direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nieuwbouw woning Oosterweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens de bestaande tuinderswoning aan de Rijksstraatweg in Heemskerk te slopen en een nieuwe woning terug te bouwen. Deze nieuwe woning komt meer in het midden van het perceel te liggen, gesitueerd richting de Oosterweg.

De realisatie van een woning op deze locatie is strijdig met het geldende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

De noordoostzijde van het plangebied grenst aan de Oosterweg. De noordwestzijde grenst aan de watergang tussen het naastgelegen perceel. De westzijde grenst aan de Patatoloog en aan de zuidzijde ligt een woning aan de Oosterweg 27. Zie figuur 1.1 voor de ligging van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2019)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan ter plaatse is 'Bestemmingsplan Heemskerk Buitengebied 2015', vastgesteld op 17 december 2015. Op het perceel geldt de bestemming 'Tuinderswoningen' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0002.png"

Figuur 1.2: Uitsnede bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Heemskerk Buitengebied 2015' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het plangebied aan de orde en wordt het initiatief beschreven. Vervolgens wordt de ontwikkeling in hoofdstuk 3 aan het actuele beleidskader getoetst dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten en de bijbehorende onderzoeken beschreven. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en wordt het gebruikt als tuin bij de aangrenzende woning. In de directe omgeving zijn vooral woningen en agrarische activiteiten aanwezig. Aan de westzijde van het plangebied ligt de horecagelegenheid 'De Patatoloog'.

Grenzend aan de Patatoloog bevindt zich de bestaande vrijstaande woning. Ook staat er een schuur en twee bomen op het perceel. De gehele locatie is begroeid met gras en wordt regelmatig gemaaid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0003.png"

Figuur 2.1: Huidige situatie plangebied vanaf de Oosterweg (bron: Google maps Streetview juni 2019)

2.2 Toekomstige situatie

Het initiatief betreft de realisatie van een vrijstaande woning met bijgebouw. Figuur 2.2 geeft een impressie van de beoogde ontwikkeling weer. De woning bestaat uit een bouwlaag met kap en heeft een oppervlakte van 195 m2. De woning wordt ontsloten op de Oosterweg. Op het terrein worden parkeerplaatsen gerealiseerd. Er wordt één bijgebouw geplaatst, in lijn met het ontwerp van het hoofdgebouw. Dit bijgebouw heeft een oppervlakte van maximaal 150 m2.

Het ontwerp is opgesteld op basis van de randvoorwaarden van het Beeldkwaliteitsplan Oosterweg Heemskerk. Dit is toegelicht in paragraaf 3.4.2. Vanuit de architectuur zijn twee bouwvolumes ontworpen die sterke verwantschap met elkaar hebben. Door de contouren van hoofdgebouw en bijgebouw gelijk te maken, ontstaat een symbiose van twee volumes in het open landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0004.png"

Figuur 2.2: Impressie beoogde ontwikkeling (bron: Jan de Wit architect)

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0005.png"

Figuur 2.3: Impressie beoogde indeling (bron: Jan de Wit architect)

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het projectgebied relevante ruimtelijke beleidskader. De ontwikkeling wordt getoetst aan het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro)

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling raakt geen belangen op Rijksniveau.

3.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

De ontwikkeling betreft de sloop en nieuwbouw van een woning. De realisatie van één woning ter vervanging van een bestaande woning wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet vereist.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie NH2050

In november 2018 is de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. De omgevingsvisie is vastgesteld om de provincie richting te geven en om onderwerpen aan te geven waar de samenleving iets mee zou moeten. Deze onderwerpen zijn bijvoorbeeld klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieën, grote woningbehoeftes, bodemdaling en verminderde biodiversiteit.

Op deze onderwerpen hebben de Provinciale Staten ambities geformuleerd. De hoofdambitie is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat.

In de visie wordt geen eindbeeld gepresenteerd voor 2050, maar de visie laat zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Hierbij komen de thema's gezondheid, veiligheid, klimaatadaptatie en landschap aan bod, alsook een aantal generieke principes voor het gebruik van de fysieke leefomgeving. Daarnaast worden vijf samenhangende bewegingen geschetst. Bewegingen die laten zien hoe wordt omgegaan met opgaven die op onze samenleving afkomen en die we willen faciliteren. Dat doen wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert
  • Sterke kernen, sterke regio's, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

Toetsing

De ambities uit de Omgevingsvisie NH2050, hebben een hoog abstractieniveau en heeft voor de ontwikkeling van 1 woning geen raakvlakken. Toetsing aan het provinciaal beleid vindt dan ook hoofdzakelijk plaats in het kader van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (geconsolideerde versie mei 2019)

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast.

Toetsing

Voor het plangebied zijn de volgende aspecten uit de PRV van belang:

  • Landbouwclusters;
  • Kleinschalige ontwikkeling;
  • Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied.

Landbouwclusters

Het plangebied bevindt zich in het tuinbouwconcentratiegebied (zie figuur 3.1). In dit gebied gelden regels ten aanzien van nieuwvestiging of verplaatsing van glastuinbouwbedrijven. Deze regels zijn niet van toepassing op de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0006.png"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart Landbouwclusters (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

Artikel 5c Kleinschalige ontwikkeling

Dit artikel regelt verstedelijking die zodanig beperkt van omvang is dat deze niet Ladderplichtig is. Artikel 5c luidt als volgt:

  • 1. Een bestemmingsplan maakt een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied uitsluitend mogelijk binnen een bestaand bouwblok dat al voorziet in een stedelijke functie. Het aantal burgerwoningen mag hierbij niet toenemen.
  • 2. In afwijking van het eerste lid is bebouwing buiten het bestaande bouwblok mogelijk, mits het bebouwd oppervlak niet wordt vergroot.
  • 3. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voorzien in een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied indien dit op grond van een ander artikel in deze verordening is toegestaan.
  • 4. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voorzien in een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied ter plaatse van een bestemmingsvlak, dat reeds voorziet in een stedelijke functie, naar een woonfunctie voor maximaal twee burgerwoningen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • a. de omzetting naar een woonfunctie beperkt de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet;
    • b. aan maximaal 2.500 m² van het oorspronkelijke bestemmingsvlak dat voorzag in de stedelijke functie wordt de woonbestemming toegekend;
    • c. de bestaande bedrijfsbebouwing op de overige gronden wordt gesloopt en aan deze gronden wordt een bestemming toegekend zonder bouwmogelijkheden, en;
    • d. een tweede burgerwoning is alleen mogelijk als meer dan 1.500 m² grondoppervlakte aan bestaande bedrijfsbebouwing op het bestemmingsvlak wordt gesloopt.
  • 5. Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

De beoogde ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt buiten het bestaande bouwblok. Het bestaande bouwblok is 133 m2 groot, het beoogde bouwblok heeft een oppervlakte van 195 m2. Hiermee is geen sprake van een significante vergroting van het bebouwd oppervlakte. De ontwikkeling is in lijn met lid 2 van artikel 5c.

Artikel 15 Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vast, die de provinciale belangen beschrijft ten aanzien van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  • 2. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied, indien gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:
    • a. rekening wordt gehouden met:
      • de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble, en;
      • de ambities en ontwikkelprincipes van de toepasselijke provinciale structuren, en;
    • b. hierbij wordt betrokken:
      • de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes, en;
      • de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble, en;
      • de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van de toepasselijke provinciale structuren.
  • 3. De toelichting van een bestemmingsplan bevat een motivering waaruit moet blijken dat voldaan is aan het bepaalde in het tweede lid.
  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) om advies vragen over ontwikkelingen die een grote impact kunnen hebben op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden of indien wordt afgeweken van de ontwikkelprincipes als bedoeld in het tweede lid onder a.

Provinciale leidraad Landschap en cultuurhistorie

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ontwikkelingen met het doel te werken aan het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap en de cultuurhistorie. De leidraad beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke plannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen. Het basis uitgangspunt is dan ook 'behoud door ontwikkeling.

In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is Noord-Holland onderverdeeld in 20 gebieden, de zogenaamde ensembles, en 10 provinciale structuren, zoals de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en (agrarische) erven. Elk ensemble en elke structuur biedt een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis, van de dynamiek en van de belangrijkste drie kernwaarden: landschappelijke karakteristiek, openheid en ruimtebeleving, en ruimtelijke dragers. Bij het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied moet rekening worden gehouden met de ambities en ontwikkelprincipes die staan beschreven bij de afzonderlijke ensembles en structuren.

Het plangebied ligt binnen het ensemble Noord-Kennemerland. Het ensemble Noord-Kennemerland ligt aan de Noordzeekust tussen de Hondsbossche Zeewering en het Noordzeekanaal. Het ensemble bestaat uit een brede zone jong duinlandschap, met daarachter een brede zone van strandwallen en –vlaktenlandschap en een klein deel droogmakerijenlandschap. De noord-zuid gerichte lineaire opbouw van het landschap, met hoger gelegen, zandige strandwallen, afgewisseld door lage, natte venige strandvlakten is nog in het landschap herkenbaar. Veel vaarten en wegen liggen hier dwars op, in oostwest richting.

De algemene ambitie is om ruimtelijke ontwikkelingen:

  • bij te laten dragen aan het zichtbaar en herkenbaar houden van de landschappelijke karakteristiek
  • bij te laten dragen aan het versterken van (de beleving van) openheid en
  • helder te positioneren ten opzichte van de ruimtelijke dragers.

Het plangebied ligt in het deelgebied van de strandvlakte (zie figuur 3.2). Strandvlakten vormen een continue open ruimte tussen de strandwallen. Onderdeel van het strandvlakten is het open en kleinschalig karakter polder-/droogmakerijenlandschap. Vanaf hier is zicht op het duingebied. Vanwege de kwetsbaarheid van deze ruimtes zijn zorgvuldige inrichting en inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen hier van groot belang. Schaalvergroting, verrommeling, doorsnijding en versnippering liggen hier op de loer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0007.jpg"

Figuur 3.2 Ligging plangebied binnen het ensemble Noord-Kennemerland, deelgebied Strandvlakten (bron: provincie Noord-Holland)

De ruimtelijke kwaliteit van de strandvlakten is gebaat bij:

  • het open houden van de strandvlakten en het voorkomen van nieuwe bebouwing en doorsnijding in de strandvlakten.
  • Behoud het zicht vanaf de strandvlakten/polders op de duinen en het duingebied. Behoud tevens de panoramazichten vanaf de N9 op de duinrand en de Hondsbossche Zeewering.
  • Voeg geen opgaande elementen, zoals bebouwing of beplanting langs wegen toe in de strandvlakten. Dit tast de openheid en daarmee de ruimtelijke kwaliteit aan.

De ontwikkeling betreft sloop en nieuwbouw van een woning. De openheid en zichtbaarheid vanaf van de strandvlakte op de duinen en het duingebied wordt niet aangetast. Het ontwerp voor de vrijstaande woning is daarnaast gebaseerd op de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan Oosterweg. De ontwikkeling wordt hieraan getoetst in paragraaf 3.4.2. In dit beeldkwaliteitsplan zijn de kwaliteitseisen zoals beschreven in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie verwerkt. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met artikel 15 van de Provinciale Verordening. De ontwikkeling houdt rekening met de ambities en ontwikkelprincipes van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

Conclusie

De ontwikkeling is in lijn met bovenstaande punten uit het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Heemskerk 2020

Met de structuurvisie geeft de gemeente Heemskerk de ruimtelijke koers aan voor gemeente tot 2020 met een doorkijk naar 2040. De structuurvisie is op 26 januari 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. Heemskerk wil een diverse en evenwichtige gemeente zijn en blijven in velerlei opzichten. Diversiteit, vitaliteit, duurzaamheid en 'groen' zijn de kernbegrippen voor de toekomst. De ontwikkelingsvisie richt zich dan ook op het behoud en versterken van de kwaliteiten van het buitengebied en het optimaliseren en verbeteren van de bestaande stedelijke omgeving. Geen grote uitbreidingen, maar 'investeren in duurzame kwaliteit'.

Toetsing

Het tuinbouwgebied heeft in samenhang met haar functie een eigen ruimtelijke karakteristiek. Deze bestaat uit de historisch tot stand gekomen wegenstructuur in combinatie met de afwisseling van kassen en vollegrondsteelt, waarbij woningen in principe alleen voorkomen als onderdeel van agrarische bedrijven. Het gebied kenmerkt zicht door de mix van rustig wonen in een kleinschalig tuinbouwgebied. Vervangende nieuwbouw is passend in het gebied.

3.4.2 Beeldkwaliteitsplan Oosterweg

De gemeente Heemskerk heeft MOOI NoordHolland gevraagd om een beeldkwaliteitsplan te maken voor de Oosterweg. Dit beeldkwaliteitsplan gaat over de ruimtelijk-visuele inpassing van bouwwerken en de inrichting van erf of openbare ruimte. Het beschrijft de aanwezige kernkwaliteiten van de huidige situatie en is vooral bedoeld als inspiratiebron voor nieuwe initiatieven, maar is ook richtinggevend en zal door de gemeente gebruikt worden als beoordelingskader.

De leidraad voor nieuwe ontwikkelingen is als volgt:

  • 1. Behoud het zicht op Marquette vanaf de Oosterweg. En behoud de openheid en het karakter van dit historische weidelandschap.
  • 2. Houdt rekening met doorzichten naar het achterliggende landschap.
  • 3. Zorg voor continuïteit in de inrichting van de Oosterweg met een eenvoudig profiel bestaande uit een smalle rijbaan met aan weerszijden een grasberm. Zonder ruimte voor parkeren langs de weg.
  • 4. Behoud duinrellen en andere waterlopen.
  • 5. Inpassing van nieuwe bebouwing binnen de huidige verkavelingsstructuur. Dat betekent dat bebouwing haaks op of evenwijdig aan de verkavelingsrichting wordt gesitueerd.
  • 6. Maak onderscheid in voorerf en achtererf. Plaats het representatieve woongedeelte op het voorerf en eventuele overige bebouwing op het achtererf.
  • 7. Situeer de woning vrij op het kavel en op enige afstand van de weg vergelijkbaar met omliggende woningen. Oriënteer de voorgevel op de Oosterweg.
  • 8. Houdt bij nieuwbouw rekening met de schaal en verhoudingen van bestaande bebouwing aan de Oosterweg.
  • 9. Gebruik eenvoudige rechthoekige hoofdvormen passend in de landelijke uitstraling van de Oosterweg. Geen platte daken, maar bijvoorbeeld een zadel-, mansarde- of piramidekap.
  • 10. Stem materiaal- en kleurgebruik af op de landelijke en agrarische uitstraling. Voor woningbouw overwegend gemetselde gevels en daken met gebakken pannen. Pas voor bedrijfsbebouwing donkere, gedekte kleuren toe. Geen felle, glanzende of contrasterende kleuren.
  • 11. Beperk de hoeveelheid bijgebouwen (schuurtjes, tuinhuisjes e.d.) en houdt de omvang zo beperkt mogelijk.
  • 12. Creëer eenheid in erf-/terreinafscheidingen per perceel. Dus geen verschillende afscheidingen rond hetzelfde perceel.
  • 13. Beperk verharding bij (her)inrichting van het erf en zorg voor een groene, landelijke uitstraling.
  • 14. Voorkom dat grootschalige bebouwing dominant zichtbaar is vanaf de Oosterweg of het aangrenzende landschap, bijvoorbeeld door het toepassen van opgaande beplanting en/of bomen.
  • 15. Parkeren op eigen erf.

Toetsing

In het ontwerp van de woning en bijgebouw is rekening gehouden met bovengenoemde randvoorwaarden. Door de positionering wordt de strokenverkaveling doorgezet en op het erf blijven de doorzichten op het omliggende landschap gehandhaafd. Het hoofdgebouw ligt meer naar de weg, waardoor het hoofd- en bijgebouw in balans blijft. Het eenvoudige, strakke ontwerp krijgt door de lage bouwhoogte met kap een landelijke uitstraling, passend bij het gebied rondom de Oosterweg.

Het belangrijkste karakteristieke punt is de openheid en karakter van het landschap. Het advies van MOOI Noord-Holland is dit gebied vrij houden van nieuwe bebouwing, tenzij het gaat om vervangende nieuwbouw. Voorliggend plan betreft vervangende nieuwbouw. Andere bebouwing dan met dit initiatief wordt beoogd, is niet gewenst. In de regels wordt daarom een beperking op het plaatsen van bijbehorende bouwwerken opgenomen. Bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak met de aanduiding 'bijgebouwen'. Om de openheid van het gebied te beschermen is op het overige deel van het perceel de aanduiding 'openheid' opgenomen, binnen deze aanduiding zijn geen bijbehorende bouwwerken en verstoring van het open landschap toegestaan. Wel kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken voor bepaalde werkzaamheden wanneer geen afbreuk wordt gedaan aan het open landschap en de Commissie Welstand hierbij advies heeft uitgebracht.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek en conclusie

De uiterlijke kenmerken (aard en omvang) van het project en de omgeving en anderzijds uit de

milieueffecten van het project wijzen erop dat geen sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' in de zin van artikel 11.2 tabel D bijlage II bij het Besluit mer. Een woning is reeds aanwezig op het perceel. Vanwege de kleinschaligheid en locatie worden er geen negatieve milieueffecten verwacht.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als geluidgevoelige objecten. Hiervoor dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk

gezoneerde wegen.

Onderzoek

Voor wegverkeerslawaai is het plan gelegen binnen de geluidzone van de Rijksstraatweg. Het plan is tevens gelegen aan de 30 km/uur weg Oosterweg. Dit type weg vormt een afwijkende categorie binnen de Wgh. Formeel kan voor deze weg geen hogere waarde worden aangevraagd of verleend, aangezien deze weg niet zoneplichtig is. Echter voor de waarborging van een goed akoestisch woon- en leefklimaat dient de geluidbelasting op de gevels van nieuw te bouwen woningen nabij 30 km/uur wegen alsnog te worden bepaald. Derhalve is in het onderhavige akoestisch onderzoek tevens de geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur weg Oosterweg inzichtelijk gemaakt. Het plan is tevens gelegen in de nabijheid van de 30 km/uur weg Kerkweg. Dit is echter een doodlopende weg en is derhalve als akoestisch niet relevant beschouwd.

Conclusie

Het akoestisch onderzoek is toegevoegd in Bijlage 1. Hieruit blijkt dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (Toekomstbestendig Parkeren). Voor het te hanteren kencijfer wordt een ligging in het buitengebied aangehouden, de gemeente Heemskerk heeft een niet stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.

Onderzoek

Parkeren
In het geldende bestemmingsplan zijn de parkeernormen opgenomen. Voor woningen met een oppervlakte groter dan 110 m2 geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen. Op het eigen terrein wordt voorzien in deze parkeerplaatsen.

Verkeersgeneratie- en afwikkeling

Voor vrijstaande woningen in het buitengebied geldt een verkeersgeneratie van 8,6 mvt/etmaal. De bestaande woning is gericht op de Rijksstraatweg, de beoogde woning wordt ontsloten via de Oosterweg. De toename van verkeersbewegingen vindt dus plaats op de Oosterweg. Verwacht wordt dat deze geringe toename in de verkeergeneratie niet zal leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Uit het invullen van de Digitale Watertoets op 03-08-2020 is gebleken dat een standaard paragraaf voldoet.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

In het waterprogramma 2016 - 2021 presenteert het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die in deze periode worden uitgevoerd. Met dit Waterprogramma geeft het hoogheemraadschap richting aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Hierin wordt antwoord gegeven op de vragen: Hoe zorgt het hoogheemraadschap in de toekomst voor veilige dijken, droge voeten en voldoende schoon en gezond water in Hollands Noorderkwartier? Welke benadering worden daarvoor gekozen? En welke kosten en inzet gaan daarmee gepaard? De klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van keuzes in het waterbeleid. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen van het hoogheemraadschap grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.

Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en wordt het gebruikt als tuin bij de aangrenzende woning. Het plangebied is volledig onverhard.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit enkeergronden; fijn zand. Met betrekking tot het grondwater is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap IV = H >40 L 80-120. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ligt op 40 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) schommelt tussen de 80 centimeter en 120 centimeter onder maaiveld. De grondwaterstanden zijn voor het overgrote deel afhankelijk van het peil van het oppervlaktewater en de hoogteligging van het maaiveld ten opzichte van het waterpeil. Het maaiveld ligt op circa 0,9 meter +NAP.

Waterkwantiteit

Ten noorden van het plangebied grenst een primaire watergang. De beschermingszone hiervan is 5 meter. Binnen deze beschermingszone gelden conform de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier beperkingen voor bouwen en aanleggen ter bescherming van en om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0008.png"

Figuur 4.1: Uitsnede Legger van Hoogheemraadschap van Noorderkwartier met het plangebied geel omkaderd

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied bevindt zich niet in de beschermings- of kernzone van een waterkering. Voor werkzaamheden binnen een beschermingszone dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is momenteel onbebouwd en niet aangesloten op het rioolstelsel.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 1 woning.

Waterkwantiteit

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert een grenswaarde van 800 m2. Bij een plan met een toename in verharding van minder 800 m2 dan is compensatie niet verplicht. Wanneer de verharding tussen de 800 m2 en 2.000 m2 toeneemt, moet er minimaal 10% van het aan te leggen oppervlak worden gecompenseerd. Wanneer de verharding meer dan 2.000 m2 betreft, moet er maatwerk worden geleverd. Deze compensatie moet eerst plaatsvinden voordat het verhard oppervlak wordt aangelegd. Een andere werkwijze zou immers een tijdelijke vermindering van de bergingscapaciteit van het watersysteem betekenen en kan leiden tot lokale wateroverlast. Met de beoogde ontwikkeling is er geen sprake van een toename van verharding van meer dan 800 m2, compensatie is hierdoor niet noodzakelijk.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Deze vallen ook niet in het plangebied.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Conclusie

De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn onderzocht voor het plangebied. Hieruit blijkt dat er geen compensatie voor verharding nodig is, omdat de toename van verharding onder de grenswaarde van 800 m2 blijft. Ook bevindt het plangebied zich niet in een beschermings- of kernzone. Hierdoor kunnen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse uitgesloten worden.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van ee plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van de ontwikkeling van het perceel is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 2. Hieruit blijkt dat uitvoeren van nader onderzoek niet benodigd is. Dit onderzoek is uitgevoerd in 2012. Het gebruik van het perceel als tuin is sinds 2012 niet gewijzigd. Er hebben geen bodemverontreinigende activiteiten plaatsgevonden. De conclusie van het bodemonderzoek blijft dus ongewijzigd. De bodemkwaliteit ter plaatse vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2022 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Onderzoek

Archeologie

Om te bepalen of ter plaatse archeologische resten aanwezig zijn, is archeologisch bureau en karterend booronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage

Op basis van de resultaten van het booronderzoek is mogelijk een archeologische vindplaats in het

plangebied aanwezig. Voor het plangebied wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd mits de geplande

graafwerkzaamheden niet dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld.

Cultuurhistorie

In het plangebied bevinden zich geen monumentale gebouwen. Wel bevindt het plangebied zich in het landelijk gebied op een strandvlakte. Derhalve is zorgvuldige inpassing in het cultuurlandschap vereist. In paragraaf 3.3.2 en 3.4.2 is beschreven op welke wijze rekening wordt gehouden met het cultuurlandschap.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0009.png"

Figuur 4.2: Uitsnede professionele risicokaart met het plangebied geel omcirkeld

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, het water of de weg.

In het noorden van het plangebied bevindt zich de stikstofleiding A-620 met een grootte van 24 inch en een werkdruk van 66 bar. De PR10-6-contour komt niet buiten de leiding en ook het effectgebied bedraagt 0 meter. Daarnaast bevindt de beoogde woning zich niet in de belemmeringenstrook. De woning valt niet in het invloedsgebied. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Het plangebied bevindt zich wel in het invloedsgebied van risicovolle inrichting Tata Steel IJmuiden BV en de toxische effectafstand van Eye Film Instituut Nederland. De risicovolle inrichting Tata Steel IJmuiden BV bevindt zich aan de Wenckebachstraat 1 en op deze locatie wordt ijzer en staal van ferro-legeringen vervaardigd. De risico's ten aanzien van Tata Steel staan beschreven in de veiligheidsrapportage versie 7.0, d.d. december 2014. Het plangebied bevindt zich op circa 3,4 kilometer van de inrichting. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 reikt niet tot het plangebied. Het invloedsgebied bedraagt 3700 meter. Dit is een bijzonder grote afstand. Dit blijkt echter uit de effect rapportage van Safeti-nl. De invloed van de weerstabiliteit veroorzaakt hier een verhoging van de effectafstand met een factor 10 is. Deze afstand is echter niet realistisch, omdat het hier gaat om een scenario van een brand van de gehele opslag waarbij de deur open staat. Praktisch is dit onmogelijk, omdat deze deur uikomt in een fabriekshal. Deze factor kan echter niet worden meegenomen in de effectberekening, waardoor het invloedsgebied onrealistisch hoog wordt. Daarom wordt uitgegaan van een invloedsgebied van 370 meter.

Door de ruime afstand tot Tata Steel IJmuiden BV, het grote invloedsgebied en de relatief kleine ontwikkeling zal de beoogde ontwikkeling niet merkbaar zijn op het groepsrisico. Daarnaast is er momenteel al sprake van 1 woning in het plangebied, welke gesloopt zal worden. Er is geen sprake van een toename van het aantal personen. Wel dient in een beknopte verantwoording nader te worden ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.

Bij de risicovolle inrichting Eye Film Instituut Nederland wordt twee maal 14 ton nitraatfilms opgeslagen wat een toxische effectafstand van circa 4.500 meter creëert. Het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 2,1 kilometer van de risicovolle inrichting.

De huidige hoogte van het groepsrisico is 2 maal de oriënterende waarde. Er zijn veel maatregelen getroffen om risico's te voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Ook hier geldt dat een groot deel van Beverwijk en Heemskerk zich in het invloedsgebied bevindt. Door de afstand, het grote invloedsgebied en de relatief kleine ontwikkeling zal de realisatie van 1 woning nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico. Daarnaast is er, zoals eerder besproken, geen sprake van een toename in het aantal personen. Een berekening is niet noodzakelijk, wel dient een beknopte verantwoording opgesteld te worden.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Oosterweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Heemskerk. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal 1 woning gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

Conclusie

Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van risicovolle inrichting Tata Steel IJmuiden BV en de toxische effectafstand van Eye Film instituut Nederland. Door de relatief kleine ontwikkeling, de grote afstand tot de inrichtingen en het grote invloedsgebied waardoor een groot deel van Beverwijk en Heemskerk in het invloedsgebied vallen, zal de toevoeging van 1 woning geen effect hebben op de hoogte van het groepsrisico. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Bedrijven en milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Het plangebied bevindt zich in het buitengebied van Heemskerk. Er is diverse bedrijvigheid aanwezig, zoals akkerbouw, tuinbouw en horeca. De beoogde woning bevindt zich op circa 25 meter afstand van het bedrijf aan de overzijde van de Oosterweg. Dit bedrijf heeft een bedrijfsbestemming met de aanduiding 'paardenhouderij', ter plaatse is een paardenhouderij toegestaan. Een paardenhouderij heeft een richtafstand van 50 meter in een rustige woonwijk en 30 meter in gemengd gebied. Er wordt niet voldaan aan de afstand van 30 meter. Aan de Oosterweg 8 is reeds een woning op kortere afstand aanwezig. Het bestaande bedrijf moet in zijn bedrijfsvoering rekening houden met deze woning en er sprake dient te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Daarom kan gesteld worden dat ook ter plaatse van de beoogde woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Op het perceel ten zuiden van het plangebied bevinden zich kassen. Kassen (met of zonder verwarming) hebben een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in een gemengd gebied. De afstand tussen de beoogde woning en deze kassen is circa 35 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand.

Restaurant De Patatoloog ligt ten westen van de beoogde woning. Een restaurant heeft een richtafstand van 10 meter in een rustige woonwijk en 0 meter in een gemengd gebied. De bestaande woning ligt direct naast de horecagelegenheid. De beoogde woning ligt op circa 45 meter van de horecagelegenheid af. Er wordt voldaan aan de richtafstand.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Ecologie

Toetsingskader

Bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van de ruimtelijke ontwikkeling niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen

voor de activiteiten die met dit project mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • 1. Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • 2. Natura-2000 gebieden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • 3. de bescherming van overige soorten.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of het Natuurnetwerk Nederland (figuur 4.3). Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied, Noordhollands Duinreservaat (tevens NNN-gebied), ligt op circa 80 meter afstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPwoningoosterweg-VA01_0010.png"

Figuur 4.3: Ligging plangebied tov Natura 2000-gebied (bron: AERIUS)

Om te bepalen of sprake is van stikstofdepositie, zijn stikstofberekeningen uitgevoerd. Deze zijn toegevoegd in bijlage 4. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jr.

Soortenbescherming

In juli 2020 is een quickscan ecologie uitgevoerd. Deze quickscan is toegevoegd in bijlage 5. Hieruit blijkt dat er geen beschermde dier- en/of plantensoorten aanwezig zijn.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.11 Duurzaamheid

Regelgeving aardgasvrij- en energie neutrale nieuwbouw (VET en BENG)

Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie van kracht, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.

Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland een Bijna Energie Neutraal Gebouw oftewel BENG zijn. De energieprestatie wordt nu nog uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Per 1 januari 2020 wordt de EPC voor nieuwbouw vervangen door BENG-eisen. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.

Circulair bouwen krijgt inmiddels steeds meer voet aan de grond. Gesterkt vanuit overheidsambities zoals geformuleerd in het programma Nederland Circulair in 2050, gevoed vanuit allerlei innovaties in de markt en gestimuleerd door succesvolle projecten ontwikkelt de circulaire bouw zich steeds verder en wordt het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen een steeds belangrijker onderdeel van bouw- en gebiedsontwikkeling.

GPR Gebouw

Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Hoe hoger de score, hoe duurzamer de woning(en). GPR Gebouw is zowel een communicatiemiddel als praktische maatregelenlijst om nog duurzamer te bouwen; een voorbeeld is dat u HR++ glas gaat vervangen door HR+++ glas met hogere isolatiewaarden. Dit is dan direct te merken aan de scores, de meerkosten zijn gering en er kan volstaan worden met mogelijk een warmtepomp met een lagere capaciteit (in overleg met de installateur) en dus goedkoper.

Groen bouwen

Via de checklist Groen Bouwen (www.checklistgroenbouwen.nl) kunnen, door middel van het beantwoorden van enkele ja/nee-vragen, eenvoudig toepasbare maatregelen worden gekozen die goed zijn voor de stadsnatuur en speciaal voor vogels. Aan de noord-oost- of zuidgevel zal een gierzwaluwkast worden opgehangen.

Conclusie

In de uitvoering wordt rekening gehouden met een duurzame uitwerking.

4.12 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg/m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een woning. De toename aan luchtverontreinigende stoffen als gevolg van de geringe toename van verkeersbewegingen valt dan ook onder het Besluit niet in betekenende mate en is vrijgesteld van toetsing aan grenswaarden. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019

(http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Rijksstraatweg ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2018; 16.1 µg /m³ voor NO2, 19.1 µg /m³ voor PM10 en 10.8 µg /m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 7.0 dagen. Aangezien direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het projectgebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling

4.13 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied bevindt zich een gasleiding. Dit is beschreven in paragraaf 4.8. Op de verbeelding is deze leiding aangeven met 'hartlijn leiding - gas' en de belemmeringenstrook waarbinnen niet gebouwd mag worden is aangegeven met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze zone is geen bebouwing voorzien.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuinderswoningen

De woning is bestemd als Tuinderswoningen. Het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden geplaatst. Buiten het bouwvlak mag een bijbehorend bouwwerk van maximaal 150 m2 geplaatst worden. Het bijbehorend bouwwerk dient geplaatst worden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Voor het overige deel van het erf is de aanduiding 'openheid' opgenomen, binnen deze aanduiding is het niet toegestaan bijbehorende bouwwerken te plaatsen en geldt een verbod om zonder omgevingsvergunning werzaamheden uit te voeren die de openheid van het landschap onevenredig kunnen aantasten.

Artikel 4 Leiding - Gas

De bestaande stikstofleiding is opgenomen met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad. Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan 40 cm en niet groter zijn dan 500 m2. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard

Artikel 6 Waarde - Archeologie 4

Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad. Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan 40 cm en niet groter zijn dan 2.500 m2. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard

5.3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te

voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval

(onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 9 Algemene bouwregels

Dit artikel bevat de bepaling 'Overschrijding bouwgrenzen'. Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken.

Artikel 10 Overige regels

Dit artikel bevat de bepaling 'Werking wettelijke regeling'. Hierin is bepaald dat wanneer in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, deze gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Daarnaast is in dit artikel geborgd dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

5.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 11.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 11.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.

Artikel 12 Slotregel

De slotregel beschrijft op welke wijze de regels aangehaald moeten worden.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. De ingekomen reacties worden van een beantwoording voorzien.

Participatie

Op 22 juni 2020 is een inloopavond georganiseerd om de plannen voor te leggen aan omwonenden. Op deze inloopavond zijn omwonenden en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om vragen te stellen en suggesties te doen op de voorliggende plannen.

Door middel van een brief in de brievenbus zijn alle bewoners aan de Oosterweg en directe betrokkenen aan de Rijksstraatweg uitgenodigd.

In de brief is de mogelijkheid geboden om langs te komen, danwel de tekeningen per e-mail te ontvangen inclusief invulformulier met vragen en/of opmerkingen.

Er is positief en enthousiast op de beoogde ontwikkeling gereageerd.

Ter inzagelegging

Het ontwerp bestemmingsplan heeft met ingang van 13 augustus 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is aan een ieder de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Deze ruimtelijke onderbouwing vormt het toetsingskader voor de geplande ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt over voldoende financiële middelen te beschikken om deze ontwikkeling te realiseren.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

De ontwikkeling die wordt mogelijk gemaakt, is als 'bouwplan' aangemerkt. Voor dit plan wordt een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee de kosten anderszins zijn verzekerd. Hierin worden ook afspraken gemaakt ten aanzien van planschade.