direct naar inhoud van Regels
Plan: De Velst - deel 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPdevelst2015-VA01

Regels

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Velst - deel 1 met identificatienummer NL.IMRO.0396.BPdevelst2015-VA01 van de gemeente Heemskerk;

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.7 automatenhal

Iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten of andere mechanische toestellen in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.11 bedrijfsmatige activiteit aan huis

een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan-huis-gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in de bijlage van deze planregels;

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingrecht;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat grenst aan een gebouw en dat in
feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.24 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarbij de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.27 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.28 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.29 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.30 omgevingsvergunning voor het aanleggen

omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.31 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.32 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.33 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.34 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;

2.2 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedruk in procenten dat ten hoogste bebouwd mag worden;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakopbouwen ten behoeve van liften, trappen en/of technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
2.10 verticale diepte

van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend;

2.11 vloeroppervlakte

totale oppervlakte aan bebouwing binnen een bestemmingsvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen, parkeren, in- en uitritten en voet- en fietspaden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. kleinschalige dagrecreative voorzieningen;
  • d. geluidswerende voorzieningen;
  • e. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang;
  • f. verhardingen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en kunstobjecten.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. maximum oppervlakte van een gebouw: 15 m2;
  • a. maximum oppervlakte van een nutsvoorziening: 25 m2;
  • b. maximum bouwhoogte van een gebouw en een nutsvoorziening: 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximum bouwhoogte terreinafscheidingen ten behoeve van de speelvoorzieningen: 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en kunstobjecten zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 4 Maatschappelijk - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onderwijs, peuterspeelzalen, sport- en gymzalen, jeugdopvang en kinderopvang;
  • b. sociale en welzijnsvoorzieningen;
  • c. gezondheidszorg;
  • d. verenigingsleven;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bergingen, fietsenstallingen en andere nevenruimten, alsmede erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100%;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m².
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en kunstobjecten zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 5 Maatschappelijk - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sociale en welzijnsvoorzieningen;
  • b. (semi)overheidsinstellingen;
  • c. gezondheidszorg;
  • d. bibliotheek;
  • e. verenigingsleven;
  • f. religieuze en levensbeschouwelijke activiteiten en bijeenkomsten;
  • g. geluidswerende voorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals bergingen, fietsenstallingen en andere nevenruimten, alsmede erven, terreinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; het bestaand oppervlak mag met ten hoogste 1.000 m² worden uitgebreid;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m².
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen kunstobjecten zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers, voet- en fietspaden, in- en uitritten, verharding en water.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van een gebouw en een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m²;
  • b. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen heeft een rapport overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's, afdaken en balkons, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • b. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • c. geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijke of technische beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 m bedraagt;
  • d. geringe afwijkingen van de in de regels genoemde maatvoering met ten hoogste 10%.
11.2 Afwijken

De in lid 11.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid Waarde - Archeologie

Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

13.2 Parkeren
  • a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 en 12 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
    Wonen    
    Zorgeenheid/kamerverhuur   0,6 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    Seniorenwoning   1,0 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    Woningen:    
    - Woning < 80 m2    1,6 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    - Woning 80-110 m2    1,8 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    - Woning > 110 m2    2,0 (incl. bezoeknorm 0,3)  
    Bedrijven en kantoren per 100 m2 bvo    
    Loods/opslag   0,9  
    Industrie, bouw en transport   1,5  
    Bedrijfsverzamelgebouw   1,4  
    Garage/servicestation   3,2  
    Autoshowroom   1,0  
    Laboratorium (3 à 4 arbeidsplaatsen/100 m2)   2,8  
    Kantoorfuncties   2,0  
    Horeca per 100 m2 bvo    
    Cafe, bar   6,0  
    Restaurants   13,0  
    Discotheek   6,0  
    Hotel   1,3 per kamer  
    Winkels en detailhandel per 100 m2 bvo    
    Winkels, detailhandel   4,0  
    Supermarkt   4,0  
    Wijkverzorgend winkelcentrum > 2500 m2    3,0  
    Buurtverzorgend winkelcentrum < 2500 m2    2,5  
    Doe-het-zelf, bouwmarkt, tuincentrum   2,5  
    Showroom (meubels, keukens etc..)   1,5  
    Onderwijs    
    Kinderdagverblijf   0,8 per arbeidsplaats excl halen/brengen  
    Basisonderwijs   1,0 per leslokaal excl halen/brengen  
    Voortgezet onderwijs   1,0 per leslokaal incl halen/brengen  
    Hoger onderwijs (MBO/HBO)   5,0 per leslokaal incl halen/brengen  
    Halen/brengen   0,0833 x aantal leerlingen (25% leerlingen per auto, bezettingsgraad 1,5, ongelijktijdigheidsfactor 0,5)  
    Sociaal Cultureel en Zorg per 100 m2 bvo    
    Museum, bibliotheek   1,0  
    Schouwburg, theater, concertzaal   3,0  
    Arts, maatschap, therapeut   2,0 per behandelkamer  
    Overig sociaal-medisch   0,6  
    Sport en recreatie per 100 m2 bvo    
    Gymnastieklokaal   2,5  
    Sportschool/-studio   3,5  
    Sporthal   2,7  
    Squashbaan   1,5 per baan  
    Tennisbaan   3,0 per baan  
    Sportveld   18,0 per hectare + 0,2 per zitplaats  
    Speel- en ligweide   0,25 per bezoeker  
    Zwembad   9,0 per 100 m2 bassin + 0,45 per arb.pl  
    Manege   0,5 per box  
    Bowlingbaan, biljartzaal   2,0 per baan/tafel  
  • b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens lid 13.2 onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  • c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  • d. bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerond op hele parkeerplaatsen;
  • e. voor niet onder lid 13.2 onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3egewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van de maximum waarde in de kolom;
  • f. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder a indien:
    • 1. het gebruik niet wijzigt en
    • 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
    • 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  • g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
  • h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 13.2 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  • i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2008, publicatie 182, september 2008, 3e gewijzigde druk, blz. 15 tot en met 23, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  • j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 13.2 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
  • k. voor parkeren bij woningen op eigen terrein worden berekeningsaantallen gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  • l. wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers, basis voor parkeernormering", publicatie 182, CROW september 2008, 3e gewijzigde druk, pagina 27;
  • m. bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
  • n. bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
  • o. het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid 13.2 onder a en onder e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
  • p. het bevoegd gezag kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 13.2 onder e, i, k en l, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in 14.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. 14.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen, de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Velst - deel 1 van de gemeente Heemskerk.