Plan: | Schiphol-Rijk Koolhovenlaan 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0394.BPGsprkoolhln2-C001 |
Op bedrijventerrein Schiphol-Rijk in Haarlemmermeer is een transformatorstation voor elektriciteit, vergund en gebouwd waarmee het naastgelegen datacentrum op het landelijke energienetwerk is aangesloten. Een transformatorstation is een elektrische installatie in het hoogspanningsnet. Het maakt een verbinding tussen twee of meerdere hoogspanningsnetten of vormt een aansluiting van een middenspanningsnet op het hoogspanningsnet. In de huidige situatie bestaat het transformatorstation uit 2 transformatoren van elk 80 MVA en een shunt-reactor. Een Shunt reactor is een compensatiespoel, die in hoogspanningsstations wordt toegepast met als doel dat de energie-efficiëntie op het hoogspanningsnet te verbeteren. Momenteel loopt het elektriciteitsnet binnen de gemeente Haarlemmermeer tegen zijn limieten aan. Daarom is uitbreiding nodig om de capaciteit van de energievoorziening passend voor het aanbod te houden. Om te voorzien in extra capaciteit worden 2 nieuwe transformatoren en een shuntreactor op de bestaande locatie van het tussenstation geplaatst. Het bestaande transformatorgebouw wordt door deze uitbreiding dus niet vergroot of aangepast.
. Deze uitbreiding is afdoende om aan de vraag van 240 MVA te voldoen die noodzakelijk is. Deze plannen zijn op onderdelen in strijd met het huidige bestemmingsplan 'Schiphol Rijk'.
Door de toevoeging van de twee transformatoren in het bestaande gebouw neemt het totale vermogen van het transformatorstation toe. Het totale vermogen van deze locatie komt hierdoor boven de 200 MVA, waardoor het transformatorstation op basis van het activiteitenbesluit in de categorie 'grote lawaaimakers' valt. Daarom dient in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) het plangebied voorzien te worden van een geluidszone waarbinnen het geluid voor geluidgevoelige objecten wordt gemaximeerd.
Om de toevoeging van de transformatoren mogelijk te maken moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld, waarin de uitvoerbaarheid van het plan wordt aangetoond. Op basis van het nieuwe bestemmingsplan kunnen de komende jaren de benodigde omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu worden verleend.
Het bestemmingsplan bestaat uit verbeelding (plankaart) regels en de toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting (voorliggend document) biedt een beleidskader, relevante (milieu-)onderzoeken en de onderliggende motivatie voor de desbetreffende ruimtelijke ontwikkeling.
Het plangebied ligt in het noordoosten van bedrijventerrein Schiphol - Rijk en ten zuiden van de Rijkerdreef (N201). Ten noordwesten grenst het plangebied aan de Koolhovenlaan. Dit is tevens de weg waar het plangebied door ontsloten wordt. De begrenzing van het plangebied waar directe planologische wijzigingen gaan plaatsvinden is weergegeven in figuur 1.1.
In een straal van ongeveer 150 meter rondom het plangebied wordt de aanduiding 'geluidszone - industrie 2' toegevoegd als gevolg van het vergroten van het vermogen van het transformatorstation. Dit heeft geen directe gevolgen voor de vigerende planologische regelingen in dit gebied.
Figuur 1.1 Begrenzing plangebied (satellietbeelden uit 2020), Bron: StreetSmart 2020
Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Schiphol Rijk', vastgesteld 04-07-2013. In het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijf' met functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1'. Tevens geldt gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie' en 'luchtvaartverkeer zone – lib' in het plangebied. Een uitsnede van het bestemmingsplan is opgenomen in figuur 1.2.
Daarnaast gelden de volgende overkoepelende regelingen:
De aanduiding 'geluidszone - industrie 2' die in het kader van de uitbreiding aan het nieuwe bestemmingsplan wordt toegevoegd, reikt binnen de plangrenzen van het volgende bestemmingsplan:
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Schiphol Rijk' (Plangebied is rode omlijning), Bron: Ruimtelijkeplannen.nl
Deze toelichting vormt het kader waarbinnen de bestemmingsregeling van het bestemmingsplan tot stand is gekomen. Het geeft de lezer tekst en uitleg van redenen, achtergrond, visies en onderzoeken waarop het bestemmingsplan is gebaseerd.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
De regels vormen samen met de verbeelding (plankaart) het juridisch bindende deel van dit plan.
Dit hoofdstuk beschrijft de historie van het plangebied, de bestaande situatie en de toekomstige situatie.
De naam Rijk herinnert aan een dorpje, in het noordoosten van Haarlemmermeer nabij Schiphol, dat door uitbreiding van de luchthaven in de vijftiger jaren moest verdwijnen. Voor de meeste bewoners (circa 40%) is toen voor vervangende woongelegenheid gezorgd. Dit is gebeurd aan de Uiterweg in Rijsenhout.
Figuur 2.1 Rijk (Haarlemmermeer)
Schiphol-Rijk is één van de weinige gebieden in Haarlemmermeer waar tegenstellingen zo dicht op elkaar liggen. De ruimtelijke structuren van weleer zijn nu nog terug te vinden. Soms in hun oorspronkelijke opzet maar meestal hebben zij nieuwe vormen aangenomen gestuurd door de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied. Het buitengebied van de oorspronkelijke dijkdorpen Aalsmeerderbrug en Oude Meer was ooit open en grootschalig en in gebruik als akkerland. Met de ontwikkeling van Schiphol is daar verandering in gekomen. Achter de lintbebouwing van Aalsmeerderbrug en Oude Meer zijn in de loop der jaren grote bedrijventerreinen ontwikkeld. De gebouwen staan vaak pal achter de tuinen van de huizen op de dijk.
Het plangebied is gelegen op het bestaande bedrijventerrein Schiphol-Rijk grenzend aan Luchthaven Schiphol. Het bedrijventerrein is bijna volledig bebouwd en biedt ruimte aan een verscheidenheid aan bedrijven. De meeste hier gevestigde bedrijven hebben een directe link met de naastgelegen luchthaven.
Het plangebied ongeveer 2.500 m² en ligt aan de Koolhovenlaan in het noordoosten van het bedrijventerrein tegen de Fokkerweg aan. Alle omliggende percelen zijn bebouwd met grootschalige bedrijvigheid. In de directe omgeving van het plangebied staat een groot datacentrum dat in 2021 verder is uitgebreid.
Figuur 2.2 het in aanbouw zijnde transformatorstation (Google maps 2021)
Het plangebied is reeds bebouwd met een transformatorstation waarin 2 transformatoren van elk 80 MVA en een shunt-reactor met een gezamenlijk vermogen van maximaal 160 MVA staan. Dit station voorziet het nabijgelegen datacentrum van de noodzakelijke stroom. Ook is in dit bestaande gebouw ruimte opgenomen voor de noodzakelijke uitbreidingen van het transformatorstation.
Door de uitbreiding van het nabijgelegen datacentrum is ook een uitbreiding van de capaciteit van het transformatorstation noodzakelijk, dit zal inpandig plaatsvinden. Het initiatief bestaat uit het toevoegen van 2 transformatoren en een shuntreactor aan het transformatorstation. Het opgestelde vermogen van het station wordt hiermee uitgebreid naar maximaal 240 MVA. Deze uitbreiding is afdoende om aan de vraag te voldoen. In de huidige bouw is hiermee reeds rekening gehouden. Het bestaande gebouw wordt dus door deze uitbreiding niet vergroot of aangepast.
De uitbreiding van het station is strijdig met het huidige bestemmingsplan 'Schiphol Rijk' omdat het daarin niet is toegestaan om een transformatorstation met een vermogen groter dan 200 MVA te bouwen. Deze hebben een hogere milieucategorie die binnen het nu geldende bestemmingsplan niet is toegestaan. De toevoeging van de transformatoren en de shuntreactor heeft geen directe ruimtelijke impact. Wel kan een groter transformatorstation meer invloed hebben op zijn directe omgeving met name voor het aspect geluid. Hierbij is het van belang dat er geen geluidgevoelige functies in de directe omgeving van het station liggen. In de directe omgeving van het station zijn geen geluidsgevoelige functies aanwezig.
In onderstaande figuren zijn enkele afbeeldingen te zien van het reeds aanwezige transformatorstation aangevuld met impressiebeelden en plattegronden van de toevoeging van de nieuwe installaties.
Figuur 2.3 Huidige situatie transformatorstation (Streetsmart Cyclomedia)
Figuur 2.4 Impressiebeeld transformatorstation (day 1)
Figuur 2.5 Begane grond (day 2)
Figuur 2.6 Eerste verdieping (day 2)
Figuur 2.7 Faciliteiten (day 2)
Toetsingskader
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten hierin zijn:
Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:
Toetsing en Conclusie
Dit bestemmingsplan is in lijn met de rijkdoelstellingen zoals opgenomen in de NOVI.
Toetsingskader
In 2019 heeft de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (REOS) de Ruimtelijke Strategie Datacenters bestuurlijk bekrachtigd. De REOS is een initiatief waarin een groot aantal partijen samenwerkt aan de internationale concurrentiepositie van Nederland. De gemeente Haarlemmermeer is als stakeholder betrokken bij het opstellen van de Ruimtelijke Strategie Datacenters. Deze ruimtelijke strategie geeft een routekaart aan voor de ontwikkeling van datacenters in Nederland tot 2030. De routekaart bestaat uit tien stappen om de verwachte groei van datacenters te faciliteren in deze periode. Voor de regio Amsterdam zet deze routekaart op korte termijn in op het bestendigen en versterken van de bestaande clusters in de stad en de direct omliggende regio. Voor de middellange en lange termijn wordt het advies gegeven om nieuwe clusters te ontwikkelen in de regio of daarbuiten. Hiervoor worden verschillende scenario's uitgewerkt welke verder geconcretiseerd dienen te worden op regionaal en lokaal niveau in overleg met de verantwoordelijke overheden, de sector en de overige partijen met belangen zoals Liander en TenneT.
Toetsing en conclusie
De nadere uitwerking van de REOS vindt plaats op regionaal niveau dit is verankerd in paragraaf 3.3.1.
Toetsingskader
De ruimtelijke consequenties van het rijksbeleid voor Schiphol zijn geformuleerd in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid (hoge bebouwing) en geluidsbelasting.
In dit besluit zijn gronden aangewezen waarbinnen beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik en de bestemming van gronden voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid (beperkingen voor hoge bebouwing) en geluidsbelasting (beperkingen voor nieuwe woningen) van Schiphol.
Toetsing en conclusie
Op de gronden in het plangebied waar het transformatorstation reeds aanwezig is, zijn verschillende zones en regels uit het LIB van toepassing. Bij de verhoging van de capaciteit naar 240 MVA wordt het LIB in acht genomen. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 4.9.
Toetsingskader
In dit programma worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen beschreven aan de hand van drie hoofdambities voor het waterbeleid:
De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving zoals de energietransitie, woningbouw en de landbouw is noodzakelijk. Daarbij is het van groot belang dat 'aansluiten op de karakteristieken van het watersysteem' en meebewegen met water' leidende principes blijven voor de integrale aanpak van ruimtelijke ontwikkelingen in ons land.
Toetsing en conclusie
In paragraaf 4.1 worden de effecten van het plan op de watersituatie beschreven.
Toetsingskader
De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (2018) is het integrale provinciale beleidsplan voor de gehele provincie Noord-Holland. In deze visie staat beschreven hoe de provincie de ambities wil realiseren voor de belangrijkste ontwikkelingen die op ons afkomen:
De hoofdambitie van de provincie is het vinden van een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Met de sturingsfilosofie ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’ heeft de provincie de regionale ruimtelijke consequenties van deze ontwikkelingen grotendeels juridisch verankerd in de Omgevingsverordening NH2020 (zie paragraaf 3.2.2).
Gelet op het voornemen van dit bestemmingsplan is in voorliggend geval uitsluitend het hoofdbelang ‘Overgang naar duurzame energie’ beschreven:
Om invulling te geven aan een klimaatneutrale provincie en gebaseerd op (een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie, wordt ruimte geboden aan de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Rekening houdend met de ambities voor verstedelijking en landschap.
Toetsing en conclusie
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de uitbreiding van het transformatorstation planologisch mogelijk gemaakt. Met als doel het hoogspanningsnet in de omgeving Schiphol-Rijk uit te kunnen breiden. De netuitbreiding bestaat uit de realisatie van een 2 transformatoren en een shunt-reactor naar maximaal 240 MVA.
De uitbreiding van het 50 kV-transformatorstation is noodzakelijk om in de toekomst te kunnen voorzien in de groeiende vraag naar elektriciteit in het gebied, mede als gevolg van een duurzame toekomstgerichte energievoorziening. Juist de vraag naar duurzame energie vergt een groteren capaciteit van het elektriciteitsnetwerk. De onderhavige capaciteitsuitbreiding draagt daaraan bij.
Toetsingskader
De Provinciale Ruimtelijke Verordening is op 17 november 2020 vervallen met het ingaan van de opvolger; de Omgevingsverordening NH2020. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) stonden alle regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moesten voldoen. Naast de PRV bestonden nog andere verordeningen, waaronder de Provinciale Milieuverordening, Wegenverordening en Waterverordening. Vanaf 17 november 2020 zijn de 21 verordeningen die zijn samengevoegd in de omgevingsverordening ingetrokken en opgegaan in de Omgevingsverordening NH2020. In de verordening zijn een aantal relevante regels en contouren opgenomen voor voorliggend plan. Na 17 november 2020 zijn er een aantal wijzigingen in de Omgevingsverordening geweest. Deze wijzigingen zijn geïntegreerd in de geconsolideerde versie van 15 juni 2022, aan deze versie is getoetst.
Relevantie plangebied
Vanuit de Omgevingsverordening zijn er een aantal themakaarten die invloed hebben op het plangebied. Hieronder is aangegeven welke kaarten dit zijn en wat de eventuele doorwerking op het planvoornemen hiervan is.
Kaart 5: Bodemsanering
Toetsing en conclusie
Het plangebied is aangewezen als onderdeel van een gebied waar regels gelden met betrekking tot bodemsanering. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is bodemonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.2). Hieruit is gebleken dat er geen sprake is van noemenswaardige verontreiniging in de bodem. Derhalve is er van bodemsanering geen sprake.
Kaart 15 LIB5 Zone Schiphol
Het plangebied is gelegen in de LIB 5 Zone Schiphol. Vanuit het Luchthavenindelingsbesluit (LIB) gelden bepaalde regels voor het plangebied. In paragraaf 4.9 wordt inhoudelijk getoetst aan dit besluit.
Kaart 25 Peilbesluit
Het plangebied ligt in een zone waar peilbesluit verplicht is. Dit betreft een regel die relevant is voor het hoogheemraadschap maar niet (direct) voor de voorgenomen ontwikkeling. Derhalve heeft dit geen invloed op de ontwikkeling.
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de regels die zijn gesteld in de Omgevingsverordening NH2020
Toetsingskader
In februari 2020 is de regionale datacenterstrategie van de MRA vastgesteld. Deze regionale strategie vormt een verdere uitwerking van het nationale datacenterbeleid dat is opgenomen in de REOS. In dat kader hebben Buck Consultants International (BCI) en CE Delft, in opdracht van de MRA, onderzoek gedaan naar de groei van datacenters in deze regio. Dit onderzoek is als bijlage één bij de toelichting opgenomen. In de regionale afweging met betrekking tot de verdere ontwikkeling van het datacentercluster, moeten zowel voor de korte termijn als voor de langere termijn keuzes gemaakt worden. Deze keuzes zijn:
Om tot een afweging te komen is onder meer gekeken naar de economische en ruimtelijke impact, milieuaspecten en risico's. De strategieën bewegen zich tussen minimaal accommoderen (het zogenaamde trendscenario) tot proactief de marktvraag accommoderen (het acceleratiescenario). Op basis van de afwegingen per scenario kan de regio besluiten om al dan niet in te zetten op een vierde plek waar hyperconnectiviteit ontwikkeld wordt in de regio. Hyperconnectiviteit is een uitstekende connectiviteit door dichte glasvezelnetten. Daarvan is nu sprake op Schiphol-Rijk, Amsterdam Zuidoost en Amsterdam Sciencepark en in een straal van ongeveer 10 kilometer rondom deze locaties. Het onderzoek komt tot de volgende prognoses:
Tabel 3.1 Prognoses onderzoek BCI en CE Delft
BCI en CE Delft prognosticeren een minimale marktvraag naar datacenters van 2.500 megavoltampère (MVA) tot 2030. Dit groeiscenario is overgenomen door de MRA. Gezien het belang van datacenters voor de kwaliteit van de Nederlandse digitale infrastructuur en omdat het Parapluplan datacenters 16 een belangrijk element in het Nederlandse vestigingsklimaat is, is het faciliteren van deze marktvraag een belangrijke nationale opgave. De sleutel hiervoor ligt in de MRA-regio, omdat elders in Nederland de vraag naar met name hyperconnectiviteit opvangen geen realistische oplossing lijkt. De kans is groot dat dit vraagsegment zich zal verplaatsen naar het buitenland als in de MRA geen mogelijkheden bestaan.
Strategie
Voor het accommoderen van 2.500 MVA (waarvan 1.500 MVA-hyperconnectiviteit) zijn de volgende acties vereist:
Toetsing en conclusie
Met de voorgenomen uitbreiding komt er meer capaciteit beschikbaar op het stroomnet, dit draagt bij aan meer mogelijkheden om de datacenters te voeden. Derhalve draagt de voorgenomen uitbreiding bij aan de doelstellingen van de Regionale datacenter-strategie Metropoolregio Amsterdam. De nadere uitwerking van dit beleid vindt plaats in paragraaf 3.4.3.
Toetsingskader
Op 3 maart 2022 is de Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040 vastgesteld. De ambitie is dat Haarlemmermeer groeit naar 200.000 inwoners in 2040. Daarbij moet het een aantrekkelijke plek zijn om te wonen en werken, voor nu en in de toekomst. De omgevingsvisie helpt om zuinig en zorgvuldig met de ruimte in Haarlemmermeer om te gaan. Ze beschrijft ambities en doelen voor verschillende thema's en zet de koers voor 2040, dit betekent:
Dit is terug te lezen in vier verhaallijnen:
Haarlemmermeer is in te delen in vijf gebieden Noord, Hoofddorp, West, Zuid en Oost en Nieuw-Vennep. Per gebied is gekeken naar diverse wensen en behoeften. Dit heeft geresulteerd in gebiedsspecifieke opgaven. Daarnaast worden ambities en uitgangspunten van verschillende onderwerpen beschreven, zoals economie, luchtvaart, wonen, landschap en schone energie, die gelden voor heel Haarlemmermeer.
Toetsing en conclusie
In de Omgevingsvisie is er beleid opgesteld over energie. Relevant voor de voorgenomen capaciteitsuitbreiding is het beleid over de toename van energiebehoefte door datacenters. Op dit moment ontstaan er capaciteitsproblemen door de groei van grootschalige opwek van duurzame elektriciteit en het gebruik van elektriciteit door economische groei (door onder andere datacenters). Om te voorkomen dat datacenters het elektriciteitsnet overbelasten is er voor gekozen om nieuwe datacenters te clusteren op locaties waar in potentie voldoende elektriciteit beschikbaar is. Eén van die locaties is Schiphol-Rijk. De capaciteitsuitbreiding van het transformatorstation zorgt ervoor dat er voorzien kan worden in de groeiende elektriciteitsbehoefte van het gebied Schiphol-Rijk. De nadere uitwerking van het beleid rondom bedrijfslocaties en datacenters is opgenomen in paragrafen 3.4.2 en 3.4.3. De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met het gestelde in de Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040
Toetsingskader
De 'Strategie werklocaties gemeente Haarlemmermeer 2019' is een instrument bedoeld voor de regie op de locatie- en toekomstbestendigheid van werklocaties in Haarlemmermeer. Eén van de aanleidingen om de strategie te actualiseren in 2019 was de wens om meer aandacht te kunnen geven aan economische diversificatie. Dit betekent dat er naast aandacht voor bedrijvigheid die direct gerelateerd is aan Schiphol, er ook ruimte moet komen voor niet luchthaven gebonden bedrijven. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met nieuwe economische trends zoals digitalisering waaronder datacenters. Tegelijkertijd wedijvert de ruimtevraag voor deze economische bedrijvigheid met andere functies die ruimte nodig hebben, zoals infrastructuur, land- en tuinbouw, wonen en recreatie.
De strategie gaat op korte en middellange termijn (2030) uit van onder andere de concentratie van datacenters in een beperkt aantal gebieden vanwege bundeling van energieaanvoer en warmteafvoer. Vestiging van datacenters zullen beoordeeld worden als onderdeel van de integrale ontwikkeling van de ICT sector. Uitwerking van het datacenterbeleid vindt overigens niet plaats in deze strategie.
Toetsing en conclusie
Zoals beschreven in de Omgevingsvisie is het gebied Schiphol-Rijk één van de concentratiegebieden voor datacenters. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de huidige energie-infrastructuur in het gebied versterkt en leent het gebied zich beter voor de clustering van datacenters. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met de Strategie werklocaties gemeente Haarlemmermeer 2019.
In het 'Datacenterbeleid gemeente Haarlemmermeer' zijn de vestigingsvoorwaarden voor datacenters tot 2030 uitgewerkt. Aanleiding hiervoor is de toename van het aantal datacenters in de gemeente en het ontbreken van goede sturingsinstrumenten. Hoewel datacenters van groot belang zijn voor de verdere digitalisering van de samenleving en in de MRA een uniek hyperconnectiviteitgebied (AMS-X) is ontstaan met bijkomende werkgelegenheid en een kans kan zijn voor het benutten van restwarmte, gaat de groei van datacenters ook gepaard met enkele problemen.
Zo gebruiken datacenters veel stroom, waardoor ook mede vanwege het groeiend aantal datacenters sprake is van te geringe netcapaciteit in delen van onze gemeente. Dit werkt belemmerend voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die een energievraag hebben. Voor het uitbreiden van de netcapaciteit zijn de komende periode ingrepen in het elektriciteitsnetwerk nodig, waaronder twee nieuwe 150 kV-onderstations tot 2030. Deze stations zijn nodig voor de economische groei, energietransitie, elektrificeren van de mobiliteit en woningbouw, maar ook voor het faciliteren van datacenters en de glastuinbouw.
Het is de bedoeling om ook het aantal onderstations zo beperkt mogelijk te houden vanwege het gebrek aan beschikbare locaties en de ruimtelijke impact. Deze onderstations zijn vier tot zeven hectare groot en vragen om een zorgvuldige ruimtelijke inpassing. Daarbij moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden met omliggende functies zoals woningen.
Naast het probleem van het stroomverbruik, vestigen zich ook datacenters op bedrijventerreinen waar deze oorspronkelijk niet expliciet zijn voorzien. De belangrijkste reden is dat in vrijwel alle geldende ruimtelijke plannen voor bedrijventerreinen momenteel datacenters zijn toegestaan op bedrijfsbestemmingen of vergelijkbare bestemmingen waar ook bedrijven zijn toegestaan. Dit is een onwenselijke situatie, omdat datacenters andere bedrijvigheid zouden kunnen verdringen waardoor er geen plek meer is voor andere bedrijvigheid, waaronder logistieke bedrijvigheid o.a. ten behoeve van Schiphol. Daarom kiezen wij ervoor om datacenters alleen toe te staan op bedrijventerreinen waar wij deze ook echt willen.
Het uitgangspunt van het beleid is dat op de bedrijventerreinen waar datacenters al eerder, en veelal expliciet, als wenselijk zijn benoemd, de mogelijkheid blijft bestaan om nieuwe datacenters daar te realiseren of om bestaande datacenters uit te breiden. Dit zijn PolanenPark, Corneliahoeve en Schiphol Trade Park (STP). Daarnaast is ook de verdere transformatie van Schiphol-Rijk door de komst van datacenters mogelijk, aangezien hier leegstand mee wordt teruggedrongen en dit gebied zich ontwikkelt tot een belangrijk hyperconnectiviteitscluster binnen de MRA, Nederland en Europa. Wel worden er voorwaarden aan de vestiging van nieuwe en de uitbreiding van bestaande datacenters verbonden.
Hoofdlijn van het vestigingsbeleid
Gematigde groei tot 2030
De gemeentelijke datacenterstrategie vormt een uitwerking van de MRA-strategie. Hierbij zet de gemeente Haarlemmermeer in op gematigde groei en concentratie van datacenters tot 2030. Na 2030 is geen extra ruimte voor datacenters in Haarlemmermeer beschikbaar, wat de noodzaak voor een vierde connectiviteitscluster binnen de MRA benadrukt. Vanwege een schaarste aan ruimte is het de wens om alleen datacenters te faciliteren die hyperconnectiviteit nodig hebben en geen hyperscale datacenters. Daarbij wordt, uitgaande van het groeiscenario van BCI en CE Delft, een maximum toename van capaciteit van datacenters binnen Haarlemmermeer van 750 MVA tot het jaar 2030 gefaciliteerd. Hiermee kunnen de datacenters voldoende groeien om te kunnen voorzien in de toenemende vraag naar dataverwerking en dataopslag en blijft het unieke ecosysteem van hyperconnectiviteit in deze regio behouden. Om de groei goed te borgen gaat het beleid uit van een maximale jaarlijkse groei van 70 MVA (een gemiddelde groei van 10% per jaar). Deze groeitrend wordt bevestigd door de datacentersector die verwacht dat de groei van de afgelopen jaren (19%) in de periode 2010-2030 afvlakt naar 10% per jaar. In nauw overleg met de netbeheerders en marktpartijen wordt gepoogd deze gemiddelde groei als uitgangspunt te nemen.
Locatiekeuze en verschijningvorm
Het beleid zet in op het uitsluitend toestaan van datacenters op specifieke bedrijventerreinen en niet in woongebieden of het landelijke gebied. Verdere verstelijking en verdozing van het landelijk gebied met datacenters wordt niet wenselijk geacht. Daarom worden er geen datacenters toegestaan in het buitengebied van Haarlemmermeer. Datacenters in woongebieden of toekomstig gemengde gebieden (bijvoorbeeld Hoofddorp Noord) zijn ook niet wenselijk vanwege mogelijke overlast en vanwege de schaarse ruimte aan woningbouwlocaties in onze gemeente.
Bedrijventerreinen voor datacenters
De specifieke bedrijventerreinen waar datacenters worden toegestaan zijn PolanenPark, Schiphol-Rijk, STP en Corneliahoeve. Op andere bedrijventerreinen worden datacenters uitgesloten. Deze zijn bestemd voor andere vormen van bedrijvigheid. De gebieden waar datacenters worden toegestaan zijn opgenomen in een kaart met ontwikkellocaties voor datacenters die onderdeel is van het beleid. In het beleid is het maximum aan megavoltampère, maximale oppervlaktes en het minimale aantal bouwlagen aangegeven op de locaties waar datacenters toegestaan zijn. Bij de oppervlaktebepalingen is uitgegaan van de beschikbare oppervlakte voor de bebouwing (het gebouw inclusief voorzieningen zoals een 150 kV-inkoopstation) en de beschikbare ruimte voor de inpassing op het eigen perceel (groen, parkeren, warmtenet en netwerkaansluiting). De voorwaarden die gesteld worden aan de vestiging van nieuwe en de uitbreiding van bestaande datacenters dragen bij aan een divers bedrijfslandschap, stimuleren de intensivering van het ruimtegebruik en dragen bij aan de blijvende beschikbaarheid van voldoende stroom voor andere economische functies (zoals de glastuinbouw en andere bedrijvigheid) en maatschappelijke functies (zoals woningbouw) in de gemeente Haarlemmermeer.
Verschijningsvorm
Inzet is om te komen tot clustering van datacenters. De reden hiervoor is dat clustering aan de ene kant goed aansluit bij het zo efficiënt mogelijk gebruiken van de beperkt beschikbare grond in onze gemeente en aan de andere kant het eenvoudiger maakt om goed aan te sluiten op de bestaande energie-infrastructuur en glasvezelverbindingen. De clustering is ook van groot belang voor de onderlinge uitwisseling van data, waardoor een uniek ecosysteem voor dataverkeer ontstaat of versterkt wordt. Deze locatiekeuze en concentratiestrategie is in lijn met de MRA-strategie voor datacenters en de Strategie werklocaties Haarlemmermeer 2019 waarin wordt gesteld dat het de inzet is om datacenters in een beperkt aantal gebieden te concentreren vanwege bundeling van elektriciteitsaanvoer, warmteafvoer en collectieve realisatie van de opslag van een koelmedium.
Toetsing en conclusie
De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een versterking van elektriciteitsinfrastructuur in het gebied Schiphol-Rijk. Door deze ontwikkeling is de benodigde infrastructuur aanwezig om de clustering van datacenters op deze locatie mogelijk te maken. De ontwikkeling zorgt hiermee voor de benodigde randvoorwaarden die benodigd zijn om de doelstellingen van het Datacenterbeleid gemeente Haarlemmermeer te realiseren.
Kader
Europese Kaderrichtlijn Water
De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren. Hiermee wordt beoogd vervuiling te voorkomen en te beperken, duurzaam gebruik van water te bevorderen, het aquatische milieu te beschermen en te verbeteren en de effecten van overstromingen en droogte in te perken. De algemene doelstelling is om een goede milieutoestand te bereiken voor alle wateren.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
Waterbeheerprogramma 6 'water wijst de weg' 2022-2028
In het Waterbeheerprogramma 6 opgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: Rijnland) is water het leidende principe. Er komen grote (maatschappelijke) uitdagingen zoals klimaatverandering, hoge stikstofuitstoot, afnemende biodiversiteit en de omslag naar een circulaire economie op ons af. Goed waterbeheer speelt bij al deze uitdagingen een belangrijke rol. Water krijgt een meer sturende rol in de ruimtelijke inrichting. Hiermee streeft Rijnland naar een klimaatbestendige leefomgeving, waarin we ook over twintig, vijftig of honderd jaar nog veilig en gezond kunnen wonen, werken en genieten. Hiervoor heeft Rijnland vijf belangrijke kerntaken geformuleerd:
De opgaven worden opgepakt in samenwerking met onder andere overheden, inwoners, bedrijven en natuurorganisaties.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Keur Rijnland 2020
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Het uitgangspunt van deze Keur is ‘ja, tenzij’: in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt.
Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030
De Strategische Samenwerkingsagenda Haarlemmermeer-Rijnland (verder Waterplan) is een samenwerkingsdocument tussen de gemeente en het hoogheemraadschap. Het geeft de situatie en problemen weer van het hele watersysteem (oppervlaktewater, hemelwater, grondwater en afvalwater) in Haarlemmermeer. Het stelt doelen met betrekking tot de riolering, het oplossen van infrastructurele knelpunten en nemen van maatregelen. Het Waterplan heeft onder andere als ambitie:
In het Waterplan worden ook grondwatermaatregelen beschreven, omdat deze een belangrijke link hebben met de rest van het watersysteem, zoals oppervlaktewater en de ruimtelijke inrichting. Daarnaast is er in het verleden onvoldoende aandacht besteed aan grondwater, waardoor een inhaalslag nodig is om aan de zorgplicht te voldoen.
De maatregelen die genomen moeten worden om de doelstellingen voor het watersysteem te bereiken zijn verzameld in het uitvoeringsprogramma van het Waterplan. De financiering van deze maatregelen komt uit verschillende bronnen, waaronder het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).
Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2019
De gemeente is op grond van de Wet milieubeheer verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP bevat rioleringsbeleid en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd.
De gedachten vanuit de Omgevingsvisie Haarlemmermeer, Proeftuin klimaatbestendige stad en het integraal Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030 zijn ook van toepassing op het gemeentelijke riolerings- en grondwaterbeleid. De rode draad in het beleid is dat de gemeente streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem.
Het GRP geeft basis de planning van nieuwe aanleg, plannen om vuiluitworp te reduceren en plannen voor beheer en onderhoud voor de komende vijfjaar, met een doorkijk naar de verdere toekomst. Bij nieuwbouw en verbouw is het gescheiden aanbieden van het afvalwater en het hemelwater het uitgangspunt. Voor nieuwbouwwijken en grotere reconstructiegebieden wordt uitgegaan van een zwaardere ontwerpnorm voor het rioolstelsel, waardoor zwaardere regenbuien minder snel overlast veroorzaken. Om overlast door grondwater te voorkomen voorziet het GRP in de aanleg van drainage in vijf wijken: Rijsenhout-Zuid, Pax, Graan voor Visch (Hoofddorp), Linquenda, Welgelegen (Nieuw-Vennep), en het uitvoeren van grondwatermaatregelen in Zwanenburg.
Vanuit het Bestuursakkoord Water heeft de gemeente verdere invulling gegeven aan een verbetering van de samenwerking met omliggende gemeenten en met het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Toetsing
De bestaande waterstructuur in het plangebied wordt niet aangepast. Op de ontwikkellocatie zal het percentage verhard oppervlakte niet toenemen omdat het hier om een gebruikswijziging gaat waarbij binnen het bestaande gebouw functies worden toegevoegd. Hiervoor is het niet noodzakelijk om extra watercompensatie te realiseren.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden, dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van de onderzoeksresultaten kan vervolgens worden nagegaan of er vervolgmaatregelen getroffen moeten worden, zoals een nader onderzoek of eventueel een (functiegerichte) sanering.
Toetsing
Door TerraCarta Milieu is een bodemonderzoek uitgevoerd naar de locatie. Dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1 bij dit bestemmingsplan. Dit onderzoek is uitgevoerd voordat de bouw op de locatie is gestart. Uit het onderzoek is gebleken dat de bodem op de onderzoekslocatie niet noemenswaardig verontreinigd is. De resultaten van het onderzoek vormen geen belemmering voor de toen nog uit te voeren bouwwerkzaamheden en het beoogde gebruik van de locatie.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt in het bestemmingsplan gaat om een functieverbreding. De huidige bestemming van het plangebied zijnde 'bedrijf' wordt hiermee niet aangepast. Tevens vindt de toevoeging van transformatoren plaats in een bestaand gebouw waarvoor de grond niet geroerd hoeft te worden. Voor de bouw is eerder een bodemonderzoek uitgevoerd waaruit gebleken is dat de bodem niet verontreinigd is.
Dit aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Kader
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van Natura 2000-gebied of NNN.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
Toetsing
Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geen specifiek onderzoek gedaan naar de effecten van de ontwikkeling op aanwezige flora- en fauna. Dit is niet gedaan omdat er hier sprake is van een uitbreiding van een bestaande functie in een pasgebouwd transformatorstation. Er is geen sprake van een bouwkundige wijziging van het bestaande pand en daarmee is aannemelijk dat er geen effecten zijn op bestaande flora en fauna.
Stikstof
Alle bouwactiviteiten voor dit station zijn reeds uitgevoerd. Hierdoor vindt er geen stikstofuitstoot in de realisatiefase plaats. Voor de gebruiksfase geldt dat het gaat om een bestaand onbemand station met zowel in de huidige als toekomstige situatie een gelijkblijvende verkeersgeneratie. Hierdoor is er geen sprake van een toename van de stikstofdepositie in de gebruiksfase.
Conclusie
Er zijn geen negatieve effecten op de aanwezige flora en fauna te verwachten.
Kader cultuurhistorie
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Kader archeologie
Op 4 maart 2021 heeft de gemeenteraad het 'Archeologiebeleid Haarlemmermeer 2020-2030' vastgesteld. In dit nieuwe beleid heeft de gemeente het oude beleid geactualiseerd verwerkt in een heldere visie, vooruitlopend op de Omgevingswet.
Toetsing cultuurhistorie
In het verleden waren de gronden in agrarisch gebruik. Een aantal historisch geografische waarden is deels nog herkenbaar in en om het gebied; het wegenpatroon van de droogmakerij, het afwateringspatroon, de ringvaart en de ringdijk. De geplande ontwikkelingen vinden plaats op al bestaand bedrijventerrein of direct daaraan grenzend. Dit heeft geen invloed op de genoemde historische waarden. Er zijn in het plangebied of de directe omgeving geen rijks-, provinciale of gemeentelijke monumenten aanwezig. Er bevinden zich geen beschermde stads- en dorpsgezichten in het plangebied.
Toetsing archeologie
Het plangebied is conform het gemeentelijk archeologisch beleid gelegen in een gebied met de archeologische waarde 6. Dit betreft een lage verwachting op archeologie. Hier hoeft alleen onderzoek uitgevoerd te worden als de bodemingreep 10.000 m² of meer bedraagt en dieper dan 40 cm onder het maaiveld plaatsvindt. De trefkans is namelijk zeer beperkt en de kosten van het onderzoek zijn niet in verhouding bij gebieden van kleiner dan 10.000 m². Voor de capaciteitsuitbreiding van het transformatorstation wordt geen bebouwing toegevoegd, er wordt wel bijbehorende bekabeling gelegd. De bodemingrepen hiervoor zijn kleiner dan 10.000 m² Derhalve zijn er geen belemmeringen vanuit archeologie. Echter is er op dit moment nog geen dubbelbestemming gelegen op het plangebied. Daarom is ter bescherming van de aanwezige archeologische waarde de dubbelbestemming Waarde- Archeologie 6 toegevoegd aan de regels en de verbeelding.
Eventuele archeologische vondsten moeten – conform artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg – verplicht gemeld worden bij de gemeente Haarlemmermeer.
Conclusie cultuurhistorie en archeologie
Door de ontwikkelingen worden geen historisch geografische waarden of monumenten aangetast. De verwachtingswaarde voor archeologie in het plangebied is laag. Dit betekent dat er archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij bodemroeringen van groter dan 10.000 m² en dieper dan 40 centimeter. De beoogde ingrepen in de bodem overschrijden deze oppervlakte niet. Verder archeologisch onderzoek in het plangebied wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Geconcludeerd wordt dat archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.
Wegverkeerslawaai
De verkeersgeneratie verandert niet door de beoogde ontwikkeling. Dat betekent dat het wegverkeerslawaai als gevolg van deze ontwikkeling niet toeneemt. Hierdoor is er geen aanleiding dit verder te onderzoeken.
Industrielawaai
Hierop wordt ingegaan in paragraaf 4.8 Bedrijven en milieuzoneringen.
Geluidgevoelige functie
In het plangebied worden twee transformatoren en een shunt-reactor gerealiseerd. Dergelijke voorzieningen zijn niet geluidsgevoelig.
Conclusie
Het aspect Geluid staat de ontwikkeling niet in de weg.
Kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicorelevante inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicorelevante inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR, wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. Het Bevi definieert een zogenaamde oriëntatiewaarde, waarmee het groepsrisico moet worden vergeleken.
Toetsing
De ontwikkeling zorgt niet voor een toename van het aantal personen. Het transformatorstation valt niet onder het Bevi. Er is geen sprake van externe veiligheidsrisico's.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor de uitvoering van voorliggend plan.
Kader
In de Nederlandse bodem zitten nog veel conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Bij het opsporen en ruimen van niet gesprongen explosieven (NGE’s) is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt. De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving daarvan. De beslissing om in een concrete situatie al dan niet over te gaan tot het opsporen en ruimen van een NGE is dus de bevoegdheid van de burgemeester. Er geldt geen verplichting om over te gaan tot opsporing en ruiming. Dit hangt af van het concrete geval en dat wordt vooral beoordeeld in relatie tot het huidige en toekomstige gebruik van het gebied.
Toetsing
Het plangebied ligt in de nabijheid van Schiphol, dat in de Tweede Wereldoorlog diverse malen gebombardeerd is door zowel Duitse als geallieerde vliegtuigen. Alle (mogelijke) inslagen zijn geregistreerd in het digitale systeem waarin ook de bodemgegevens vastliggen. Op de bommenkaart is te zien dat er ter plaatse van het plangebied geen bominslagen bekend zijn. Het is echter niet uit te sluiten dat er NGE’s in het plangebied aanwezig zijn.
Conclusie
Bij alle aangemelde projecten wordt het digitale systeem met ‘niet gesprongen explosieven’ geraadpleegd. Indien NGE’s worden verwacht, wordt onderzoek uitgevoerd en worden - indien noodzakelijk - NGE’s verwijderd. De beoogde activiteiten worden pas gestart als de locatie is vrijgegeven. Binnen het plangebied is de aanwezigheid van NGE's mogelijk maar eventuele onderzoeken naar NGE's staan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies (zoals woningen):
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.
Toetsing
Een transformatorstation is op grond de VNG-publicatie te beschouwen als een milieuhinderlijke activiteit. De milieucategorie is afhankelijke van het opgestelde vermogen van het transformatorstation. Met de beoogde toevoeging de transformatoren valt deze locatie in de categorie tussen de 200 – 1.000 MVA. Een dergelijke activiteit valt in categorie 4.2, met een bijbehorende richtafstand van 300 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor deze afstand is het aspecten geluid met 300 meter maatgevend voor de andere aspecten geldt een kleinere afstand van maximaal 50 meter.
De dichtstbijzijnde woning ligt op ruim 400 meter van het transformatorstations, hiermee wordt voldaan aan de richtafstand uit de VNG-publicatie voor deze bedrijfsactiviteit.
Het transformatorstation valt onder de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer. In het Activiteitenbesluit zijn in artikel 2.17 maximum geluidbelastingniveaus weergegeven binnen tijdstippen voor overdag, 's avonds en 's middags. In het kader van het Activiteitenbesluit is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de langtijdgemiddelde en het maximale geluidsniveau dat wordt veroorzaakt door het bestaande en het nieuwe transformatorstation. Het rapport van dit door 'Het geluidBuro' uitgevoerde onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 2. De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder beschreven.
Resultaten akoestisch onderzoek
Ligging 50 dB(A) etmaalwaarde contour
Voor de toekomstige situatie van het substation zijn de zogenaamde poldercontouren berekend. Dit zijn de contouren zonder de afscherming van gebouwen en objecten, berekend op een hoogte van 5 meter. Voor de vaststelling van de geluidzone dient de etmaalwaarde contour als uitgangspunt te worden gebruikt, inclusief de toeslag van +5 dB als gevolg van de tonaliteit. In figuur 5.1 zijn de etmaalwaarde contouren weergegeven. De 50 dB(A) contour is het uitgangspunt voor de vaststelling van de geluidzone.
Figuur 5.1 Geluidcontouren etmaalwaarde toekomstige situatie (inclusief tonale toeslag + 5dB)
Uit figuur 5.1 blijkt dat de 50 dB(A) etmaalwaarde contour (groen in figuur 5.1) op relatief korte afstand van het substation ligt en ter plaatse van woningen in de omgeving geen enkele invloed heeft. Geconcludeerd kan worden dat er geen hogere waarden hoeven te worden vastgesteld.
Geluidniveaus
In tabel 5.3 zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) op enkele rekenpunten weergegeven. De geluidniveaus voor de dag-, avond- en nachtperiode zijn hetzelfde.
Tabel 5.3 Brekende geluidniveaus het substation aan de Koolhovenlaan 2
De geluidbijdrage van het substation in de omgeving is beperkt. Ter plaatse van de dichtstbij gelegen woningen aan de Aalsmeerderdijk zijn de geluidniveaus 23 dB(A). Dat voldoet ruimschoots aan de richtwaarden bij de maatgevende woningen aan de Aalsmeerderdijk, zelfs als de +5 dB toeslag ten gevolge van eventueel hoorbare (lage) tonen.
De geluidniveaus liggen meer dan 10 dB onder de richtwaarden (nachtperiode) en worden gemaskeerd door het omgevingsgeluid.
Verwacht wordt dat het substation geen hinder naar de omgeving gaat veroorzaken. Dit blijkt ook uit de geluidcontouren, als deze worden afgezet tegen een heersend omgevingsgeluid tussen de 55 (dagperiode) en 45 dB(A) (nachtperiode).
Hiermee kan worden geconcludeerd dat de akoestische bijdrage van het substation in de omgeving zeer beperkt is.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling door het opnemen van de geluidzone - industrie op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.
Kader
Het Luchthavenindelingbesluit (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Tezamen vormen deze besluiten een uitwerking van het hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.
Het LIB legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. Indien het plangebied gelegen is binnen het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en milieu. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten in overeenstemming zijn met het LIB. Het gaat hierbij om afwegingen die moeten worden gemaakt met betrekking tot externe veiligheid, hoogtebeperkingen, beperkingen bij het toelaten van functies (bestemmingen), het voorkomen van geluidhinder en het voorkomen van het aantrekken van vogels.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen het beperkingengebied uit het Luchthavenindelingsbesluit. Vanuit het Luchthavenindelingsbesluit zijn beperkingen op het gebied van gebruik, bouwen een hoogte
Bouwbeperkingen
Het plangebied is gelegen op gronden die in bijlage 3 van het LIB zijn aangewezen als 'LIB 4: Beperkingengebied geluidgevoelige gebouwen', zie figuur 5.2. Op gronden die met nummer 4 zijn aangewezen, zijn met het oog op geluidbelasting geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan. De beoogde ontwikkeling betreft het uitbreiden van het transformatorstation door het realiseren van twee transformatoren en een shunt-reactor. Dergelijke voorzieningen zijn niet geluidsgevoelig, dus wordt voldaan aan het geen in Artikel 2.2.1c van het LIB. Daarnaast is het plangebied gelegen in 'LIB 5: afwegingsgebied geluid en externe veiligheid'. Op de gronden die met nummer 5 zijn aangewezen, zijn buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan. Dit is echter niet relevant voor de onderhavige ontwikkeling.
Figuur 5.2 Overzichtskaart Beperking bebouwing (rode stip is plangebied)
Hoogtebeperkingen
Voor het plangebied geldt een maatgevende toetshoogte van 3 m NAP.
Figuur 5.3 Overzichtskaart Toetshoogtes (rode stip is plangebied)
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe bebouwing mogelijk maar voorziet in de inpandige toevoeging van twee transformatoren en een shuntreactor. Het gebouw blijft intact in zijn huidige vorm, derhalve hebben bouwbeperkingen geen invloed op de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect luchtvaartverkeer vormt geen belemmering voor het plan.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het plangebied is gelegen aan de Koolhovenlaan in Schiphol-Rijk. De Koolhovenlaan is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximumsnelheid geldt van 50 km/u.
Parkeren
In het plangebied zullen in de toekomstige situatie geen werkplekken worden gerealiseerd. Wel zullen regelmatig inspecties plaatsvinden op het terrein. Tijdens deze inspecties zal er door de inspecteurs geparkeerd worden op eigen terrein. Op eigen terrein is hiervoor voldoende parkeergelegenheid beschikbaar om in deze parkeerbehoefte te voorzien.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Aan het onbemande transformatorstation zullen enkel periodieke inspecties worden uitgevoerd. Hiermee is de hoeveelheid verkeersbewegingen beperkt. De verkeersgeneratie van het transformatorstation is hierdoor verwaarloosbaar.
Conclusie
De ontwikkeling leidt niet tot een toename van de verkeersgeneratie. De locatie is goed bereikbaar voor het gemotoriseerde verkeer en op eigen terrein is voldoende ruimte beschikbaar voor het parkeren. Het aspect verkeer staat de ontwikkeling daarom niet in de weg.
Kader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.4 weergegeven.
Tabel 5.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Toetsing
De beoogde ontwikkeling heeft geen verkeersaantrekkende werking en leidt ook niet op een andere manier tot een toename van de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Hierdoor is op het plan het besluit nibm van toepassing. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel van belang om een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied te geven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N201 (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de capactiteitsuitbreiding niet in de weg staat.
Kader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Toetsing en conclusie
Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de locatie van de ontwikkeling en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor dit plan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
Het plan maakt geen aangewezen bouwplan mogelijk. Hierdoor is het niet noodzakelijk om een anterieure overeenkomst af te sluiten.
De gemeente Haarlemmermeer heeft wel een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer afgesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over de te verhalen kosten. Het plan is hiermee financieel uitvoerbaar.
Vanwege de aard van het plan is ervan afgezien een inspraakprocedure te volgen. Het ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan diverse instanties.
Overeenkomstig de wettelijke vereisten wordt het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn heeft eenieder de mogelijkheid gehad zienswijzen over dit ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad. Tijdens de termijn van ter inzage legging zijn er geen zienswijzen ingediend tegen het voorliggende plan.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken in de juridische onderdelen van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk gaan wij daarop in.
In de Wet ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Van toepassing zijn:
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van een wijzigingsplan. Voor dit plan zijn voorts de RO Standaarden 2012 verplicht. Dit bestemmingsplan is daarom opgesteld volgens de normen van de SVBP2012.
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de planregels aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.
Op de verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn zowel bestemmingen als gebiedsaanduidingen opgenomen.
Elke op de verbeelding weergegeven bestemming en aanduiding is gekoppeld aan een regel. De regels laten zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwd mogen worden op grond van dit bestemmingsplan.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
In artikel 1 zijn de (standaard)omschrijvingen van in de regels voorkomende begrippen opgenomen. Deze zijn zo veel mogelijk in lijn gebracht met het eerder geldende bestemmingsplan 'Schiphol Rijk'. Ditzelfde geldt voor de wijze van meten die is opgenomen in artikel 2.
Bedrijfsbestemming
Onder deze bestemming is de nu geldende regeling voor de bestemming bedrijf overgenomen in de planregels. Aanvullend hierop is het beoogde gebruik toegevoegd aan deze regels. Dit is zodanig toegevoegd dat de toegestane bedrijfscategorieën hetzelfde zijn gebleven en uitsluitend het gebruik voor een transformatorstation tot 1000 MVA aan deze regels is toegevoegd. Aan het plangebied is tevens een bouwvlak met een hoogtemaat opgenomen op de verbeelding en in de regels om de reeds gerealiseerde bebouwing op het perceel op een juiste wijze te bestemmen. Regels die niet van toepassing zijn op dit plangebied zijn uit de planregels verwijderd.
Overige regels
Onder deze planregels is een regeling opgenomen die de noodzakelijke geluidscontour toegevoegd aan de om het plangebied gelegen bestemmingsplannen. In de regeling wordt aangegeven in welke plannen de toevoeging van de aanduiding 'geluidszone -industrie 2' wordt gedaan en welke specifieke regels hiervoor worden toegevoegd. Binnen deze zone is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige functies toe te voegen. Op dit moment zijn deze functies niet aanwezig in het gebied. Er is gekozen voor de toevoeging 2 omdat er reeds een geluidszone aanwezig is vanwege het geluidsgezoneerde industrieterrein van Schiphol.
Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken, die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bouwregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning of omgevingsvergunning is verleend, gebouwd worden zolang de bestaande afwijking maar niet vergroot wordt en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.
Ook het gebruik van gronden en daarop staande opstallen dat – op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt – afwijkt van de gegeven bestemming is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of worden gewijzigd in een andere, zolang de afwijking van het bestemmingsplan maar niet vergroot wordt.
In het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) is de tekst van de in een bestemmingsplan op te nemen regels voor het 'overgangsrecht gebruik' opgenomen.
Het bestemmingsplan is het juridische instrument om te bepalen welke ruimte voor welke bouw- en gebruiksactiviteiten aangewend mag worden. Het handhavingsbeleid is erop gericht dat deze regels ook worden nageleefd.
Het bestemmingsplan bindt zowel burgers als de gemeente en is dan ook de basis voor handhaving en handhavingsbeleid. Handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente op eenzelfde manier aan het plan gehouden te worden.
Met deze oogmerken is in dit bestemmingsplan gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van de regels – binnen de beperkingen en regels die de milieuwetgeving met zich meebrengt. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter de mogelijkheden om in de praktijk toe te zien op de naleving van het bestemmingsplan. Ook geldt hoe minder 'knellend' de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het daarmee wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op de lange duur vaak alleen die regels gerespecteerd, waar betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid van inzien.
Onder handhaving wordt niet alleen het repressief optreden verstaan, maar ook preventie en voorlichting. Repressief optreden bestaat uit toezicht en opsporing en in het verlengde daarvan - na afweging van belangen, waaronder de effectiviteit van het optreden - correctie, bestaande uit sancties en maatregelen. De sancties en maatregelen kunnen bestaan uit het stilleggen van activiteiten, aanschrijvingen, bestuursdwang, strafrechtelijk optreden en de dwangsom. Preventief handelen bestaat uit voorlichting en het vooroverleg voor het indienen van een aanvraag om een vergunning en voorts het weigeren van de vergunning en eventuele ontheffingen.