1.1 plan
het bestemmingsplan 'Kleine Houtweg (De Splinter), Heemskerk' van de gemeente Heemskerk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.0396.BPKleineHoutweg-OH01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatie-adviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in
bijlagen bij de regels bijlage 1 vallen niet onder aan-huis-gebonden beroep.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
één op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.13 bedrijfsmatige activiteit aan huis
een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan-huis-gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in
bijlagen bij de regels bijlage 1.
1.14 begane grond
een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,2 m boven (straat)peil ligt.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.19 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.30 dienstverlening
het beroepsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (als dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder kappers, belwinkels, schoonheidssalons, stomerijen, wasserettes, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureau's en dergelijke.
1.31 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.32 eerste verdieping
tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.
1.33 erf
de grond, deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.34 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan de bedrijfsruimte wordt uitgeoefent.
1.35 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.37 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.
1.38 halfvrijstaande woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.
1.39 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.
1.40 horecabedrijf
het bedrijfsmatig produceren en/of verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, alsmede het bezorgen dan wel afhalen van deze middelen en/of het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.41 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.42 infiltratievoorziening
voorziening voor het doorsijpelen van regenwater in de bodem.
1.43 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder advocatenkantoren, notarissenkantoren, adviesbureaus, administratiekantoren, bankwezen en congres- en vergaderaccommodaties.
1.44 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.45 Keur
de Keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken.
1.46 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, die niet vallen onder aan-huis-gebonden beroepen, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in
bijlagen bij de regels bijlage 1;
1.47 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.48 mantelzorg
langdurige, niet-professionele en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, vriend of kennis.
1.49 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.50 ondergeschikte nevenactiviteiten
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.51 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.52 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.53 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.54 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.55 souterrain of kelderverdieping
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven (straat)peil ligt.
1.56 standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
1.57 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.58 verdieping
een boven de begane grond gelegen bouwlaag.
1.59 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.60 voorgevel
de gevel ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
1.61 waterbouwkundige bouwwerken
bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals oeverbeschoeiingen, functionele hekwerken, duikers, steigers, bruggen en stuwen, voor zover deze bouwwerken van overheidswege geplaatst worden en ter plaatse noodzakelijk zijn in het kader van de waterbeheersing, verkeersdoeleinden of recreatief (mede)gebruik.
1.62 webshop
een website die speciaal ingericht is om de bezoeker producten of diensten te laten kopen via online transacties.
1.63 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.64 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in artikel 1 onder h van de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.65 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw en tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voorgevelrooilijn en achtergevel.
1.66 zorgwoning
woning geschikt voor mensen met een intensieve zorgvraag.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bebouwingspercentage
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat ten hoogste bebouwd mag worden.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, dakopbouwen ten behoeve van liften, trappen en/of technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of het daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hart van de lijn
bij de toepassing van deze planregels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg.
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
2.11 verticale diepte
van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.
2.12 vloeroppervlakte
totale oppervlakte aan bebouwing binnen een bestemmingsvlak.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verblijfsgebied met een functie voor groen en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1 Nutsvoorzieningen
- de oppervalkte van een nutsvoorziening mag niet meer dan 15 m2 bedragen;
- de bouwhoogte van een nutsvoorziening mag nier meer dan 3 m bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- uitbouwen aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
- ter plaatse van de functieaanduiding parkeerterrein: uitsluitend bedoeld voor parkeren;
- de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals inritten, uitritten, parkeervoorzieningen, infiltratievoorzieningen en paden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1 Uitbouwen
- uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan aan de voorgevel van het hoofdgebouw;
- de diepte van de uitbouw tot de gevel bedraagt ten hoogste 1 m;
- de uitbouw wordt over ten hoogste 60% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd;
- de afstand van de uitbouw tot de openbare gronden bedraagt ten minste 1,5 m;
- de goot- en bouwhoogte de dakhelling van de uitbouw hebben de volgende maten:
dak | goothoogte (max. in meters) | bouwhoogte (max. in meters) | dakhelling (min.-max. in graden) |
plat | 3 dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m | 3 dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m | 0 |
hellend | 3 dan wel de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m | 4,5 | 15-45 |
- plaatsing van de uitbouw mag niet ten koste gaan van een parkeerplaats op eigen erf.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de diepte van een luifel tot de gevel bedraagt ten hoogste 1,3 m;
- de luifel wordt niet meegerekend in het percentage zoals genoemd in lid 4.2.1 sub c;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Parkeren
- Op eigen terrein dient een parkeergelegenheid te worden gerealiseerd, welke voldoet aan de parkeernorm, zoals aangegeven in lid 12.2.1 sub e, waarbij het perceel gebruik maakt van één in/uitrit. Deze parkeergelegenheid dient te liggen op de bestemming 'Wonen - 1' aangevuld met de daarvoor op de verbeelding aangewezen parkeermogelijkheid binnen de bestemming 'Tuin - 1'.
- Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mogen gronden uitsluitend worden ingericht als parkeerplekken, tenzij al krachtens lid 6.3.2 sub a wordt voldaan aan de verplichting tot parkeren op eigen terrein.
- Er kan worden afgeweken van het bepaalde in lid b indien op eigen terrein een parkeermogelijkheid wordt gerealiseerd, welke voldoet aan de parkeernorm, zoals aangegeven in lid 12.2.1 sub e, waarbij het perceel gebruik maakt van één in/uitrit. Voor aanleg van een tweede in/uitrit kan ontheffing worden verleend, mits voldaan wordt aan het gestelde in lid 12.3.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.1 sub b ten behoeve van het aanleggen van (een) parkeerplaats(en) op eigen erf, mits:
- de tuin voldoende diep en breed is om deze parkeerplaats(en) te realiseren;
- dit niet ten koste gaat van (een) parkeerplaats(en) in het openbare gebied;
ontsluiting op het openbare gebied mogelijk is in relatie tot:
- de inrichting en het gebruik van het aangrenzende openbare gebied;
- de verkeersveiligheid;
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- er kan worden afgeweken van lid a voor wat betreft parkeren op de bestemming Tuin-1 voor wat betreft parkeren binnen de nadere aanduiding "parkeerterrein", mits dit niet leidt tot minder parkeergelegenheid op eigen terrein.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- bergbezinkbassins ten behoeve van regenwater opvang;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, ondergrondse vuilcontainers, voet- en fietspaden, in- en uitritten, verharding en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1 Nutsvoorzieningen
- de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m²;
- de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
- bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, inritten, paden en water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.2.1 Hoofdgebouwen
- hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt per bouwvlak ten hoogste 90 m2;
- de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
- de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
- ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
- onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van ten hoogste 3,3 m.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
- de afstand tussen de bestemming 'Water' en aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten minste 1 m;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
- de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 60 m², met dien verstande dat voor bouwpercelen met een oppervlakte van meer dan 600 m² de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 10% mag bedragen van de oppervlakte van het zij- en achtererf, maar niet meer dan 90 m²;
- onder aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van ten hoogste 3,3 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
- de bouwhoogte van erfterreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 2 m;
- de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
- per bouwperceel mag ten hoogste één vlaggenmast worden gebouwd;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:
- mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
- mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
- dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
- mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
- maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
- het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
- er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
- er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
- er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
6.3.2 Parkeren
- Op eigen terrein dient een parkeergelegenheid aanwezig te zijn, zoals aangegeven in lid 12.2.1 sub e, waarbij het perceel gebruik maakt van één in/uitrit. Deze parkeergelegenheid dient te liggen op de bestemming 'Wonen - 1' aangevuld met de daarvoor op de verbeelding aangewezen parkeermogelijkheid binnen de bestemming 'Tuin - 1'.
- Een parkeergelegenheid heeft een oppervlak van minimaal 2,5 x 5 meter per parkeerplek en is direct bereikbaar vanuit de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' dan wel via de bestemming 'Tuin - 1'.
Voor aanleg van een tweede in/uitrit kan ontheffing worden verleend, mits voldaan wordt aan het gestelde
6.3.3 Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:
- bijgebouwen voor wonen;
- garages anders dan voor opslag ten behoeve van wonen en parkeren van auto's;
- vlaggenmasten ten behoeve van reclameuitingen;
- bouwwerken voor opslag of verkoop van consumentenvuurwerk;
- bouwwerken voor opslag of verkoop van motorbrandstoffen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het bevoegd gezag kan:
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 6.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
- de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 6.3.1 onder a t/m i;
- de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in de bijlage van deze planregels;
- geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
- wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 6.3.1 sub e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m², mits:
- de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 6.3.1, met uitzondering van lid 6.3.1 onder e1;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- het bepaalde in lid b onder 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming '
Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het in
lid 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m2;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in
lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
- Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, overstekken en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf;
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot van maximaal 40 m;
- de planregels ten toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2 De in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
De in
lid 11.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
- een goede woonsituatie;
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
12.2.1 Parkeren
Bij een gebouw moet t.b.v. het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
- Indien door een nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen/parkeermogelijkheden op eigen terrein verloren gaan, dienen deze in beginsel fysiek in gelijke omvang te worden gecompenseerd. Deze regel blijft buiten werking voor die parkeerplekken die niet nodig zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte conform de bepaling in lid e.
- Indien de infrastructuur niet wijzigt en de nieuwe functie van een gebouw wijzigt in een functie met gelijke of kleinere parkeerbehoefte volgens de normen als genoemd in lid e, dan wordt geacht voldaan te zijn aan de gestelde parkeereis.
- Indien een uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² bruto vloeroppervlakte, dan wel 10% van de totale bruto vloeroppervlakte (als deze meer dan 100 m² is), behoeven er geen extra parkeervoorzieningen te worden aangelegd indien is aangetoond dat de feitelijke parkeerbehoefte als gevolg van de uitbreiding niet toeneemt.
- De bereikbaarheid van de parkeerplekken vanaf de openbare weg dient op verkeersveilige wijze te kunnen plaatsvinden en dusdanig worden vormgegeven qua inrichting dat bij uitparkeren voorrang dient te worden verleend op het doorgaande verkeer.
- Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
- Bij nieuwbouw wordt de parkeerbehoefte berekend aan de hand de hieronder aangegeven parkeernormen.
- Bij verbouw, functiewijzigingen of uitbreiding wordt het aantal theoretisch aanwezige parkeerplaatsen van de oude functie -met de bestaande bestemming- in mindering gebracht op de nieuwe parkeerplaatsverplichting (zoals berekend aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is dat de parkeerdruk voor derden niet substantieel mag verslechteren (zie uitgangspunten en doelen in Nota Parkeren Heemskerk). De te hanteren parkeernormen zijn de parkeernormen die gelden op het moment van het indienen van de genoemde ontwikkeling.
De parkeerbehoefte dient per bouwperceel naar boven te worden afgerond op gehele parkeerplaatsen en te worden vermeerderd met het aantal verloren parkeerplekken als in lid a.
Indien gebruik wordt gemaakt van de ontheffing als bedoeld in lid m, dan mag i.p.v. de parkeerbehoeftebepaling per bouwperceel worden gerekend met de parkeerbehoeftebepaling van het gehele project.
Voor de bepaling van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de hieronderstaande tabel:


Voor niet in lid e genoemde functies gelden de parkeerkengetallen zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemkerk, dat vigerend is op het moment van het rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan. Voor niet genoemde functies zal de parkeerbehoefte aannemelijk moeten worden gemaakt, waarbij de uitgangspunten van deze nota richtinggevend zijn.
Als een functie niet opgenomen is in deze nota, dan dient de aanvrager een parkeerbehoefteberekening aan te leveren gebaseerd op de Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie-CROW 2012, publicatie 317.
Bij gebruikmaking van de CROW-richtlijnen dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van het minimale en maximale parkeerkencijfer in de rij 'sterk stedelijk' en kolom 'rest bebouwde kom':
Als het CROW geen kengetallen voor de betreffende functie heeft, dan dient de ontwikkelaar de parkeerbehoefte gemotiveerd te onderbouwen.
Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepaalde parkeernorm als genoemd in lid f indien het CROW de bedoelde
publicatie heeft vervangen door een nieuwere editie.
- Voor het parkeren op eigen terrein geldt de volgende maatvoering:
Een parkeervoorziening op bijbehorend terrein bij een bouwplan moet voldoen aan de volgende fysieke maatvoering (op eigen terrein alvorens de openbare ruimte wordt bereikt):
- Een enkele oprit is minimaal 5 m lang en 2,5 m breed.
- Een lange oprit is minimaal 10 m lang en 2,5 m breed.
- Een dubbele oprit is minimaal 4,5 m breed.
- Een garage(box) is minimaal 5 m lang en 2,5 m breed (binnenwerks).
- Een dubbele garage is minimaal 5 m lang en 4,5 m breed (binnenwerks).
Bij woningen dient bij de bepaling van het aantal parkeerplekken gebruik te worden gemaakt van het berekeningsaantal, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Parkeervoorziening | Theoretisch aantal | Berekeningsaantal rest gemeente |
Enkele oprit zonder garage | 1,0 | 0,8 |
Lange oprit zonder garage of carport | 2,0 | 1,0 |
Dubbel oprit zonder garage | 2,0 | 1,7 |
Garage zonder oprit (bij woning) | 1,0 | 0,0 |
Garagebox (niet bij woning) | 1,0 | 0,5 |
Garage met enkele oprit | 2,0 | 1,0 |
Garage met lange oprit | 3,0 | 1,3 |
Garage met dubbel oprit | 3,0 | 1,8 |
Tabel 2 Reductiefactor parkeren op eigen terrein (op basis van CROW Publicatie 317)3.
- Het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlakten van lid e t/m g indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte.
- Indien een nieuwe ontwikkeling leidt tot een lagere parkeerbehoefte mag het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein niet worden verminderd, indien het eigen terrein niet volledig kan voorzien in de parkeerbehoefte van de gehele gebruiksfunctie. Met andere woorden, zolang een gebruiksfunctie/bebouwing gebruik maakt van parkeerplekken in de openbare ruimte om te voorzien in haar parkeerbehoefte mogen de parkeerplekken op eigen terrein niet worden verminderd.
- Indien door een nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen/parkeermogelijkheden in de openbare ruimte verloren gaan dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd.
- Indien “voldoende parkeergelegenheid” voor de nabijgelegen bouwpercelen aanwezig blijft, zoals verwoord in de Nota Parkeren Heemskerk (aantoonbaar middels parkeerdrukmeting), kan ontheffing worden verleend van lid j en k.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde tot parkeren op eigen terrein indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate parkeergelegenheid aanwezig is binnen acceptabele loopafstand van het betreffende bouwperceel.
Dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij voor acceptabele loopafstand de volgende tabel wordt gebruikt:
Hoofdfunctie | Acceptabele loopafstand rest gemeente |
Wonen | 100 meter |
Winkelen | 200 meter |
Werken | voor werknemers 400 meter, voor bezoekers 200 meter. |
Ontspanning | 200 meter |
Gezondheidszorg | 100 meter |
Onderwijs | 100 meter |
Bij de bepaling van de acceptabele loopafstand dient rekening gehouden met natuurlijke barrières, waardoor in sommige richtingen de afstand kleiner kan zijn en in andere richtingen de afstand groter kan worden. De waarden in boven aangegeven tabel zijn daarmee richtinggevend en in beginsel van kracht.
Het bevoegd gezag kan afwijken van de acceptabele loopafstanden indien wordt aangetoond dat de genoemde waarden niet realistisch zijn voor het betreffende gebruik.
De uitgangspunten voor “voldoende parkeergelegenheid” zijn verwoord in de Nota Parkeren Heemskerk.
- Bij de berekening van de parkeerplaatsverplichting kan gebruik worden gemaakt van aanwezigheidspercentages. Bij eerdere functies kan er namelijk sprake zijn van een verschillend patroon van tijden waarop gebruikers, of bewoners aanwezig zijn. Zo is de parkeerdruk bij woningen bijvoorbeeld vooral 's avonds en 's nachts groot. Overdag ligt de aanwezigheid lager, omdat een groot deel van de bewoners met de auto naar het werk gaat. Dit biedt mogelijkheden om andere functies (bijvoorbeeld een kantoor) deze ruimte te laten benutten. Zo kan dubbelgebruik van parkeerplaatsen plaatsvinden. Als de volledige parkeervraag van een functie gedurende een periode volledig aanwezig is, geldt een aanwezigheidspercentage van 100%. Indien de parkeervraag gedurende de week niet volledig is, dient gebruik te worden gemaakt van onderstaande tabel. Voor functies die niet in onderstaande tabel staan dient een zo goed mogelijk onderbouwde inschatting te worden gemaakt. Het volgens deze berekening aanwezig aantal parkeerplaatsen wordt per project naar beneden afgerond tot een volledige parkeerplaats.
Functies | wdochtend | wdmiddag | wdavond | koopavond | wdnacht | zamiddag | zaavond | zomiddag |
woningen bewoners | 50% | 50% | 90% | 80% | 100% | 60% | 80% | 70% |
woningen bezoekers | 10% | 20% | 80% | 70% | 0% | 60% | 100% | 70% |
kantoor/bedrijven | 100% | 100% | 5% | 5% | 0% | 0% | 0% | 0% |
commerciële dienstverlening | 100% | 100% | 5% | 75% | 0% | 0% | 0% | 0% |
detailhandel | 30% | 60% | 10% | 75% | 0% | 100% | 0% | 0% |
grootschalige detailhandel | 30% | 60% | 70% | 80% | 0% | 100% | 0% | 0% |
supermarkt | 30% | 60% | 40% | 80% | 0% | 100% | 40% | 0% |
sportfuncties binnen | 50% | 50% | 100% | 100% | 0% | 100% | 100% | 75% |
sportfuncties buiten | 25% | 25% | 50% | 50% | 0% | 100% | 25% | 100% |
bioscoop/theater/podium | 5% | 25% | 90% | 90% | 0% | 40% | 100% | 40% |
sociaal medisch: arts/maatschap/therapeut/ consultatiebureau |
100% |
75% |
10% |
10% |
0% |
10% |
10% |
10% |
verpleeg- of verzorgingstehuis/aanleun- woning/verzorgingsflat |
50% |
50% |
100% |
100% |
25% |
100% |
100% |
100% |
ziekenhuispatiënten inclusief bezoekers |
60% |
100% |
60% |
60% |
5% |
60% |
60% |
60% |
ziekenhuis medewerkers | 75% | 100% | 40% | 40% | 25% | 40% | 40% | 40% |
dagonderwijs | 100% | 100% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% | 0% |
avondonderwijs | 0% | 0% | 100% | 100% | 0% | 0% | 0% | 0% |
Bij gebruikmaking van de in de tabel aanwezigheidspercentage dient rekening te worden gehouden met de
acceptabele loopafstanden zoals genoemd in lid m.
Het bevoegd gezag kan afwijken van de aanwezigheidspercentages indien wordt aangetoond dat de genoemde waarden niet realistisch zijn voor het betreffende gebruik.
12.2.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in
lid 12.2.1:
- voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien; of
- indien een bepaalde, specifieke situatie door het bevoegd gezag als ongewenst/niet reëel wordt ervaren; of
- voor zover het gestelde in lid 12.2.1 leidt tot het onuitvoerbaar worden van de ruimtelijke ontwikkeling en de parkeerdruk in de omgeving binnen acceptabele grenzen blijft, zoals beschreven in de Nota Parkeren Heemskerk.
12.3 In- en uitritten
- indien op een perceel parkeervoorzieningen zijn aangebracht als bedoeld in lid 12.2, dient het betreffende perceel te worden voorzien van een in-/uitrit naar de openbare weg;
- de aanleg en de aanwezigheid van een uitweg mogen in fysiek opzicht niet tot een verslechtering van de bestaande verkeersinfrastructuur leiden dan wel voor beheertechnische problemen zorgen;
- door de aanleg en het gebruik van de uitweg mag het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet in het geding komen;
- het is niet toegestaan meerdere in- en/of uitritten te hebben ten behoeve van de in lid 12.2.1 sub e genoemde parkeervoorzieningen. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning hiervan afwijken indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
- de verkeersveiligheid;
- de bruikbaarheid en het doelmatig gebruik van de weg;
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en erven;
- het is niet toegestaan een in-/uitrit te hebben ten behoeve van de onder a genoemde parkeervoorzieningen, indien hierdoor bestaande groenvoorzieningen onevenredig worden aangetast;
- Een in-/uitrit van een woning heeft een maximale breedte van:
- 4 meter (enkele oprit);
- 5 meter (dubbele oprit).
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Waarde - Archeologie
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kleine Houtweg (De Splinter), Heemskerk.