Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Water acker 2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0396.BPWateracker2-VA01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan:
Het bestemmingsplan Water acker 2 van de gemeente Heemskerk;
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.BPWateracker2-VA01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.4 Aanbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 Aan-huis-gebonden beroep:
Een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uit-straling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belas-tingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidthe-rapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activi-teiten als opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 1  en bijlagen bij de regels bijlage 2  bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;
1.7 Achtererfgebied:
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan;
1.8 Archeologisch onderzoek:
Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;
1.9 Archeologisch waarde:
De aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.10 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 Bedrijf:
Een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.12 Bedrijf aan huis:
Een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan huis gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 2 van deze planregels;
1.13 Begane grond:
Een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,20 meter boven (straat)peil ligt;
1.14 Bestaande situatie:
  1. bij bouwwerken: zoals die zijn of rechtens mogen zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
  2. bij gebruik: zoals dat is of rechtens mag zijn op het tijdstip dat het plan rechtskracht krijgt;
1.15 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.16 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 Bevoegd gezag:
Bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.18 Beweegbaar dak:
Een dak is beweegbaar, indien het verrijdbaar, verschuifbaar of anderszins verplaatsbaar is, op zodanige wijze dan niet minder dan 2/3 van het dak geopend kan worden;
1.19 Bijbehorende bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.20 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
1.22 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
1.23 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel;
1.25 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;
1.26 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 Dakkapel:
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.29 Deskundige:
Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;
1.30 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan voor consumptie ter plaatse en anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 Eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond;
1.32 Eerste verdieping:
Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.33 Erfbebouwing:
Alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;
1.34 Erf:
De grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;
1.35 Infiltratievoorziening:
Voorziening voor het doorsijpelen van regenwater in de bodem;
1.36 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 Gestapelde woning:
Een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.38 Hoofdgebouw:
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.39 Horecabedrijf:
Het bedrijfsmatig produceren en/ of verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, alsmede het bezorgen dan wel afhalen van deze middelen en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;
1.40 Kantoor:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder advocatenkantoren, notarissenkantoren, adviesbureaus, administratiekantoren, bankwezen en congres- en vergaderaccommodaties;
1.41 Kap:
De volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.42 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, die niet vallen onder aan huis gebonden beroepen, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 1 van deze planregels;
1.43 Keur:
De keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken;
1.44 Maatschappelijke functies:
Functies in de bestuurs-, medische, sociale, educatieve, culturele en religieuze sfeer en andere functies, die een min of meer openbaar karakter hebben, waaronder (semi)overheidsinstellingen en praktijkruimten, met uitzondering van een seksinrichting;
1.45 Mantelzorg:
De zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door familie die in de eerste lijn met elkaar verwant zijn;
1.46 Nutsvoorzieningen:
Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.47 Ondergeschikte functie:
Functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.48 Ondergeschikte nevenactiviteit:
Een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft;
1.49 Overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.50 Praktijkruimte:
Ruimte voor het uitoefenen van maatschappelijke functies met een (semi)medisch karakter, zoals een tandarts, huisarts of fysiotherapeut;
1.51 Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.52 Seksinrichting:
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.53 Souterrain of kelderverdieping:
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven (straat)peil ligt;
1.54 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
De Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt (bijlagen bij de regels bijlage 2);
1.55 Standplaats:
Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;
1.56 Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouwen en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.57 Verdieping:
Een boven de begane grond gelegen bouwlaag;
1.58 Vloeroppervlakte:
De totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
1.59 Voorgevel:
De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.60 Voorgevelrooilijn:
De langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt;
1.61 Vrijstaande woning:
Een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.62 Waterbouwkundige bouwwerken:
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voor zover deze bouwwerken van overheidswege geplaatst worden en ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing, verkeersdoeleinden of recreatief (mede)gebruik;
1.63 Webshop:
Een website die speciaal ingericht is om de bezoeker producten of diensten te laten kopen via online transacties;
1.64 Woning:
Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.65 Zorgwoning:
Woning geschikt voor mensen met een intensieve zorgvraag.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstand:
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;
2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakopbouwen ten behoeve van liften, trappen en/of technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen die direct ten dienste staan van het gebouw;
2.3 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 Lengte, breedte en diepte van gebouwen:
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;
2.7 Oppervlakte van een bouwwerk:
 Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 Het peil:
 
-     voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
-     voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
2.9 De vloeroppervlakte:
De totale oppervlakte aan bebouwing binnen een bestemmingsvlak.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, ondergrondse vuilcontainers, voet- en fietspaden, in- en uitritten, verharding en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. naast bouwwerken, geen gebouwde zijnde zijn tevens nutsvoorzieningen toegestaan met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 m.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maximaal 48 woningen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
  2. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,vlonders, zonnepanelen en parkeervoorzieningen;
  4. minimaal 30% van de woningen in deze bestemming zijn sociale huurwoningen.
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1 Hoofdgebouwen:
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. het aantal woningen bedraagt per bouwvlak maximaal het aantal zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’;
  3. de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding maximum bouwhoogte (m);
  4. er zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  5. onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m beneden het peil.
4.2.1.1 Bijbehorende bouwwerken:
  1. de afstand tussen de bestemming 'Water' en aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 1 m bedragen, met uitzondering van vlonders;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m bedragen;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  5. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen met een maximum van 60 m2, met dien verstande dat voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 600 m2 dit maximum 10% mag bedragen van de oppervlakte van het perceel, maar niet meer dan 90 m2;
  6. overkappingen zijn niet toegestaan;
  7. onder erfbebouwing zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m beneden het peil.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  1. de afstand tussen de bestemming 'Water' en aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet minder dan 1 m bedragen, met uitzondering van vlonders;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m bedragen;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
  5. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen met een maximum van 60 m2, met dien verstande dat voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 600 mdit maximum 10% mag bedragen van de oppervlakte van het perceel, maar niet meer dan 90 m2;
  6. overkappingen zijn niet toegestaan;
  7. onder erfbebouwing zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van niet meer dan 4 m beneden het peil.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
  2. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  3. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 1 vlaggenmast is toegestaan en dat aan de vlaggenmast geen reclame-uitingen zijn toegestaan;
  4. de bouwhoogte van zonnepanelen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan voor gronden met de aanduiding ‘bijgebouwen’ bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub a en artikel 4 lid 2.1.1 sub e voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dichter bij Water en-/of in afwijking van het percentage genoemd onder e met dien verstande dat:
  1. voldaan wordt aan de maximale de goot- en bouwhoogte en oppervlakte genoemd in artikel 4 lid 2.2 ;
  2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Voor de in artikel 4 lid 1 genoemde gronden gelden de volgende gebruiksregels;
  1. de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven is niet toegestaan;
  2. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de vloeroppervlak voor aan-huis-verbonden beroepen in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    2. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    3. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het beroep gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep
    4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteiten in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    5. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  3. de uitoefening van een bed & breakfast is uitsluitend binnen het hoofdgebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
    2. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is en geen personeel in dienst heeft;
    3. de kamers mogen niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
    4. maximaal 45% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw mag ten behoeve van een bed and breakfast in gebruik zijn;
    5. bed & breakfast mag aan maximaal 10 personen worden aangeboden;
    6. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon-en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
    7. het gebruik is recreatief, met dien verstande dat permanente bewoning, en het huisvesten van arbeiders voor tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid niet is toegestaan;
    8. er mogen geen andere horeca-activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van logies en ontbijt.
4.4.1 Aan huis gebonden beroep
De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in samenhang met het wonen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. er mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
  2. het mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
  3. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  4. het mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
  5. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
    1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m2,
    2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
  6. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  7. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
  8. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
  9. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
4.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:
  1. bijgebouwen voor wonen;
  2. garages anders dan voor opslag ten dienste van wonen en parkeren van auto's.
4.4.3 Parkeren
Ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’ dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te zijn en in stand worden gehouden, conform het bepaalde in artikel 8 lid 2.1 
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4 voor:
  1. de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de vloeroppervlak van een aan-huis-verbonden bedrijf in de woning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    2. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
    3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    4. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    5. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop van aan het bedrijf gerelateerde producten en ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf;
    6. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat diegene die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is en geen personeel in dienst heeft;
    7. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
    8. bedrijfsactiviteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wabo of andere milieuwetgeving zijn niet toegestaan;
    9. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    10. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
  2. de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen tot een maximale vloeroppervlak van 35 m², met inachtneming van de volgende regels:
    1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    3. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
    4. detailhandelsactiviteiten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep;
    5. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat de hoofdbeoefenaar die de activiteit in de woning of in een bijbehorend bouwwerk uitvoert tevens een in de Gemeentelijke Basisadministratie ingeschreven bewoner van de woning is;
    6. het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte.
    7. het gebruik dient vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar te zijn;
    8. er vindt slechts een beperkt cliëntenbezoek aan huis plaats;
    9. reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
4.5.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.2 sub a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  3. nieuw op te richten bijgebouwen niet ten kosten mogen gaan van parkeergelegenheid, tenzij deze parkeerplekken fysiek worden gecompenseerd.
4.5.2 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
  1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit artikel 4 lid 4.1 onder a t/m i;
  2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG be-drijvenlijst als opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 2 ;
  3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
  4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsma-tige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving.
4.5.3 Uitbreiding oppervlak aan huis gebonden beroep
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 sub e  tot een oppervlak van ten hoogste 55 m2, mits:
  1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 4.4.1, met uitzondering van artikel 4 lid 4.1 sub e onder 1 ;
  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m2
    3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzonderingen:
Het in lid 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 5 lid 2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 2.500 m2;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 5 lid 3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing;
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan
      in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  2. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken en vlonders, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt dan wel 2 m in het geval van vlonders, in welk geval ook bestemmingsgrenzen overschreden mogen worden.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik:
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  2. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.
8.2 Parkeren:
 
8.2.1 Algemeen
Bij een gebouw moet t.b.v. het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
  1. indien door een nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen/parkeermogelijkheden op eigen terrein verloren gaan, dienen deze in beginsel fysiek in gelijke omvang te worden gecompenseerd. Deze regel blijft buiten werking voor die parkeerplekken die niet nodig zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte conform de bepaling in lid e;
  2. indien de infrastructuur niet wijzigt en de nieuwe functie van een gebouw wijzigt in een functie met gelijke of kleinere parkeerbehoefte volgens de normen als genoemd in lid e, dan wordt geacht voldaan te zijn aan de gestelde parkeereis;
  3. indien een uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² bruto vloeroppervlakte, dan wel 10% van de totale bruto vloeroppervlakte (als deze meer dan 100 m² is), behoeven er geen extra parkeervoorzieningen te worden aangelegd indien is aangetoond dat de feitelijke parkeerbehoefte als gevolg van de uitbreiding niet toeneemt;
  4. de bereikbaarheid van de parkeerplekken vanaf de openbare weg dient op verkeersveilige wijze te kunnen plaatsvinden door het hebben van een in-/uitritconstructie, die het veilig in- en uitrijden waarborgt;
  5. onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
    1. Bij nieuwbouw wordt de parkeerbehoefte berekend aan de hand de hieronder aangegeven parkeernormen.
    2. Bij verbouw, functiewijzigingen of uitbreiding wordt het aantal theoretisch aanwezige parkeerplaatsen van de oude functie -met de bestaande bestemming- in mindering gebracht op de nieuwe parkeerplaatsverplichting zoals berekend aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is dat de parkeerdruk voor derden niet substantieel mag verslechteren (zie uitgangspunten en doelen in Nota Parkeren Heemskerk). De te hanteren parkeernormen zijn de parkeernormen die gelden op het moment van het indienen van de genoemde ontwikkeling.
De parkeerbehoefte dient per bouwperceel naar boven te worden afgerond op gehele parkeerplaatsen en te worden vermeerderd met het aantal verloren parkeerplekken als genoemd in lid a.Indien gebruik wordt gemaakt van de ontheffing als bedoeld in lid o, dan mag i.p.v. de parkeerbehoeftebepaling per bouwperceel worden gerekend met de parkeerbehoefte-bepaling van het gehele project.
Voor de bepaling van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de hier onderstaande tabel (voor woningen is deze waarde inclusief een bezoeknorm van 0,3):
 
f       voor niet in lid e genoemde functies gelden de parkeerkengetallen zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk, dat vigerend is op het moment van het rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan. Voor niet genoemde functies zal de parkeerbehoefte aannemelijk moeten worden gemaakt, waarbij de uitgangspunten van deze nota richtinggevend zijn;
Als een functie niet opgenomen is in deze nota, dan dient de aanvrager een par-keerbehoefteberekening aan te leveren gebaseerd op de CROW-publicatie ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ (publicatie 317).
Bij gebruikmaking van de CROW-richtlijnen dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van het minimale en maximale parkeerkencijfer in de rij 'sterk stedelijk' en kolom 'rest bebouwde kom':
Als het CROW geen kengetallen voor de betreffende functie heeft, dan dient de ontwikkelaar de parkeerbehoefte gemotiveerd te onderbouwen, waarbij het bevoegd gezag deze motivering aannemelijk dient te vinden.
g     het bevoegd gezag kan afwijken van de bepaalde parkeernorm als genoemd in lid f indien het CROW de bedoelde publicatie heeft vervangen door een nieuwere editie;
h     een parkeerplek op bijbehorend terrein bij een bouwplan moet, zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk voldoen aan de volgende afmetingen:
         1     parkeervakken, minimaal 2,50 x 5,00 meter,
         2     als een parkeervak aan een wand is gelegen, dan dient het parkeervak ten minste 0,15 m breder te  zijn, als een parkeervak gelegen is tussen twee wanden bedraagt dit 0,35 m.
i      een parkeervoorziening op bijbehorend terrein bij een bouwplan moet voldoen aan de volgende fysieke maatvoering (op eigen terrein alvorens de openbare ruimte wordt bereikt):
- een enkele oprit is minimaal 5 m lang en 2,5 m breed;
- een lange oprit is minimaal 10 m lang en 2,5 m breed;
- een dubbele oprit is minimaal 4,5 m breed;
- een garage(box) is minimaal 5 m lang en 2,5 m breed (binnenwerks);
- een dubbele garage is minimaal 5 m lang en 4,5 m breed (binnenwerks).
j       bij woningen dient bij de bepaling van het aantal parkeerplekken gebruik te worden gemaakt van het berekeningsaantal, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
 
 
k     het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlakken van lid e t/m g indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
l       indien een nieuwe ontwikkeling leidt tot een lagere parkeerbehoefte mag het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein niet worden verminderd, indien het eigen terrein niet volledig kan voorzien in de parkeerbehoefte van de gehele gebruiksfunctie. Met andere woorden, zolang een gebruiksfunctie/bebouwing gebruik maakt van parkeerplekken in de openbare ruimte om te voorzien in haar parkeerbehoefte mogen de parkeerplekken op eigen terrein niet worden verminderd;
m    indien door de nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen/parkeermogelijkheden in de openbare ruimte verloren gaan dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
n     indien “voldoende parkeergelegenheid” voor de nabijgelegen bouwpercelen aanwezig blijft, zoals verwoord in de Nota Parkeren Heemskerk (aantoonbaar middels parkeerdrukmeting), kan ontheffing worden verleend van lid l en m;
o     het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde tot parkeren op eigen terrein indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is binnen acceptabele loopafstand van het betreffende bouwperceel.
 
Dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeer-druk, waarbij voor acceptabele loopafstand de volgende tabel wordt gebruikt:
 
  
Bij de bepaling van de acceptabele loopafstand dient rekening gehouden met natuurlijke barrières, waardoor in sommige richtingen de afstand kleiner kan zijn en in andere richtingen de afstand groter kan worden. De waarden in boven aangegeven tabel zijn daarmee richtinggevend en in beginsel van kracht. He
t bevoegd gezag kan afwijken van de acceptabele loopafstanden indien wordt a
angetoond dat de genoemde waarden niet rlistisch zijn voor het betreffende gebruik.
De uitgangspunten voor “voldoende parkeergelegenheid” zijn verwoord in de Nota Parkeren Heemskerk.
p     bij de berekening van de parkeerplaatsverplichting kan gebruik worden gemaakt van aanwezigheidspercentages. Bij gebruiksfuncties kan er namelijk sprake zijn van een verschillend patroon van tijden waarop gebruikers, of bewoners aanwezig zijn. Zo is de parkeerdruk bij woningen bijvoorbeeld vooral 's avonds en 's nachts groot. Overdag ligt de aanwezigheid lager, omdat een groot deel van de bewoners met de auto naar het werk gaat. Dit biedt mogelijkheden om andere functies (bijvoorbeeld een kantoor) deze ruimte te laten benutten. Zo kan dubbelgebruik van parkeerplaatsen plaatsvinden. Als de volledige parkeervraag van een functie gedurende een periode volledig aanwezig is, geldt een aanwezigheidspercentage van 100%. Indien de parkeervraag gedurende de week niet volledig is, dient gebruik te worden gemaakt van onderstaande tabel. Voor functies die niet in onderstaande tabel staan dient een zo goed mogelijk onderbouwde inschatting te worden gemaakt. Het volgens deze berekening aanwezig aantal parkeerplaatsen wordt per project naar beneden afgerond tot een volledige parkeerplaats.
 
wd = weekdag; za = zaterdag; zo = zondag.
 
Bij gebruikmaking van de in de tabel aanwezigheidspercentage dient rekening te worden gehouden met de acceptabele loopafstanden zoals genoemd in lid o.
 
Het bevoegd gezag kan afwijken van de aanwezigheidspercentages indien wordt aangetoond dat de genoemde waarden niet realistisch zijn voor het betreffende gebruik.
 
q     nabij de toegang van een nieuwe ontwikkeling/gebouw, dienen, zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk, voldoende fietsparkeerplekken voor bezoekers aanwezig te zijn. Het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen bij een woning bedraagt: 0,3 fiets-parkeerplekken;
r   voor overige gebruiksfuncties zijn de fietsparkeernormen gelijk aan de fietsparkeerkengetallen zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk, dat vigerend is op het moment van het rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan. Afwijken van de fietsparkeernormen in dit lid is mogelijk indien de ontwikkelaar de fietsparkeerbehoefte gemotiveerd kan onderbouwen, waarbij het bevoegd gezag deze motivering aannemelijk dient te vinden;
s     de bedoelde fietsparkeerplekken dienen tenminste 0,60 bij 2,00 meter te bedragen.
t     het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en afmetingen van lid e t/m j en q t/m s indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte dan wel indien i.v.m. ruimtelijke aspecten een kleine afwijking noodzakelijk en acceptabel is. Voorwaarde hierbij is dat de bruikbaarheid van de parkeerplekken en de verkeersveiligheid gewaarborgd blijven;
  
8.2.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1. mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is:
  1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien; of
  2. indien een bepaalde, specifieke situatie door het bevoegd gezag als ongewenst/niet reëel wordt ervaren; of
  3. voor zover het gestelde in lid 8.2.1 leidt tot het onuitvoerbaar worden van de ruimtelijke ontwikkeling en de parkeerdruk in de omgeving binnen acceptabele grenzen blijft, zoals beschreven in de Nota Parkeren Heemskerk.
 
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijken
In afwijking van de desbetreffende regels van het plan kan het bevoegd gezag omgevingsvergunning verlenen voor:
a)     afwijkingen van maten met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor de technische realisering van bouwwerken in aansluiting op bestaande bouwwerken;
b)     overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c)      de bouw van voorzieningen voor telecommunicatie, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 40 m;
d)     ondergronds bouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak zoals aangegeven op de planverbeelding;
  2. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil;
  3. ondergronds bouwen mag geen nadelige gevolgen hebben voor de waterhuishouding en/of archeologische waarden;
e)     de bouw van collectoren en/of panelen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de collector en/of het paneel wordt niet in of direct binnen het dakvlak geplaatst dat naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd en/of zichtbaar is vanaf de openbare ruimte;
  2. de collector en/of het paneel wordt uitsluitend in of direct binnen het dakvlak geplaatst;
  3. de collector en/of het paneel mag niet minder dan 0,5 meter uit de nok komen;
  4. de collector en/of het paneel mag niet minder dan 0,5 meter van een zijkant van het dak komen;
  5. bij meerdere exemplaren op een doorgaand dakvlak dienen de collectoren en/of de panelen volgens een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn te worden geplaatst;
  6. in geval van een schuin dakvlak dient de hellingshoek van de collector en/of het paneel gelijk te zijn aan de hellingshoek van het dakvlak;
  7. in geval van een plat dak mag de hoogte van de collector en/of het paneel niet meer bedragen dan de korte afstand van die collector en/of dat paneel tot een zijkant van het dak;
  8. de Welstands- en Monumentencommissie wordt voorafgaand aan toepassing van de afwijkingsbevoegdheid om advies gevraagd en waarbij de collector en/of het paneel niet zichtbaar is vanuit openbaar toegankelijk gebied;
f)       het samenvoegen van maximaal twee woningen tot één woning mits:
  1. de woonfunctie als hoofddoel en primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  3. de bestaande verschijningsvorm en daarmee de kleinschaligheid blijft behouden;
g)     het is niet toegestaan af te wijken van de bouwregels ingevolge het bepaalde onder a t/m f, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.2 Bevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  2. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
9.3 Toepassingsvoorwaarden
De in lid 9.2 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
  1. een goede woonsituatie;
  2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de sociale veiligheid.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Waarde - Archeologie 4’ geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  3. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Doelgroepen woningbouw
Op dit bestemmingsplan zijn de bepalingen van de Verordening doelgroepen woningbouw Heemskerk 2021, met inbegrip van daarop volgende verordeningen en wijzigingen van deze verordening, van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken:
 
12.1.1 Algemeen:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
12.1.2 Afwijking:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12, lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12, lid 1 met maximaal 10%;
12.1.3 Uitzondering:
Artikel 12, lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
12.2 Overgangsrecht gebruik:
12.2.1 Algemeen:
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
12.2.2 Strijdig gebruik:
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12, lid 2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
12.2.3 Onderbroken gebruik:
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12, lid 2.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
12.2.4 Uitzondering:
Artikel 12, lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Water acker 2
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering
  
De  burgemeester,  de gemeentesecretaris