direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Haarlemmerliede Liedeweg 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Stelling van Amsterdam is een voormalige verdedigingslinie rondom Amsterdam. De stelling is 135 kilometer lang en omvat forten, inundatievelden en dijken. In 1996 is de Stelling van Amsterdam aangewezen als UNESCO-werelderfgoed. Fort bij de Liebrug is één van de werken die onderdeel uitmaakt van de Stelling van Amsterdam.

Recreatieschap Spaarnwoude heeft in samenwerking met de provincie Noord-Holland en Staatsbosbeheer de ambitie uitgesproken om het Fort bij de Liebrug een ruimere bestemming te geven. Hierbij worden kleinschalige commerciële ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het doel van het project is het verzekeren van een duurzame instandhouding van het Fort bij de Liebrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0001.png"

Figuur 1.1: Uitsnede van plattegrond recreatieschap Spaarnwoude (bron: spaarnwoude.nl)

In de Visie groengebied Amsterdam – Haarlem is de ambitie geuit om de entrees van het gebied te versterken. Door het fort te herontwikkelen tot een beleefbare voorziening wordt een mooie entree naar het omliggende gebied gecreëerd.

In 2019/2020 hebben het fort en het eiland een grote onderhoudsbeurt gehad. Het dak, de gevel, luiken, deuren en kozijnen zijn gerestaureerd. Daarnaast hebben de installaties voor luchtbehandeling, verwarming en elektriciteit vernieuwingen ondergaan.

Voor Stadsherstel Amsterdam N.V. is het van belang het cultureel- en wereld erfgoed, onderdeel van de Stelling van Amsterdam in stand te houden. Fort bij de Liebrug is een provinciaal monument, waardoor de provincie Noord-Holland ook belang heeft bij duurzame instandhouding van de forten. Door economische functies aan de forten te geven, wil de provincie, naast restauratie en duurzaam behoud, de forten toegankelijker maken voor recreatie en toerisme en werkgelegenheid creëren.

Dergelijke functies zijn niet mogelijk in het fort op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de functies mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld. Bovendien is gekeken welke activiteiten verder passend zijn binnen het plangebied om een duurzaam gebruik te garanderen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft het Fort bij de Liebrug, inclusief de bijbehorende gronden aan Liedeweg 9 en ten oosten van Haarlem. Het fort bevindt zich in de kern Haarlemmerliede, direct ten noorden van het spoor en de A200 (Amsterdam-Haarlem). Daarnaast is het fort gelegen aan de rivier de Liede, langs de Vereenigde Binnenpolder. Fort bij de Liebrug maakt onderdeel uit van het recreatiegebied Spaarnwoude.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0003.png"

Figuur 1.2: Ligging plangebied (bron: Kadaster, bewerking Rho adviseurs)

1.3 Doel en planvorm

De doelstelling van het bestemmingsplan Haarlemmerliede Liedeweg 9 is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2.

1.4 Geldende bestemmingsplannen en regelingen

Het bestemmingsplan Haarlemmerliede Liedeweg 9 vervangt – geheel of voor een gedeelte – de volgende bestemmingsplannen:

Plannaam   Vastgesteld   Onherroepelijk  
Parapluplan datacenters   22-10-2020    
Parapluplan parkeerregels Haarlemmerliede en Spaarnwoude   27-11-2018
 
29-01-2019  
1e herziening BP Buitengebied   28-11-2017   18-01-2018  
BP Buitengebied   24-06-2014   06-04-2016  

1.5 Planproces

Een bestemmingsplan doorloopt de procedure zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het voorontwerpbestemmingsplan wordt ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor advies voorgelegd aan Rijk, provincie en waterschap. Door de gemeente Haarlemmermeer wordt in dit stadium van planvorming ook de betreffende dorps- of wijkraad in de gelegenheid gesteld op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Binnengekomen reacties uit het wettelijk vooroverleg worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

Tijdens de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar kunnen maken. De ingediende zienswijzen zijn afgewogen in het vast te stellen bestemmingsplan.

Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Gedurende deze terinzagelegging kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

1.6 Leeswijzer

Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beeld van de bestaande situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de regelgeving en de invloed hiervan op het bestemmingsplan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de nieuwe situatie met de te verwachten ontwikkelingen en de gewenste ruimtelijk-functionele structuur. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksgegevens en beperkingen. In het hoofdstuk zes komt de uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

2.1.1 Ruimtelijke ontwikkelingen

Het plangebied maakt onderdeel uit van De Stelling van Amsterdam. De Stelling van Amsterdam, vanaf 1996 op de Werelderfgoedlijst van Unesco, is een militair verdedigingswerk dat tussen 1870 en 1915 is aangelegd ter bescherming van Amsterdam. De verdedigingsring van 135 kilometer lang bestaat uit dijken met dammen en sluizen, terreinen die onder water kunnen worden gezet (inundatie) en 46 forten. Sinds 1956 heeft de Waterlinie geen verdedigingsfunctie meer. Naast de cultuurhistorische waarden heeft de stelling steeds meer een functie voor recreatie. Diverse fietspaden lopen langs de stelling en veel forten hebben inmiddels een nieuwe functie gekregen. De complete Stelling van Amsterdam is te zien in figuur 2.1, waar Fort bij de Liebrug met een pijl is aangeduid. Fort bij de Liebrug is onderdeel van de Positie aan de Liede. Dit is een liniewal bestaande uit de forten: Fort bij Penningsveer, Fort aan de Liede en Fort bij de Liebrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0004.jpg"

Figuur 2.1: De Stelling van Amsterdam (bron: stellingvanamsterdam.nl)

2.1.2 Fort

Het fort heeft geen eigen fortgracht maar is in het riviertje De Liede gebouwd. Naast het feit dat het fort geen eigen gracht heeft, wijkt het qua plattegrond ook af van het standaardmodel. Het hoofdgebouw beschikt aan de zuidkant over een zwaar uitgevoerde kazemat en de zijvleugel knikt sterker dan gebruikelijk naar achteren. Aan de noordkant is een kleine kazemat aanwezig en ontbreekt de zijvleugel in zijn geheel. De versterkte oriëntatie op het zuiden diende twee doelen. Ten eerste om de spoorlijn goed onder vuur te kunnen nemen en ten tweede om Fort bij Vijfhuizen met flankerend vuur te kunnen ondersteunen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0005.jpg"

Figuur 2.2: Fort bij de Liebrug (bron: stellingvanamsterdam.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0006.jpg"

Figuur 2.3: Fort bij de Lieburg (bron: stellingvanamsterdam.nl)

2.1.3 Omgeving

Het fort bevindt zich direct naast de A200 en de spoorverbinding Amsterdam - Haarlem. Dit is de oudste spoorverbinding van Nederland. Direct ten zuiden van het spoor bevinden zich een hotel, solex-verhuur en een bowlingvereniging. Verder zijn er in de omgeving van het fort vele verschillende recreatieve activiteiten te ondernemen. Onderstaande uitsnede van de kaart van Recreatieschap Spaarnwoude geeft deze activiteiten globaal weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0007.png"

Figuur 2.4: Uitsnede acitiviteitenkaart recreactieschap Spaarnwoude (bron: Recreatieschap Spaarwoude)

De omgeving van het fort leent zich uitermate voor fietstochten, vaartochten, wandelingen en andere recreatieve activiteiten. Het fort ligt bij fietsknooppunt 33, waarmee het fort is verbonden met de fietsroute Amsterdam - Haarlem. Op circa 400 meter van Fort bij de Liebrug ligt Boerderij Liedehoeve, waar onder andere boerengolf mogelijk is.

Genieloods

Naast Fort bij de Liebrug ligt de bijbehorende genieloods. De genieloods is een voormalige opslagplaats voor artillerie- en geniemateriaal. Later heeft de loods gediend als levensmiddelen opslag en sinds eind jaren '80 dient de loods als woning. Eind 2019 is het gebouw grondig gerenoveerd om de cultuurhistorisch bijzondere locatie te behouden. De restauratie van de loods is mede gefinancierd door de provincie Noord-Holland in het kader van de instandhouding van het Unesco werelderfgoed.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0008.png"

Figuur 2.5: Vooraanzicht genieloods (bron: Stelling van Amsterdam, 2019)

2.2 Functionele structuur

2.2.1 Historie

De belangrijkste verdedigingstaken in de omgeving van het fort werden uitgevoerd door de forten bij Penningsveer en aan de Liede. Zo kon er bij Fort bij de Liebrug met een kleiner verdedigingswerk worden volstaan. In tegenstelling tot veel andere forten verschillen de keelkazematten in Fort bij de Liebrug in grootte. Tussen dit fort en het Fort aan de Liede ligt een restant van een liniewal met daarin een nevenbatterij en scherfvrije onderkomens. Na de Tweede Wereldoorlog deed Fort bij de Liebrug van juni 1946 tot oktober 1948 dienst als magazijn voor levensmiddelen voor verschillende onderdelen van het Nederlandse leger. Door de relatieve koelte van het betonnen fort was het een uitstekende locatie voor de opslag van levensmiddelen.

In de jaren zeventig kreeg Fort bij de Liebrug de bijnaam ‘Fort Knox’ omdat waardetransport bedrijf Brink's het als opslagplaats gebruikte. De oude ophaalbrug is op dat moment vervangen door een dam zodat de zware transportwagens het fort konden betreden. Er werden onder andere ruwe diamanten opgeslagen waar potentiële kopers ze ook konden bekijken. Daarnaast was er in het fort een kunstafdeling aanwezig. Brink's verzorgde de opslag van geconfisqueerde kunst, waaronder de kunstcollectie van de oorlogsmisdadiger Pieter Menten. In 2003 verhuisde Brink's naar een andere locatie.

2.2.2 Huidig gebruik

Fort bij de Liebrug is gebouwd volgens het zogenaamde type A. Kenmerkend voor dit type fort zijn de grotere hoeveelheid frontlokalen en losstaande hefkoepelgebouwen. Daarnaast zijn dit soort forten oorspronkelijk zonder elektriciteit uitgerust. Het hoofdgebouw bestaat uit 15 ruimtes waarvan enkele met tussenwanden in kleinere lokalen zijn verdeeld voor wasruimten en munitieruimten. De ruimtes variëren van circa 30 m2 tot circa 115 m2. Het grootste deel van de ruimtes heeft een oppervlakte van circa 70 m2.

Binnen het huidige gebruik biedt het fort ruimte aan verschillende bedrijven. Dit betreft onder andere twee wijnimporteurs en een zadelmaker voor de ruitersport. In figuur 2.6 is de indeling van het fort in de verschillende ruimtes te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0009.png"

Figuur 2.6: Plattegrond Fort bij de Liebrug

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze samenleving' komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo worden in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes gemaakt. Vier prioriteiten hierin zijn:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Binnen deze prioriteiten worden drie afwegingsprincipes gehanteerd, die helpen om beleidskeuzes te maken. Dit zijn:

  • 1. Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies;
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de Omgevingswet ingaat geldt de NOVI als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie paragraaf 3.1.2). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zie paragraaf 3.1.3).

Toetsing en conclusie

Dit bestemmingsplan is in lijn met de rijkdoelstellingen zoals opgenomen in de NOVI. De functiewijziging van het fort zorgt voor de duurzame instandhouding van het Unesco werelderfgoed als onderdeel van de Stelling van Amsterdam.

Door middel van de voorgenomen gemengde bestemming biedt dit bestemmingsplan een ruim en flexibel maar passend planologisch kader voor verschillende (toekomstige) functies in het fort. De keuze voor een gemengde bestemming is in lijn met het eerste afwegingsprincipe 'Combinaties van functies hebben voorrang op enkelvoudige functies'.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staat een aantal onderwerpen waarvoor het Rijk uit het oogpunt van de nationale belangen in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte regels stelt. Voor de gemeente Haarlemmermeer is hierin van belang:

  • Toekomstige uitbreiding van het hoofdwegennet en hoofdspoorwegennet;
  • De ruimte reservering voor de parallelle Kaagbaan;
  • Zones onder hoogspanningsverbindingen worden gevrijwaard;
  • Aan de provincies is opgedragen om Natuurnetwerk Nederland (NNN) te beschermen;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament krijgen ruimtelijke bescherming;
  • Nationale landschappen, zoals het erfgoed van de Stelling van Amsterdam, worden ruimtelijk beschermd;
  • Kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking en voor de bufferzones.

Toetsing en conclusie

Het plangebied is onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Door middel van de functiewijziging wordt het fort duurzaam in stand gehouden. Het bestemmingsplan zorgt er daarnaast voor dat er geen fysieke wijzigingen aan het fort mogen plaatsvinden. Ook is in de regels in 3.3 opgenomen dat functies uitsluitend zijn toegestaan als die verenigbaar zijn met de cultuurhistorische en landschappelijke van het fort en de omgeving.

Het bestemmingsplan zorgt voor een ruimtelijke bescherming van het fort en is daarmee in lijn met het Barro.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2017) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. De Ladder voor duurzame verstedelijking is geregeld in artikel 3.1.6 lid 2 en luidt: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

De begrippen “bestaand stedelijk gebied” en “stedelijke ontwikkeling” zijn opgenomen in artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h en i Bro.

Toetsing en conclusie

Zoals hierboven is vermeld moet op basis van artikel 3.1.6 Bro de toelichting van het bestemmingsplan voorzien in een beschrijving van de behoefte van de ontwikkeling indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Er is daarom allereerst onderzocht of het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Een stedelijke ontwikkeling wordt in het Bro als volgt gedefinieerd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. De toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet ook worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

Het plan betreft de functiewijziging van een bestaand gebouw. In beginsel wordt transformatie

van een bestaand gebouw niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, tenzij de functieverandering van dusdanige aard en omvang is dat alsnog sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Binnen het fort worden met dit bestemmingsplan drie nieuwe functies mogelijk gemaakt: horeca, cultuur & ontspanning en vergaderaccommodaties. In totaal beschikt het fort over circa 1.100 m2 verhuurbare vloeroppervlakte (VVO).

  Huidige planologische mogelijkheden (m2 VVO)   Maximale toevoeging (m2 VVO)  
cultuur en ontspanning   0   1.100  
vergaderaccommodaties   0   300  
horeca-activiteiten behorende tot en met categorie 2   0   150 + 200 terras  

Tabel 3.1: Overzicht planologische toevoeging

Het plangebied met de verruiming van functies in het fort is onderdeel van het bestaand stedelijke gebied zoals gedefinieerd in het Bro en beslaat gronden van bijna 13.000 m2. De feitelijke invulling van de buitenruimte wijzigt, met uitzondering van twee terrassen voor de horecafunctie van elk 100 m2, verder niet. Er wordt ook geen nieuw beslag op de ruimte gelegd met dit bestemmingsplan. In het fort zelf zijn op grond van het hiervoor geldende bestemmingsplan al bedrijven tot categorie 2 toegestaan.

Dit bestemmingsplan zet in op kleinschalig gebruik van het fort. De ruimtes in het fort zijn van een kleine omvang en kunnen mede vanwege de monumentale status van het fort niet flexibel ingericht worden. De indeling van het fort zorgt er daarom al voor dat de kleinschaligheid geborgd blijft. Daarnaast geldt er een oppervlaktebeperking van 300 m2 VVO per vestiging op grond van de regels van het bestemmingsplan.

Zoals in tabel 3.1 is weergegeven vormt cultuur en ontspanning een toevoeging op het bestaande gebruik van het fort. Hierbinnen zijn de volgende gebruiken toegestaan: atelier, creativiteitscentrum, museum en cursusruimte. Op basis van de maximale planologische invulling kunnen er in theorie vier musea, atelier, cursusruimte en creativiteitscentra in het fort komen. Er wordt echter aangenomen dat dit geen realistische invulling is van het fort.

In tabel 3.1 is tevens weergegeven dat vergaderaccommodaties ook een toevoeging op het bestaande gebruik vormen. Vanwege de beperkte omvang (300 m2) is deze toevoeging op basis van jurisprudentie niet aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Het bestemmingsplan maakt een mix van kleinschalige functies in het fort mogelijk. De verwachting is dat het multifunctionele karakter behouden blijft waarbij kleine bedrijven samengaan met horeca, vergaderaccommodatie en mogelijk in de toekomst een kleinschalig museum.

Eerder in deze paragraaf is benoemd dat: de transformatie van een bestaand gebouw niet wordt aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, tenzij de functieverandering van dusdanige aard en omvang is dat alsnog sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Hierop terugkomend wordt er geconcludeerd dat de functieverandering dermate kleinschalig van aard is, een beperkte ruimtelijke uitstraling heeft en er geen nieuw ruimtebeslag plaatsvindt waardoor er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Omdat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling hoeft op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking de locatiekeuze voor de functiewijziging niet verder te worden onderbouwd.

3.1.4 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

De ruimtelijke consequenties van het rijksbeleid voor Schiphol zijn geformuleerd in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting.

Toetsing en conclusie

In paragraaf 5.11 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en de beperkingen van het LIB voor dit bestemmingsplan.

3.1.5 Nationaal Water Programma 2022-2027

In dit programma worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen beschreven aan de hand van drie hoofdambities voor het waterbeleid:

  • 1. Een veilige en klimaatbestendige delta
  • 2. Een concurrerende, duurzame en circulaire delta
  • 3. Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur

De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving zoals de energietransitie, woningbouw en de landbouw is noodzakelijk. Daarbij is het van groot belang dat 'aansluiten op de karakteristieken van het watersysteem' en meebewegen met water' leidende principes blijven voor de integrale aanpak van ruimtelijke ontwikkelingen in ons land.

Toetsing en conclusie

In paragraaf 5.15 worden de effecten van het plan op de watersituatie beschreven.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

De Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 (2018) is het integrale provinciale beleidsplan voor de gehele provincie Noord-Holland. In deze visie staat beschreven hoe de provincie de ambities wil realiseren voor de belangrijkste ontwikkelingen die op ons afkomen:

  • Klimaatverandering
  • Overgang naar duurzame energie
  • Verdere verstedelijking
  • Bereikbaarheid
  • Gezonde leefomgeving
  • Economische transitie
  • Natuur en biodiversiteit

De hoofdambitie van de provincie is het vinden van een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Met de sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' heeft de provincie de regionale ruimtelijke consequenties van deze ontwikkelingen grotendeels juridisch verankerd in de omgevingsverordening

Relevante thema's

Voor het plangebied geldt dat de ontwikkelingen en het beheer passend moeten zijn bij de waarden, de karakteristiek en het draagvermogen van het landschap. De omgevingsvisie zegt daarover:

Noord-Holland beschikt over een unieke en rijke variatie aan (open) landschappen, ruimtelijke structuren, aardkundige en archeologische waarden, cultuurhistorie en gebouwd (wereld)erfgoed. De provincie onderscheidt zich door haar openheid, de grote afwisseling en de contrasten in het landschap. Deze karakteristieken reflecteren de rijke ontstaansgeschiedenis en maken het aantrekkelijk voor mensen om hier te wonen, voor bedrijven om zich hier te vestigen en voor recreanten en toeristen om hier te verblijven

Voor de leefomgevingskwaliteit is het essentieel deze waarden en karakteristieken van landschap en cultuurhistorie te benoemen, te behouden, waar nodig adequaat te herstellen en waar mogelijk te versterken en te ontwikkelen. En het gaat er om ontwikkelingen en transities te benutten om een goede landschapskwaliteit in stand te houden en zo nodig te creëren.

Toetsing en conclusie

De verruiming van toegestane functies in het fort draagt bij aan de duurzame instandhouding van De Stelling van Amsterdam als Unesco werelderfgoed. Het nieuwe gebruik in het fort dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt sluit aan bij de karakteristieke waarden van het gebouw.

De beoogde ontwikkeling is in lijn met de provinciale omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

De provincie wil met de Omgevingsverordening NH 2020 ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid is daarbij van belang. De ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening NH2020.

Artikel 6.46 Bijzonder provinciaal landschap

De verordening bevat regels die de bescherming van het Bijzonder provinciaal landschap (BPL) borgen. Het plangebied is aangewezen als BPL. Op basis van lid 1 moet de kernkwaliteiten zoals beschreven in bijlage 6 van de omgevingsverordening in acht worden genomen.

Op basis van lid 3 worden daarnaast op voorhand geen stedelijke ontwikkelingen binnen Bijzonder provinciaal landschap toegestaan.

Beschrijving kernkwaliteiten Bijzonder Provinciaal landschap

In het BPL zijn ruimtelijke ontwikkelingen, met uitzondering van nieuwe stedelijke ontwikkelingen, toegestaan wanneer de beschreven kernkwaliteiten niet worden aangetast. Per locatie kan aan de hand van de kernkwaliteiten een zorgvuldige afweging worden gemaakt welke ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en welke niet wenselijk zijn. Hierdoor is er ruimte voor maatwerk en gebiedsgerichte differentiatie. In de ruimtelijke onderbouwing van een bestemmingsplan dat een ontwikkeling in het BPL mogelijk maakt, moet worden gemotiveerd dat de ter plaatse geldende kernkwaliteiten niet worden aangetast. In lijn met de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie zijn de kernkwaliteiten beschreven aan de hand van drie provinciale kernwaarden:

1. Landschappelijke karakteristiek: de landschapstypen en de belangrijkste kenmerken van deze landschappen.

2. Openheid en ruimtebeleving: de beleving van de ruimte, de horizon en de oriëntatiepunten.

3. Ruimtelijke dragers: de driedimensionale structuren en lijnen die in het (vlakke) landschap het beeld bepalen en begrenzen

Het plangebied ligt binnen het BPL gebied 'Spaarnwoude en omgeving'. De (voormalige) zeedijken in het gebied zijn belangrijke ruimtelijke dragers in het gebied. Ook de kanalen ter hoogte van recreatiegebied Spaarnwoude zijn ruimtelijke dragers. Datzelfde geldt voor de bebouwingslinten van Spaarnwoude, Haarlemmerliede, Spaarndam en Zuid-Schalkwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0010.png"

Figuur 3.1: Ruimtelijke dragers 'Spaarnwoude en omgeving' (bron: BPL - 32 landschappen en kernkwaliteiten)

Zoals is weergegeven in de bovenstaande figuur is het bebouwingslint in Haarlemmerliede een belangrijke ruimtelijke drager in het gebied.

De bebouwingslinten zijn kenmerkende structuren in het landschap. Het relatief open bebouwingslint van het dorp Spaarnwoude ligt op een hogere strandwal en laat daarmee de oudste nog zichtbare sporen van bewoning zien in het veenpolderlandschap. Het lint bestaat uit één rij van individuele erven in een onregelmatig ritme aan beide kanten van de weg.

Haarlemmerliede is een lintvormig dijkdorp langs de Binnen Liede met bebouwing aan de polder- en waterzijde. Het lint is afwisselend breed en smal en heeft een karakteristiek bochtig verloop.

Toetsing

Het bestemmingsplan maakt geen ingrijpende wijzigingen aan het fort en het bijbehorende terrein mogelijk. Wijzigingen aan het karakter van het historische bebouwingslint zijn daarom uitgesloten.

De Stelling van Amsterdam is UNESCO Werelderfgoed en heeft een eigen beschermingsregime waaronder de liniedijk, de forten en ook de accessen en schootsvelden van de forten vallen. De toetsing aan het beschermingsregime vindt daarom plaats onder artikel 6.4.3.

Zoals is beschreven in paragraaf 3.1.3 maakt het bestemmingsplan geen stedelijke ontwikkeling mogelijk. Het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met artikel 6.46 lid 3 van de omgevingsverordening.

Afdeling 4.6 Cultureel erfgoed

Het Fort bij de Liebrug is aangemerkt als provinciaal monument. Dit betekent dat er zorgplicht voor het monument geldt. Aanpassingen zijn alleen toegestaan met een omgevingsvergunning.

Artikel 6.4.3 Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Als onderdeel van de Stelling van Amsterdam is het fort aangemerkt als erfgoed met uitzonderlijke universele waarde. De Omgevingsverordening NH2020 is erop gericht op instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten van de erfgoederen. De in bijlage 7 van de omgevingsverordening beschreven kernkwaliteiten zijn hieronder opgenomen:

Kernkwaliteiten Werelderfgoed De Stelling van Amsterdam:

  • 1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijke geheel, bestaande uit:
    • a. een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;
    • b. sluizen en voor- en achterkanalen;
    • c. de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;
    • d. inundatiegebieden;
    • e. voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);
    • f. de landschappelijke inpassing en slechte zichtbaarheid van de voormalige militaire objecten;
  • 2. Relatief grote openheid;
  • 3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.

In de Stelling van Amsterdam zijn verschillende zoneringen te onderscheiden:

  • 1. Stellingzone;
  • 2. Kernzone;
  • 3. Monumentenzone.

Ad 1 Stellingzone

De gehele Stelling van Amsterdam (UNESCO-werelderfgoed) is Stellingzone. De Stellingzone vormt het samenhangend geheel tussen de verdedigingswerken en het landschap. Ook voormalige inundatiegebieden maken deel uit van de Stellingzone. Voor deze Stellingzone geldt:

  • Behoud van nog bestaande zichtlijnen tussen de forten en doorzichten op de forten;
  • Openhouden van schootscirkels rond de forten in de nog open landschappen;
  • Behoud van bestaande accessen. Dit zijn de plaatsen waar de hoofdverdedigingslijn werd doorsneden door dijken, kanalen, spoorlijnen en wegen.

Ad 2 Kernzone

De kernzone wordt gevormd door de hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten.

De hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten zijn belangrijke elementen in het Stellinglandschap. De hoofdverdedigingslijn markeert de grens aanval-verdediging en tevens de grens van de inundaties. De schootscirkel is een cirkel van 1000 meter rond een fort.

De kernzone is als volgt begrensd:

  • 1. Hoofdverdedigingslijn: 100 meter aan de aanvalszijde en 100 meter aan de verdedigingszijde.
  • 2. Schootscirkels rond de forten: cirkels van 1000 meter rond een fort.

Voor de Kernzone geldt:

  • Geen bebouwing in gebieden die nu nog open zijn;
  • Kleinschalige incidentele ontwikkelingen binnen de kernzone zijn alleen mogelijk als deze als doel hebben de ruimtelijke kwaliteit van de Stelling van Amsterdam te versterken. De ontwikkeling dient ingepast te zijn in het landschap en met respect voor zichtlijnen en mag niet leiden tot een significant hoger geluidsniveau in de open ruimte en tot een significante aantasting van het groene en open landschap;
  • Op agrarische bouwblokken is aanpassing en vernieuwing van agrarische opstallen mogelijk, mits ingepast in het landschap en passend binnen het omgevingsbeleid.
  • Verdichting van bestaande bebouwingslinten is toegestaan, mits passend in het landschap en de bestaande bebouwingsintensiteit van het lint;
  • Voor bestaande bebouwing die afbreuk doet aan de open ruimte in de schootscirkel en de zone langs de hoofdverdedigingslijn geldt: kansen tot aanpassing benutten in het kader van een integrale herinrichting van het gebied, waarbij per saldo een verbetering van de ruimtelijke situatie ontstaat;
  • Handhaving van de eenheid en herkenbaarheid van de Stellingdijken die specifiek voor de Stelling van Amsterdam zijn aangelegd. Dit zijn de Liniewal Liebrug-Liede (gemeente Haarlemmerliede), de Geniedijk in de Haarlemmermeerpolder (gemeente Haarlemmermeer), de Liniewal in de Starnmeerpolder (gemeente Graft-De Rijp), de Vuurlijn (gemeenten Uithoorn en Aalsmeer), de Liniewal ten oosten van Fort bij Veldhuis (gemeenten Heemskerk en Uitgeest) en de Liniewal Aagtendijk-Zuidwijkermeer (gemeenten Zaanstad en Beverwijk). De zichtlijnen langs deze dijken moeten gehandhaafd blijven;
  • Een groene of blauwe zone rond de forten waarborgen op die plaatsen waar die nu nog aanwezig is;
  • Stimuleren en ontwikkelen van blauwe functies die het contrast met de hoofdverdedigingslijn versterken of die (voormalige) inundatiegebieden in het landschap zichtbaar maken.

Ad 3 Monumentenzone

De Monumentenzone vormt het hart van de Stelling van Amsterdam. Binnen de Monumentenzone liggen objecten die door de Erfgoedwet of deze Omgevingsverordening zijn beschermd, zoals dijken, forten, sluizen en andere objecten. Ruim 20 objecten zijn op dit moment opgenomen als rijksmonument ingevolge de Erfgoedwet. Binnen afzienbare tijd komen daar waarschijnlijk nog 10 rijksmonumenten bij. Ongeveer 120 objecten zijn opgenomen als provinciaal monument volgens de provinciale Omgevingsverordening. Voor deze Monumentenzone gelden naast de regels in deze verordening over de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde ook de regels uit de Erfgoedwet en de regels over monumenten (cultureel erfgoed) in deze verordening. Dit komt samengevat neer op geen ontwikkelingen toestaan die het (UNESCO-) monument beschadigen, vernielen of ontsieren, en een verbod om noodzakelijk onderhoud aan het monument te onthouden.

Toetsing

Het bestemmingsplan zorgt voor de duurzame instandhouding van het fort en maakt geen fysieke wijzigingen aan het fort mogelijk. Het nieuwe bestemmingsplan betreft alleen een verruiming van toegestane functies. De in bijlage 7 bij de omgevingsverordening beschreven kernkwaliteiten zoals de herkenbaarheid van de liniewal Liebrug-Liede blijven in dit bestemmingsplan behouden. In dit bestemmingsplan is met een specifieke gebruiksregel geborgd dat nieuwe functies in het fort uitsluitend zijn toegestaan indien deze verenigbaar zijn met de cultuurhistorische en landschapswaarde van het fort en de omgeving.

Aan de westzijde van het fort is de mogelijkheid voor twee kleinschalige terrassen opgenomen. De terrassen worden volledig mobiel ingericht waarbij geen fysieke ingrepen aan het fort mogelijk zijn.

Bovendien worden de aanwezige objecten die op basis van de Erfgoedwet beschermd zijn niet aangetast.

Artikel 6.43 Natuurnetwerk Nederland

De Liede en de watergang rondom het fort maken onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. In artikel 6.43 van de omgevingsverordening zijn daarvoor regels opgenomen.

Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Natuurnetwerk Nederland en het werkingsgebied natuurverbindingen strekt in ieder geval tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden.

Toetsing

Het bestemmingsplan maakt alleen een functiewijziging van het fort mogelijk. Er vinden geen wijzigingen aan de omliggende gracht plaats. De aanwezige waarden van het Natuurnetwerk Nederland blijven daarmee behouden.

Artikel 6.77 Regionale waterkeringen

Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van een regionale waterkering. Ter bescherming van de waterkering is de bestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Binnen deze bestemming mag met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering, niet worden gebouwd.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling tast de aanwezige monumentale objecten van het fort niet aan. Ook leidt de ontwikkeling niet tot aantasting van het samenhangend systeem van overige functies zoals dijken, kanalen of inundatiekommen. Juist voor het behoud van het werelderfgoed is het van belang een nieuwe functie in het fort onder te brengen, waarmee restauratie en behoud van de cultuurhistorische context in de toekomst geborgd is. Voor eventueel noodzakelijk (inpandige) bouwkundige aanpassingen wordt een monumentenvergunning gevraagd bij het bevoegd gezag: in dit geval de provincie Noord-Holland. Het plan is dus in lijn met het gestelde in de omgevingsverordening NH2020.

3.2.3 Visie op waterrecreatie

De provincie Noord-Holland heeft een variëteit aan kustlandschappen, uniek buitenwater, karakteristieke binnenwateren en belangrijke vaarwegen. Vaak is het water gecombineerd met cultuurhistorische elementen in het landschap. De ambitie voor 2030 is dat de provincie een vitale waterrecreatieprovincie is. Waarbij kansen zijn benut en afgestemd op de kwaliteiten, kenmerken en draagkracht van de omgeving. Daarnaast is er ingespeeld op diverse trends en ontwikkelingen, zoals klimaatveranderingen en verstedelijking.

De visie maakt onderscheid in thematische en gebiedsgerichte ambities en opgaven. De thematische opgaven zijn:

  • 1. Water is van ons allemaal: de diversiteit van waterrecreatie en de samenwerking tussen de daarbij betrokken partijen.
  • 2. Water doet de economie stromen: de wijze waarop de economische waarden van waterrecreatie worden geoptimaliseerd.
  • 3. Water verbindt: versterken van de verbindende functie van het water.

Deze thematische ambities komen in alle gebieden terug. De visie maakt onderscheid in vier gebieden. De Haarlemmermeer is ingedeeld bij de Metropoolregio Amsterdam. Voor het gebied van de Haarlemmermeer gelden de volgende ambities:

  • 1. Optimale verbinding met omliggende gebieden
  • 2. Veelzijdig en toekomstgericht waterrecreatiegebied

Conclusie

Recreanten kunnen via het water het fort bereiken. Het fort vormt een mooie stop waar recreanten even kunnen uitrusten en genieten van de omgeving. De cultuurhistorie kan hierbij dienen als basis voor verbinding. Van oudsher diende het water als verdediging voor de forten. Op deze manier ontstaat in het landschap een mooie balans tussen het water en het land. Doordat meerdere forten zijn ingericht als recreatieve stop, ontstaat een netwerk dat bijdraagt aan de recreatie op het water.

3.2.4 Visie Groengebied Amsterdam-Haarlem

De bufferzone Amsterdam-Haarlem is één van de bufferzones binnen Noord-Holland. Meer dan 50 jaar is dit open en groene gebied planologisch beschermd en is gewerkt aan inrichting en beheer van groengebieden. Het rijk heeft haar beleid voor het landelijk gebied naar de provincies gedecentraliseerd.

De visie Groengebied Amsterdam-Haarlem (2013) biedt een gezamenlijk uitgangspunt van provincie en gemeenten voor de ontwikkeling van het gebied tot een grootschalig groengebied met mogelijkheden voor ontspanning en dagrecreatie.

Stelling van Amsterdam

De bufferzone Amsterdam-Haarlem beschikt over diverse forten als onderdeel van de Stelling van Amsterdam. De forten liggen op strategische punten in het landschap waar verschillende recreatieve routes samen komen. De Stelling van Amsterdam is een belangrijke recreatieve route, die alle drie de bufferzones rondom Amsterdam met elkaar verbindt. Op een aantal onderdelen is de Stelling niet

goed zichtbaar of wordt de route doorbroken, zoals bij Fort aan de Liede door de Ringvaart. De forten vormen daarom knooppunten die ontwikkeld kunnen worden als attractie- en rustpunt. Veel forten zijn al als zodanig ingericht, maar er zijn kansen voor de ontwikkeling van nog niet toegankelijke forten. Zo wordt de geschiedenis van de Stelling van Amsterdam bekend en beleefbaar gemaakt, en fungeert de Stelling als entree vanuit de stadsrand van Haarlem naar de bufferzone.

Eén van de actiepunten uit de visie heeft betrekking op het herkenbaar maken van de Stelling van Amsterdam. Hierbij gaat het onder andere om het exploiteren en openbaar toegankelijk maken van de forten.

Toetsing en conclusie

De functiewijziging voorziet in een nieuw planologisch kader waarmee er invulling wordt gegeven aan de doelstelling om forten te exploiteren en openbaar toegankelijk te maken. Hierbij is de koppeling met de publieke en recreatieve functie gezocht. Onder andere door middel van het toevoegen van kleinschalige horeca biedt het fort een goede aanvulling op het recreatieve netwerk langs de liniedijk.

De functiewijziging van het Fort bij de Liebrug geeft invulling aan de doelstellingen uit de visie groengebied Amsterdam-Haarlem.

3.2.5 Visie Spaarnwoude Park 2040

Het Recreatieschap Spaarnwoude heeft een lange termijnvisie 'Spaarnwoude Park 2040' opgesteld. Deze visie is op 7 mei 2020 vastgesteld door het algemeen bestuur van Recreatieschap Spaarnwoude. Het hoofddoel van de visie is doorgroeien van recreatiegebied Spaarnwoude tot een veelzijdig en duurzaam Spaarnwoude Park 2040.

Op hoofdlijnen gaat de visie uit van vier pijlers met daarbij drie ontwikkelingen:

De vier pijlers:

  • 1. Verrassender landschap;
  • 2. Betere verbindingen;
  • 3. Wervende activiteiten;
  • 4. Bredere sociale betrokkenheid.

De drie daaruit voortvloeiende ontwikkellijnen zijn:

  • 1. Behoud, ontwikkeling en verbinding van de open landschappen en historische landschapslijnen als drager voor de ontwikkeling van natuur- en recreatiewaarden;
  • 2. Verbindingen met de steden;
  • 3. Zonering van gebieden waar meer activiteiten komen en waar het rustig blijft intensivering van activiteiten vindt plaats in vijf ontvangstgebieden.

In het bijbehorende uitvoeringsprogramma richt het recreatieschap zich op vier thema's:

  • Activiteiten: levendige ontvangstgebieden
  • Rustieke landschappen en natuur
  • Recreatieve verbindingen
  • Betrokkenheid

Het Fort bij de Liebrug ligt op de visiekaart aan de rand van het ontvangstgebied Oostpoort:

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0011.png"

Figuur 3.2: Uitsnede visiekaart Spaarnwoude

Toetsing en conclusie

De functiewijziging van het Fort bij de Liebrug maakt het fort toegankelijker en beter beleefbaar voor publiek. Hiermee draagt het bij aan de meer levendigheid in het ontvangstgebied Oostpoort. Daarnaast zorgt het voor meer activiteiten en betrokkenheid aan de fietsroute over de Liedeweg. Het fort kan daarbij als ontvangst- en schakelfunctie binnen het recreatieschap functioneren. Recreanten kunnen het fort als entree of als tussenstop gebruiken. Onder andere het mogelijk maken van kleinschalige horeca en een museum sluit aan bij ontwikkellijn 2 uit de visie.

Door middel van het uitbreiden van de gebruiksmogelijkheden van het fort kan het provinciaal monument duurzaam in stand worden gehouden. Dit is in lijn met ontwikkellijn 3 uit de visie.

De uitbreiding van de toegestane functies van het Fort bij de Liebrug is in lijn met de visie Spaarnwoude Park 2040.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040

Op 3 maart 2022 is de Omgevingsvisie Haarlemmermeer 2040 vastgesteld. De ambitie is dat Haarlemmermeer groeit naar 200.000 inwoners in 2040. Daarbij moet het een aantrekkelijke plek zijn om te wonen en werken, voor nu en in de toekomst. De Omgevingsvisie helpt om zuinig en zorgvuldig met de ruimte in Haarlemmermeer om te gaan. Ze beschrijft ambities en doelen voor verschillende thema's en zet de koers voor 2040, dit betekent:

- blijven inzetten op het fysiek en sociaal verbonden zijn met elkaar en de omgeving;

- gebruik blijven maken van onze grote variatie en diversiteit in landschappen en kernen;

- ons blijven positioneren als attractieve ontmoetingsplaats.

Dit is terug te lezen in vier verhaallijnen:

1. Wonen waar stad en dorp samen komen

2. Economisch krachtig en divers

3. Ontspannen in ons buitengebied

4. Slim en stevig verbonden met onze netwerken

Haarlemmermeer is in te delen in vijf gebieden Noord, Hoofddorp, West, Zuid en Oost en Nieuw-Vennep. Per gebied is gekeken naar diverse wensen en behoeften. Dit heeft geresulteerd in gebiedspecifieke opgaven. Daarnaast worden ambities en uitgangspunten van verschillende onderwerpen beschreven, zoals economie, luchtvaart, wonen, landschap en schone energie, die gelden voor heel Haarlemmermeer.

Toetsing en conclusie

Het gemeentelijke beleid uit de Omgevingsvisie geeft geen beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. Eén van de uitgangspunten is om cultureel erfgoed te behouden. Benoemd is ook dat cultureel erfgoed niet onveranderlijk is, bijvoorbeeld omdat een gebouw een andere functie krijgt. De voorgenomen verruiming van functies in het fort draagt bij aan het behoud van het culturele erfgoed, op een manier waarop zuinig met het erfgoed wordt omgegaan.

3.3.2 Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer (2018)

Het aantal inwoners en ondernemers groeit zowel in Haarlemmermeer als in de regio. De druk op de verkeers- en vervoersnetwerken zal daardoor toenemen. Daarnaast zet de groei van de verkeersstromen van en naar de luchthaven de bereikbaarheid van de Multimodale Knoop Schiphol onder druk.

Uitganspunt voor de Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer 2018 is dat de reiziger zelf het beste bepalen met welke vervoersmiddel hij zijn reis kan maken. De visie zal worden gevolgd door een nieuwe meerjarige investeringsagenda waarbij overgebleven Deltaplanprojecten (uit het voorgaande verkeersbeleid) en middelen worden meegenomen en heroverwogen. Ook worden investeringen beter afgestemd met beheer- en onderhoudsplannen en zullen bereikbaarheidseffecten gemonitord blijven worden.

In de Mobiliteitsvisie zijn de volgende ambities opgenomen:

  • a. Vrijheid van bewegen en vrijheid om een vervoermiddel te kiezen;
  • b. Ruimte voor innovatie voor het 'nieuwe bewegen';
  • c. Een efficiënt en flexibel mobiliteitssysteem: klaar voor de toekomst; door een slimme fasering, wat nodig is wordt aangelegd, ruimte voor toekomstige uitbreiding wordt gereserveerd. Uitgangspunt is 'eerst bewegen, dan bouwen';
  • d. Bestaande knelpunten in het netwerk oplossen;
  • e. Mobiliteit met oog voor de leefomgeving; overlast zoveel mogelijk beperken.
  • f. Veilig bewegen;
  • g. Evenwichtige ontwikkeling op de juiste plek, met de juiste functies;
  • h. Mobiliteit in en door Haarlemmermeer: gedeeld belang van gemeente, regio, rijk en bedrijfsleven;
  • i. Faciliteren van schone en stille mobiliteit;
  • j. Monitoring en indicatoren.

De mobiliteitsvisie benoemt vervolgens een aantal thema's waarvoor doelstellingen zijn benoemd. De thema's zijn:

  • 1. Netwerken verknopen
  • 2. Auto
  • 3. Goederenvervoer
  • 4. Openbaar vervoer
  • 5. Fiets
  • 6. Voetgangers
  • 7. Verkeersveiligheid
  • 8. Parkeren

1. Netwerken verknopen

Het doel is een robuust wegennet om de verwachte groei van automobiliteit te kunnen accommoderen en de behoefte aan comfortabel openbaar vervoer te faciliteren. Investeringen in busverbindingen én een krachtige versterking van het regionale openbaar vervoer zijn vereist, met name een zuidwaartse uitbreiding van de Amsterdamse metro naar Hoofddorp.

Reizen is vaak een combinatie van vervoerswijzen. Het is daarom belangrijk dat de verschillende netwerken voor openbaar vervoer, auto, fiets en voetganger sterk met elkaar verbonden worden op de knooppunten.

Ook zetten we in op het beter laten aansluiten van het nationale spoorwegennet en de spoordienstregeling bij de behoeften van onze reizigers.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Een belangrijk knooppunt nabij het plangebied is station Spaarnwoude.

2. Auto

Toekomstig autonetwerk

Met de geplande komst van de Duinpolderweg wordt geïnvesteerd in de verbetering van de oostwestverbindingen en het ontlasten van de dorpen aan de westkant van Haarlemmermeer. Voor de ontsluiting van gebieden voor woningbouwontwikkeling die buiten de invloedssfeer van de Duinpolderweg liggen, zoals de ontwikkeling nabij station Hoofddorp en in Hoofddorp Noord, is aanpassing van de bestaande infrastructuur noodzakelijk.

Voor het landbouwverkeer dient het oude netwerk aan polderwegen zoveel mogelijk geschikt te blijven voor landbouwverkeer. De noord-zuid verbindingen zijn van belang voor het in stand houden van de relatie tussen het noordelijk en het zuidelijk agrarisch kerngebied van Haarlemmermeer. De oost-west verbindingen zijn van belang voor de onderlinge relaties en voor het bereiken van gelieerde bedrijven aan de rand van (of buiten) Haarlemmermeer.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

De verkeersaantrekkende werking van de functieverruiming is zeer beperkt. Aanpassing van het wegennet is niet relevant voor dit bestemmingsplan.

Wegcategorisatieplan
De mobiliteitsvisie voorziet in een geactualiseerd wegencategoriseringsplan, die in plaats treedt van het wegencategoriseringsplan 2015. In het wegcategoriseringsplan is vastgelegd welke wegen welke functie dienen te vervullen, welke maximum snelheid daarbij past en wat de maximaal toelaatbare intensiteit op ieder wegtype is. Er zijn drie wegcategorieën: stroomwegen, erftoegangswegen - die toegang verschaffen tot bestemmingen – en gebiedsontsluitingswegen, die een stroomfunctie op wegvakken en een uitwisselfunctie op kruisingen hebben. Als blijkt dat het nodig is om een weg een andere wegcategorie te geven passen we dit aan bij vaststelling van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.

Er zijn aandachtswegen waar zowel de verkeersfunctie belangrijk is als de verblijfsfunctie. Een voorbeeld hiervan is de Ringdijk. In het beleid Ringdijk en Ringvaart is hiervoor een tussenoplossing voorgesteld, namelijk in de dorpskernen erftoegangswegen ingericht als fietsstraten met maximumsnelheid van 30 km/uur en daarbuiten gebiedsontsluitingswegen.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Het wegcategoriseringsplan heeft geen directe werking op dit bestemmingsplan.

3. Goederenvervoer
Er wordt naar gestreefd om het vrachtverkeer zoveel mogelijk over de geschikte wegen te geleiden. Dit om uitstoot van schadelijke stoffen in bijvoorbeeld woongebieden te voorkomen en economische schade door congestie te beperken.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Belangrijke routes in danwel nabij dit plangebied zijn de A200 en A9.

Voor het bestemmingsplan heeft dit geen gevolgen.

4. Openbaar vervoer

Het doel is een qua reistijd, kosten en comfort aantrekkelijk hoogwaardig openbaar vervoer. Dat de vervoerder een grote vrijheid om het netwerk en de dienstregeling in te richten binnen het door de Vervoerregio Amsterdam opgelegde Programma van Eisen heeft hierin resultaat. Voor de bereikbaarheid van kleine kernen en het bereiken van bepaalde doelgroepen wordt onderzocht of vraaggericht OV een oplossing kan bieden.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Het bovenstaande heeft geen directe werking op dit bestemmingsplan.

5. Fiets

Onder andere door het toenemend gebruik van de E-fiets, is het nodig het huidige fietsnetwerk lokaal maar ook regionaal op te waarderen. Snelfietsroutes dienen te worden verbeterd.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Het bovenstaande heeft geen directe werking op dit bestemmingsplan.

6. Voetgangers

Voetpaden hebben verschillende doeleinden; speeldomein van kinderen, ontmoetingsruimte voor buurtgenoten en verkeersfunctie om van A naar B te komen. In woonwijken hebben voetgangers langs 50km en 30km-wegen een eigen verkeersruimte nodig. Toegankelijkheid van deze ruimte is van belang. Daar waar schakels ontbreken worden voetpaden aangelegd.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Het bovenstaande heeft geen directe werking op dit bestemmingsplan.

7. Verkeersveiligheid

Met de toenemende mobiliteit groeit ook de verkeersonveiligheid en de overlast door sluipverkeer. Er wordt geïnvesteerd om structureel onveilige situaties en ontbrekende schakels weg te nemen. Verkeerseducatie blijft een belangrijk onderwerp.

Bij toekomstige infrastructuur staat verkeersveiligheid voorop. Het doorgaande verkeer moet worden geweerd uit de wijken en zo snel mogelijk naar het regionale netwerk worden geleid. Waar nodig moet het regionale netwerk van bus- en wegverkeerverbindingen worden uitgebreid.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Het bovenstaande heeft geen directe werking op dit bestemmingsplan.

8. Parkeren

De nota Strategisch autoparkeerbeleid Haarlemmermeer (2017) maakt integraal onderdeel uit van de Mobiliteitsvisie Haarlemmermeer. Met het Strategisch autoparkeerbeleid Haarlemmermeer willen we bereiken dat voorzien wordt in de parkeerbehoefte en dat overlast door onbedoeld gebruik van parkeergelegenheden wordt voorkomen. Om voldoende parkeergelegenheid voor doelgroepen te faciliteren, werkt de gemeente met parkeernormen, als onderdeel van het autoparkeerbeleid. Het autoparkeerbeleid heeft als doel de parkeercapaciteit optimaal te verdelen; “de juiste parkeerder op de juiste plaats”.

Betekenis voor dit bestemmingsplan

Het bovenstaande heeft geen directe werking op dit bestemmingsplan.

3.3.3 Beleid voor commerciële voorzieningen Haarlemmermeer, regels en ruimte

Het 'Beleid voor commerciële voorzieningen Haarlemmermeer, regels en ruimte' speelt in op ruimtelijk-economische ontwikkelingen en trends. Het centrale doel van het beleid is de realisatie van een toekomstbestendige voorzieningenstructuur waarbinnen ruimte bestaat voor ondernemerschap, dynamiek en innovatie. Het beleid rust op drie pijlers:

  • Pijler A: Concentratie in toekomstbestendige centra;
  • Pijler B: Stimuleren van kwaliteit en diversiteit in de voorzieningencentra;
  • Pijler C: Basis op orde in alle centra.

Toetsing

Uitsluitend ondergeschikte detailhandel wordt in het fort toegestaan. In het beleid worden regels gesteld ten aanzien van ondergeschikte detailhandel, met name ten aanzien van de totale bedrijfsoppervlakte en de openingstijden. Maximaal 25% van de totale bedrijfsoppervlakte met een maximum van 150 m² winkel(verkoop)vloeroppervlak mag als ondergeschikte detailhandel worden gebruikt en de openingstijden van de ondersteunende activiteit moeten vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit en er is geen aparte ingang. Dit is binnen de nu geldende wettelijke kaders geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

3.3.4 Toerisme, evenementen en promotie Haarlemmermeer

Het beleid 'Toerisme, evenementen en promotie Haarlemmermeer' vormt een overkoepelend beleid op toerisme in Haarlemmermeer. Hierin zijn meerdere ontwikkellijnen uitgestippeld, waarvan cultuurhistorie er één is. De cultuurhistorie en het cultuurhistorisch erfgoed (oud en nieuw) draagt bij aan de profilering van Haarlemmermeer en versterkt de beleving van het landschap/lokale DNA. Oude landschappelijke iconen, zoals gemalen en forten worden opengesteld voor beleving.

Toetsing

Met de beoogde ontwikkeling wordt het fort aantrekkelijker gemaakt voor het publiek. Mensen kunnen gebruik maken van de horeca en een bezoek brengen aan de bedrijven. Door de ligging aan de Binnen Liede is het fort ook goed bereikbaar voor waterrecreanten. Daarnaast ligt het fort nabij twee NS-stations en ligt het aan het fietsnetwerk. De ontwikkeling zorgt voor een aantrekkelijkere entree voor het omliggende gebied en draagt bij aan het netwerk van toeristische waarden van de forten.

3.3.5 Visie Landschap en Recreatie Haarlemmermeer 2040

De focus van de Visie Landschap en Recreatie 2040 ligt op de buitengebieden in de gemeente Haarlemmermeer en op de lokale en regionale verbindingen. Investeren in landschap en recreatie dichtbij de woonomgeving draagt bij aan en biedt mede ontwikkelruimte en kwaliteit voor bijvoorbeeld toerisme en evenementen.

Door het combineren van functies ontstaat een interessant en multifunctioneel landschap met

mogelijkheden voor een bundeling van budgetten om te investeren in de landschappelijke kwaliteit. Elke ontwikkelopgave in Haarlemmermeer moet bijdragen aan de kwaliteit van de ruimte en de

mogelijkheden voor recreatief (mede-) gebruik van het landschap.

Toetsing

Dit bestemmingsplan geeft invulling aan de Visie Landschap en Recreatie Haarlemmermeer 2040 door het mogelijk maken van extra recreatie- en horecamogelijkheden in de gemeente.

3.3.6 Archeologiebeleid Haarlemmermeer

Op 4 maart 2021 heeft de gemeenteraad het Archeologiebeleid Haarlemmermeer 2020-2030 vastgesteld. In dit nieuwe beleid heeft de gemeente het oude beleid geactualiseerd verwerkt in een heldere visie, vooruitlopend op de Omgevingswet.

Het plangebied, als onderdeel van de Stelling van Amsterdam, beschikt over een bijzonder cultuurhistorisch verleden:

Stelling van Amsterdam

Als onderdeel van de Stelling van Amsterdam werd tussen 1888 en 1903 de Geniedijk aangelegd, schuin door de polder. De forten op de accessen van de ringvaart en de Hoofdvaart dienden ter verdediging van de Stelling. De Geniedijk verbindt de forten en batterijen met elkaar. Het deel ten zuiden van de Geniedijk werd inundatiegebied. Dit gebied moest bij een vijandelijke aanval onder water gezet kunnen worden. Het Fort aan de Nieuwe Meer is onderdeel van de stelling en archeologisch rijksmonument. Het fort is gesloopt en het traject van de dijk is op die plek rechtgetrokken, zodoende zijn op die plek waarschijnlijk nog sporen van het fort in de ondergrond aanwezig. Andere forten binnen de gemeentegrenzen zijn de forten bij Spaarndam, Penningsveer, de Liebrug, de Fuikvaart, Vijfhuizen, Hoofddorp en fort bij Aalsmeer. Door de

samenvoeging in 2019 heeft de gemeente meer forten op haar grondgebied dan welke gemeente ook. Ook andere onderdelen van de stelling zoals batterijen, kazematten en sluizen zijn zichtbaar in het landschap.

Toetsing

Voor de bescherming van de archeologische waarden van het fort is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam opgenomen. Dit is een archeologieregime, want in alle gevallen van bodemingrepen - ongeacht de planomvang – moet een monumentenvergunning worden aangevraagd bij de provincie Noord-Holland.

3.3.7 Klimaatadapatiebeleid

Op 14 juli 2022 heeft de gemeenteraad klimaatadaptatiebeleid vastgesteld. Hiermee wil de gemeente goed voorbereid zijn op klimaatverandering. Vanuit het Rijk is er de verplichting om de leefomgeving in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust in te richten, want door klimaatverandering krijgen we te maken met warmere zomers, hevigere buien en langere periodes van droogte. Deze gevolgen zijn in kaart gebracht en er is risico op hittestress in stedelijke kernen, op verzilting door droogte in het landelijk gebied en wateroverlast door hevige regen. Dit laatste vooral in de oudere dorpskernen. De gemeente werkt samen aan klimaatadaptatie met andere betrokkenen, zoals het Hoogheemraadschap van Rijnland en de provincie Noord-Holland.

De gemeente geeft in het beleid minimale normen mee voor nieuwe ontwikkelingen en stelt ook kaders aan het gemeentelijke onderhoud. Deze normen worden basisveiligheidsniveaus genoemd. Het zijn de minimale eisen om klimaatbestendig te zijn. De basisveiligheidsniveaus moeten onderbouwd opgenomen worden in aanvragen en gemeentelijke plannen.

Toetsing

Het beleid is van toepassing op het moment van vaststelling door de gemeenteraad. Het beleid hoeft niet van toepassing te zijn als er op het moment van vaststelling bijvoorbeeld al een (ontwerp)bestemmingsplan is ingediend. Dat is voor dit plangebied het geval. Los van het voorgaande kan ook gesteld worden dat aan de uitgangspunten van dit beleid voldaan wordt.

Hoofdstuk 4 Nieuwe situatie

4.1 Toekomstige ontwikkelingen in het plangebied

Stadsherstel Amsterdam, Recreatieschap Spaarnwoude en Staatsbosbeheer hebben de ambitie om het huidige gebruik van het fort te continueren en aan te vullen met een breder aanbod. Hiermee blijft deze cultuurhistorische bijzondere locatie voor de toekomst behouden. Het is de intentie om samen met de huidige huurders van delen van het fort dit aanbod verder te versterken en de betekenis voor de samenleving te vergroten. De bestaande huurders zullen in het fort blijven en de leegstaande ruimten worden ingevuld aan bedrijven binnen de thema’s ‘gezond en gezellig’ en ‘zakelijk en culinair’. De nadruk ligt hierbij op de omgeving van de plek, gekenmerkt door water, natuur en historie.

Dit bestemmingsplan maakt nieuwe gebruiksfuncties in het fort mogelijk die aansluiten bij de identiteit van het gebied en die geen afbreuk doen aan de historische waarde van het fort. Enerzijds blijft het huidige legale gebruik van het fort mogelijk en anderzijds worden er nieuwe gebruiksfuncties mogelijk gemaakt, zoals horeca, cultuur en ontspanning en dagrecreatie. De functiewijziging van het fort zorgt voor een nieuwe impuls aan het monument en maakt het fort toegankelijk voor verschillende doelgroepen. Het nieuwe bestemmingsplan draagt bij aan de duurzame instandhouding van het fort.

4.2 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van het fort blijft na de functiewijziging behouden. Daarbij wordt het terrein bij het fort gerestaureerd en opgeknapt. De westzijde van het fort (zie figuur 4.1) wordt opgeknapt en toegankelijk gemaakt voor twee kleine terrassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0012.png"

Figuur 4.1: Huidige situatie achterzijde Fort bij de Liebrug (Juli, 2020)

4.3 Functionele structuur

Horeca

Het fort ligt in het Recreatieschap Spaarnwoude, waar allerlei recreatieve activiteiten te doen zijn. Nabij het fort ligt hotel 'De Zoete Inval' waar solex verhuur mogelijk is. Het fort sluit aan bij de behoefte van toeristen en recreanten door de aanwezigheid van horeca. De toekomstige horeca in het fort is kleinschalig en is voornamelijk bedoeld voor recreanten/toeristen en passanten. Na of tijdens een dag fietsen, wandelen, varen of solex rijden kan er even bij het fort gestopt worden voor een hapje en een drankje. Het is van belang dat deze functie door de aard of wijze van bedrijfsvoering bijdraagt aan de instandhouding van het cultuurhistorische karakter van de locatie of hiermee in overeenstemming is.

Bedrijvigheid

In de huidige situatie heeft het fort de bestemming 'Bedrijf'. De huidige bedrijven maken onderdeel uit van het kleinschalige en ambachtelijke karakter van het fort. De functie 'bedrijf tot en met categorie 2' blijft behouden in dit bestemmingsplan.

In het fort wordt ook ondergeschikte detailhandel toegestaan. Dit maakt het bijvoorbeeld voor de verschillende ambachtelijke bedrijven in het fort mogelijk om ondergeschikt aan de bedrijfsvoering producten te verkopen.

Cultuur, ontspanning en zakelijk

Eén van de uitgangspunten van het fort is het beleefbaar maken en het opstellen voor het publiek. Middels de mogelijkheden voor vergaderaccommodatie, creativiteitscentra, musea, ateliers en cursusruimte wordt hier invulling aan gegeven. Deze functies kunnen op een kleinschalige manier worden ingepast in één van de ruimten binnen het fort. Hiermee worden diverse nieuwe doelgroepen aangetrokken.

Kleinschaligheid

Zoals eerder benoemd bestaat het fort uit 15 kleine ruimtes van circa 70 m2. Wegens de monumentale status van het fort is het niet mogelijk om het fort intern te verbouwen. Het kleinschalige karakter zal daardoor altijd behouden blijven. Om ervoor te zorgen dat niet alle ruimtes in het fort tot dezelfde vestiging behoren, waardoor de kleinschaligheid verloren zou gaan, zijn er in de bestemmingsregels een aantal beperkingen opgelegd. Per vestiging wordt een maximum oppervlakte van 300 m2 voorgeschreven en voor horeca geldt dat deze functie niet meer dan 50% van het fort mag innemen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek en beperkingen

5.1 Bodem

5.1.1 Wet- en regelgeving

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt middels een historisch onderzoek, eventueel aangevuld met een bodemonderzoek, bepaald. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet bodembescherming

In de Wet bodembescherming (Wbb) zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

De Wbb onderscheidt drie kwaliteiten grond:

- sterk verontreinigde grond (boven interventiewaarden);

- licht verontreinigde grond (boven achtergrondwaarden);

- schone bodems (beneden achtergrondwaarden).

Als gesaneerd moet worden, bestaan specifieke regels voor het bepalen van de terugsaneerwaarde (de te behalen kwaliteit) en de milieuhygiënische kwaliteit van een aan te brengen leeflaag.

Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Bbk staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie. Uitgangspunt in de bijbehorende normstelling is de directe relatie tussen de chemische bodemkwaliteit en het gebruik van de bodem, gebaseerd op een risicobenadering. In situaties met een gering risico gelden daarom beperkte regels en minder strenge normen dan in situaties met meer risico's.

Gemeentelijke Nota Bodembeheer

Haarlemmermeer probeert zoveel mogelijk een afweging te maken op basis van feitelijke risico's. De Nota Bodembeheer (2022) biedt een praktische richtlijn aan de gemeentemedewerkers, adviesbureaus, aannemers en andere bodemintermediairs hoe in Haarlemmermeer het beste met vrijkomende grond en baggerspecie kan worden omgesprongen, waarbij aan zaken als gezond verstand, kostenbesparing, milieuwinst en voldoen aan geldende wet- en regelgeving veel aandacht is besteed.

De bodemkwaliteitskaart (2022) van Haarlemmermeer geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de grond op niet-verdachte locaties is in de gemeente. De bodemfunctiekaart geeft de (toekomstige) functieklasse van een gebied weer. In de Nota Bodembeheer zijn voor sommige gebieden Lokale Maximale Waarden vastgesteld.

5.1.2 Onderzoek

Bij het toekennen van bestemmingen aan gronden is het van belang om te weten wat de kwaliteit van de bodem is. In het bijzonder wanneer een nieuw ruimtelijk plan voorziet in nieuwe ontwikkelingen, is het van belang om bij de planvoorbereiding onderzoek naar de bodemkwaliteit te laten uitvoeren. Een bestemming kan pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is voor een nieuwe of aangepaste bestemming. Daarbij is wettelijk bepaald dat een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers en het milieu.

Het bestemmingsplan voorziet in een bestemmingswijziging van 'Bedrijf' naar 'Gemengd'. Dat is noodzakelijk om in de toekomst nieuwe functies (horeca en cultuur en ontspanning) toe te staan.

In bijlage 1 is een bodemonderzoek toegevoegd. Hieruit blijkt dat er lichte tot sterke verontreinigingen zijn aangetroffen binnen het plangebied. De sterke verontreinigingen bevinden zich onder de huidige bestrating. Indien bij herinrichting de verharding wordt verwijderd, dienen de verontreinigingen in de bovengrond te worden gesaneerd

5.1.3 Conclusie

Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging waarbij geen bodemroerende activiteiten plaatsvinden. De aangetroffen verontreiniging vormt geen risico voor het gebruik van het terrein zolang de bestrating niet wordt verwijderd. Bij verwijdering van de bestrating dienen de verontreinigingen in de bovengrond te worden gesaneerd.

Het aspect bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan zodoende niet in de weg.

5.2 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.1 Wet- en regelgeving

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt zes wetten op het gebied van cultureel erfgoed en sorteert hiermee voor op de komende Omgevingswet. Door de wetten te bundelen en een aantal regels te vernieuwen is de wetgeving minder versnipperd. In de Erfgoedwet staat onder andere wat cultureel erfgoed is, wie welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt. De Erfgoedwet gaat over de bescherming van het cultureel erfgoed. Er is ook erfgoed in ruimtelijke ordening (de leefruimte om ons heen). Hoe Nederland daarmee omgaat staat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

De erfgoedvisie met uitvoeringsprogramma van de gemeente Haarlemmermeer voor de periode 2020 - 2030 stelt vast dat erfgoed bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving, de aantrekkelijkheid van de gemeente als bezoeklocatie en aan een aangenaam vestigingsklimaat. De basis van de visie is erfgoed als inspiratie en motor voor nieuwe ontwikkelingen.

 

De archeologienota heeft tot doel een verantwoorde balans te vinden tussen goede omgang met het archeologische erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. Voor de archeologienota zijn de verhaallijnen met de kernwaarden 'Water en pionieren' en 'Transport en Logistiek' leidend.

De volgende speerpunten zijn van belang bij cultuurhistorische of archeologische waarden: 

  • het meewegen van het archeologische belang bij het opstellen van bestemmingsplannen; 
  • de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan de omgevingsvergunning ter bescherming van archeologie; 
  • de mogelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) om bij (dreigende) schade aan archeologische monumenten na een toevalsvondst voorschriften te stellen aan de uitvoering de werkzaamheden of die stil te leggen; 
  • de mogelijkheid van het bevoegd gezag of de minister van OCW om toegang tot een terrein af te dwingen om archeologisch onderzoek te kunnen doen. 

De gemeente is verplicht om verwachte en aanwezige archeologische waarden mee te wegen bij ruimtelijke beslissingen. De wetgever geeft de gemeente de vrijheid om naar eigen inzicht vorm te geven aan de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrens. De archeologienota geeft hier invulling aan. 

5.2.2 Onderzoek

Cultuurhistorie

Het fort maakt onderdeel uit van de Stelling van Amsterdam. Het is een beschermd monument en tevens aangewezen als Unesco Werelderfgoed. Voor het hele gebied is een uitvoeringsprogramma opgesteld waarin de waarden van de verschillende onderdelen van de Stelling van Amsterdam worden beschreven en waarin ook informatie over behoud, ontwikkeling en o.a. subsidies is opgenomen. Herbestemmingsprojecten die een economische functie faciliteren dragen bij aan het behoud van de forten en de toegankelijkheid van het werelderfgoed. Dit soort ontwikkelingen worden gestimuleerd. De functiewijziging komt overeen met de doelstellingen om het fort te beschermen en het bekend maken van de universele waarde. Fort bij de Liebrug is in het 'Uitvoeringsprogramma Stelling van Amsterdam/Nieuwe Hollandse Waterlinie 2017-2020 Noord-Holland' expliciet aangewezen als economische herontwikkellocatie.

De aanwezige cultuurhistorische waarden van het fort als onderdeel van de Stelling van Amsterdam zijn beschreven in paragraaf 3.2.2. In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan het BPL en de kernkwaliteiten Werelderfgoed De Stelling van Amsterdam. Er wordt geconcludeerd dat de aanwezige monumentale objecten van het fort niet worden aangetast. Ook leidt de ontwikkeling niet tot aantasting van het samenhangend systeem van overige functies zoals dijken, kanalen of inundatiekommen. Juist voor het behoud van het werelderfgoed is het van belang een nieuwe functie in het fort onder te brengen, waarmee restauratie en behoud van de cultuurhistorische context in de toekomst geborgd is. Voor eventueel noodzakelijk (inpandige) bouwkundige aanpassingen wordt een monumentenvergunning gevraagd bij het bevoegd gezag: in dit geval de provincie Noord-Holland.

Archeologie

Het plangebied is onderdeel van de Stelling van Amsterdam. De stelling van Amsterdam staat op de Wereld Erfgoed Lijst van de UNESCO. In Haarlemmermeer bestaat de Stelling van Amsterdam uit de Liniedijk en forten in Vijfhuizen, Hoofddorp en Rijsenhout. De Stelling van Amsterdam is opgenomen in de gemeentelijke beleidskaart als 'Waarde Archeologie 1'.

Dit betekent dat bodemingrepen op basis van het 'Archeologiebeleid Haarlemmermeer 2020-2030' in beginsel verboden zijn zonder vergunning van de provincie Noord-Holland. Dit plan voorziet in een interne functiewijziging en heeft geen gevolgen voor de archeologische waarden binnen het plangebied.

5.2.3 Conclusie

De uitbreiding van toegestane functies in het fort is in lijn met het geldende erfgoed en archeologiebeleid. Bij bodemingrepen dient er een vergunning aangevraagd te worden. De provincie Noord-Holland is hiervoor het bevoegd gezag.

5.3 Externe veiligheid

5.3.1 Wet- en regelgeving

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een inrichting met gevaarlijke stoffen en/of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wet ruimtelijke ordening getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarden voor het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gedefinieerd als: "de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

In het Bevi en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Denk hierbij aan risico's van onder andere tankstations met LPG, opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en ammoniakkoelinstallaties.

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Bevi.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen is geregeld via de Wet Basisnet, een stelsel van wetten en regels. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

In de gemeente Haarlemmermeer zijn daarnaast routes voor het transport van gevaarlijke stoffen vastgesteld.

In aanvulling op de landelijke wet- en regelgeving kent de gemeente Haarlemmermeer ook eigen externe veiligheidsbeleid. Specifiek gaat het om regels over de aanvaardbaarheid en verantwoording van het groepsrisico. Een belangrijk richtsnoer is onder andere dat objecten met niet- of met beperkt zelfredzame personen buiten het invloedsgebied van een risicobron worden geprojecteerd.

Daarnaast biedt risicokaart.nl inzicht in risicosituaties in de leefomgeving. Dit instrument kan gebruikt worden als informatievoorziening om te helpen bij het voorkomen, bestrijden en beperken van de gevolgen van rampen en zware ongevallen.

5.3.2 Onderzoek

Volgens de risicokaart is er in de omgeving van het plangebied sprake van vervoer van gevaarlijke stoffen over de N200 en door een buisleiding. Langs de N200 is een benzine-servicestation gevestigd en op bedrijventerrein PolanenPark is een inrichting gevestigd waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt. Zie figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0013.png"

Figuur 5.1 Uitsnede Risicokaart, plangebied paars omcirkeld (bron: www.risicokaart.nl)

Inrichtingen

Ten zuidoosten van het plangebied ligt het bedrijventerrein PolanenPark, hier is de risicovolle inrichting Air Products Nederland BV gevestigd. Uit berekeningen met het maatgevende scenario voor een toxische wolk blijkt dat de PR 10-6 contour nauwelijks buiten de inrichtingsgrens ligt en dat de inrichting geen relevant groepsrisico veroorzaakt. Een risicocontour (ofwel plaatsgebonden risico) geeft aan hoe groot in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner. Bij een plaatsgebonden risico van 10-6 is de kans dat er daadwerkelijk een zwaar ongeval plaatsvindt 1 op de miljoen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied.

Ten zuidwesten van het plangebied, langs de N200, is een benzine servicestation gelegen. De vergunde jaarlijkse doorzet LPG bedraagt maximaal 1000 m3. Rondom het LPG-vulpunt geldt een PR 10-6 contour van 40 meter en een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied ligt op ruim 380 meter en daarmee buiten het invloedsgebied.

Transport door buisleiding

Ten noorden van het plangebied, op circa 450 meter, loopt het tracé van een aardgastransportleiding van GasUnie Grid Services. De leiding heeft een uitwendige diameter van 324 mm (12,7 inch) en een maximale werkdruk van 40 bar (4000 kPa). De PR 10-6 contour aan weerszijden van deze leiding komt overeen met de belemmeringenstrook van 5 meter. Op basis van diameter en werkdruk reikt het invloedsgebied van deze leiding (1%-letaliteitgrens) tot 140 meter. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied.

Transport over de N200

Ten zuiden van plangebied, op circa 65 meter, worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de N200 (wegvak N96: Haarlem – Knp. Rottepolderplein). De PR 10-6 contour van dit wegvak ligt niet buiten de weg. Er is een plasbrandaandachtsgebied (PAG) aangewezen langs de weg, dat is een zone van 30 meter aan weerszijden van het traject waarbinnen bouweisen voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het plangebied ligt op 65 meter van de N200 en daarmee buiten de PR 10-6 contour en het PAG. Binnen 200 meter van een Basisnetroute dient de gemeente het groepsrisico te bepalen en te verantwoorden.

Beknopte verantwoording groepsrisico

Uit bovenstaande analyse blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de N200 en dat er een zeer klein risico is als gevolg van vliegverkeer. Het plangebied ligt namelijk in de LIB 5 zone. In de omgeving van het plangebied zijn relatief weinig gebouwen waardoor de algehele personendichtheid in het gebied laag is. Dit plan maakt een functiewijziging mogelijk waarbij er publieksgerichte functies worden toegestaan zonder dat er extra gebruiksruimte wordt mogelijk gemaakt. Uit de berekening van de verkeersgeneratie blijkt dat er als gevolg van het plan 29 motorvoertuigbewegingen per etmaal meer worden gegenereerd. De functiewijziging maakt daarmee geen significante verandering van de personendichtheid ter plaatse van het plangebied mogelijk. Uit het geldende bestemmingsplan blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie als verantwoord wordt geacht. Omdat de personendichtheid nauwelijks verandert wordt de toekomstige situatie als verantwoord geacht. Er volgt een beknopte verantwoording van het groepsrisico.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten door de Liedeweg. Deze weg sluit aan op de Oude Notweg en Haarlemmerstraatweg en het verdere wegennetwerk. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust en biedt het daarnaast vluchtmogelijkheden in meerdere richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit gemengde functies, waaronder bedrijfsruimten en lichte horeca. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Een fort is in dit scenario uitermate geschikt om in te schuilen. De ramen en deuren kunnen volledig worden gesloten. Daarnaast kan de ventilatie (MV boxen) uit worden gezet en/of de afzuigsnelheid worden aangepast.

5.3.3 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N200 en binnen LIB 5 gebied. Vanwege de geringe omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico echter niet aanzienlijk toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voldoende zijn. Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.4 Explosieven

In de Nederlandse bodem zitten nog veel ontplofbare oorlogsresten (OO) uit de Tweede Wereldoorlog. Bij het opsporen en ruimen van OO's is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt. De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving daarvan. De beslissing om in een concrete situatie al dan niet over te gaan tot het opsporen en ruimen van een OO is dus de bevoegdheid van de burgemeester. In een OO-verdacht gebied is de grondroerende partij verplicht een explosieven onderzoek uit te voeren in het kader van 'veilige werkomgeving en veiligheid voor derden en de omgeving' op grond van de Arbeidsomstandighedenwet.

Afhankelijk van de aard van de geplande grondroerende werkzaamheden dient er opsporingsonderzoek (detectieonderzoek) plaats te vinden. Eenmaal gedetecteerde objecten die mogelijk een OO zijn (verdachte objecten), dienen benaderd te worden om vast te stellen of het wel of geen OO betreft. Wanneer is vastgesteld dat een object in de bodem een daadwerkelijke OO is, dient de OO altijd geruimd te worden. Dit is vastgelegd in het lokale beleid omtrent OO. 

5.4.1 Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt alleen een interne functiewijziging mogelijk. Bodemroerende actitiviteiten zijn op basis van het bestemmingsplan niet toegestaan. Daarbij is in het kader van de restauratie van het fort en herinrichting van de halve ringbeplanting op het forteiland is in 2017 en 2018 onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van OO's. Er zijn in dat kader geen OO's gevonden.

5.4.2 Conclusie

In het kader van het bestemmingsplan is geen nader onderzoek OO's benodigd.

5.5 Flora en fauna

5.5.1 Wet- en regelgeving

Sinds 1 januari 2017 vervangt de Wet natuurbescherming de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet. Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. Deze wet neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Dat is niet alleen van belang vanwege het feit dat Nederland is gehouden tot nakoming van zijn internationale verplichtingen, maar ook, omdat de Europese regelgeving een hoog beschermingsniveau van de natuur verzekert, hoger dan de bescherming die vóór de totstandbrenging van de Europese kaders werd geboden door de nationale wetgeving. De taken en verantwoordelijkheden worden in het wetsvoorstel zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal tenzij'. Eén van de verantwoordelijkheden van de provincie is het Natuurnetwerk Nederland (NNN), een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden.

 

Een belangrijk criterium in de wet is 'gunstige staat van instandhouding van een soort'. Daarvan is sprake als:

  • uit populatiedynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nog steeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en
  • het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt of binnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en
  • er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.
5.5.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.1). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op een afstand van circa 5,8 km en betreft het gebied 'Kennemerland-Zuid'. Het plangebied ligt aan de rand van het NNN maar behoort er zelf niet toe. Het stroomgebied van de BinnenLiede, de Veerplas en het Weidevogelgebied ten oosten van de Liedeweg behoren wel tot het NNN (figuur 4.2). Het bestemmingsplan voorziet, afgezien van de aanleg van twee terrassen, niet in externe ontwikkelingen maar in een interne functiewijziging. Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten.

Het bestemmingsplan maakt nieuwe functies in het fort mogelijk. Deze functies zorgen voor een andere verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige situatie. Om de mogelijke gevolgen op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in beeld te brengen is er een AERIUS-berekening voor de gebruiksfase uitgevoerd (zie Bijlage 2). Het uitgangspunt voor deze berekening is de verkeersgeneratie zoals genoemd in paragraaf 5.14. Als gevolg van de functiewijziging van het fort wordt een toename van de verkeersgeneratie van 47 mvt per etmaal verwacht. Horeca in het fort is beperkt tot 150 m2 bvo. Voor de bevoorrading hiervan is rekening gehouden met 1 middelzware verkeersbeweging per etmaal.

Uit de berekening blijkt dat de functiewijziging van het fort geen depositieresultaten oplevert boven 0,00 mol/ha/jr.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk. Een AERIUS-berekening van de aanlegfase is hiermee niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0014.png"

Figuur 5.2: Natura 2000

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0015.png"

Figuur 5.3: Natuur Netwerk Nederland

Soortenbescherming

Dit bestemmingsplan voorziet in een interne functiewijziging. Het bestaande bouwwerk blijft onaangetast. Ook de inrichting van het gebied blijft grotendeels ongewijzigd. Aan de westzijde van het fort is de mogelijkheid voor twee terrassen opgenomen.

Uit de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde quickscan (bijlage 3) blijkt dat in het fort mogelijk vleermuizen kunnen verblijven.

Om negatieve effecten als gevolg van verlichting van het terras op mogelijk aanwezige vleermuizen uit te sluiten is in het voor- en najaar van 2022 nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen verblijfplaatsen zijn waargenomen. Het gebouw is namelijk hermetisch afgesloten en bevat aan de keelzijde geen openingen waardoor

vleermuizen in het gebouw kunnen komen. Het fort is bovendien verwarmd. De na het vervangen van de helft van de bomen in 2021 nog resterende oude abelen zijn als verblijfplaats (nog) ongeschikt zo blijkt uit inspectie. Wel wordt het fort-terrein en de Liede gebruikt om te foerageren. Aangegeven wordt in het nader onderzoek (pag. 13) dat: "De vleermuizen zullen dit deel van het foerageergebied mijden indien er geen mitigerende maatregelen worden genomen. Er is dan sprake van verstoring en verkleining van het habitat waardoor een ontheffing of verklaring van geen bedenkingen Nbw-2015 nodig is".

Om deze reden dient voorkomen te worden dat er overmatig wordt verlicht.

De voorgenomen activiteiten van gebruik van het terras in avonduren (tot 23:00) vallen ruwweg samen met de actieve perioden van vleermuizen. Om verstoring te voorkomen worden mitigerende maatregelen genomen zoals het gebruik van aangepaste- en beperkte verlichting op het terreplein bij het terras.

5.5.3 Conclusie

Als gevolg van de toename van verkeer door de verruiming van toegestane functies in het fort worden negatieve effecten op stikstofgevoelige natuurgebieden uitgesloten.

Uit het nader onderzoek naar vleermuizen blijkt dat met toepassing van mitigerende maatregelen zoals het gebruik van aangepaste verlichting er geen significant negatieve effecten op de aanwezige populatie vleermuizen worden verwacht.

5.6 Geluid

5.6.1 Wet- en regelgeving

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat het bevoegd gezag bij vaststelling van een bestemmingsplan de wettelijke grenswaarden in acht moet nemen. Toetsing aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wgh vindt plaats per weg. Het geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeer dient op de gevels van nieuwe (of te wijzigen) woningen in de geluidszone van een weg te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. Deze bedraagt 48 dB. Indien deze voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan de gemeente een hogere grenswaarde toestaan, de zogenaamde hogere waarde. De hogere waarde mag enkel worden verleend indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat bron-, overdrachts- of gevelmaatregelen om het geluidsniveau terug of onder de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting te brengen niet mogelijk is. Aan de Hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buitenstedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie conform artikel 110g van de Wgh.

5.6.2 Onderzoek

Ten zuidoosten van het plangebied, aan de overzijde van de A200, is het bedrijventerrein PolanenPark gesitueerd. Rondom het oostelijk deel van dit terrein is een geluidzone vastgesteld. Het plangebied ligt buiten de geluidzone. Er worden in dit bestemmingsplan overigens ook geen (nieuwe) geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt waardoor geen verder onderzoek naar de geluidbelasting noodzakelijk is.

Aan de westzijde van het fort is de mogelijkheid voor twee terrassen van 100 vierkante meter opgenomen. De terrassen dienen ten behoeve van lichte horeca tot en met categorie 2, waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt.

In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende woningen gelegen waarmee rekening moet worden gehouden. De dichtstbijzijnde woning (Liedeweg 5a) grenst met de tuin direct aan de noordoostzijde van het plangebied. Op basis van het geldende bestemmingsplan '1e herziening BP Buitengebied' zijn al bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Door middel van de functiewijziging naar de bestemming 'Gemengd' is aanvullend horeca toegestaan waarvoor een richtafstand van 10 meter geldt.

Er wordt daarom, net zoals in de huidige situatie, formeel niet aan de richtafstand voldaan. Toch kan er worden aangenomen dat de terrassen niet zorgen voor een verslechtering van het akoestisch klimaat ter plaatse van de woningen. De kortste afstand van het terras tot aan de dichtstbijzijnde woonbestemmingsgrens (Liedeweg 5a) is namelijk circa 50 meter. De terrassen liggen daarnaast achter het talud en achter de dijk van het fort, wat voor een afschermende werking zorgt ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning.

Tevens ligt het plangebied naast het spoor en wordt er aangenomen dat het terras niet zorgt voor een hogere akoestische belasting op de omliggende woningen. Om het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woning te behouden, worden de mogelijkheden in dit bestemmingsplan voor de horeca-activiteiten beperkt tot 150 m2 met de mogelijkheid voor twee terrassen.

Vanwege de ligging naast het spoor en de ligging van het terras aan de westzijde van het fort en tussenliggende begroeiing wordt er aangenomen dat het terras niet zorgt voor een verslechtering van de akoestische situatie ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning. Dit geldt tevens voor de woningen aan de overzijde van de Liedeweg die op circa 100 meter afstand liggen.

In bijlage 5 is een akoestisch onderzoek opgenomen waarbij de akoestische gevolgen van het stemgeluid vanaf de twee terrassen, muziekgeluid, de verkeersaantrekkende werking en het stemgeluid bij parkerende personenwagens als gevolg van de bestemmingsplanwijziging zijn onderzocht. Geconcludeerd wordt dat met de gekozen uitgangspunten de activiteiten inpasbaar zijn en het geluid voldoet aan de grenswaarden van de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. Het gecumuleerde langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt ten hoogste 41 dB(A) in de dag- en 45 dB(A) in de avondperiode, waarmee wordt voldaan aan de grenswaarde. Aan de grenswaarde voor de maximale geluidniveaus LAmax wordt ook voldaan. Door het verkeer van en naar de inrichting kan ook voldaan worden aan de grenswaarde van 50 dB(A) in de dag - en 45 dB(A) in de avondperiode.

Het gebruik van versterkte muziek op het terras kan alleen op het meest zuidelijke terras. Hierbij geldt dat de boxen gericht naar het westen een maximaal opgesteld geluidvermogen van 95 dB(A) hebben en van 09:00 tot maximaal 23:00 uur in werking zijn. Deze voorwaarden zijn geborgd in de regels in artikel 3.3.1, sub e onder 3.

5.6.3 Conclusie

De functieverruiming van het fort is ruimtelijk inpasbaar en het geluid voldoet aan de grenswaarden van de VNG-Brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Om het geluid in de avondperiode te beperken is in de regels geborgd dat akoestisch versterkte muziek van 09:00 tot uiterlijk 23:00 is toegestaan, een maximaal geluidvermogen van 95 dB(A) heeft en de boxen gericht naar het westen dienen te zijn.

Het aspect geluid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.7 Geur

5.7.1 Wet- en regelgeving

Het algemene uitgangspunt van het Nederlandse geurbeleid is het voorkomen van nieuwe hinder. Als er geen hinder is, hoeven er geen maatregelen getroffen te worden. De mate van hinder die nog acceptabel is, moet worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan op grond van de Wet milieubeheer.

5.7.2 Onderzoek

Binnen het plangebied wordt horeca tot en met categorie 2 toegestaan. Op basis van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering geldt voor een restaurant een richtafstand van 10 meter voor het aspect geur. De bestemming 'Gemengd' van dit bestemmingsplan grenst aan de noordzijde direct aan de naastgelegen woonbestemming. Er wordt daarmee niet aan de richtafstand voldaan.

De gebruiksmogelijkheden voor horeca worden echter beperkt tot het fort en de terrassen aan de westzijde van het fort. De afstand van het terras tot de naastgelegen woonbestemming betreft circa 50 meter. Er wordt daarom aangenomen dat er voor het aspect geur geen hinder ontstaat als gevolg van dit bestemmingsplan.

5.7.3 Conclusie

Voor het plangebied zijn geen beperkingen voor wat betreft geur.

5.8 Kabels, leidingen en telecommunicatie installaties

In een ruimtelijk plan dienen planologisch relevante leidingen te worden opgenomen. Deze kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik in de omgeving. Planologisch relevant zijn

hoofdnutsvoorzieningen, zoals waterleidingen, aardgasleidingen, hoogspanningsleidingen, afvalwaterleidingen, en dergelijke. Indien dergelijke leidingen in het plangebied voorkomen zullen deze als zodanig bestemd moeten worden, inclusief de afstand die vrijgehouden moet worden van bebouwing ter bescherming van de leiding.

5.8.1 Onderzoek

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

5.8.2 Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

5.9 Licht

5.9.1 Wet- en regelgeving

Strikte normen voor kunstmatige verlichting in de vorm van afstandsbepalingen zijn er niet. De regelgeving richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Specifiek voor bestemmingsplannen is voor sommige activiteiten hoofdstuk 7 Milieueffectrapportage van de Wet milieubeheer van toepassing. Bijvoorbeeld voor grote projecten waarbij lichthinder kan ontstaan, is kunstmatige verlichting één van de milieuaspecten waarop het een en ander moet worden afgewogen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan (auto)wegen, grote oppervlakten met kassen, grote woningbouw projecten, stadsontwikkelingsprojecten of industriegebieden.

De kern van het rijksbeleid ten aanzien van licht is dat donkerte hoort tot één van de kernkwaliteiten van het landschap onder het kopje belevingskwaliteit. Het rijksbeleid is gericht op het in beeld brengen, realiseren en veiligstellen van de gewenste leefomgevingskwaliteit door het terugdringen van verstoring door activiteiten op het platteland (geluid, licht, stank). Ook worden het gebruik van energiezuinige (straat)verlichting bij gemeenten en provincies bevorderd met behoud van kwaliteit en (verkeers)veiligheid.

5.9.2 Conclusie

Als gevolg van de functieverruiming zijn er gelet op de afstand tot omliggende woningen geen beperkingen voor wat betreft lichthinder. Eventuele verlichting van de terrassen wordt beperkt tot de openingstijden van de aanwezige horeca, maar dit is wel een uitvoeringsaspect van dit bestemmingsplan.

5.10 Lucht

5.10.1 Wet- en regelgeving

Wet luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van deze wet zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). De luchtregelgeving is uitgewerkt in een aantal AMvB's en Ministeriële Regelingen.

Wet Milieubeheer

In bijlage II van de Wm zijn voor de volgende stoffen grenswaarden voor de concentratie in de buitenlucht opgenomen: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), koolmonoxide (CO). Uit metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en berekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving blijkt dat aan de grenswaarden voor benzeen, zwaveldioxide, lood en koolmonoxide al geruime tijd in (nagenoeg) geheel Nederland wordt voldaan. In de Nederlandse situatie leveren alleen de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) problemen op in relatie tot de wettelijke normen.

De wijze waarop het aspect luchtkwaliteit in acht genomen dient te worden bij planvorming is geregeld in artikel 5.16 en 5.16a van de Wm. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Grenswaarden uit bijlage II van de Wm worden niet overschreden, of
  • Per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk, of
  • Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit (aan concentratie PM10 en NO2)**, of
  • Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)***.

In aanvulling op het bovenstaande toetsingskader stelt de AMvB 'Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' dat bij de voorgenomen realisering van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgingshuizen en dergelijke, op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen, moet worden onderzocht of op die locaties sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en/of NO2. Blijkt uit het onderzoek dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, dan mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Als het echter gaat om de uitbreiding van een bestaand gebouw of een door het gebouw vervulde functie, dan is een eenmalige toename van ten hoogste tien procent van het rechtens toegestane aantal personen dat op de desbetreffende locatie verblijft, toegestaan. Het maakt voor de vestiging van gevoelige bestemmingen niet uit of het deel uitmaakt van 'niet in betekenende mate' projecten of 'in betekenende mate' projecten. De AMvB 'Gevoelige Bestemmingen' moet in beide gevallen worden nageleefd.

** De AMvB 'Niet In Betekenende Mate bijdragen' legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3%-grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide (NO2) of fijn stof (PM10). Dit komt overeen met 1,2 µg/m3 voor zowel stikstofdioxide als fijn stof. Voor dergelijke projecten hoeft geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan normen niet nodig.

*** Sinds 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht. Met het NSL is in 2005 gestart omdat Nederland niet tijdig aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit kon voldoen. Nederland heeft een plan gemaakt waaruit duidelijk wordt hoe de grenswaarden wel worden bereikt. In het NSL zijn allerlei grote projecten opgenomen die men wil uitvoeren samen met maatregelen die worden uitgevoerd om de concentratiebijdrages van deze grote projecten te compenseren. De concentratiebijdrage van NIBM-projecten wordt tevens gecompenseerd door deze maatregelen. Voor de projecten die in het NSL zijn opgenomen, hoeft geen luchtkwaliteitonderzoek te worden uitgevoerd. Ook is toetsing aan de normen niet nodig.

5.10.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van 'Bedrijf' naar 'Gemengd'. Er worden in de toekomst nieuwe functies toegestaan die van invloed kunnen zijn op het aantal verkeersbewegingen van en naar het fort. Op basis van het beschreven scenario in paragraaf 5.14 is verkeerstoename berekend. De verkeerstoename bedraagt 47 mvt/etmaal. De maximale bijdragen als gevolg van deze verkeersgeneratie zijn berekend met behulp van de NIBM-tool (figuur 5.4). De maximale bijdrage voor NO2 bedraagt 0,08 µg/m³. Voor PM10 bedraagt de maximale bijdrage 0,01 µg/m³. Uit de berekening blijkt dat de beoogde ontwikkeling 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0016.png"Figuur 5.4 Berekeningsresultaat NIBM-tool

5.10.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.11 Luchtvaartverkeer

5.11.1 Wet- en regelgeving

Het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Samen vormen deze besluiten een uitwerking van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.

5.11.2 Onderzoek

Het LIB legt het beperkingengebied en het luchthavengebied vast. Indien het plangebied gelegen is binnen het beperkingengebied gelden beperkingen met het oog op veiligheid en geluid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten in overeenstemming zijn met het LIB. Het gaat hierbij om afwegingen die moeten worden gemaakt met betrekking tot externe veiligheid, hoogtebeperkingen, beperkingen bij het toelaten van functies (bestemmingen), het voorkomen van geluidhinder en het voorkomen van het aantrekken van vogels.

Zoals eerder in paragraaf 5.3 is beschreven ligt het plangebied binnen de LIB 5 zone. Daarnaast ligt het plangebied binnen de zone 'beperking aantrekken vogels', geldt een toetshoogte van minimaal 32 mter en het plangebied ligt in de toetszone voor windturbines en lasers.

Beperking bebouwing: LIB 5 zone

Het plangebied ligt binnen het beperkingengebied bebouwing LIB 5 zoals opgenomen in artikel 2.2.1d en 2.2.1.e. Volgens de LIB 5 zone dient een bestemmingsplan te voorzien in een onderbouwing van de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.

Deze bestemmingsplanwijziging zorgt voor een zeer beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen naar het fort. Er worden als gevolg van de bestemmingsplanwijziging 47 meer motorvoertuigbewegingen per etmaal gegenereerd. Er wordt daarom aangenomen dat er geen sprake is van een significante toename van de personendichtheid ter plaatse van het plangebied. Enkel bij het in gebruik hebben van een vergaderruimte of druk bezoek van de terrassen neemt de personendichtheid incidenteel toe. Omdat de personendichtheid niet significant verandert wordt de toekomstige situatie als verantwoord geacht.

Beperking vogels

Het plangebied ligt in de zone 'Beperking vogels' zoals opgenomen in artikel 2.2.4 van het LIB. In deze zone is het toevoegen van nieuwe vogelaantrekkende functies niet toegestaan. De genoemde functies vogelaantrekkende functies in artikel 2.2.4 zijn niet toegestaan op basis van dit bestemmingsplan.

Maatgevende toetshoogte

De maximale toetshoogte binnen het bestemmingsplan is deels 32 en deels 33 meter volgens artikel 2.2.2. en bijlage 4 van het LIB. Binnen het bestemmingsplan zijn geen objecten op deze hoogte toegestaan.

Ook gelden er nog hoogtebeperkingen op grond van artikel 2.2.2.a van het LIB en bijlage 4A. Deze hoogtebeperkingen zijn ruimer dan de beperkingen op grond van artikel 2.2.2 waardoor ook hieraan wordt voldaan.

Toetszone windturbines en lasers

Op grond van artikel 2.2.4 van het LIB en de kaarten in bijlage 6 en 4 is er geen vaste laserinstallatie toegestaan, of een windturbine vanaf een bepaalde maat.

Het bestemmingsplan maakt beide niet mogelijk en voldoet daarmee aan de regel van het LIB.

5.11.3 Conclusie

Er is geen sprake van een significante toename van de personendichtheid ter plaatse het plangebied. Een beknopte verantwoording van het groepsrisico is opgenomen paragraaf 5.3. De ligging van het plangebied binnen het beperkingengebied van Schiphol vormt op grond van de regels van het LIB geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

5.12 Milieueffectrapportage

Milieueffectrapportage is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in het Besluit m.e.r. De Wm is een kaderwet waarin de uitgangspunten van het milieubeleid staan beschreven. In het Besluit m.e.r. staat wanneer een m.e.r. moet worden toegepast. Het besluit bevat bijlagen, waaronder de C- en D-lijst. Door middel van deze lijsten kan bij het opstellen van een ruimtelijk plan worden beoordeeld of het plan een ontwikkeling omvat die een m.e.r.-(beoordelings)plicht kent. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit de C- en D-lijst geldt een m.e.r.-plicht respectievelijk m.e.r.-beoordelingsplicht. Als een voorgenomen ontwikkeling activiteiten bevat zoals opgenomen in de D-lijst van het besluit m.e.r. (kolom 1), maar beneden de drempelwaarden in deze lijst ligt (kolom 2), dan is er een vormvrije m.e.r.-beoordeling mogelijk.


Er dient bij elke m.e.r.-vorm een aanmeldnotitie te worden opgesteld. In overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit wordt beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Overigens moet daarnaast worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling aanzienlijke milieueffecten kan hebben, waarbij naast de drempelwaarden ook de omstandigheden ter plaatse worden betrokken. Dit in verband met het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 15 oktober 2009 (C-225/08).

5.12.1 Onderzoek

De functiewijziging van het fort voldoet niet aan de criteria zoals genoemd in de C- en D-lijst van Bijlage II bij het Besluit mer. Daarnaast wijzen de uiterlijke kenmerken (aard en omvang) van het project en de omgeving en anderzijds de milieueffecten van het project erop dat er geen sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' in de zin van artikel 11.2 tabel D bijlage II bij het Besluit mer. De bestemmingsplanwijziging maakt namelijk geen bouwwerkzaamheden mogelijk en de bestaande ruimte ten verhuurbare ruimte ten behoeve van (horeca)bedrijven wordt niet uitgebreid.

De bestemmingsplanwijziging zorgt bovendien niet voor een significante toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het fort. De milieugevolgen als gevolg van de functiewijziging zijn in beeld gebracht in hoofdstuk 5.

5.12.2 Conclusie

Voor de beoogde ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat er niet voldaan wordt aan de criteria zoals genoemd in de C- en D-lijst van Bijlage II bij het Besluit mer. Zodoende is er ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals in het Besluit m.e.r. is beschreven. Een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' wordt daardoor niet noodzakelijk geacht.

5.13 Milieuzonering

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Door middel van milieuzonering dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen). De VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het ruimtelijk plan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.

5.13.1 Onderzoek

Het bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming van 'Bedrijf' naar 'Gemengd' waardoor in de toekomst bedrijven, horeca, vergaderaccommodaties en diverse vormen van cultuur en ontspanning zijn toegestaan. Het fort zelf en de indeling (15 units variërend van 58-114m2) veranderen niet. Aan de westzijde van het fort komt de mogelijkheid voor twee keer een terras van maximaal 100 m2. De toekomstige functies worden volgens de VNG publicatie gezien als milieubelastend.

Bedrijven zijn toegestaan tot en met milieucategorie 2. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. In de omgeving van het plangebied zijn naast de woonfunctie verschillende andere functies aanwezig, waaronder het fort zelf. Daarnaast is er aan de Liedeweg sprake van lintbebouwing. Er kan daarom worden aangesloten bij de richtafstand van 10 meter, behorende bij een 'gemengd gebied'. Ook voor horeca tot en met categorie 2 en een museum geldt deze richtafstand van 10 meter. Daarnaast geldt op basis van vergelijkbare functies voor vergaderaccommodaties, cursusruimte en praktijkruimte ook een richtafstand van 10 meter voor het aspect geluid.

In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende woningen gelegen waarmee rekening moet worden gehouden. De dichtstbijzijnde woning (Liedeweg 5a) grenst met de tuin direct aan de noordoostzijde van het plangebied. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn al bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Door de functiewijziging naar de bestemming 'Gemengd' worden diverse functies mogelijk gemaakt waarvoor net zoals in de huidige situatie een richtafstand van 10 meter geldt.

Er wordt daarom, net zoals in de huidige situatie, formeel niet aan de richtafstand voldaan. Vanwege de bouwtechnische eigenschappen van het fort wordt er vanuit het fort geen geluidhinder op omliggende woningen verwacht door de nieuwe functies in het fort. Door de toevoeging van de terrassen (buiten) wordt de functie horeca als maatgevend gezien. Horeca binnen het fort is vanwege de bouw van het fort realistisch alleen mogelijk binnen de poterne. Eén van de terrassen ligt dichterbij de dichtstbijzijnde woning dan de poterne en is daarmee maatgevend.

Er wordt aangenomen dat de functiewijziging niet zorgt voor een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. De kortste afstand van het terras tot aan de dichtstbijzijnde woonbestemmingsgrens (Liedeweg 5a) is namelijk circa 50 meter. De terrassen liggen daarnaast achter het talud en achter de dijk van het fort, wat voor een afschermde werking zorgt ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning.

Ook ligt het plangebied naast het spoor en de autosnelweg A200 en wordt er aangenomen dat het terras niet zorgt voor een hogere geluidsbelasting op de omliggende woningen.

In bijlage 5 is een akoestisch onderzoek opgenomen waarbij de akoestische gevolgen van het stemgeluid vanaf de twee terrassen, muziekgeluid, de verkeersaantrekkende werking en het stemgeluid bij parkerende personenwagens als gevolg van de bestemmingsplanwijziging zijn onderzocht.De resulaten van het onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 5.6.

5.13.2 Conclusie

Dit bestemmingsplan zorgt niet voor een verslechtering van het woon- en leefklimaat van omliggende functies. Er wordt aangenomen dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat en een goede ruimtelijke ordening.

Om het geluid in de avondperiode te beperken is in de regels geborgd dat akoestisch versterkte muziek tot uiterlijk 23:00 is toegestaan en een maximaal geluidvermogen van 95 dB(A) heeft.

5.14 Verkeer

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling wordt berekend aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen (Handboek parkeernormen, gemeente Haarlemmermeer 2018). Hierin zijn parkeernormen opgenomen voor de kern Haarlemmerliede (niet-stedelijk). De parkeernorm heeft een bandbreedte (minimum – gemiddelde – maximum). Op basis van de hemelsbrede afstand ten opzichte van het dichtstbijzijnde treinstation of HOV-halte, wordt de gemiddelde parkeernorm aangehouden. Station Haarlem Spaarnwoude ligt namelijk tussen de 700 m – 1.200 m hemelsbrede afstand van het plangebied.

Voor de beoogde ontwikkeling worden de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers van het CROW. Voor het juiste kencijfer wordt een ligging in de rest bebouwde kom aangehouden, Haarlemmerliede heeft een niet-stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid. De gegeven kencijfers hebben een bandbreedte (minimum – maximum), er wordt net als bij de parkeernormen uitgegaan van de gemiddelde kencijfers.

5.14.1 Onderzoek

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Liedeweg. In zuidelijke richting kan de Haarlemmerstraatweg worden bereikt, vanwaar in westelijke richting Haarlem Oost kan worden bereikt. Teven ligt hier een aansluiting op de A200/N200, vanwaar het hoofdwegennet kan worden bereikt. In oostelijke richting leidt de Haarlemmerstraatweg ook naar een aansluiting op de A200, evenals een aansluiting op de rijksweg A9. In noordelijke richting leidt de Liedeweg naar de kernen Haarlemmerliede en Penningsveer.

De Liedeweg is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. Fietsverkeer deelt de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Aan de westzijde van de Liedeweg ligt een smal voetpad. Station Haarlem Spaarnwoude is het dichtstbijzijnde openbaarvervoerspunt en ligt op circa 1,5 km loop- en fietsafstand van het plangebied. Hier vertrekken stoptreinen en bussen in verschillende richtingen. De bereikbaarheid van het plangebied voor het gemotoriseerd verkeer is hiermee voldoende aangetoond.

Parkeren

Met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat de bestaande ruimtes van het fort gebruikt kunnen worden ten behoeve van bedrijvigheid, horeca (tot en met categorie 2, met mogelijkheid voor twee terrassen), cultuur en ontspanning in diverse vormen en vergaderaccommodatie/cursusruimte. Wanneer deze functies zich in het fort vestigen, zorgt dit voor een parkeerbehoefte die binnen het plangebied dient te worden opgevangen.

Parkeerbehoefte

In het fort zijn in totaal 15 units aanwezig, met een gezamenlijk verhuurbaar vloeroppervlak van circa 1.100 m² (inclusief algemene ruimte). De oppervlakte per unit varieert. Omdat nog niet bekend is welke bedrijven zich uiteindelijk in het fort zullen gaan vestigen, is een worst-case in beeld gebracht op basis van de functies met de hoogste parkeerbehoefte. Er is daarom uitgegaan van drie verschillende functies binnen het fort: cursusruimte/vergaderaccommodatie van 300 m2 bvo, bedrijven t/m categorie 2 en horeca t/m categorie 2 van 150 m2 bvo.

Voor vergaderaccommodatie en cursusruimte is geen specifieke parkeernorm in het parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer opgenomen. Voor deze functies is daarom aangesloten bij de parkeernorm voor een cultureel centrum.

Aangezien het fort als onderdeel van een recreatieve route gaat functioneren waarbij de horeca kleinschalig is en geen volwaardig restaurant betreft, wordt er voor de horecafunctie gerekend met een parkeernorm café/bar/cafetaria. Dit is geborgd in de regels van het bestemmingsplan. Hieronder wordt onder andere verstaan: bierhuis, proeflokaal, koffiebar, lunchroom en broodjeszaak. De verhuurbare ruimtes in het fort lenen zich in de praktijk niet voor reguliere restaurants omdat het technisch niet mogelijk is om een keuken in het fort te realiseren. Er is daarom uitsluitend kleinschalige horeca aanwezig, bedoeld voor fietsende en wandelende recreanten. Daarmee ligt de daadwerkelijke parkeerbehoefte van de horeca naar verwachting lager dan de in het gemeentelijke beleid gehanteerde parkeernormen.

Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan gelden de parkeernormen zoals opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1: Parkeerbehoefte plangebied

Functie   Categorie parkeernorm   Aantal   Parkeernorm   Parkeerbehoefte  
Cursusruimte/vergaderaccommodatie   Cultureel centrum   300   m2 bvo   3   per 100 m2 bvo   9    
Bedrijven t/m categorie 2   Bedrijf arbeidsint./bezoekersext.   650   m2 bvo   2,35   per 100 m2 bvo   15,28    
Horeca t/m categorie 2   Café / bar /cafetaria   150   m2 bvo   7   per 100 m2 bvo   10,5    
Totaal     1.100   m2 bvo       35   pp  

De berekening in tabel 4.1 laat de parkeerbehoefte bij de maximaal planologische invulling van het fort zien. Dit zorgt voor een totale parkeerbehoefte van 35 parkeerplaatsen. Omdat de verschillende functies niet allemaal op hetzelfde moment worden gebruikt, kunnen de aanwezigheidspercentages uit het gemeentelijk parkeerbeleid zoals dat geldt ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan worden toegepast om de parkeerbehoefte op het maatgevende moment te bepalen. Tabel 4.2 toont deze berekening.

Tabel 4.2: Aanwezigheidspercentages en mogelijke maatgevende parkeerbehoefte

  Werkdag       Koop   Werkdag   Zaterdag     Zondag  
  ochtend   middag   avond   avond   nacht   middag   avond   middag  
Sociaal cultureel   10%   40%   100%   100%   0%   60%   90%   25%  
Kantoor/bedrijf   100%   100%   5%   5%   0%   0%   0%   0%  
Café   30%   40%   90%   90%   0%   75%   100%   45%  

  Werkdag       Koop   Werkdag   Zaterdag     Zondag  
  ochtend   middag   avond   avond   nacht   middag   avond   middag  
Sociaal cultureel   0,9   3,6   9   9   0,0   5,4   8,1   2,25  
Kantoor/bedrijf   15,28   15,28   0,77   0,77   0,0   0,0   0,0   0,0  
Café   3,15   4,2   9,45   9,45   0,0   7,88   10,5   4,73  
Totaal   19,4   23,1   19,3   19,3   0,0   13,3   18,6   7,0  

De berekening in tabel 4.2 laat zien dat een mogelijke invulling van het fort zorgt voor een maatgevende parkeerbehoefte van 24 parkeerplaatsen op de werkdag middag.

Het bestemmingsplan maakt tevens ondersteunende functies ten behoeve van de hoofdactiviteit mogelijk. Deze ondersteunende functies mogen niet meer bedragen dan 25% van de hoofdactiviteit met een maximum van 150 m2. Per vestiging geldt een limiet van 300 m2 waarbij het gedeelte voor ondersteunende functies dus maximaal 75 m2 per vestiging mag bedragen. De openingstijden van de ondersteunende functies vallen daarbij binnen die van de hoofdactiviteit. De ondersteunende functies zijn van een dermate kleine schaal dat er kan worden aangenomen dat deze niet zorgen voor een extra parkeerbehoefte ten opzichte van de hoofdactiviteit.

Parkeeraanbod

De parkeerbehoefte wordt binnen het plangebied opgevangen. In de huidige situatie wordt er aan de voorzijde van het fort geparkeerd, maar zijn er geen gemarkeerde parkeerplaatsen aanwezig. Wanneer alle mogelijke parkeerruimte bij elkaar wordt opgeteld, biedt het plangebied ruimte voor 32 parkeerplaatsen. Figuur 4.6 geeft hiervan een overzicht. Op het maatgevende moment werkdag middag zijn er volgens de parkeerberekening 8 parkeerplaatsen vrij en nog beschikbaar.

Deze extra 8 parkeerplaatsen bieden een buffer voor onder andere de functie horeca als er extra drukte op het terras ontstaat. Omdat de horecafunctie binnen het fort zich richt op de fietsende of wandelende passant wordt er als gevolg van het terras een minimale aanvullende parkeerbehoefte verwacht.

Vanwege de verwachting dat een groot deel van de bezoekers het fort met de fiets zullen bereiken worden er ook fietsenstallingen geplaatst. Deze stallingen worden voor de brug, naast de 8 nieuw te realiseren parkeerplaatsen geplaatst. Afhankelijk van de behoefte kunnen enkele parkeerplaatsen die als buffer boven de parkeervraag dienen plaatsmaken voor extra fietsenstallingen.

Figuur 4.6: Parkeeraanbod binnen plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0017.png"

Verkeer

Met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat de bestaande ruimtes van het fort gebruikt kunnen worden ten behoeve van bedrijvigheid, horeca (tot en met categorie 2, met mogelijkheid voor twee terrassen), cultuur en ontspanning in diverse vormen en vergaderaccommodatie/cursusruimte. Wanneer deze functies zich in het fort vestigen, zorgt dit voor een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied.

Verkeersgeneratie – afwikkeling

Met het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat de bestaande ruimtes van het fort gebruikt kunnen worden ten behoeve van bedrijvigheid, horeca (tot en met categorie 2, met mogelijkheid voor een terras), vergaderaccommodatie en diverse vormen van cultuur en ontspanning. Wanneer deze functies zich in het fort vestigen, heeft dit gevolgen voor de verkeersaantrekkende werking van het plangebied. In het fort zijn in totaal 15 units aanwezig, met een gezamenlijk verhuurbaar vloeroppervlak van circa 1.100 m² (inclusief algemene ruimte). De oppervlakte per unit varieert.

Voor de verdeling van de functies wordt uitgegaan van 650 m2 bedrijvigheid, 150m2 horeca en 300 m2 cursusruimte/vergaderaccommodatie. Voor de laatstgenoemde functie bestaat geen kengetal voor het aantal verkeersbewegingen. Er is daarom aangesloten bij de categorie commerciële dienstverlening. Tabel 4.3 toont de berekening op basis van de meest recente CROW kencijfers (publicatie 381, 2018). Voor horeca t/m categorie 2 is de verkeersgeneratie berekend op basis van een turnover van 3 per parkeerplaats (6 mvt/etmaal per parkeerplaats).

Tabel 4.3: verkeersgeneratie plangebied

Functie   Categorie CROW   Aantal   Kencijfer   Verkeersgeneratie  
Cursusruimte/vergaderaccommodatie   Commerciële dienstverlening   300   m2 bvo   16,6   per 100 m2 bvo   49,8   mvt/etm  
Bedrijven t/m categorie 2   Bedrijf arbeidsint./bezoekersext.   650   m2 bvo   10   per 100 m2 bvo   65   mvt/etm  
Horeca t/m categorie 2   Café / bar /cafeteria   150   m2 bvo   28   per 100 m2 bvo   42   mvt/etm  
Totaal     1.100   m2 bvo         156,8 mvt/etm  

De voorbeeldberekening in tabel 4.3 laat zien dat de maatgevende invulling van het fort zorgt voor een verkeersgeneratie van 157 motorvoertuigbewegingen per etmaal (weekdaggemiddeld). In het hiervoor geldende bestemmingsplan bestond de verkeersgeneratie van het plangebied uit 110 motorvoertuigbewegingen. Het huidige gebruik is namelijk volledig bestemd voor bedrijven. Dit is 1.100 m2 (kencijfer 10 mvt/etm per 100 m2 bvo) = 110 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Als gevolg van de functiewijziging is er daarmee een toename van 47 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Het extra verkeer zal afwikkelen over de Liedeweg en zich vervolgens in verschillende richtingen verspreiden.

Volgens het gemeentelijke verkeersmodel worden in 2030 op de Liedeweg 800 motorvoertuigen per etmaal verwacht en op de Haarlemmermeerstraatweg betreft dit naar verwachting 1600 motorvoertuigen per etmaal. Een erftoegangsweg heeft een maximum capaciteit van 6000 motorvoertuigen. Met een beperkte toename van 47 bewegingen per etmaal bieden deze en omliggende wegen voldoende ruimte om het verkeer zonder knelpunten af te wikkelen.

De Liedeweg en Haarlemmerstraatweg bieden beiden voldoende capaciteit om de beperkte verkeerstoename zonder knelpunten af te wikkelen. Aldaar zal het verkeer van en naar het plangebied opgaan in het heersend verkeersbeeld van deze wegen.

5.14.2 Conclusie

De beoogde ontwikkeling zorgt voor een toename van de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie van het plangebied. Bij het fort zijn op eigen terrein 32 parkeerplaatsen aanwezig. De maatgevende parkeerbehoefte is 24 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte kan daarmee op eigen terrein worden opgevangen. De berekening laat zien dat de verkeerstoename van het plangebied beperkt is en de omliggende (ontsluitings)wegen voldoende capaciteit bieden om deze zonder knelpunten af te kunnen wikkelen. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling daarom niet in de weg.

5.15 Water

5.15.1 Wet- en regelgeving

Europese Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren. Hiermee wordt beoogd vervuiling te voorkomen en te beperken, duurzaam gebruik van water te bevorderen, het aquatische milieu te beschermen en te verbeteren en de effecten van overstromingen en droogte in te perken. De algemene doelstelling is om een goede milieutoestand te bereiken voor alle wateren.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Waterbeheerprogramma  6 'water wijst de weg' 

In het Waterbeheerprogramma 6 opgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: Rijnland) is water het leidende principe. Er komen grote (maatschappelijke) uitdagingen zoals klimaatverandering, hoge stikstofuitstoot, afnemende biodiversiteit en de omslag naar een circulaire economie op ons af. Goed waterbeheer speelt bij al deze uitdagingen een belangrijke rol. Water krijgt een meer sturende rol in de ruimtelijke inrichting. Hiermee streeft Rijnland naar een klimaatbestendige leefomgeving, waarin we ook over twintig, vijftig of honderd jaar nog veilig en gezond kunnen wonen, werken en genieten. Hiervoor heeft Rijnland vijf belangrijke kerntaken geformuleerd: 

  • 9. Waterveiligheid
  • 10. Voldoende water
  • 11. Schoon water
  • 12. Efficiënte en duurzame waterketen
  • 13. Duurzaam en circulair werken 

De opgaven worden opgepakt in samenwerking met onder andere overheden, inwoners, bedrijven en natuurorganisaties. 

Riolering en afkoppelen

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afval- en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Keur Rijnland 2020

De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

Het uitgangspunt van de Keur Rijnland 2020 is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2021-2023

De gemeente is op grond van de Wet milieubeheer verplicht periodiek een GRP vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP bevat rioleringsbeleid en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd.

De gedachten vanuit de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030, Proeftuin klimaatbestendige stad en het integraal Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030 zijn ook van toepassing op het gemeentelijke riolerings- en grondwaterbeleid. De rode draad in het beleid is dat de gemeente streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem.

Het GRP geeft basis de planning van nieuwe aanleg, plannen om vuiluitworp te reduceren en plannen voor beheer en onderhoud voor de komende vijf jaar, met een doorkijk naar de verdere toekomst. Bij nieuwbouw en verbouw is het gescheiden aanbieden van het afvalwater en het hemelwater het uitgangspunt. Voor nieuwbouwwijken en grotere reconstructiegebieden wordt uitgegaan van een zwaardere ontwerpnorm voor het rioolstelsel, waardoor zwaardere regenbuien minder snel overlast veroorzaken. Om overlast door grondwater te voorkomen voorziet het GRP in de aanleg van drainage in vijf wijken: Rijsenhout-Zuid, Pax, Graan voor Visch (Hoofddorp), Linquenda, Welgelegen (Nieuw-Vennep), en het uitvoeren van grondwatermaatregelen in Zwanenburg.

Vanuit het Bestuursakkoord Water heeft de gemeente verdere invulling gegeven aan een verbetering van de samenwerking met omliggende gemeenten en met het Hoogheemraadschap van Rijnland.

5.15.2 Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied ligt in het zuiden van Haarlemmerliede en wordt ontsloten door de Liedeweg. Het betreft het perceel waarop Fort bij de Liebrug is gelegen. Het plangebied is volgens het geldend bestemmingsplan bestemd voor 'Bedrijf' maar dit komt niet meer overeen met het huidige gebruik. Er is circa 650m2 verhard oppervlak aan de voorzijde van het fort door de oprit en parkeerplaats. Het fort zelf heeft een groen dak. De rest van het plangebied is geheel onverhard en bestaat uit grasvelden, paden, struiken en bomen.

Bodem en grondwater

Het plangebied ligt niet in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in het water is het fort niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Direct ten oosten van het plangebied bestaat de bodem uit veengrond en is er sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 40 cm onder het maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt tussen 50 en 80 cm onder het maaiveld. Uit het Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl) blijkt dat de maaiveldhoogte rondom het fort varieert van +0,3m NAP tot +2,6m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0019.png"

Figuur 4.7 bodemsoorten en grondwatertrappen (bron: bodemdata.nl)

Waterkwantiteit

Uit de Legger Oppervlaktewater blijkt dat de BinnenLiede, die langs het plangebied stroomt, behoort tot het 'primair oppervlaktewater'. De watergangen ten zuiden en oosten behoren tot het 'overige oppervlaktewater' en worden met elkaar verbonden door een duiker. Op basis van de Keur 2020 geldt een beschermingszone van 5 meter langs een primaire watergang en 2 meter langs overige wateren. Deze zone dient vrijgehouden te worden in verband met inspectie en onderhoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0020.png"

Figuur 4.8 Oppervlaktewater (Bron: Legger HH Rijnland)

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het projectgebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland in het projectgebied of de directe omgeving.

Veiligheid en waterkeringen

Uit de Legger Waterkeringen blijkt dat de Liedeweg behoort tot de regionale waterkeringen (Boezemkade). Een deel van het plangebied ligt binnen de beschermingszone (15 meter, gemeten vanaf de waterkering) en de buitenbeschermingszone (50 meter, gemeten vanaf de beschermingszone). Op basis van de Keur gelden binnen deze zones beperkingen voor het ondernemen van activiteiten zoals slopen en bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhllliedeweg9-C001_0021.png"

Figuur 4.9 Waterkeringen (Bron: Legger HH Rijnland)

Afvalwaterketen en riolering

In het plangebied ligt geen rioolwaterpersleiding. De bestaande bebouwing in het projectgebied is aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel, bestaande uit een gemengd stelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Dit plan voorziet in een bestemmingswijziging waardoor er in de toekomst naast bedrijven, ook andere functies zoals horeca, cultuur en ontspanning zijn toegestaan. Deze functies zijn deels al aanwezig in het fort. Het betreft een interne wijziging van het bestaande bouwwerk. Aan de westzijde van het plangebied komt de mogelijkheid voor twee terrassen met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per terras, welke aan weerszijden van de poterne gesitueerd worden. Daarnaast worden er 8 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit

De komst van een terras leidt in de toekomst tot een toename van verhard oppervlak. Omdat deze toename minder is dan 500 m2 wordt er vanuit het Hoogheemraadschap geen compensatie gevraagd. De duiker is van belang om de omliggende oppervlaktewateren met elkaar te verbinden en de lokale transportfunctie te kunnen garanderen. Deze duiker blijft behouden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  • e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
      • zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
  • lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;

De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Dit plan biedt weinig kansen om de waterhuishouding (nog verder) te verbeteren omdat het voorziet in een functiewijziging ten behoefte van bedrijvigheid die reeds op de locatie is gevestigd. Schoon hemelwater en vuil afvalwater worden op dit moment al geheel van elkaar gescheiden. Het hemelwater infiltreert in de onverharde delen ten oosten van het fort. Op de verharde parkeerplaats watert dit af naar het oppervlaktewater. Het afvalwater is aangesloten op de gemeentelijke riolering en wordt afgevoerd naar een RWZI.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater

Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand-slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of – als laatste keus – aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

5.15.3 Conclusie

De verruiming van de functies heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig als het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

Het vaststellen van een exploitatieplan is in dit geval niet nodig. Dit bestemmingsplan maakt namelijk geen aangewezen bouwplan mogelijk.

Het fort is in ondererfpacht van Stadsherstel Amsterdam N.V. Voor de gemeente Haarlemmermeer zijn er geen kosten verbonden aan deze ontwikkeling. De kosten en risico's liggen bij de partijen, die de ontwikkelingen zullen realiseren. Er zijn afspraken over de afwikkeling van planschade vastgelegd tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van onder andere omwonenden. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar bestemmingsplan. Bij het vooroverleg met de reguliere overlegpartners worden daarom ook de dorps- en wijkraden van het plangebied betrokken. De reacties uit zowel het vooroverleg als de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en afgewogen in het bestemmingsplan.

6.2.1 Informeren omwonenden door Stadsherstel Amsterdam

In het kader van betrokkenheid bij de functiewijziging is Stadsherstel Amsterdam gevraagd omwonenden en andere belanghebbenden zo vroeg mogelijk te betrekken bij de planvorming.

Stadsherstel Amsterdam heeft daarom de buurtbewoners en de Dorpsvereniging Haarlemmerliede en Spaarnwoude op 28 juli 2021 met een brief op de hoogte gesteld van de beoogde plannen. Vervolgens zijn diezelfde buurtbewoners en de dorpsvereniging op 23 augustus 2021 per brief uitgenodigd voor twee informatiebijeenkomsten. Deze bijeenkomsten zijn gehouden op 14 september 2021 in de poterne van het Fort bij de Liebrug en op 15 september 2021 digitaal. Voorafgaand aan deze bijeenkomsten hebben de genodigden de mogelijkheid gekregen om per e-mail het voorontwerpbestemmingsplan toegestuurd te krijgen en eventuele op- of aanmerkingen daarop door te geven aan Stadsherstel Amsterdam.

Tijdens de bijeenkomsten is er vanuit de aanwezigen met enthousiasme gereageerd op het plan om het fort publiekelijk toegankelijk te maken. Daarbij werden wel zorgen uitgesproken over de parkeerdruk, verkeersaantrekkende werking, geluidsoverlast en lichthinder.

De onderbouwing van deze aspecten is in hoofdstuk 5 van deze toelichting beschreven.

6.2.2 Resultaten wettelijk vooroverleg

Het voorontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan het waterschap, de provincie Noord-Holland en een aantal andere overleg- en adviesinstanties.

Van de volgende instanties is een vooroverlegreactie ontvangen:

  • 1. Provincie Noord-Holland
  • 2. Veiligheidsregio Kennemerland, Brandweer Kennemerland
  • 3. Hoogheemraadschap van Rijnland
  • 4. Recreatieschap Spaarnwoude
  • 5. Dorpsvereniging Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Het voorontwerp is ook voorgelegd aan Staatsbosbeheer. Daarvan is geen reactie ontvangen. Hierna zijn de ontvangen reacties samengevat en van een antwoord voorzien.

  • 1. Provincie Noord-Holland

De provincie Noord-Holland geeft aan dat het fort een provinciaal monument is en onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Hiervoor geldt het werkingsgebied 'Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde' en 'Bijzonder provinciaal landschap Spaarnwoude en omgeving'. Ten aanzien van het erfgoed mag een ruimtelijk plan uitsluitend voorzien in nieuwe activiteiten die de kernkwaliteiten van het fort niet aantasten. De provincie is van mening dat het plan hieraan lijkt te kunnen voldoen.

De functiewijzing staat ten dienste van een duurzame instandhouding van het provinciaal erfgoed dat deel uitmaakt van het strategisch landschap met UNESCO status. Dit past geheel binnen het provinciaal erfgoedbeleid. Om advies te kunnen geven over de gevolgen van het plan voor de ruimtelijke kwaliteit heeft de provincie gevraagd om een nadere onderbouwing.

Reactie gemeente

Op dinsdag 2 november 2021 is de voorgenomen ontwikkeling door de initiatiefnemer nader toegelicht bij het Adviesteam Ruimtelijke Kwaliteit van de provincie. Toegelicht is dat er veel energie is gestoken in de renovatie van het fort, zowel met het oog op behoud en herstel van erfgoed als het comfortabeler maken voor de gebruikers ervan. De verharding (klinkers) die wordt toegevoegd is ten behoeve van het gebruik als terras (horeca) en gaat niet ten koste van het talud. Aangegeven is ook dat er financiële redenen zijn waardoor niet nu extra inspanningen geleverd kunnen worden om de ruimtelijke kwaliteit van het voorterrein te verhogen.

Na de toelichting geeft de provincie aan akkoord te zijn met de voorgenomen ontwikkeling, ook voor wat betreft de ruimtelijke kwaliteit. De provincie spreekt nog wel de hoop uit dat er in de toekomst geld beschikbaar wordt gesteld om het voorterrein een extra kwaliteitsslag te geven.

  • 2. Veiligheidsregio Kennemerland, Brandweer Kennemerland

Brandweer Kennemerland heeft het voorontwerp beoordeeld vanuit het perspectief van externe veiligheid. De brandweer onderschrijft de conclusies van paragraaf 5.3 die gaat over externe veiligheid en heeft geen bezwaren of opmerkingen over het plan.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

  • 3. Hoogheemraadschap van Rijnland

Hoogheemraadschap van Rijnland heeft geen bezwaar tegen het plan. De waterhuishoudkundige belangen zijn volgens Rijnland niet in het geding.

Reactie gemeente

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

  • 4. Recreatieschap Spaarnwoude

Het recreatieschap geeft aan dat de opgenomen bestemming aansluit bij het met Stadsherstel Amsterdam overeengekomen beoogde gebruik van het fort. Op onderdelen in de toelichting heeft het recreatieschap opmerkingen. Zo wijst het recreatieschap op het ontbreken van het beleidskader Spaarnwoude Park 2040. Ook is benoemd dat vanwege de nieuwe functie van het fort aan of bij de westoever van het forteiland een aanlegsteiger voor vaartuigen (sloepen, kano's, roeiboten) mogelijk gemaakt moet kunnen worden. Het fort ligt namelijk aan het provinciale Sloepennetwerk en kan een functie vervullen als kleinschalige tussenstop of pleisterplaats. Het recreatieschap geeft ook aan dat in de paragraaf over het beleid Toerisme, evenementen en promotie Haarlemmermeer toegevoegd zou moeten worden dat het fort goed bereikbaar is door de ligging van twee NS-stations nabij, en dat het fort onderdeel is van de fietsknooppuntenroutes. Ook wijst het recreatieschap op uitgevoerd onderzoek naar explosieven en op een mogelijke verschrijving van de locatie van het terras in paragraaf 5.15.2. Het recreatieschap vraagt daarnaast om een aanpassing van de begripsomschrijving 'aanmeervoorziening'.

Reactie gemeente

Aanlegsteigers zijn mogelijk op basis van artikel 3.1 onder i van de regels van dit bestemmingsplan. Vanwege de cultuurhistorische bescherming van de Stelling van Amsterdam dient er voor aanlegsteigers een omgevingsvergunning aangevraagd te worden waarbij er moet worden voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 5.

Voor begripsbeschrijvingen worden binnen de gemeente Haarlemmermeer standaarden gehanteerd. De definitie voor 'aanmeervoorziening' is inderdaad beperkt. In het ontwerpbestemmingsplan is er daarom voor gekozen om ook steigers expliciet toe te staan. Hiermee sluiten de mogelijkheden in het bestemmingsplan beter aan bij het beoogde gebruik van een aanmeervoorziening.

Naar aanleiding van deze reactie is toetsing aan de visie Spaarnwoude Park 2040 opgenomen in paragraaf 3.2.5 van de toelichting. Het bestemmingsplan is in lijn met de visie 'Spaarnwoude Park 2040'. Door de openstelling van het fort voor publiek en het verbreden van gebruiksmogelijkheden wordt er aangesloten bij de wens om het ontvangstgebied Oostpoort te verstevigen en een betere verbinding met de recreatieve functie van het gebied te leggen.

Daarnaast zijn naar aanleiding van de reactie van het Recreatieschap Spaarnwoude diverse tekstuele wijzigingen aangebracht in de toelichting van het bestemmingsplan.

  • 5. Dorpsvereniging Haarlemmerliede en Spaarnwoude

De dorpsvereniging juicht de intentie om in het bestemmingsplan de activiteiten in en om het fort te beperken tot kleinschalige activiteiten op beperkte oppervlakte toe. Hierbij heeft de dorpsvereniging enkele opmerkingen, suggesties en vragen. De belangrijkste opmerkingen zijn hieronder samengevat en van een reactie voorzien. De overige opmerkingen zijn ook afgewogen en waar nodig verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan.

Parkeren

De dorpsvereniging stelt voor om parkeerplaatsen te voorzien van een lage haag om de auto's uit het zicht te houden. Daarnaast vraagt de dorpsvereniging wat er gebeurt als alle parkeerplaatsen vol zijn. Ook wordt er geattendeerd op het feit dar er vier hardstenen grenspalen bij de parkeerplaatsen liggen. Twee van deze palen zijn opgenomen in de provinciale redengevende omschrijving van het fort.

Reactie gemeente

Om zo min mogelijk afbreuk te doen aan de huidige inrichting van het terrein rondom het fort worden de acht nieuwe parkeerplaatsen met grasbetontegels en biggenruggen ingericht. Mogelijk kan de initiatiefnemer een lage haag plaatsen. Dit is echter een uitvoeringsaspect en is ruimtelijk niet relevant voor het bestemmingsplan.

Voor de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt is een parkeerberekening opgesteld. Zie daarvoor paragraaf 5.14 van de toelichting. De parkeerberekening in het bestemmingsplan is gemaakt op basis van het gemeentelijke parkeerbeleid met de daarbij behorende kencijfers van het CROW die landelijk daarvoor gebruikt worden. Er wordt voldaan aan het benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein, zelfs als wordt uitgegaan van een maximale invulling van de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt. Wanneer deze parkeerplaatsen toch vol zijn wordt er op de in de omgeving gelegen publieke parkeerplaatsen geparkeerd.

De ligging van de grenspalen blijft ongewijzigd en er worden geen parkeerplaatsen gerealiseerd ter plaatse van de grenspalen.

Fietsenstalling

In het bestemmingsplan wordt een beschrijving over de plaatsing van een fietsenstalling gemist. Om rommelige situaties te voorkomen, vraagt de dorpsvereniging om een centrale locatie waar fietsen geplaatst kunnen worden, inclusief een oplaadpunt voor elektrische fietsen.

Reactie gemeente

Er wordt gewezen op het ontbreken van het benoemen van fietsenstallingen. Insteek van de bestemmingsplanwijziging is dat recreanten het fort gaan bezoeken. Naar verwachting bezoekt een groot deel van de bezoekers het fort ook met de fiets. Om het fietsende publiek de mogelijkheid te geven hun fietsen te stallen, worden er daarom ook fietsenrekken geplaatst. Dit is toegevoegd aan paragraaf 5.14 van de toelichting. Voor de aanleg van laadpunten voor elektrische fietsen zijn op het moment geen plannen.

Horeca

De dorpsvereniging spreekt de hoop uit dat de horeca in het fort een aanvulling wordt op de al bestaande horeca in de omgeving en niet concurrerend zal zijn daarmee.

Reactie gemeente

Vooropgesteld is concurrentie geen belang in de ruimtelijke ordening. Bovendien is er bouwtechnisch in het fort geen mogelijkheid om een (volwaardige) keuken te realiseren en daarnaast zijn er beperkingen in de regels gesteld ten aanzien van de maximaal toegestane oppervlakte De horeca in het fort richt zich op de recreant die bij het fort kan pauzeren voor wat te drinken of bijvoorbeeld een lunch.

Daarnaast worden er vanuit de al aanwezige wijnhandelaar sporadisch wijnproeverijen georganiseerd. Deze horeca-activiteiten bieden een aanvulling op de bestaande horeca en zijn dusdanig klein van omvang dat ze niet concurreren met de bestaande horeca in de omgeving. Het is daardoor ook niet te verwachten dat het bestemmingsplan kan leiden tot het optreden van relevante leegstand.

Reclame

De dorpsvereniging vraagt om een beperking voor het aanbrengen van reclame, met name aan het fort.

Reactie gemeente

Reclame-uitingen aan het fort zijn niet mogelijk op basis van de opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam'.

Archeologie

De gronden van het plangebied hebben volgens de dorpsvereniging naast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' deels ook 'Waarde - Archeologie 6'.

Reactie gemeente

Het onlangs vastgestelde Archeologiebeleid 2020-2030 is leidend voor het bepalen van de op te nemen dubbelbestemming(en) voor archeologie. Het plangebied krijgt op grond van dit beleid de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Deze dubbelbestemming is opgenomen in artikel 4 van de regels en op de verbeelding.

Licht en geluid

De dorpsvereniging is van mening dat het aspect lichtvervuiling te weinig aandacht krijgt en verzoekt daarbij om eisen te stellen aan de terrasverlichting zodat deze in de nacht niet in de natuur schijnt en voor lichtvervuiling zorgt.

Daarnaast ziet de dorpsvereniging graag dat er een beperking in volume en tijd van het geluid van het terras wordt gesteld. Dit met het oog op het natuurgebied aan de overkant van de Liede en de woningen ten noorden van de Liede.

Reactie gemeente

Zware horeca categorieën worden uitgesloten op basis van de bestemmingsplanregels. Eventuele geluids- en lichthinder is hierdoor beperkt. Daarnaast is de ligging en omvang van de terrassen beperkt in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan. In het nadere onderzoek naar vleermuizen dat de komende tijd wordt uitgevoerd krijgt lichthinder ook nog de nodige aandacht. Overigens is de exacte wijze van verlichting een aspect dat geen betrekking heeft op het bestemmingsplan zelf maar op de uitvoering daarvan.

Aan de overzijde van de Liede ligt het recreatie-(natuur)gebied Veerplas. Dit gebied is op basis van de provinciale omgevingsverordening niet aangewezen als stiltegebied. Daarnaast is de omvang van de terrassen beperkt en zijn de terrassen op een beschutte en geluidsafschermende locatie gepositioneerd. De terrassen liggen aan de ene kant tussen het talud van het fort en aan de andere kant ligt de dijk van de Liede. Daarnaast zijn er in het Activiteitenbesluit milieubeheer regels opgenomen voor het geluid vanaf terrassen. Al met al is er een acceptabele akoestische situatie te verwachten.

Bedrijfsactiviteiten

De dorpsvereniging stelt voor om bedrijven met SBI-code 40 (productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warmwater) en SBI-code 505 (benzinestations zonder LPG) uit de lijst van bedrijfsactiviteiten te halen.

Reactie gemeente

De benoemde bedrijfsactiviteiten zijn inderdaad niet gewenst in het fort. De lijst van bedrijfsactiviteiten is aangepast waarbij onder andere de door de dorpsvereniging benoemde activiteiten eruit zijn gehaald.

Regels

De dorpsvereniging vraagt om in artikel 3.3.1.e van de regels te verduidelijken of de genoemde 200m2 voor elk terras afzonderlijk wordt bedoeld. Ook vraagt de dorpsvereniging om aan te geven of de 250m2 in artikel 3.3.1.2 exclusief de terrassen is. En omdat er nog grenspalen op het fortterrein en bij de genieloods staan verzoekt de dorpsvereniging om aan artikel 4.1.a toe te voegen 'militaire grenspalen'.

Reactie gemeente

Naar aanleiding van deze reactie is artikel 3.3.1e aangepast in het volgende:

Ter plaatse van de aanduiding 'terras' is per aanduiding een terras behorende bij een horeca-activiteit mogelijk tot een oppervlakte van 100 m2 per aanduiding.

Terrassen zijn exclusief de toegestane verhuurbare oppervlakte van 150 m2 zoals opgenomen in de bestemmingsplanregels.

Grenspalen zijn onderdeel van de redengevende beschrijving van het fort. De dubbelbestemming ter bescherming van de cultuurhistorische waarden is opgenomen volgens het provinciale beleid. 

Verbeelding

De dorpsvereniging mist de bouwaanduiding 'karakteristiek' en de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam'. En de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - lib 2.2.3' komt niet terug in de regels.

Reactie gemeente

De aanduiding karakteristiek is komen te vervallen. Op basis van het geldende beleid is hiervoor de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam' opgenomen. Deze dubbelbestemming zorgt voor een bredere bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. De gebiedsaanduiding voor de luchtvaartverkeerzone is aangepast op de verbeelding en ook opgenomen in de regels van het ontwerpbestemmingsplan.

6.2.3 Resultaten zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is op 17 februari 2022 bekendgemaakt. De bekendmaking vond plaats in het Gemeenteblad (www.officielebekendmakingen.nl) en op de gemeentelijke website (haarlemmermeergemeente.nl). Het ontwerpbestemmingsplan heeft met de daarop betrekking hebbende stukken vanaf 18 februari 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode konden zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

 

Er zijn vier zienswijzen over het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Hoe met de zienswijzen is omgegaan staat in de “nota van zienswijzen en ambtshalve voorstellen”(bijlage 6).

Hoofdstuk 7 Juridische toelichting

7.1 Opzet regels en verbeelding

De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.

Op de bij het bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Er wordt onderscheid gemaakt in (dubbel)bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de verbeelding opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door deze standaarden wordt de kleur en de codering van de bestemmingen bepaald. Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwd mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen in samenhang met de regels, geven duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • De 'Inleidende regels', bestaande uit een begrippenlijst en regels met betrekking tot de 'wijze van meten';
  • De 'Bestemmingsregels', die in dit bestemmingsplan te onderscheiden zijn in regels voor 'gewone', rechtstreekse bestemmingen en dubbelbestemmingen;
  • De 'Algemene regels' die in principe betrekking hebben op alle bestemmingen die in het plangebied voorkomen;
  • De 'Overgangs- en slotregels' die bestaan uit het overgangsrecht (voor bestaande bouwwerken en bestaand gebruik dat van het bestemmingsplan afwijkt) en de naam waaronder het bestemmingsplan moet worden aangehaald.

7.2 Inleidende regels

Het eerste hoofdstuk bevat inleidende regels. In artikel 1 is een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd. In artikel 2 is de wijze van meten vastgelegd met betrekking tot de verschillende hoogte en oppervlakte van gebouwen.

7.3 Bestemmingsregels

7.3.1 Bestemmingen

Gemengd (Artikel 3)

Deze bestemming betreft het gehele Fort bij de Liebrug, met uitzondering van de gracht rondom het fort. De bestemming is verbreed ten opzichte van de bestemming in het hiervoor geldende bestemmingsplan met een aantal functies die ruimtelijk inpasbaar zijn. Omdat de bestemmingshoofdgroep 'Cultuur en ontspanning' vrij ruim is, is in de specifieke gebruiksregels aangegeven welke functies verenigbaar zijn met de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het fort en de omgeving. Hiermee wordt voorkomen dat er zich ongewenste functies vestigen in het fort. Om de kleinschaligheid van functies in het fort te borgen is een oppervlakte beperking van 300 m2 verhuurbare vloeroppervlakte (vvo) per vestiging opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De manier waarop het vvo wordt berekend is bepaald in de NEN2580.

Aanvullend is voor de bestemming 'Horeca' een oppervlaktebeperking van 150 m2 opgenomen. Cursusruimte en vergaderruimte zijn samen beperkt tot 300 m2. Door de beperking van deze functies worden mogelijke te hoge pieken in het aantal bezoekers en de parkeerdruk voorkomen. In artikel 1 is het begrip 'horeca' nader afgebakend. Om de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van het fort te borgen is in de specifieke gebruiksregels een regel opgenomen waarmee functies alleen zijn toegestaan wanneer deze verenigbaar met de genoemde waarden zijn.

7.3.2 Dubbelbestemmingen

Waarde - Cultuurhistorie Stelling van Amsterdam (Artikel 4)

Met deze dubbelbestemming worden de cultuurhistorische waarden van het provinciale monument Fort bij de Liebrug als onderdeel van de Stelling van Amsterdam beschermd. Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan indien als gevolg daarvan onevenredige afbreuk wordt gedaan de cultuurhistorische waarden.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 5)

Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van de in het gebied aanwezige waterkeringen.

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

7.4 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied en alle andere regels in het bestemmingsplan. Ook de parkeerregels zijn opgenomen in dit hoofdstuk. In deze regel wordt dynamisch verwezen naar het geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer. Dit heeft tot gevolg dat, indien in het kader van het bestemmingsplan gebouwd kan worden, op basis van het bestemmingsplan altijd het op dat moment actuele geldende parkeerbeleid van de gemeente Haarlemmermeer gehanteerd moet worden bij het verlenen van de benodigde omgevingsvergunning.

7.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd.

Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat – op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt – afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voortgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet wordt vergroot.

Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.