direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Het Groene Balkon
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPgroenebalkon2010-VA01

3.1 Rijksbeleid

Vierde Nota Ruimtelijke Ordening

In de Vierde nota ruimtelijke ordening Extra wordt ingegaan op de verstedelijking en mobiliteit. Om de verkeersdrukte in de hand te houden en de kwaliteit van het leefmilieu te verbeteren, zijn ingrijpende maatregelen nodig. Het ruimtelijk beleid moet meehelpen het mobiliteitsvraagstuk bij de wortel aan te pakken. Bij de keuze van vestigingsplaatsen voor bedrijven, kantoren, woongebieden of andere voorzieningen die veel bezoekers trekken, moet worden uitgegaan van zo kort mogelijke reis- en/of woon-werkafstanden. Deze locaties moeten zo dicht mogelijk in de buurt van openbaar vervoervoorzieningen liggen, dus vlakbij een spoorstation, bus-, tram- of metrolijn. Woon- en werkgebieden moeten 'hoogwaardig' zijn en inspelen op de vraag van de markt. Wordt daar onvoldoende op gelet, dan dreigt er gebouwd te worden voor de leegstand.

Als richtlijn voor de gemeenschappelijke besluitvorming gelden de algemene locatiecriteria voor nieuwe woon-, werk- en recreatiegebieden.

Deze criteria zijn:

  • nabije ligging van locaties ten opzichte van het centrum van de stad;
  • ontsluiting door middel van openbaar vervoer;
  • samenhang van wonen, werken, recreatie en groenvoorzieningen;
  • landelijke gebieden (open ruimten) vrijwaren van verstedelijking zodat de ecologische en agrarische waarde behouden blijft;
  • uitvoerbaarheid.


Woningbouw en ruimtelijke kwaliteit

De woningbouw in de zone buiten de Randstad wordt geheel op de 'eigen behoefte' afgestemd. Woningbouw die specifiek de Randstad ten goede komt, aldus de regering, moet worden geconcentreerd op de ring van de Randstad. Het gebied ten noorden van het Noordzeekanaal wordt in elk geval niet gebruikt voor het bouwen van extra woningen ten behoeve van de Randstad.

In de Vierde nota wordt meer aandacht besteed aan de ruimtelijke kwaliteit, Het ruimtelijk beleid is erop gericht de gebruikswaarde van een gebied te vermeerderen, de belevingswaarde te verhogen en de toekomstwaarde te vergroten. De regering geeft in de nota aan hoe door een samenhangend beleid ruimtelijke kwaliteit kan worden toegevoegd.

Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde zijn de drie elementen die samen de ruimtelijke kwaliteit bepalen. In de nota worden vijf basiswaarden genoemd die voor de dagelijkse leefomgeving van mensen ruimtelijk gezien van groot belang zijn:

  • 1. een goed onderhouden omgeving;
  • 2. een schoon milieu;
  • 3. een veilige omgeving;
  • 4. ruimtelijke keuzevrijheid;
  • 5. ruimtelijke verscheidenheid.


Als beleidsopgave betekent dit ervoor waken dat de ondergrens niet wordt doorbroken en waar de ondergrens al gepasseerd is een beleidsinspanning te leveren om alsnog de basiswaarden veilig te stellen. De regering beschouwt het als haar taak om de gemeenten en provincies daarbij te ondersteunen.


De Broekpolder is aangewezen als één van de Vinex-locaties (zie afbeelding 3.1). Het past daarmee binnen ruimtelijk beleid op rijksniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPgroenebalkon2010-VA01_0009.png"

Afbeelding 3.1. Overzicht Vinex-locaties (Verstedelijking in Nederland 1995-2005).


Nota Ruimte

Op 23 april 2004 heeft het kabinet de Nota Ruimte vastgesteld als kabinetsstandpunt (deel 3) van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid. In de Nota Ruimte worden de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Het gaat daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder meer: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.


Uitgegaan wordt van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen het rijk en de decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van 'ordening' naar 'ontwikkeling'.


De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zo veel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen en ruimtelijk relevante rijksnota's. De hierin vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaalculturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en het daarbij behorende Meerjarenprogramma Groene Ruimte en het actieprogramma voor ruimte en cultuur.


In het nationaal ruimtelijk beleid richt het kabinet zich op:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Neder!and;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platte!and;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.


In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voor geheel Nederland is een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht, zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen.

De reeds aangewezen Vinex-locaties worden gerespecteerd. Voor onderhavig plangebied betekent dit dat de ontwikkeling past binnen het ruimtelijke beleid van het rijk.

AMvB-Ruimte

Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een scheiding aangebracht tussen beleid en normstelling. Gemeenten, provincies en rijk leggen hun beleid vast in structuurvisies. Deze binden alleen de eigen bestuurslaag. Bestaande structuurplannen, streekplannen en nationale ruimtelijke plannen als de Nota Ruimte worden in het kader van het overgangsrecht van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening naar de huidige Wro aangemerkt als een structuurvisie en verliezen daarmee hun externe werking. De concrete beleidsbeslissingen in streekplannen en PKB's behouden in het kader van het overgangsrecht hun werking wel. Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen wordt op rijksniveau een AMvB Ruimte opgesteld. Er is voor gekozen om de 'nationale belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te leggen in de eerste tranche AMvB Ruimte. Daarnaast kunnen provincies er toe overgaan om de provinciale belangen vast te leggen in een provinciale verordening. Zowel deze provinciale verordeningen als de AMvB Ruimte kunnen bepalingen bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of projectbesluiten. De ontwerp-AMvB is naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en via de Staatscourant en de website van VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon iedereen zijn visie op het ontwerp kenbaar maken. Het ontwerpbesluit wordt voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. De datum van in werkingtreding is niet bekend. De AMvB Ruimte zal tevens onderdelen bevatten die nader dienen te worden geregeld in provinciale verordeningen. Het meer recente Rijksbeleid wordt opgenomen in een volgende fase van de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte bevat geen bepalingen die van belang zijn voor het onderhavige bestemmingsplan.