direct naar inhoud van Regels
Plan: Aldi
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPaldi2023-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan 'Aldi' van de gemeente Heemskerk;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPaldi2023-OW01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 Aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Aaneengebouwde woning

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.7 Aan huis gebonden beroep

een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;

1.8 Achtererfgebied

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;

1.9 Archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.10 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.11 Bebouwd oppervlak

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 meter;

1.12 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 Bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw

een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.14 Bedrijf aan huis

een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder een aan huis gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst van deze planregels;

1.15 Begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,20 meter boven (straat)peil ligt;

1.16 Bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • a. bij bouwwerken: zoals die zijn of rechtens mogen zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
  • b. bij gebruik: zoals dat is of rechtens mag zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
1.17 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 Bevoegd gezag

bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.20 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.21 Bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de functie en vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.22 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.23 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.24 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.25 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.27 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.29 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 Dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.31 Deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;

1.32 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop/te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop/ten huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren aan personen die goederen kopen/huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 Eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.34 Eerste verdieping

tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.35 Erf

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.36 Erfbebouwing

alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;

1.37 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 Gestapelde woning

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.39 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.40 Kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.41 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, die niet vallen onder aan huis gebonden beroepen, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst van deze planregels;

1.42 Mantelzorg

de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door familie die in de eerste lijn met elkaar verwant zijn;

1.43 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.44 Ondergeschikte functie

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.45 Overkapping

een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, (gaas)doek, hagelnetten of dergelijke, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden;

1.46 Peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein;
  • c. indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend;
1.47 Perceel

een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom;

1.48 Perceelgrens

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut;

1.49 Perifere detailhandel
  • a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, brommers, fietsen, keukens, sanitair, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • b. grootschalige meubelbedrijven inclusief woninginrichting en stoffering met een minimum vloeroppervlakte van 1000 m2;
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmarkten;
  • e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
1.50 Productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.51 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 Relatie

een geometrisch bepaald figuur, waarmee wordt aangegeven dat de door dat figuur aangeduide geometrisch bepaalde planobjecten tezamen moeten worden beoordeeld ten gevolge van de regels van het plan;

1.53 Seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 Souterrain of kelderverdieping

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven (straat)peil ligt;

1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staten van Bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten van deze regels deel uitmaakt;

1.56 Supermarkt

een zelfbedieningswinkel, waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen en voedingsmiddelen (waaronder verse groente, brood, vlees en huishoudelijke artikelen) worden verkocht, al dan niet met een additioneel assortiment non-food;

1.57 Tuin

terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt;

1.58 Uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouwen en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.59 Verdieping

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

1.60 Vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.61 Voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.62 Voorgevelrooilijn

de langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt;

1.63 Wonen

het verblijven van één huishouden, al dan niet in combinatie met zorgverlening, binnen een woning, woonboot, woonwagen of andere voor wonen bedoelde voorziening van waaruit wordt deelgenomen aan het maatschappelijk leven.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetwijze

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de afstand van een gebouw tot de perceelgrens:

het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

  • b. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • c. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • d. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • g. beschermingszones van hoogspanningsleidingen:

vanuit de lijn door het hart van de hoogspanningsmasten.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, opbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover deze bedrijven voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. kantoren;
  • c. perifere detailhandel;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt', een supermarkt;
  • e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, erven, waterberging (wadi), (ondergrondse) vuilcontainers en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de bouwhoogte van een nutsvoorziening mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclame-uitingen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik en/of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. horecabedrijven en daarmee gelijk te stellen bedrijven;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • c. risicovolle inrichtingen;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • f. grow-, smart- en coffeeshops;
3.4 Afwijking van de gebruiksregels
3.4.1 Bedrijfscategorie

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze, technische voorzieningen of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in 3.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

  • 1. onderzoek aantoont dat de bedoelde activiteiten qua milieubelasting kunnen worden gelijkgesteld met de krachtens de bepalingen van dit plan ter plaatse toelaatbare categorie bedrijfsactiviteiten;
  • 2. het doel en de uitgangspunten van het plan niet onevenredig worden aangetast;
  • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.4.2 Detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.3 om perifere detailhandel toe te laten, met dien verstande dat:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • b. het bedrijf een verkoopvloeroppervlak heeft van minimaal 1.000 m2;
  • c. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
3.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

De in lid 3.4.1 tot en met 3.4.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals inritten en paden.
  • c. deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op gronden met de bestemming 'Tuin' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 1 meter.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  • b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  • d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  • e. geluidswerende voorzieningen;
  • f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

  • a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3;
  • b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 5.1 onder f., niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van regenwateropvang;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, wegen, paden, (ondergrondse) vuilcontainers en water;
  • e. 100% van de woningen in deze bestemming zijn sociale koopwoningen als bedoeld in de Verordening doelgroepen woningbouw Heemskerk 2021, of de rechtsopvolger van deze verordening.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 32;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' danwel 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • e. onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 4 meter beneden het peil;
  • f. de architectonische vormgeving van de gebouwen moet voldoen aan de criteria en uitgangspunten ten aanzien van stedenbouw en architectuur zoals gesteld in het beeldkwaliteitsplan, die is opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan van deze regels.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter bedragen;
  • b. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen met een maximum van 280 m2;
  • e. onder erfbebouwing zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 3,3 meter beneden het peil;
  • f. de architectonische vormgeving van de gebouwen moet voldoen aan de criteria en uitgangspunten ten aanzien van stedenbouw en architectuur zoals gesteld in het beeldkwaliteitsplan, die is opgenomen in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan van deze regels.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen, met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 1 vlaggenmast is toegestaan en dat aan de vlaggenmast geen reclame-uitingen zijn toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in samenhang met het wonen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
  • b. het mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
  • c. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  • d. het mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
  • e. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m2;
    • 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
  • h. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
  • i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.

6.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:

  • a. bijgebouwen voor wonen;
  • b. garages anders dan voor opslag ten behoeve van wonen en parkeren van auto's.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan:

  • a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 6.3.1 onder a t/m i;
    • 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van Bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst;
    • 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    • 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  • c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m2, mits:
    • 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 6.3.1, met uitzondering van lid 6.3.1 onder sub e punt 1;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 7 Leiding - Leidingstrook

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.

7.2.2 Verbod

Ten dienste van de in lid 7.1 bedoelde doeleinden mogen geen andere bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 ten einde het bouwen van bouwwerken ten dienste van andere voorkomende bestemmingen dan bedoeld in lid 7.1 toe te staan, mits:

  • a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  • b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting of bomen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven dan wel indrijven van voorwerpen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverharding.
7.4.2 Uitzondering op verbod

Het bepaalde in 7.4.1 is niet van toepassing op het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud of beheer van de leiding betreffen;
  • b. van geringe omvang of gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de leiding zijn;
  • c. van niet ingrijpende betekenis.

7.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien door de werken en werkzaamheden geen schade kan ontstaan aan de leiding.

7.4.4 Advies

Bij beoordeling van een aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingenbeheerder.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder sub b punt 1 en sub b punt 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 60 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • e. gericht zijn op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden.

8.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder sub b punt 1 en sub b punt 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2;
    • 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in lid 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 2.500 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

9.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 9.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande situatie

Ongeacht het in deze regels bepaalde ten aanzien van de situering en de maximale maten van bebouwing, geldt voor bestaande legale bebouwing dat, indien de bestaande situering en/of maten afwijken van de ingevolge deze regels toegestane situering en/of maten, de bestaande situering tevens en/of bestaande maten als maximaal toegestaan worden beschouwd.

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

10.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is een lift toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11,5 meter.
10.4 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

Artikel 11 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. kamerbewoning;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. internetverkoop, waarbij de te koop aangeboden goederen worden opgeslagen, tentoongesteld en/of kunnen worden afgehaald anders dan op gronden en in bouwwerken waar detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, is toegestaan.
12.2 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen van een bouwwerk en/of het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Nota Parkeren Heemskerk' (2017) en de nota 'Technische Richtlijnen Parkeren Heemskerk' (2017) of diens rechtsopvolger(s).

12.3 Doelgroepen woningbouw

Op dit bestemmingsplan zijn de bepalingen van de Verordening doelgroepen woningbouw Heemskerk 2021, met inbegrip van wijzigingen van deze verordening en rechtsopvolgers van deze verordening, van toepassing. 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 13.1 met maximaal 10%.

13.3 Uitzondering

Het bepaalde in 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Aldi.