als zelfstandige woning;
- het gebruik van gronden ten behoeve van tennisbanen, zwembaden, mini golfbanen en daarmee gelijk te stellen gebruiksvormen op een afstand van meer dan 50 meter van de woning;
- het gebruik van bijgebouwen voor wonen;
- het gebruik van garages anders dan voor opslag ten behoeve van wonen en parkeren van auto's;
- het gebruik van vlaggenmasten ten behoeve van reclame-uitingen;
- het gebruik van bouwwerken voor opslag of verkoop van consumentenvuurwerk;
- het gebruik van bouwwerken voor opslag of verkoop van motorbrandstoffen.
4.4.2 Aan-huis-gebonden beroep/bedrijfsmatige activiteit aan huis
De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep / bedrijfsmatige activiteit aan huis in samenhang met het wonen:
- mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
- mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
- dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
- mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
- dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
- het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
- er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
- er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
- Het aan huisgebonden beroep mag niet zodanige verkeersaantrekkende werking hebben, dat daardoor extra verkeersmaatregelen noodzakelijk worden in het openbaargebied. Indien er een grotere parkeerbehoefte ontstaat dient voldaan te worden aan lid 11.3.
4.4.3 Uitzondering ten behoeve van paardenbak
Onder het verboden gebruik wordt niet verstaan het oprichten van paardenbakken, met dien verstande dat:
- per perceel ten hoogste 1 paardenbak is toegestaan binnen het bestemmingsvlak;
- het oppervlak ten hoogste 1000 m2 mag bedragen;
- de afstand van een paardenbak tot het bouwvlak maximaal 50 m mag bedragen;
- lichtmasten mogen worden opgericht indien de afstand tot de bestemming 'Natuur' tenminste 500 m bedraagt;
- het aantal lichtmasten ten hoogste 6 bedraagt;
- de hoogte van de lichtmasten ten hoogste 6 m bedraagt;
- de afstand van paardenbakken tot een woning van derden tenminste 15 m dient te bedragen;
- de omheining bij paardenbakken ten hoogste 1,80 m mag bedragen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenactiviteiten en agrarische verbreding
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 4.1 teneinde de volgende niet-agrarische nevenactiviteiten en agrarische verbreding toe te staan:
- opslag en stalling van agrarische producten;
- opslag en stalling van mobiele kampeermiddelen;
- het hebben van een hobbykas;
- hovenier;
- kwekerij;
- maatschappelijke voorzieningen;
- dagrecreatie, zoals een pluktuin, vlindertuin en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
- verhuur van niet-gemotoriseerde voertuigen ten behoeve van de dagrecreatie, zoals fietsen- en/of huifkarrenverhuur;
- dierenpension;
- hobbymatige paardenhouderij;
- detailhandel als bedoeld onder detailhandel;
- horeca categorie 1 zoals bedoeld in bijlage 3, Staat van Horeca-activiteiten;
met dien verstande dat:
- agrarische verbreding uitsluitend is toegestaan binnen het bestemmingsvlak, met uitzondering van een paardenbak ten behoeve van een hobbymatige paardenhouderij;
- de activiteiten worden gehuisvest in bestaande bebouwing, niet zijnde kassen, met uitzondering van de (woon)zorgboerderijen waarvoor beperkte uitbreiding van bebouwing mogelijk is;
- er geen buitenopslag plaatsvindt;
- nevenactiviteiten dan wel agrarische verbreding mogen maximaal 25% van het bestaand gezamenlijk vloeroppervlak van de bedrijfsbebouwing beslaan met een maximum van 300 m2;
- de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
- er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- als gevolg van de nevenactiviteit en/of de agrarische verbreding de verkeersafwikkeling niet onevenredig wordt belast;
- in geval van publieksaantrekking dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
- de agrarische verbreding en/of nevenactiviteit mag niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een aan deze wet verbonden regeling, tenzij is aangetoond dat de betreffende activiteit(en) geen onevenredige milieubelasting opleveren voor de omgeving;
- verkoop is uitsluitend toegestaan op kleine schaal, voor in de directe omgeving geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische producten, tot een maximaal verkoopvloeroppervlak van 50 per tuinderswoning;
- horecavoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op kleine schaal, tot een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 25 m2 per tuinderswoning;
- verblijfsrecreatie en zorgactiviteiten voor dag- en nachtopvang dan wel dagrecreatieve voorzieningen zijn toegestaan tot een maximaal oppervlak van 250 m2 per tuinderswoning;
- als gevolg van de agrarische verbreding en/of de nevenactiviteiten de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven en/of omringende agrarische (bedrijfs)activiteiten niet onevenredig worden beperkt.
4.5.2 Kleinschalig kamperen en bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalige kamperen alsmede bed & breakfast, met dien verstande dat:
- het aantal kampeerplaatsen per tuinderswoning niet meer dan 5 bedraagt, alsmede 2 trekkershutten met een oppervlakte van maximaal 28 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4,5 m;
- het aantal kamers voor bed & breakfast per tuinderswoning niet meer mag bedragen dan 3, waarbij het totale oppervlakte ten behoeve van de bed & breakfast niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van de woning mag bedragen;
- er geen nieuwe bebouwing plaatsvindt, met uitzondering van sanitaire voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 50 m², een goothoogte en bouwhoogte van respectievelijk ten hoogste 3 m en 6 m, mits deze noodzakelijk zijn;
- de kampeerplaatsen en trekkershutten binnen het bestemmingsvlakdienen te zijn gelegen;
- kampeermiddelen uitsluitend aanwezig zijn gedurende het strandseizoen;
- wordt voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 4 m bedraagt ten behoeve van het plaatsen van afschermende beplanting.
4.5.3 Combineren van activiteiten 3.5.1 en 3.5.2
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van
lid 4.5.1 Nevenactiviteiten en agrarische verbreding in combinatie met activiteiten als genoemd in
lid 4.5.2 Kleinschalig kamperen en bed & breakfast, met dien verstande dat:
- de gecombineerde aard van de activiteiten kleinschalig zijn;
- de voorwaarden als bedoeld in lid 4.5.1 en lid 4.5.2 van overeenkomstige toepassing zijn.
4.5.4 Bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van
lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van:
- van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis, mits:
- de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 4.4.2 uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep;
- de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage 1 Staat van Bedrijven van deze regels;
- geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
- het vergroten van het oppervlak als bedoeld in lid 4.4.2 sub e onder 1 van ten hoogste 55 m² per tuinderswoning, mits de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep blijft voldoen aan de overige criteria uit lid 4.4.2.
4.5.5 Eis
De afwijkingen als bedoeld onder
lid 4.5.1 tot en met
lid 4.5.4 worden uitsluitend verleend indien:
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- het bepaalde in lid 5.2 sub b onder 1 en lid 5.2 sub b onder 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
- een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming '
Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van
lid 5.3.1 is niet van toepassing op gronden die zijn bestemd voor 'Leiding - Gas' en indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van niet meer dan 500 m2;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- gericht zijn op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Waterlopen
Ten aanzien van waterlopen dient een bebouwingsafstand van ten minste 1,50 m in acht te worden genomen.
7.2 Afstand tussen bouwwerken
- Ter voorkoming van vervuiling en ongedierte dienen bouwwerken aaneengesloten te worden gebouwd dan wel met een tussenruimte van minimaal 1 m.
- Afgeweken kan worden van het bepaalde lid 7.2 sub a indien op afdoende wijze kan worden voorzien in reiniging van de tussenruimten tussen bouwwerken.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Geluidzone - Industrie
Het oprichten van woningen, bedrijfswoningen hieronder begrepen, is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van industrielawaai, mede aanduiding 'Geluidzone - Industrie', niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), dan wel voldoet aan de op grond van de Wet geluidhinder verleende hogere grenswaarde.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen van het plan voor geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijke of technische beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of werken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking niet meer dan 2 m bedraagt.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
11.2 De bestaande situatie
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
- een grotere goothoogte;
- een grotere bouwhoogte;
- een grotere oppervlakte;
- een grotere dakhelling;
- een kleinere dakhelling;
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan zal:
- de goothoogte ten hoogste de bestaande goothoogte;
- de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
- de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte;
- de dakhelling ten hoogste de bestaande dakhelling;
- de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling.
11.3 Parkeren
- onverminderd het bepaalde in Agrarisch - Tuidersgebied en Tuinderswoningen dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
Wonen | |
Zorgeenheid/kamerverhuur | 0,6 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Seniorenwoning | 1,0 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Woningen: | |
- Woning < 80 m2 | 1,6 (incl. bezoeknorm 0,3) |
- Woning 80-110 m2 | 1,8 (incl. bezoeknorm 0,3) |
- Woning > 110 m 2 | 2,0 (incl. bezoeknorm 0,3) |
Bedrijven en kantoren per 100 m 2 bvo | |
Loods/opslag | 0,9 |
Industrie, bouw en transport | 1,5 |
Bedrijfsverzamelgebouw | 1,4 |
Garage/servicestation | 3,2 |
Autoshowroom | 1,0 |
Laboratorium (3 à 4 arbeidsplaatsen/100 m2) | 2,8 |
Kantoorfuncties | 2,0 |
Horeca per 100 m2 bvo | |
Cafe, bar, cafetaria | 6,0 |
Restaurants | 13,0 |
Discotheek | 6,0 |
Hotel , Bed & Breakfast | 1,3 per kamer |
Winkels en detailhandel per 100 m2 bvo | |
Winkels, detailhandel | 4,0 |
Supermarkt | 4,0 |
Wijkverzorgend winkelcentrum > 2500 m2 | 3,0 |
Buurtverzorgend winkelcentrum < 2500 m2 | 2,5 |
Doe-het-zelf, bouwmarkt, tuincentrum | 2,5 |
Showroom (meubels, keukens etc..) | 1,5 |
Onderwijs | |
Kinderdagverblijf | 0,8 per arbeidsplaats excl halen/brengen |
Basisonderwijs | 1,0 per leslokaal excl halen/brengen |
Voortgezet onderwijs | 1,0 per leslokaal incl halen/brengen |
Hoger onderwijs (MBO/HBO) | 5,0 per leslokaal incl halen/brengen |
Halen/brengen | 0,0833 x aantal leerlingen (25% leerlingen per auto, bezettingsgraad 1,5, ongelijktijdigheidsfactor 0,5) |
Sociaal Cultureel en Zorg per 100 m2 bvo | |
Museum, bibliotheek | 1,0 |
Schouwburg, theater, concertzaal | 3,0 |
Arts, maatschap, therapeut | 2,0 per behandelkamer |
Overig sociaal-medisch | 0,6 |
Sport en recreatie per 100 m2 bvo | |
Gymnastieklokaal | 2,5 |
Sportschool/-studio | 3,5 |
Sporthal | 2,7 |
Squashbaan | 1,5 per baan |
Tennisbaan | 3,0 per baan |
Sportveld | 18,0 per hectare + 0,2 per zitplaats |
Speel- en ligweide | 0,25 per bezoeker |
Zwembad | 9,0 per 100 m2 bassin + 0,45 per arb.pl |
Manege | 0,5 per box |
Bowlingbaan, biljartzaal | 2,0 per baan/tafel |
- bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 11.3 sub a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan door parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
- voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd. De te compenseren parkeerplaatsen worden toegevoegd aan lid 11.3 sub a genoemde aantal. Deze compensatie is niet van toepassing indien voldaan blijft worden aan de normatieve parkeerbehoefte volgens lid 11.3 sub a;
- bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerond op hele parkeerplaatsen;
- voor niet in lid 11.3 sub a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in het Heemskerkse Parkeerbeleidsplan, voor zover hierin niet opgenomen wordt gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers als aangegeven in de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeergeneratie", oktober 2012, waarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de waarde in de kolommen "buitengebied" van de rij "matig stedelijk";
- fet bevoegd gezag wijkt af van de hierboven aangegeven parkeernormen indien niet aannemelijk kan worden gemaakt dat de gestelde normen voldoen aan de te verwachten parkeerbehoefte bij het betreffende gebruik. In dat geval of bij het ontbreken van normen zal aannemelijk moeten worden gemaakt dat in de te verwachte parkeerbehoefte voorzien kan worden;
- het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 sub a indien:
- het gebruik niet wijzigt en
- de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
- is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 sub a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3 sub a, indien de parkeerdruk voor derden niet toeneemt door de realisatie van de nieuwe bebouwing of het nieuwe gebruik;
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.3 sub a, indien op grond van de parkeernorm zoals opgenomen in het Heemskerkse Parkeerbeleidsplan (voor zover hierin niet opgenomen wordt gebruik gemaakt van de parkeerkencijfers als aangegeven in de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeergeneratie", oktober 2012, waarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de waarde in de kolommen "buitengebied" van de rij "matig stedelijk"), een minder aantal parkeerplaatsen is vereist;
- het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.3 sub a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
- voor het parkeren bij woningen op eigen terrein worden de berekeningsaantallen gehanteerd zoals opgenomen in het Heemskerkse Parkeerbeleidsplan, voor zover hierin niet opgenomen wordt gebruik gemaakt van de berekeningsaantallen als aangegeven in de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeergeneratie", oktober 2012, tabel 7, pagina 92;
- wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in het Heemskerkse Parkeerbeleidsplan, voor zover hierin niet opgenomen wordt gebruik gemaakt van de aanwezigheidspercentages als aangegeven in de CROW-publicatie 317 "Kencijfers parkeren en verkeergeneratie", oktober 2012, tabel 8, pagina 93;
- bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
- bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
- het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid 11.3 sub a en lid 11.3 sub e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
- het bevoegd gezag kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 11.3 sub e, lid 11.3 sub i, lid 11.3 sub k en lid 11.3 sub l, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen;
- het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 11.3 sub a indien de parkeerbehoefte voor het betreffende bouwwerk voldoet aan de uitgangspunten als vastgelegd in het Heemskerkse Parkeerbeleidsplan;
- de in lid 11.3 sub a genoemde parkeerbehoefte voor bezoekers van 0,3 dient openbaar toegankelijk te zijn voor derden en als dusdanig herkenbaar;
- bij horeca geldt voor de bijhorende terrassen een gelijke parkeernorm, met dien verstande dat deze parkeernorm alleen van toepassing is op het terrasoppervlak minus het consumptieoppervlak van de betreffende horecafunctie.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Wijzigingsplan Oudendijk 27 Heemskerk'.