direct naar inhoud van Regels
Plan: Communicatieweg 4F, Heemskerk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPrecreatiec4f2023-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Communicatieweg 4F, Heemskerk met identificatienummer NL.IMRO.0396.BPrecreatiec4f2023-VA01 van de gemeente Heemskerk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden beroep

een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Staat van Bedrijfsactiviteiten bij deze regels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aaneengebouwde woning

woningen die bouwkundig met elkaar zijn verbonden door;

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;

1.7 archeologiesch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.11 bedrijfsmatige exploitatie

onder bedrijfsmatige exploitatie wordt verstaan het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

en geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder. De maatvoering van het Bouwbesluit dient in acht te worden genomen;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening

het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (als dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kappers, belwinkels, schoonheidssalons, stomerijen, wasserettes, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus en dergelijke;

1.25 erf

de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.26 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats wordt uitgeoefend;

1.27 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.28 functie

nadere onderverdeling van het gebruik waaraan een parkeernorm is gekoppeld;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 geluidzwerende voorzieningen

al dan niet gebouwde voorzieningen ten behoeve van het weren van geluid van nabij gelegen wegen, spoorwegen of industrieterreinen;

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarbij de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.32 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.33 keur

keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken;

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, die niet vallen onder aan-huis-gebonden beroepen, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage 1 Categorie 1 bedrijven van deze regels;

1.35 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.36 mantelzorg

langdurige, niet-professionele en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke,gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, vriend of kennis;

1.37 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.38 niet-permanente bewoning

bewoning van een verblijf voor recreatieve bewoning;

1.39 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.40 parkeernorm

een vastgestelde hoeveelheid parkeerplaatsen waaraan een project moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een omgevingsvergunning en die maatgevend is om het betreffende gebouw in gebruik te kunnen houden bij een functie-/gebruikswijziging

1.41 parkeerplaats

eeen fysiek herkenbare parkeerplek waarvan de afmetingen voldoen aan de in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk 2017 genoemde maatvoering;

1.42 permanente bewoning

het gebruik als hoofdverblijf

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 recreatiewoning

een woning, die bestemd is voor recreatieve bewoning, niet zijnde permanente bewoning en die gedurende het hele jaar wordt gebruikt voor recreatieve bewoning.

1.45 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie door recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.46 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 souterrain of kelderverdieping

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven (straat)peil ligt;

1.48 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.49 uitponden

onder uitponden wordt verstaan het opdelen van een recreatieterrein in kavels, waarbij de opgedeelde kavels afzonderlijk worden verkocht.

1.50 wonen

het verblijven van één huishouden, al dan niet in combinatie met zorgverlening, binnen een woning, woonboot, woonwagen of andere voor wonen bedoelde voorziening van waaruit wordt deelgenomen aan het maatschappelijk leven;

1.51 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Hier worden geen onzelfstandige woonvormen onder verstaan,zoals kamergewijze verhuur en vergelijkbare woonvormen;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve bewoning in de vorm van recreatiewoningen die door middel van een bedrijfsmatig exploitatie geëxploiteerd worden;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - receptie': een receptie voor (fiets)verhuur, wasserette en opslag;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport': een carport bij parkeervoorzieningen ten behoeve van (zonne)energieopwekking;
  • d. educatief medegebruik;
  • e. extensieve dagrecreatie;
  • f. ondergeschikte dienstverlening;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, paden, parkeerplaatsen en waterhuishoudkundige, groen-, en infrastructurele voorzieningen, duinrellen, speelvoorzieningen en straatmeubilair.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. recreatiewoningen en de receptie mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die zijn voorzien van een bouwvlak;
  • b. parkeervoorzieningen mogen ten behoeve van (zonne)energie-opwekking worden voorzien van een carport;
  • c. de goot- en bouwhoogte van overige gebouwen mag ten hoogste respectievelijk 3,5 m en 4,5 m bedragen, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 100 m² per bestemmingsvlak.

3.2.2 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen mag ten hoogste 9 recreatiewoningen per bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de inhoud van een recreatiewoning mag ten hoogste 250 m³ per recreatiewoning bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste respectievelijk 4 m en 8 m bedragen;
  • d. de afstand van een recreatiewoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen.

3.2.3 Receptie

Voor het bouwen van een receptie gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recepties mag ten hoogste 1 receptie per bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de inhoud van een receptie mag ten hoogste 600 m³ per bouwvlak bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een groepsaccommodatie mag ten hoogste respectievelijk 5 m en 8 m bedragen.

3.2.4 Overig
  • a. Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtarmaturen mag ten hoogste 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van balkonhekken op bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 1,2 m bedragen ten opzichte van de hoogte van de 1e bouwlaag van het bijbehorend bouwwerk.

3.2.6 Specifieke bouwregels ten behoeve van recreatiewoningen

de recreatiewoningen mogen aan de achterzijde worden voorzien van een veranda met dakoverstek ten behoeve van gebouwgebonden buitenruimte;

een dakoverstek mag ten hoogte 3 m bedragen.

3.2.7 Specifieke bouwregels ten behoeve van carports
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van carports mag bij parkeervoorzieningen ten behoeve van (zonne)energie-opwekking niet meer dan 250 m² bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 In strijd met bestemmingsplan

Tot een gebruik in strijd met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden bestemd als Recreatie - Verblijfsrecreatie anders dan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. het uitponden of laten uitponden van de gronden die zijn bestemd als Recreatie - Verblijfsrecreatie.

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  • a. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen, materialen en zand, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming van het plan gerichte gebruik van gronden;
  • b. permanente bewoning;
  • c. als (natuur)kampeerterrein uitgezonderd daar waar aangeduid.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en ongebouwde parkeervoorzieningen ten behoeve van op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is uitsluitend de bouw van een veranda aan het hoofdgebouw toegestaan, waarbij de bouwhoogte gelijk is aan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximale diepte van 3 m.;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. verkeer te water;
  • c. waterpartijen, oevers en groenvoorzieningen;
  • d. water ten behoeve van recreatief (mede) gebruik.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  • a. waterbouwkundige bouwwerken;
  • b. steigers voor het gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemming;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, zoals bermen.

5.2.2 Voor het bouwen als bedoeld in lid 5.2.1 sub b en c gelden de volgende regels:
  • a. steigers als bedoeld in lid 5.2.1 sub b dienen in overeenstemming te zijn met de ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning geldende bepalingen van de Keur;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren ter plaatse van oevers:
  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het wijzigen van het profiel van de gronden;
  • c. het plaatsen van oeverbeschoeiingen hoger dan 0,2 m gemeten vanaf het (gemiddelde) waterpeil, voor zover dit geen bouwwerken zijn;
  • d. het ontgronden of het afgraven van de gronden
5.3.2 Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer van de gronden

5.3.3 De in lid 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige en landschappelijke functie van de gronden.

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatiewoning' : een recreatiewoning;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen' : een bijgebouw;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend tweeaaneengebouwde woningen toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • g. onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van ten hoogste 3,3 m.

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de afstand tussen de bestemming 'Water' en aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • c. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 60 m²;
  • g. de hoogte van balkonhekken op aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 1,2 m ten opzichte van de goothoogte van de aan- of uitbouw of overkapping;
  • h. onder aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van ten hoogste 3,3 m.

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen vóór de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregel
6.3.1 De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:
  • a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
  • b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
  • c. dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  • d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
  • e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m2;
    • 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden en dergelijke;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
  • h. er mag geen horeca plaatsvinden;
  • i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.

6.3.2 Het gebruik van bijgebouwen als woonruimte is niet toegestaan.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan:

  • a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 6.3.1 onder a t/m i;
    • 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
    • 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    • 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  • b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m2, mits:
    • 1. de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 6.3.1 , met uitzondering van lid 6.3.1 onder e1.;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van artikel 7.3.1 is niet van toepassing op gronden die zijn bestemd voor Leiding - Gas en indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 7.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 2.500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

9.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen;
  • b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de planregels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 1 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • d. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • e. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

10.2 De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt indien:
  • a. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen onevenredig wordt geschaad;
  • b. onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

11.2 Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

12.2 Parkeren

Bij een gebouw moet t.b.v. het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. Indien door een nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen/ parkeermogelijkheden op eigen terrein verloren gaan, dienen deze in beginsel fysiek in gelijke omvang te worden gecompenseerd. Deze regel blijft buiten werking voor die parkeerplaatsen die niet nodig zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte conform de bepaling in lid e.
  • b. Indien de infrastructuur niet wijzigt en het gebruik van een gebouw wijzigt in een functie met gelijke of kleinere parkeerbehoefte volgens de normen als genoemd in lid e, dan wordt geacht voldaan te zijn aan de gestelde parkeereis.
  • c. Indien een uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m2 bruto vloeroppervlakte, dan wel 10% van de totale bruto vloeroppervlakte (als deze meer dan 100 m2 is), behoeven er geen extra parkeervoorzieningen te worden aangelegd indien is aangetoond dat de feitelijke parkeerbehoefte als gevolg van de uitbreiding niet toeneemt.
  • d. De bereikbaarheid van de parkeerplaatsen vanaf de openbare weg dient op verkeersveilige wijze te kunnen plaatsvinden door het hebben van een in-/ uitritconstructie, die het veilig in- en uitrijden waarborgt.
  • e. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie in een woning, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
    • 1. Bij nieuwbouw wordt de parkeerbehoefte berekend aan de hand de hieronder aangegeven parkeernormen.
    • 2. Bij verbouw, functiewijzigingen of uitbreiding wordt het aantal theoretisch aanwezige parkeerplaatsen van de oude functie -met de bestaande bestemming- in mindering gebracht op de nieuwe parkeerplaatsverplichting (zoals berekend aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is dat de parkeerdruk voor derden niet substantieel mag verslechteren (zie uitgangspunten en doelen in Nota Parkeren Heemskerk). De te hanteren parkeernormen zijn de parkeernormen die gelden op het moment van het indienen van de genoemde ontwikkeling.
    • 3. De parkeerbehoefte dient per woning naar boven te worden afgerond op gehele parkeerplaatsen en te worden vermeerderd met het aantal verloren parkeerplaatsen als in lid a.
    • 4. Indien gebruik wordt gemaakt van de ontheffing als bedoeld in lid m, dan mag i.p.v. de parkeerbehoeftebepaling per woning worden gerekend met de parkeerbehoeftebepaling van de 9 recreatiewoningen als bedoeld in Artikel 3 .
    • 5. Voor de bepaling van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de hieronderstaande tabel:

 afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPrecreatiec4f2023-VA01_0001.jpg"

  • f. Voor niet in lid e genoemde functies gelden de parkeerkengetallen zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemkerk, dat vigerend is op het moment van het rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan. Voor niet genoemde functies zal de parkeerbehoefte aannemelijk moeten worden gemaakt, waarbij de uitgangspunten van deze nota richtinggevend zijn. Als een functie niet opgenomen is in deze nota, dan dient de aanvrager een parkeerbehoefteberekening aan te leveren gebaseerd op de Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie-CROW 2012, publicatie 317. Bij gebruikmaking van de CROW-richtlijnen dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van het minimale en maximale parkeerkencijfer in de rij 'sterk stedelijk' en kolom 'rest bebouwde kom': Als het CROW geen kengetallen voor de betreffende functie heeft, dan dient de ontwikkelaar de parkeerbehoefte gemotiveerd te onderbouwen.
  • g. Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepaalde parkeernorm als genoemd in lid f indien het CROW de bedoelde publicatie heeft vervangen door een nieuwere editie.
  • h. Voor het parkeren op eigen terrein geldt de volgende maatvoering:
    • 1. Een parkeerplaats op bijbehorend terrein bij een bouwplan moet voldoen aan de volgende fysieke maatvoering (op eigen terrein alvorens de openbare ruimte wordt bereikt):
      • Een enkele oprit is minimaal 5 m lang en 2,5 m breed.
      • Een lange oprit is minimaal 10 m lang en 2,5 m breed.
      • Een dubbele oprit is minimaal 4,5 m breed.
      • Een garage(box) is minimaal 5 m lang en 2,5 m breed (binnenwerks).
      • Een dubbele garage is minimaal 5 m lang en 4,5 m breed (binnenwerks).
    • 2. Bij woningen dient bij de bepaling van het aantal parkeerplaatsen gebruik te worden gemaakt van het berekeningsaantal, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPrecreatiec4f2023-VA01_0002.png"

Reductiefactor parkeren op eigen terrein (op basis van CROW publicatie 317)

  • i. Het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlakten van lid e t/m g indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.
  • j. Indien een nieuwe ontwikkeling leidt tot een lagere parkeerbehoefte mag het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein niet worden verminderd, indien het eigen terrein niet volledig kan voorzien in de parkeerbehoefte van de gehele gebruiksfunctie. Met andere woorden, zolang een gebruiksfunctie/ bebouwing gebruik maakt van parkeerplaatsen in de openbare ruimte om te voorzien in haar parkeerbehoefte mogen de parkeerplaatsen op eigen terrein niet worden verminderd.
  • k. Indien door een nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen in de openbare ruimte verloren gaan dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd.
  • l. Indien “voldoende parkeergelegenheid” voor de nabijgelegen woningen aanwezig blijft, zoals verwoord in de Nota Parkeren Heemskerk (aantoonbaar middels parkeerdrukmeting), kan ontheffing worden verleend van lid j en k.
  • m. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde tot parkeren op eigen terrein indien op de gronden behorend bij de woning redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is binnen acceptabele loopafstand van de betreffende woning. Dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij voor acceptabele loopafstand de volgende tabel wordt gebruikt:

 afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPrecreatiec4f2023-VA01_0003.jpg"

Bij de bepaling van de acceptabele loopafstand dient rekening gehouden met natuurlijke barrières, waardoor in sommige richtingen de afstand kleiner kan zijn en in andere richtingen de afstand groter kan worden. De waarden in boven aangegeven tabel zijn daarmee richtinggevend en in beginsel van kracht.

Het bevoegd gezag kan afwijken van de acceptabele loopafstanden indien wordt aangetoond dat de genoemde waarden niet realistisch zijn voor het betreffende gebruik.

De uitgangspunten voor “voldoende parkeergelegenheid” zijn verwoord in de Nota Parkeren Heemskerk.

  • n. Bij de berekening van de parkeerplaatsverplichting kan gebruik worden gemaakt van aanwezigheidspercentages. Bij eerdere functies kan er namelijk sprake zijn van een verschillend patroon van tijden waarop gebruikers, of bewoners aanwezig zijn. Zo is de parkeerdruk bij woningen bijvoorbeeld vooral 's avonds en 's nachts groot. Overdag ligt de aanwezigheid lager, omdat een groot deel van de bewoners met de auto naar het werk gaat. Dit biedt mogelijkheden om andere functies (bijvoorbeeld een kantoor) deze ruimte te laten benutten. Zo kan dubbelgebruik van parkeerplaatsen plaatsvinden. Als de volledige parkeervraag van een functie gedurende een periode volledig aanwezig is, geldt een aanwezigheidspercentage van 100%. Indien de parkeervraag gedurende de week niet volledig is, dient gebruik te worden gemaakt van onderstaande tabel. Voor functies die niet in onderstaande tabel staan dient een zo goed mogelijk onderbouwde inschatting te worden gemaakt. Het volgens deze berekening aanwezig aantal parkeerplaatsen wordt per project naar beneden afgerond tot een volledige parkeerplaats.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPrecreatiec4f2023-VA01_0004.png"

Bij gebruikmaking van de in de tabel aanwezigheidspercentage dient rekening te worden gehouden met de acceptabele loopafstanden zoals genoemd in lid m.

Het bevoegd gezag kan afwijken van de aanwezigheidspercentages indien wordt aangetoond dat de genoemde waarden niet realistisch zijn voor het betreffende gebruik.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2 sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. artikel 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Wijzigingsplan Communicatieweg 4F, Heemskerk'.