direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Badhoevedorp Catharinahoeve
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het gebied Badhoevedorp Zuid, deelgebied Catharinahoeve, ligt ten noorden van de luchthaven Schiphol. Na de omlegging van de A9 is dit gebied ingesloten tussen deze rijksweg, de Schipholweg en de Sloterweg. Dit gebied is in de gemeentelijke structuurvisie uit 2012 gezien als uit te werken kantoorlocatie in combinatie met groen / sport en recreatie. In en om het gebied spelen diverse (infrastructurele) ontwikkelingen, zoals het doortrekken van de Noord/Zuidlijn. Verder zijn er andere claims in het gebied, bijvoorbeeld ten aanzien van De Groene As, een ecologische verbinding tussen Spaarnwoude en het Amstelland, en de aanleg van transportleidingen.

Het doel is om het plangebied van een agrarische functie naar een (metropolitaan) stedelijke functie te laten ontwikkelen in de komende tien jaar. Op dit moment is dan ook nog niet volledig uitgekristalliseerd wat het eindbeeld voor het gebied gaat worden. Wel is nu duidelijk dat er een behoefte bestaat aan kantoor- en bedrijfsruimte in het gebied. Het is ook duidelijk dat het gebied kansen biedt om zich te ontwikkelen tot het zogeheten stedelijk landschap van de Metropoolregio Amsterdam. Dat wil zeggen: een gebied waar veel verschillende stedelijke functies in een mix kunnen functioneren en elkaar versterken. Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan functies als horeca, kleinschalige bedrijvigheid, detailhandel, sport en vergelijkbare functies.

Het bestemmingsplan zal bij recht gaan voorzien in mogelijkheden voor kantoren en bedrijven, daarvan is nu al duidelijk dat die functies goed inpasbaar en wenselijk zijn in het gebied. Daarnaast zal via wijzigingsbevoegdheden in mogelijkheden voor het stedelijk landschap worden voorzien. Dat geeft de kans om extra voorwaarden op te nemen, zoals adequate verkeersafwikkeling en aantoonbare behoefte aan de functie, voordat toestemming wordt verleend. Dit bestemmingsplan is daarmee ook een uitnodiging om met innovatieve ideeën voor het gebied te komen.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de kern Badhoevedorp in de gemeente Haarlemmermeer. Het plangebied ligt tussen de Schipholweg en de snelweg A9. Aan de westzijde vormt de Sloterweg de begrenzing. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Ligging plangebied

1.3 Doel en planvorm

De doelstelling van het bestemmingsplan Badhoevedorp Catharinahoeve (NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001) is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor het plangebied zoals beschreven in paragraaf 1.2.

Dit bestemmingsplan heeft een ontwikkelingsgericht karakter. Het bestemmingsplan biedt de juridische grondslag voor de ontwikkeling van een dynamisch gebied. Het bestemmingsplan voorziet daarvoor in eindbestemmingen. Verder wordt gebruik gemaakt van wijzigingsbevoegdheden. In de toelichting van het bestemmingsplan zal de planologische haalbaarheid van deze ontwikkelingen worden onderbouwd.

1.4 Geldend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan (naam) vervangt voor een gedeelte de volgende bestemmingsplannen en beheersverordeningen:

bestemmingsplan/beheersverordening   vastgesteld  
Badhoevedorp Lijnden-Oost   4 juli 2013  
Haarlemmermeer 2014   4 december 2014  
Badhoevedorp Lijnden Oost 1e herziening   17 maart 2016  
Haarlemmermeer 2014 aanvulling met parkeerregels   7 juni 2018  
Parapluplan parkeerregels   4 oktober 2018  

Het voorliggend bestemmingsplan komt (gedeeltelijk) in de plaats van bovengenoemde plannen.

Naast deze bestemmingsplannen zijn op 11 juli 2019 en 17 oktober 2019 twee voorbereidingsbesluiten genomen.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd.

  • Hoofdstuk 2 gaat in op de gebiedsbeschrijving van de bestaande situatie.
  • In hoofdstuk 3 wordt het voor het plan relevante beleidskader beschreven. Hierbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
  • In hoofdstuk 4 wordt de beoogde ontwikkeling beschreven.
  • In hoofdstuk 5 wordt het planvoornemen getoetst aan de sectorale aspecten;
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan.
  • Hoofdstuk 7 betreft de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet op welke manier het planvoornemen juridisch is vertaald in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt in de Haarlemmermeerpolder. Na het droogvallen van de polder in 1852 heeft het plangebied tot op heden vooral een agrarische functie gehad. Aan de Sloterweg lag de ontginningsboerderij de Catharinahoeve. Deze boerderij is nog steeds aanwezig. Rond de jaren '50 tot en met de jaren '70 van de afgelopen eeuw heeft het dorp Badhoevedorp zich in korte tijd snel ontwikkeld. Eén van de ontwikkelrichtingen was naar het zuiden, richting het plangebied. Ten zuiden en westen van het plangebied heeft ook de luchthaven Schiphol een flinke ontwikkeling doorgemaakt.

In dezelfde periode bleef de hoofdfunctie in het plangebied agrarisch, maar in en rond het plangebied zijn ook nieuwe functies geïntroduceerd. De omgeving was en is immers volop in ontwikkeling. De Schipholweg (vroeger bekend als de Dwarsweg), grenzend aan het plangebied, is steeds intensiever in gebruik genomen. Aan het lint van de Sloterweg zijn (burger)woningen, bedrijven en een hotel gerealiseerd. De meest recente verandering langs de rand van het plangebied is de omlegging van de A9, die vanuit de kern van Badhoevedorp naar de zuidrand van het plangebied is verplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0002.png"

Figuur 2.1 Ontwikkeling plangebied en omgeving in de jaren 1850, 1900, 1960, 2019 (bron: topotijdreis.nl)

2.2 Bestaande situatie

Begrenzing en aanwezige functies in het plangebied

Het plangebied, zoals in paragraaf 1.2 weergegeven, bestaat grotendeels uit agrarische percelen. Deze percelen horen (deels) bij de twee agrarische bedrijven in het plangebied die zijn gelegen langs de Sloterweg. Langs de Sloterweg liggen verder enkele bedrijven en meerdere bedrijfs- en burgerwoningen.

Deze (agrarische) bedrijven en woningen worden ontsloten via de Sloterweg. De Sloterweg sluit in noordelijke richting aan op de Schipholweg (N232). In zuidelijke richting loopt de Sloterweg over in de weg Tweeduizend El tot bij een luchthavengerelateerd bedrijventerrein.

Langs de Schipholweg ligt de Spaarnwoudertocht. Door het plangebied lopen verschillende kleine sloten ten behoeve van de waterhuishouding van de agrarische percelen. Langs de zuidrand van het plangebied, parallel aan de A9, loopt een bredere watergang.

Landschappelijke structuur

Het gebied Catharinahoeve lijkt door de omsluitende infrastructuur een eiland te zijn. Niets is minder waar. Er zijn een groot aantal vroeg oorspronkelijke polderelementen in het gebied aanwezig. De Schipholweg is de eerste landmeetkundige lijn die tussen Fort Schiphol en Fort de Liede door de drooggevallen polder getrokken kon worden. De gehele verkavelingen in de polder en de richting ervan zijn gebaseerd op deze landmeetkundige basislijn, zoals weergegeven in figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0003.png"

Figuur 2.2 landmeetkundige lijn tussen Fort Schiphol en Fort de Liede

De Sloterweg zat vroeger vast aan de Rijnlanderweg en de Kaagweg, van noord tot zuid door de droogmakerij. Aan dit lint lag de voorkant van het landschap met de boerderijen die aan deze weg lagen. Catharinahoeve was er daar een van. Achter de boerderij lag de orthogonale verkaveling van de polder, zoals weergegeven in figuur 2.3. Deze landschappelijke structuren vormen de lokale verankering van de plek aan haar omgeving, waar regionale en nationale infrastructuur zich volledig aan onttrekt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0004.png"

Figuur 2.3 orthogonale verkaveling van de polder

Er is, ondanks de versnippering van het gebied, dus een sterke lokale 'genius loci' (de geest of aard van een plek) aanwezig. Deze aard van de plek kan een belangrijke rol vervullen in de verbinding met de directe omgeving op lokaal niveau en als brugfunctie tussen historische- en toekomstwaarde van het gebied.

Aan de ene kant geeft de historische aard van het gebied en het tuindorpkarakter van Badhoevedorp aanleiding voor karakterisering van het gebied en de invulling ervan. Wat draagt het gebied bij aan de lokale kwaliteit van het tuindorp Badhoevedorp en de historische betekenis van de plek? En aan de andere kant, hoe geeft de invulling van het gebied vorm aan het spanningsveld tussen het tuindorp en het landschap van de nationale luchthaven? In deze vragen ligt een precaire ontwerpopgave besloten.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling getoetst aan het relevante ruimtelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de meest bepalende beleidsdocumenten. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Voor het plangebied zijn de volgende onderwerpen relevant:

  • de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de kenmerken en waarden van de gebieden die samen het natuurnetwerk Nederland vormen;
  • het reserveren van ruimte voor en het veiligstellen van het vervoer van gevaarlijke stoffen via het hoofdnetwerk van buisleidingen;
  • het reserveren van ruimte aan beide zijden van de snelweg A9 ten behoeve van een mogelijke uitbreiding daarvan.

Luchthavenindelingbesluit (LIB)

Het rijksbeleid voor Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de Wet luchtvaart ('Wijzigingswet', 2003). De ruimtelijke consequenties van de Wijzigingswet staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting. Het plangebied ligt binnen de zone van het LIB Schiphol. Dit betekent dat nieuwbouw van geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen getoetst moet worden aan het Luchthavenindelingbesluit (LIB).

Indien uit toetsing blijkt dat nieuwbouw niet mogelijk is binnen de wetgeving van het Luchthavenindelingbesluit kan de Inspectie Leefomgeving en Transport (namens de bewindslieden) voor een beperkt aantal categorieën ontheffing verlenen; de afgifte van een zogenoemde verklaring van geen bezwaar op basis van artikel 8.9 van de Wet luchtvaart. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft in mei 2015 ingestemd met bouwhoogtes van + 16,0 en + 25,0 meter N.A.P. voor het plangebied in het achtergrondrapport 'Beschrijving bouw- en bestemmingsplannen die worden uitgezonderd van de regels voor vliegveiligheid in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

In paragraaf 5.12 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en het LIB voor dit bestemmingsplan.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing ladder voor duurzame verstedelijking: beschrijving behoefte

Plabeka 3.0 (2017)

Voor het bedrijventerrein en de kantoren zijn regionale afspraken gemaakt in het Plabeka, zoals beschreven in paragraaf 3.3. Het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) richt zich op het reduceren van de structurele leegstand van werklocaties in de MRA en het ontwikkelen van courante locaties. Binnen het platform werken gemeenten, provincies en ondernemers samen. De uitvoeringsstrategie is opgenomen in het document Plabeka 3.0 – Ruimte voor werken in de MRA van morgen (23 juni 2017).

Binnen het Plabeka valt Haarlemmermeer binnen de regio Amstelland – Meerlanden. Voor dit gebied spreekt de Plabeka 3.0 het volgende uit:

  • kantoorlocaties: als het volledige harde planaanbod in de deelregio Amstelland-Meerlanden tot aan 2030 tot ontwikkeling wordt gebracht, resulteert dit tot een verwacht overschot op formele kantoorlocaties van 295.000 à 345.000 m² BVO. Toch is het in het hoge scenario wel nodig om in ieder geval een deel van het planaanbod te ontwikkelen; er wordt naar verwachting zoveel getransformeerd in de regio (naar verwachting ca. 350.000 m2 BVO tot aan 2030) dat het resterende bestaande aanbod kwantitatief niet voldoet om de marktvraag op te vangen. De regio kent namelijk een enorme hoeveelheid kantoortransformatie, waarbij specifiek in Hoofddorp veel kantoren worden omgebouwd naar hotels.
  • bedrijventerrein: in het deelgebied Amstelland-Meerlanden is sprake van een overaanbod aan bedrijventerreinen, ook wanneer de vervangingsvraag als gevolg van transformatie wordt meegerekend. Binnen de MRA zijn ook deelgebieden met een mogelijk tekort aan bedrijventerreinen (o.a. Amsterdam en IJmond). Het ligt voor de hand dat een deel van de vraag uit deze deelgebieden geaccommodeerd kan worden in Amstelland-Meerlanden.

Op het eerste gezicht is, op basis van de Uitvoeringsstrategie Plabeka 3.0, het overaanbod in de MRA en in de deelregio Amstelland-Meerlanden (AM) tot 2030 aanzienlijk. Echter, de economie groeit en verandert en dat is merkbaar. Waar de regio en AM eerst te maken had met leegstand en overschotten van werklocaties, ontstaat nu het beeld dat het voor specifieke segmenten is omgeslagen in een tekort. In de AM-regio komt dit voornamelijk doordat de transformatieopgave grootschalig is opgepakt zoals bijvoorbeeld op Kronenburg (Amstelveen), Beukenhorst West, (bijna afgeronde) Holland Park (Diemen) en Entrada (Ouder-Amstel). Daar komt bij dat de leegstand blijft dalen en steeds meer bedrijven gezien de krappe markt in Amsterdam nadrukkelijker gaan kijken naar buurgemeenten zoals de AM-gemeenten. De uitgifte op bedrijventerreinen in de MRA lag in 2017 drie tot vier keer hoger dan

geraamd en ook in de daarop volgende jaren blijft het uitgifteniveau naar verwachting hoog. Kortom de vraag naar werklocaties in de AM is sterk aangetrokken.

Monitor Plabeka (2018)

De recente ontwikkelingen blijken ook uit de Monitor Plabeka: Ontwikkelingen werklocatiemarkt MRA 2017-2018 (juni 2018). Dit is het meest recente verslag van de ontwikkelingen op de kantoren- en bedrijventerreinenmarkt in de Metropoolregio Amsterdam. Hierin is het plangebied aangemerkt als onderdeel van een (functionele) kantoorlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0005.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0006.png"  

Figuur 3.1 Uitsnede overzicht werklocaties Amstelland-Meerlanden

Uit de monitor blijkt dat er behoefte is aan nieuwe bedrijfs- en kantoorlocaties, gelet op de grote incourante voorraad en de snelheid waarin deze locatie worden getransformeerd naar andere functies:

Behoefte Amstelland-Meerlanden

Vooral dankzij de forse transformatie van de afgelopen jaren is de kantorenleegstand sinds 2014 sterk gedaald; per 1-1-2018 staat nog 15,5% van de totale kantorenvoorraad leeg. Als de leegstand zich in de komende jaren blijft ontwikkelen als in de afgelopen 2 jaar, komt deze per 1-1-2020 op 9,4% te liggen.

Van de totale kantorenleegstand per 1-1-2018 is meer dan 70% incourant, oftewel staat al minimaal 3 jaar leeg. Hiermee is Amstelland-Meerlanden de deelregio met het hoogste aandeel incourante leegstand in de MRA, gevolgd door Almere-Lelystad. Vooral op formele kantoorlocaties is het aandeel incourante leegstand hoog. Wanneer de incourante panden niet zouden worden meegerekend, zou de kantorenleegstand in de deelregio substantieel lager uitkomen dan nu.

Kantoren

Tot aan 2030 beschikt Amstelland-Meerlanden nog over ruim 300.000 m2 BVO aan harde planvoorraad, met name in internationale en multimodaal bereikbare vestigingsmilieus. Nabij Schiphol bevinden zich - met Schiphol Elzenhof, Oost, en Centrum planlocaties van substantiële omvang, evenals op Beukenhorst Zuid in Hoofddorp. Weliswaar is er ook nog 370.000 m2 aan bestaande, leegstaande kantoorruimte in de regio aanwezig, maar een groot deel hiervan is incourant. De verwachting is bovendien dat een groot deel van de resterende leegstaande kantorenleegstand in de komende jaren transformeert; de ambitie is om tot en met 2020 200.000 m2 kantoorruimte een andere functie te geven.

De toekomstige vraag komt naar verwachting voor een belangrijk deel vanuit (luchthavengerelateerde) zakelijke dienstverlening en internationale hoofdkantoren (zoals recente vestigingen op Park2020) en landt veelal op multimodale locaties en op gemengde, stedelijke milieus; functiemenging op bestaande kantoorlocaties biedt een kans om meer gemengde woon-werkgebieden te creëren. De verwachting is dat de kantorenvraag binnen de bestaande kantoorruimte plus het nog te ontwikkelen harde planaanbod kan worden gehuisvest en dat er in geen van de kwalitatieve segmenten een tekort optreedt.

Bedrijven

De deelregio Amstelland-Meerlanden telt 64 bedrijventerreinen met daarop in 2017 27% van de werkgelegenheid. De 1.259 ha netto uitgegeven bedrijventerrein is verdeeld over de segmenten gemengd (61%), logistiek (14%), hoogwaardig (13%) en industrieel (12%). In 2017 bedroeg de uitgifte op bedrijventerreinen in Amstelland-Meerlanden 31,2 netto ha, het hoogste volume in de afgelopen zeven jaar. De uitgifte ligt daarmee ver boven het niveau van de afgelopen jaren en is bovendien veel meer dan geraamd in Plabeka 3.0 (9 tot 12 ha uitgifte per jaar). In de jaren 2014-2016 lag de uitgifte ongeveer op het geraamde niveau, en in de jaren ervoor lag de uitgifte met 1,5 à 2 ha per jaar een stuk lager.

Binnen de deelregio veranderde in totaal 7,2 ha bedrijventerrein van functie; de ambitie is om tot aan 2030 nog eens 50 ha te transformeren en na 2030 25 ha. Op alle transformatieterreinen is ruimte voor wonen voorzien, en in het geval van Amstel Business Park Zuid wordt wonen naar verwachting gecombineerd met functies als horeca, retail en leisure.

Het planaanbod aan bedrijventerreinen in de deelregio is divers; er is ruimte beschikbaar op hoogwaardige, logistieke, industriële en gemengde terreinen. Hoewel in de regio een forse ruimtevraag (+12,5 netto ha per jaar tot aan 2030) en transformatie wordt voorzien, zou bij volledige

ontwikkeling van het huidige harde planaanbod van 267 ha een kwantitatief overaanbod ontstaan.

Ruimtevragers in de regio worden aangetrokken door de goede bereikbaarheid van bedrijventerreinen, gezien de nabijheid van Amsterdam en Schiphol. Binnen de vragers uit de logistieke sector kan een onderscheid worden gemaakt tussen grootschalige logistiek en – vooral in de directe nabijheid van de stad Amsterdam - stadsdistributiecentra. Ook datacentra nemen in de komende jaren naar verwachting meer ruimte in; gezien het economisch belang van een optimale digitale infrastructuur is voldoende ruimte voor deze functie van groot belang. Daarnaast kunnen bedrijven die vanuit Amsterdam worden uitgeplaatst in de deelregio eveneens om ruimte vragen.

Samenvattend is de regio in staat om de meerderheid van de ruimtevragers binnen het huidige planaanbod passend te huisvesten, maar is het zaak in beeld te brengen of dit ook voor stadsdistributiecentra en voor datacentra geldt. In de Uitvoeringsstrategie Plabeka 3.0 zijn voor

beide sectoren uitwerkingsopgaven opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0007.png"

Figuur 3.2 Samenvattingstabel

ENTER NL (2018)

De druk op de kantorenmarkt in Amsterdam heeft geleid tot een visie, ENTER [NL]. Om tegemoet te komen aan de behoefte aan kantoren, wil de regio een internationaal vestigingsmilieu creëren in het gebied Hoofddorp-Schiphol-Zuidas. Bedrijven vestigen zich graag in Amsterdam, maar in de historische binnenstad is geen ruimte meer. In de periode 2019-2023 ontstaat daarom behoefte aan nieuwe kantorenlocaties op multimodale knooppunten. Deze vraag moet nog opgevangen worden op bestaande en nieuw te ontwikkelen multimodale knooppunten. Het gebied Badhoevedorp Zuid, deelgebied Catharinahoeve, kan ontwikkeld worden tot een dergelijk knooppunt. Dat betekent, dat een deel van de vraag voor Amsterdam in het gebied opgevangen kan worden.

Conclusie behoefte bedrijven en kantoren

Om in de vraag naar werklocaties in de Amstelland-Meerlanden te voorzien, zijn de locaties binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende in kwantitatieve omvang en in kwalitatieve eigenschappen. Het is daarom de bedoeling om incourante binnenstedelijke gebieden te transformeren en het gebied Badhoevedorp Zuid (zoals aangeduid in het Plabeka) in ontwikkeling te brengen in de periode tot 2030. Het plangebied maakt onderdeel uit van het grotere gebied Badhoevedorp Zuid, zoals bedoeld in het Plabeka, net als de gronden ten zuiden van de A9. Voor het gehele gebied Badhoevedorp Zuid wordt uitgegaan van een programma met 175.000 m2 kantoor en 7,5 hectare bedrijventerrein.

Onderbouwing voor hotel: PM

Conclusie rijksbeleid

Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. Ook voldoet het bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie NH2050 (2018)

Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie voor de provincie Noord-Holland vastgesteld. De hoofdambitie in de Omgevingsvisie is als volgt: “Noord-Holland heeft een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten we ons op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven”.

De provincie heeft vijf samenhangende bewegingen geschetst. Deze bewegingen laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op de samenleving afkomen en die ze wil faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:

  • 1. Dynamisch schiereiland: hier is het benutten van de unieke ligging leidend waarbij de kustverdediging voorop staat en waar toeristische en recreatieve kansen benut kunnen worden en natuurwaarden worden toegevoegd.
  • 2. Metropool in ontwikkeling: hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad gaat functioneren en dat de reikwijdte van de metropool groter wordt. Door het ontwikkelen van een samenhangend metropolitaan systeem wordt de agglomeratiekracht vergroot.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio's: deze beweging gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die daarmee het voorzieningenniveau in de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden en de kernen hun herkenbare identiteit behouden.
  • 4. Nieuwe energie: in deze beweging gaat het over het benutten van de economische kansen van de energietransitie en circulaire economie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving: deze beweging gaat over het ontwikkelen van natuurwaarden in combinatie met het versterken van de (duurzame) agrifoodsector.

Voor het plangebied is de beweging 'metropool in ontwikkeling' relevant. Hierbinnen zet de provincie in op het vergroten van de agglomeratiekracht door het ontwikkelen van een samenhangend internationaal concurrerend metropolitaan systeem. Nieuwe ontwikkelingen voor wonen en werken worden zoveel mogelijk via binnenstedelijke verdichting opgevangen. De provincie zet ook in op het aanpassen van het totale mobiliteitssysteem aan de drukker wordende metropool. Hiermee blijft het gehele stedelijke gebied bereikbaar. De metropolitane ontwikkeling brengt grote opgaven met zich mee. Er ligt een zware druk op tal van kwaliteiten, zowel binnen de kernen als in de omringende landschappen. Het is zaak de basiskwaliteit voor gezondheid en veiligheid te behouden.

Provinciale Ruimtelijke Verordening (geconsolideerd 2019)

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn regels opgenomen waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen.

Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. Per 3 september 2019 is de meest recente gewijzigde versie van de PRV vastgesteld.

Voor dit plan is het volgende van belang:

  • Artikel 5a Nieuwe stedelijke ontwikkeling: een bestemmingsplan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.
  • Artikel 19 Natuurnetwerk Nederland en natuurverbindingen: een bestemmingsplan voor gebieden aangeduid als natuurnetwerk Nederland of als natuurverbinding strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden.
  • Artikel 33 Energie en duurzaam bouwen: een bestemmingsplan dient te beschrijven op welke wijze invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energie bij bedrijventerreinen en kantoorlocaties.

Beoordeling voor het plangebied

De ontwikkeling past qua bedrijven en kantoren binnen de regionale afspraken die in het kader van het Plabeka (zie paragraaf 3.2 en onderstaande alinea) zijn gemaakt en voor andere functies, zoals hotels, is een onderbouwing opgenomen in paragraaf 3.2. Het bestemmingsplan heeft de bestemming 'Natuur - Groene as' opgenomen ter plaatse van de natuurverbinding in het plangebied, parallel aan de Schipholweg. Hiermee wordt de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van deze natuurverbinding geborgd. Voor het thema energie en duurzaam bouwen is een toelichting opgenomen in paragraaf 5.14. Artikel 5e 'Woningen binnen de 20 Ke-contour' geldt voor een klein gedeelte van het plangebied, maar is niet relevant omdat het bestemmingsplan niet in nieuwe woningen voorziet.

Platform Bedrijventerreinen en Kantoren Metropoolregio Amsterdam (Plabeka)

Binnen het Platform Bedrijven en Kantoren (Plabeka) vindt in de MRA regionale afstemming plaats over de kwantiteit en kwaliteit van werklocaties. Plabeka heeft als doel om voldoende ruimte én kwaliteit van werkmilieus in de MRA te creëren, om zo bij te dragen aan de internationale concurrentiepositie van de MRA.

Binnen dit platform zijn regionale afspraken gemaakt over het gebied Badhoevedorp Zuid, zoals bedoeld in het Plabeka. Het is belangrijk om te vermelden dat dit gebied in het Plabeka een grotere omvang heeft dan het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor het gebied Badhoevedorp Zuid, zoals bedoeld in het Plabeka en weergegeven in figuur 3.3, zijn afspraken gemaakt voor een programma van maximaal 7,5 hectare bedrijventerrein en 175.000 m2 b.v.o. kantoren. De ontwikkeling past binnen de gemaakte regionale afspraken over kantoren en bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0008.png"

Figuur 3.3 Badhoevedorp Zuid, zoals bedoeld in het Plabeka

Provinciaal verkeers- en vervoersplan

Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Uitgangspunt is dat mobiliteit mag. Mensen en bedrijven moeten ruimte krijgen om te kiezen hoe zij zich verplaatsen. De overheid heeft als taak de keuze van de individuele gebruiker zo goed mogelijk te faciliteren, met oog voor collectieve belangen zoals veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Daarnaast is infrastructuur niet langer meer volgend aan ruimtelijke ontwikkelingen, maar heeft zij een sturende rol. Een goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor bouwen van nieuwe woninglocaties en bedrijventerreinen.

Naast de aanpak van een aantal notoire knelpunten in het wegennet, moet ruimte voor mobiliteit gezocht worden in de kwaliteit van netwerken en de verknoping daartussen. Voor elk type verkeer en vervoer, zoals wegennetwerk, fietsnetwerk en openbaar vervoer en verkeersveiligheid, is een visie gemaakt, waar de ontwikkelingen zich de komende jaren op zouden moeten richten. Het provinciaal verkeers- en vervoersplan geeft aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water. Verkeersveiligheid is tenslotte ook een belangrijk punt in het beleid van de provincie.

De provincie heeft de projecten ter verbetering en uitbreiding van de provinciale infrastructuur opgenomen in het Provinciaal Meerjarenprogramma Infrastructuur 2019-2025 (2018).

Voor Badhoevedorp is door de gemeente een Verkeersstructuurplan Badhoevedorp opgesteld en geactualiseerd. Hierin zijn de uitgangspunten uit het provinciale verkeers- en vervoersplan vertaald naar de situatie voor Badhoevedorp.

Conclusie

Het bestemmingsplan is niet in strijd met provinciale of regionale belangen zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie, de Provinciale Ruimtelijke Verordening of ander regionaal of provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Haarlemmermeer 2030

In de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 (2012) worden belangrijke ambities, speerpunten en opgaven voor Haarlemmermeer tot 2030 beschreven. De structuurvisie stelt kaders voor de ontwikkeling van Haarlemmermeer. De ambities voor Haarlemmermeer in 2030 zijn als volgt benoemd:

  • sterke gevarieerdheid en atypische stedelijkheid benutten;
  • duurzaam en klimaatbestendig;
  • fysiek en sociaal duurzaam verbonden met elkaar en met de omgeving;
  • blijvend gepositioneerd als attractieve ontmoetingsplaats.

Voor de structuurvisie wordt ondermeer ingezet op de volgende speerpunten:

  • Hoogdynamische en laagdynamische ontwikkeling: stimulering en concentratie van economische activiteiten zoals de luchthaven Schiphol, logistiek knooppunt ACT, glastuinbouw PrimAviera in de hoogdynamische oostflank en een gespreide en ontspannen ontwikkeling gericht op wonen, landschap en water in de laagdynamische Westflank van de Haarlemmermeer.
  • Compacte en duurzame luchthaven: versterking van de potenties van de luchthaven Schiphol op basis van een duurzame ontwikkeling met beperkt ruimtebeslag, een reservering van de Schipholdriehoek en het terugdringen van geluidsoverlast.
  • Mobiliteit: inzet op ketenmobiliteit en het benutten van vervoersknooppunten, versterken van de auto- en fietsinfrastructuur, uitbreiding van het netwerk van openbaar vervoer en de ontwikkeling van een smartgrid voor energietransport.

De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan passen binnen de kaders van de structuurvisie.

Kantoren- en bedrijvenstrategie (2012)

De gemeente Haarlemmermeer wil een gezond evenwicht tussen vraag en aanbod van

werklocaties, zowel kwantitatief als kwalitatief. Daartoe wordt ingezet op vier pijlers:

  • 1. De positie van Haarlemmermeer als vestigingsplaats voor kantoren en bedrijven te versterken door in te zetten op kansrijke clusters en locaties;
  • 2. Meer evenwicht creëren tussen vraag en aanbod naar werklocaties door regionale afspraken over de programmering van kantorenlocaties en bedrijventerreinen en selectief om te gaan met het ontwikkelen en in productie nemen van nieuwe locaties.
  • 3. Aanpak van de leegstand van kantoren met een strategie per locatie.
  • 4. Herstructurering van bedrijventerreinen met een strategie per locatie.

De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan passen binnen de kaders van de kantoren- en bedrijvenstrategie.

Groenstructuurplan Badhoevedorp (2013)

Voor de gebiedsontwikkeling Badhoevedorp is het Groenstructuurplan Badhoevedorp opgesteld (2013). Hierin is de bestaande en nieuwe groenstructuur beschreven. De basis van hetgroenstructuurplan wordt gevormd door het groene raamwerk uit het masterplan. Het groenstructuurplan is een verdere uitwerking hiervan.

Een gedegen visie op de groenstructuur van Badhoevedorp is niet alleen belangrijk voor de inpassing van nieuwe ontwikkelingen, maar ook voor het behoud van de huidige hoge kwaliteit van Badhoevedorp als groen dorp en het benutten van kansen voor groen in de toekomst. Daarbij dient het plan als kader voor nieuwe ontwikkelingen en geeft het sturing aan beheer en onderhoud van het groen. Het plan geeft een visie op de groenstructuur in Badhoevedorp voor de komende 20 jaar, op het niveau van hoofdgroenstructuur en deelgebied niveau. De groenkwaliteit en -kwantiteit wordt beschreven evenals het beheer en onderhoud van het groen.

Een van de kernkwaliteiten van Badhoevedorp is de groene uitstraling. Hiermee onderscheidt het zich van de overige dorpen in de Haarlemmermeer. Het is de ambitie om, ook met de opgave om de gebiedsontwikkeling te realiseren, deze groene uitstraling te behouden.

Deze ambitie is onder te verdelen in een aantal uitgangspunten, onderstaande uitgangpunten zijn van toepassing op het plangebied:

  • Herstel en behoud van de hoofdgroenstructuur: het weghalen van het tracé van de A9 biedt de kans om de groen- en waterstructuur te herstellen. In de nieuwe hoofdgroenstructuur zijn die stedelijke structuren opgenomen die beeldbepalend zijn voor Badhoevedorp. De hoofdgroenstructuur wordt beschermd door middel van het groenstructuurplan.
  • Combineren van groen, water en natuur met routes: de groen-, water- en ecologische structuur wordt zoveel mogelijk gecombineerd. Wandel- en fietsroutes vormen de verbinding. Deze verbinden niet alleen de groene gebieden en - plekken binnen het dorp, maar zorgen ook voor verbinding met de natuur- en recreatiegebieden in de omgeving. Dit fijnmazig netwerk van plekken en paden maakt het voor alle bewoners mogelijk om het groen, het water en de natuur te beleven, hierin te recreëren of te spelen.
  • Mogelijk maken van de ecologische hoofdstructuur: Badhoevedorp vormt een belangrijke schakel in de ecologische verbinding Groene AS. De verbinding langs en door Badhoevedorp sluit aan op de ecologische zones langs de Westrandweg en de Nieuwe Meer (randen van de golfbaan) die al zijn aangelegd.
  • Vergroten van diversiteit door variatie: in de groenstructuur worden soorten gebruikt die ecologisch van waarde zijn en oud kunnen worden.

Een beschrijving van de ontwikkeling is opgenomen in 4.2 en de toelichting op flora en fauna in 5.5.

Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer (actualisatie 2018)

In 2018 is het handboek parkeernormen geactualiseerd. Hierin zijn per gebied en functie parkeernormen vastgesteld. Deze zijn met een dynamische verwijzing naar dit beleid opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. De normen worden als basis gebruikt voor de berekening van de parkeerbehoefte van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling.

Beeldkwaliteitsplan

Het beeldkwaliteitsplan voor het plangebied van dit bestemmingsplan wordt parallel aan de bestemmingsplanprocedure opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan geeft de toetsingskaders mee voor om toekomstige vergunningaanvragen te beoordelen. Het beeldkwaliteitsplan wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld.

PM

Conclusie

Het bestemmingsplan is niet in strijd met gemeentelijke belangen zoals deze zijn opgenomen in de structuurvisie en het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Nieuwe situatie

4.1 Aanleiding

Zoals aangegeven in de algemene inleiding is Badhoevedorp Zuid volop in beweging. Het gebied heeft de afgelopen jaren een grote transformatie doorgemaakt door de omlegging van de snelweg A9. Kon het gebied voorheen worden gezien als een agrarisch overgangsgebied tussen Badhoevedorp en Schiphol, na de omlegging is het onderdeel van de kern Badhoevedorp. Het ligt dan ook voor de hand dit gebied te ontwikkelen als onderdeel van de kern.

De ontwikkelingen in en om het gebied gaan de komende jaren door. De kern Badhoevedorp zal de komende jaren weer aan elkaar groeien door nieuwe ontwikkelingen op het voormalige tracé van de A9. Daarnaast is er een aantal mogelijke ontwikkelingen. Eén van deze initiatieven is het doortrekken van de Noord / Zuidlijn. Daarnaast zijn er andere opties, zoals het realiseren van een directe verbinding met Schiphol. Als deze initiatieven zich voordoen, is ontwikkeling van dit gebied nog interessanter.

4.2 Toekomstige inrichting

Programmatisch invulling

De exacte invulling van het gebied staat nog niet vast. Daarvoor moeten nog een aantal studies verricht worden. Wel is duidelijk dat een invulling met permanent wonen niet voor de hand ligt. Door de ligging direct naast de snelweg en op korte afstand van Schiphol is het realiseren van een goed woon- en leefklimaat dat geschikt is voor permanente bewoning lastig. Daarnaast loopt door het gebied een (reservering) voor een gasleiding, wat een aandachtspunt is bij het toevoegen van woningen.

Onderstaande functies zijn in ieder geval wel ruimtelijk inpasbaar in het plangebied. Bovendien is de behoefte aan deze functies aangetoond. Deze functies worden daarom in dit bestemmingsplan ruimtelijk planologisch vastgelegd:

- hotel 4 sterren (300 kamers) 18.000 m2 BVO

- datacentrum 2.400 m2 BVO

- kantoren zonder baliefunctie 50.000 m2 BVO.

Op dit moment wordt nagedacht over de definitieve invulling van het gebied. Het gebied is aantrekkelijk voor een interessante mix van functies. Het gaat dan om een mix van kantoren, detailhandel, hotels, woonconcepten voor short-stay, restaurants, cafés, creatieve bedrijvigheid, dienstverlening en sport, recreatie en welness. Dit alles gebaseerd op een unieke bereikbaarheid ten opzichte van Schiphol, het centrum van Amsterdam en de rest van Nederland. En in een hoogwaardig ingerichte omgeving die uitnodigt voor recreatie en ontmoeting. Het stedelijk landschap van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heet dit concept. Het is een concept dat de komende jaren verder uitgewerkt gaat worden.

Stedenbouwkundige structuur

De programmatische invulling van het plangebied wordt ingepast in een nieuwe stedenbouwkundige structuur. De stedenbouwkundige structuur is gebaseerd op de historische polderverkaveling die besproken is in paragraaf 2.2. Bovendien biedt de stedenbouwkundige structuur een goede aanhechting op bestaand Badhoevedorp. Zo wordt de zichtas en ontsluitingsweg vanuit de Pa Verkuijllaan doorgetrokken in het gebied, zodat een hoogwaardige entrée ontstaat. Een bijzondere kans is de ontwikkeling van de ecologische verbindingszone langs de noordzijde van het gebied. Hiermee wordt een bijzondere kwaliteit aan het gebied toegevoegd.

Kabels en leidingen

In de stedenbouwkundige structuur wordt rekening gehouden met de leidingen door het plangebied. De netbeheer van de gasleiding heeft aangegeven dat deze gasleiding verplaatst wordt naar de ecologische verbindingszone langs de noordzijde van het gebied. Hiervoor wordt een aparte planologische procedure doorlopen. Vandaar dat in dit bestemmingsplan alleen de huidige ligging van de gasleiding geregeld is.

Hoofdstuk 5 Onderzoek en beperkingen

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving. De paragrafen voor de verschillende milieuthema's zijn als volgt opgebouwd: eerst wordt beknopt de vigerende wet- en regelgeving benoemd, vervolgens wordt de ontwikkeling hieraan getoetst en ten slotte wordt een conclusie beschreven per sectoraal aspect.

5.2 Water

Wet- en regelgeving

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samenwerken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van het project.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden.

Maar ook aan het onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak.

Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij horende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een “ja, tenzij” benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties zijn er algemene regels met voorwaarden van kracht of is een watervergunning vereist.

De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Raadpleeg daarvoor de vergunningencheck via www.rijnland.net.

Riolering en afkoppelen 

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Gemeentelijk beleid

Waterplan Haarlemmermeer

Het Waterplan Haarlemmermeer (2008) is het dynamische contract tussen het HHvR en de gemeente Haarlemmermeer. In het waterplan zijn beleidsmatige en operationele afspraken vastgelegd over het watersysteem van Haarlemmermeer. Onder het watersysteem valt het oppervlaktewater (zowel kwalitatief als kwantitatief), het afvalwater en het grondwater. Het doel van het waterplan is om een duurzaam watersysteem te hebben en te houden, rekening houdend met de ruimtelijke ontwikkelingen. Het water-plan bevat een strategisch en een operationeel deel (deels voor het oplossen van 'achterstallig onderhoud') en een uitvoeringsprogramma. Ook heeft de gemeente een Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2013.

Waterstructuurvisie Haarlemmermeerpolder

In de Waterstructuurvisie Haarlemmermeerpolder (HHvRijnland, 2010) heeft het hoogheemraadschap het waterbeleid (een klimaatbestendig en robuust watersysteem) verder geconcretiseerd. Het watersysteem wordt vormgegeven volgens principes: flexibele peilen, hogere peilen, lijn/vlakvormig ontwerp en optimalisatie van de inrichting. Hierbij worden de belangen van de bestaande en nieuwe gebruiksfuncties zoveel mogelijk ondersteund. De eerste drie principes zijn vooral van toepassing bij gewijzigd gebruik.

Toetsing en conclusie

Op dit moment is het plangebied nagenoeg geheel onverhard. Rondom het gebied liggen watergangen die volgens de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland zijn aangewezen als primair oppervlaktewater. De tochten in het gebied zijn aangewezen als overig oppervlaktewater.

Rondom dit oppervlaktewater liggen kernzones en beschermingszones.

Het plangebied krijgt een nieuwe invulling. Daarmee zal de verharding toenemen en zal de waterstructuur aangepast worden. Hiervoor zal (in overleg met het Hoogheemraadschap) een duurzame waterstructuur ontworpen worden. Uitgangspunt is dat de oppervlakte aan bestaand water terugkomt in het nieuwe ontwerp en dat bovendien 15% van de oppervlakte van de toegevoegde verharding als wateroppervlak wordt gerealiseerd.

In dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze schrijft voor dat de functies in dit gebied alleen toegestaan zijn als een duurzame waterstructuur geborgd is. In het ontwerp bestemmingsplan wordt dit verder gekwantificeerd. Daarmee is het waterbelang voldoende meegenomen in dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0009.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGbadcatharinahve-A001_0010.png"  

Figuur 5.1 Oppervlaktewater

5.3 Bodem

Wet- en regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Toetsing en conclusie

Het grootste deel van het plangebied krijgt een nieuwe bestemming. Bij een planologische functiewijziging moet inzicht worden gegeven in de kwaliteit van de bodem, om daarmee de haalbaarheid van de ontwikkeling aan te tonen. In dit geval is sprake van een ontwikkeling naar een gemengd gebied met commerciële functies. Dit zijn in principe geen bodemgevoelige functies, aangezien de gebruikers ervan niet in aanraking met de bodem hoeven te komen. In het vervolgtraject zal een bodemonderzoeksstrategie opgesteld worden. Vervolgens kan in het kader van de vergunningverlening bodemonderzoek uitgevoerd worden.

5.4 Verkeer en parkeren

Wet- en regelgeving

PM

Toetsing en conclusie

PM Parkeren

In het verkeersonderzoek, zoals opgenomen in bijlage 1, zijn de directe planologische mogelijkheden uit dit bestemmingsplan meegenomen. Uit dit onderzoek volgt dat er geen problemen op het gebied van verkeersafwikkeling zijn te verwachten. Bovendien volgt uit dit onderzoek dat een nieuwe ontsluiting van het gebied, anders dan op de Schipholweg, randvoorwaardelijk dient te zijn voor een verdere wijziging (van de bestemming 'Agrarisch') naar de bestemming 'Gemengd'.

5.5 Flora en fauna

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Holland

In de provincie Noord-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos en woelrat.

Toetsing en conclusie

soortenbescherming

Het gebied is in gebruik als intensief gebruikt akkerland. In principe is dat minder geschikt voor beschermde soorten. Wel kunnen de watergangen en de oevers habitats en/of corridors voor beschermde soorten zijn. Dit zal met een veldonderzoek aangetoond moeten worden.

De noordzijde van het gebied zal ingericht worden tot ecologische corridor. Deze functie is in dit bestemmingsplan geborgd door het opnemen van de bestemming 'Natuur - groene as'.

gebiedsbescherming

In het verkeersonderzoek (bijlage 1) is ingegaan op de afwikkeling van het verkeer. Daaruit is de volgende verkeersverdeling naar voren gekomen:

weg   percentage   generatie werkdagetmaal  
de aansluiting Badhoevedorp (A9)   39,8 %   2499  
de aansluiting Aalsmeer (A9),   39,7 %   2.492  
de weg Tweeduizend El   20,5 %   1.287  
    6.278  

Dit wordt ingevoerd in het programma Aerius. In bijlage XX wordt de uitvoer opgenomen. PM conclusie.

5.6 Archeologie

Wet- en regelgeving

Rijksbeleid

De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse wetgeving. De wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:

  • het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
  • het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
  • de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologiebeleid gemeente Haarlemmermeer

De beleidsnota Erfgoed op de kaart (2010) maakt duidelijk welk belang de gemeente Haarlemmermeer hecht aan behoud van het cultureel erfgoed en hoe zij het culturele erfgoed wil behouden. In de nota staat hoe de gemeente omgaat met de archeologische zorgplicht (bescherming van het bodemarchief) en cultuurhistorie in ruimtelijke plannen.

Toetsing en conclusie

De Haarlemmermeer was tot de inpoldering een meer. In het hele gebied geldt daarom een lage archeologische verwachtingswaarde, omdat het gebied geen lange bewoningsgeschiedenis kent. Op het moment dat een concreet bouwplan bekend is, wordt gekeken of de werkzaamheden kunnen leiden tot aantasting van archeologische waarden.

5.7 Cultuurhistorie

Wet- en regelgeving

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Eén van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

De Beleidsnota Cultureel Erfgoed Gemeente Haarlemmermeer gaat in een breed kader in op cultuurhistorie in de gemeente Haarlemmermeer. Binnen het gemeentelijk monumentenbeleid is een belangrijke taak weggelegd voor de monumentencommissie. De taak van de monumentencommissie is omschreven in de gemeentelijke monumentenverordening.

Toetsing en conclusie

Het Bro schrijft voor dat bij het vaststellen van een bestemmingsplan het aspect cultuurhistorie expliciet moet worden meegewogen. In het plangebied zijn cultuurhistorisch waardevolle aspecten aanwezig. Het ontginningslint Sloterweg, de tochten dwars op deze weg en het erf van de Catharinahoeve zijn onderdeel van de oorspronkelijke polderverkaveling. Bij de definitieve invulling hiervan zal gekeken worden in hoeverre deze elementen een nieuwe plek in het gebied kunnen krijgen.

5.8 Geluid

Wet- en regelgeving

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Laden (L Day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte van wegen is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de kant van de weg.

Tabel 5.2 Schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh

aantal rijstroken   breedte van de geluidszone (in meters)  
  buitenstedelijk gebied   stedelijk gebied  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

Industrielawaai

Op basis van artikel 40 van de Wet geluidhinder kunnen (delen van) industrieterreinen worden

aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen

waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde

"zware lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3

van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het

industrieterrein de waarde van 50 dB niet te boven gaan. De op 1 januari 2007 geldende ten hoogste

toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en

geluidsgevoelige terreinen – vastgelegd in eerder genomen besluiten – blijven gelden.

5.8.1 Wegverkeerslawaai

Toetsing en conclusie

In het gebied worden geen geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel wordt voorzien in nieuwe ontsluitingen op de bestaande wegenstructuur. In dat kader zal een reconstructieonderzoek uitgevoerd worden.

5.8.2 Industrielawaai

Het plangebied ligt in de geluidzone-industrie van de luchthaven Schiphol. Omdat de ontwikkeling geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk maakt, vormt dit onderdeel geen belemmering.

5.9 Lucht

Wet- en regelgeving

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling leidt tot verkeersgeneratie. Uit de NIBM-tool blijkt dat de ontwikkeling mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Bij de verdere planuitwerking is daarom een luchtonderzoek nodig.

 

5.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Toetsing en conclusie

In en om het gebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dat kan eisen stellen aan de gebruiksmogelijkheden in het gebied. Als de invulling concreter is, zal met berekeningen inzicht worden gegeven in de risico's.

5.11 Milieuzoneringen

Toetsingskader

Bij realisering van nieuwe milieugevoelige functies dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Uitgangspunt daarbij is dat er ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Afstemming van nieuwe ontwikkelingen op de omgeving vindt plaats door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij wordt gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (herziene versie, 2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden kunnen worden aangehouden.

Toetsing en conclusie

Aan de rand van het gebied liggen (burger)woningen. Nieuwe activiteiten mogen geen afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woningen. Bij de concrete invulling wordt hier nader invulling aan gegeven. Daarbij worden de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering als uitgangspunt genomen.

5.12 Luchtvaartverkeer

Wet- en regelgeving

Het Luchthavenindelingbesluit (LIB) bevat ruimtelijke maatregelen op rijksniveau die

verband houden met de luchthaven Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op

de beheersing van de belasting van het milieu door het luchthavenluchtverkeer. Tezamen

vormen deze besluiten een uitwerking van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart.

Toetsing en conclusie

Vanwege de nabijheid van Schiphol gelden op basis van het Luchthavenindelingsbesluit (Lib) belemmeringen. De volgende regels zijn van toepassing:

  • LIB art. 2.2.1: met het oog op externe veiligheid zijn geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • LIB art. 2.2.2: er zijn geen objecten toegestaan die hoger zijn dan aangegeven. Voor het gebied gelden twee regimes: een zone met een maximale hoogte van 25 meter en een zone met een maximale hoogte van 16 meter.
  • LIB art. 2.2.2 a: er zijn objecten die hoger zijn dan de in die bijlage aangegeven maximale waarde toegestaan mits uit een advies van de Inspectie Leefomgeving en Transport blijkt dat het object geen belemmering vormt voor het functioneren van radarapparatuur met het oog op veilig luchtverkeer
  • LIB art. 2.2.3: een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
    • 1. industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag;
    • 2. viskwekerijen met extramurale bassins;
    • 3. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
    • 4. natuurreservaten en vogelreservaten;
    • 5. moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.

De belangen van het LIB zijn in de regels geborgd.

5.13 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing en conclusie

Dit bestemmingsplan maakt een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit MER mogelijk. Onderbouwd moet worden of de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden, in combinatie met ontwikkelingen in de omgeving, leiden tot significante ruimtelijke effecten. Omdat de ontwikkeling vooralsnog niet leidt tot overschrijding van de drempelwaarden, zal een vormvrije aanmeldnotitie opgesteld worden. Het bevoegd gezag zal op basis van deze notitie besluiten dat de ontwikkeling niet MER-plichtig is.

5.14 Energie en duurzaam bouwen

Bij de ontwikkeling staat duurzaam bouwen centraal. Dat betekent dat de nieuwe gebouwen gasloos uitgevoerd worden en worden voorzien in een adequate isolatie. Verder wordt de duurzaamheid ook in de openbare ruimte doorgevoerd, onder andere in de te gebruiken materialen en de omgang met (afval)water.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Hoe werkt dit bestemmingsplan?

6.1.1 Wat regelt een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van hoofdgebouwen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan. Een bestemmingsplan is dus belangrijk, want het bepaalt wat mag op een perceel en dus ook wat niet mag.

6.1.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.

6.1.3 Welke bestemmingen komen in dit plan voor?

Dit bestemmingsplan voorziet in een transformatie van een monofunctioneel agrarisch gebied naar een dynamisch verblijfs- en werkgebied.

De eerste fase van de ontwikkeling heeft daarbij de bestemming Gemengd gekregen. Binnen dit gebied zijn de functies hotel, datacentra en kantoren zonder baliefunctie toegestaan. Ontwikkeling is alleen mogelijk als aan een aantal randvoorwaarden is voldaan. Zo moet de aanleg van een integrale verkeers- en waterstructuur geborgd zijn. Door het gebied is een centrale ontsluiting voorzien. Deze is aangeduid op de verbeelding en vormt een visuele verbinding met de bestaande kern Badhoevedorp. Binnen deze aanduiding mag geen bebouwing opgericht worden.

Een deel van het gebied heeft de bestemming Agrarisch. Dit zijn gronden die vooralsnog in gebruik zijn als agrarisch gebied. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kan het college deze gronden wijzigen naar de bestemming Gemengd.

Langs de randen van het gebied zijn maatbestemmingen opgenomen. De zuidzijde heeft de bestemming Groen. Binnen deze bestemming zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden beperkt. Deze bestemming is opgenomen op gronden waarop in de toekomst mogelijk een uitbreiding van de infrastructuur gerealiseerd kan worden. Op dit moment is deze invulling echter niet concreet.

De noordzijde, langs de Schipholweg, heeft de bestemming Natuur - Groene as. Deze bestemming is opgenomen om de ambitie van de Provincie te realiseren.

Ter plaatse van het lint van de Sloterweg zijn de bestemmingen Bedrijf, Bedrijf - Nutsvoorziening, Tuin en Wonen overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen.

6.1.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing;
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

6.1.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

6.1.6 Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

Artikel 3 Agrarisch

Voor een groot deel van het plangebied is de bestemming Agrarisch opgenomen. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd.

Artikel 4 Bedrijf

Ter plaatse van het lint aan de Sloterweg is de bestemming Bedrijf opgenomen. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

Ter plaatse van een perceel aan het lint van de Sloterweg is de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening opgenomen. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd.

Artikel 6 Gemengd

Voor de eerste fase van de ontwikkeling is de bestemming Gemengd opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de beoogde functies (hotel, datacentra en kantoren zonder baliefunctie) mogelijk, maar ook de invulling van de openbare ruimte. Op basis van deze bestemming kan de ontwikkeling dus tot uitvoering gebracht worden.

Artikel 7 Groen

De ontwikkelmogelijkheden ter plaatse van de zuidelijke strook met de bestemming Groen zijn beperkt vanwege de ruimtereservering voor de mogelijke doortrekking van de Noord/Zuidlijn.

Artikel 8 Natuur - Groene as

De strook langs de noordzijde van het plangebied met de bestemming Natuur - Groene as is bedoeld voor de realisatie van de groene as.

Artikel 9 Tuin

Ter plaatse van het lint aan de Sloterweg is de bestemming Tuin opgenomen. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd.

Artikel 10 Wonen

Ter plaatse van het lint aan de Sloterweg is de bestemming Wonen opgenomen. Hiermee is de bestaande situatie vastgelegd.

Artikel 11 Leiding - Brandstof

In het gebied ligt een brandstof. Deze leiding wordt beschermd met deze dubbelbestemming.

Artikel 12 Leiding - Gas

In het gebied ligt een gasleiding. Deze leiding wordt beschermd met deze dubbelbestemming.

Artikel 13 Leiding - Water

In het gebied ligt een waterleiding. Deze leiding wordt beschermd met deze dubbelbestemming.

6.1.7 Toelichting op de algemene regels

Voor het gehele plangebied gelden de algemene regels. Deze worden in deze paragraaf beschreven.

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld in het geval dat (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelregel voorkomt dat de overgedragen grond nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Artikel 15 Algemene gebruiksregel

In dit artikel staan activiteiten genoemd die verboden zijn uit te voeren binnen het plangebied.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

Deze bepaling geeft de mogelijkheid tot het beperkt wijzigen van bestemmingen voor noodzakelijke en geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen. Ook biedt dit artikel de mogelijkheid om het plan te wijzigen en de bebouwing, binnen benoemde uitgangspunten voor het stedelijk landschap van de MRA, anders uit te voeren.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel omvat enkele wijzigingsgebieden. Binnen deze zone mogen onder voorwaarden andere functies worden gerealiseerd. Verder is het Luchthavenindelingsbesluit van toepassing. Voor het plangebied gelden de beperkingen zoals bedoeld in artikel 2.2.1., 2.2.2, 2.2.2 a en artikel 2.2.3. Met de gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerszone - lib worden deze belangen geborgd.

Artikel 19 Overige regels

In dit artikel de parkeernormen zoals deze in dit plan worden gerealiseerd.

6.1.8 Toelichting op de overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Artikel 21 Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

In dit geval zijn de gronden in privaat eigendom. Het uitgangspunt is vooralsnog dat de gemeente met de private eigenaars een overeenkomst gaat sluiten waarin het kostenverhaal is geregeld. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee niet nodig.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg ex art 3.1.1 Bro

P.M.

7.2.2 Ontwerpbestemmingsplan

P.M.