Schalkwijkerweg    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 INLEIDING     

1.1 Aanleiding tot actualisering van het bestemmingsplan     

Met het opstellen van het bestemmingsplan Schalkwijkerweg wordt tegemoetgekomen aan de actualisering van de vigerende bestemmingsplannen in overeenstemming met het door het college vastgestelde programma bestemmingsplannen 2014-2018 (Reg.nr. 2014/39689).

In het plangebied zijn momenteel het bestemmingsplan Schalkwijkerweg en (delen van het) Schalkwijk van kracht. Deze plannen gebieden zijn samengevoegd in één plan. Het betreft een bestemmingsplan met een consoliderend karakter, waarin voor nu geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen. Wél heeft onlangs de concept gebiedsvisie Spaarnepark ter inzage gelegen voor inspraak. In het nieuwe Spaarnepark (nu bekend als Sportpark Nol Houtkamp) komt er naast het sporten ook ruimte om te spelen, elkaar te ontmoeten en te ontspannen. Er komen mooie wandelroutes door het park en het park wordt beter bereikbaar en toegankelijker. Het Spaarnepark wordt een open en aantrekkelijk gebied voor de verenigingen die er nu al gebruik van maken en voor bewoners (jong en oud) uit Haarlem en Schalkwijk. Daarnaast wordt de noordzijde van het plangebied t.z.t. het knooppunt Haarlem Nieuw- Zuid gerealiseerd. Zowel de uitwerking van de gebiedsvisie Spaarnepark als die van het knooppunt Haarlem Nieuw -Zuid worden t.z.t. via een separate ruimtelijke procedure planologisch mogelijk gemaakt.

Het hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan 'Schalkwijkerweg' is het bieden van een actueel planologisch- juridisch kader dat de bestaande en toegestane situatie op een goede manier regelt en digitaal ontsluit. De wens van de gemeente is om niet alleen alle bestemmingsplannen actueel te hebben, maar ook digitaal beschikbaar. Het digitaliseren van dit plangebied draagt bij aan de voorbereiding op Omgevingswet, omdat ook dit bestemmingsplan straks – na de inwerkingtreding van de Omgevingswet - deel gaat uitmaken van het (tijdelijk) omgevingsplan en omdat deze digitale bestemmingsplan inzichtelijker en leesbaarder zijn voor de gebruiker. Het is van belang dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zoveel mogelijk plangebieden geactualiseerd en goed digitaal raadpleegbaar zijn. Het actualiseren van het bestemmingsplan draagt daarom bij aan de transitie in het kader van de Omgevingswet.

De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en de voortzetting van het huidige toegestane gebruik zijn daarbij de uitgangspunten. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan grotendeels beheersgericht is. De aanwezige functies en aanwezige bebouwing worden bestemd zoals deze nu zijn. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de aankomende tien jaren wordt bevroren. Onnodige starheid van het plan moet voorkomen worden. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie en bebouwing zijn in meerdere of mindere mate mogelijk.

Door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan kan hieraan worden voldaan en beschikt de gemeente Haarlem ook voor dit deel van het grondgebied over een actueel planologisch-juridisch kader. De gemeente ziet deze actualisatie en digitalisering van het bestemmingsplan daarnaast ook als een geschikte gelegenheid om een grotere mate van uniformiteit tussen de bestemmingsplannen onderling aan te brengen. Dit betreft zowel uniformiteit in de systematiek als in de planregels. Voorliggend bestemmingsplan zorgt voor de digitalisering van het analoge deel van dit bestemmingsplan, ook met het oog op de inwerkingtreding van de beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of en hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toelichting gaat in op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuaspecten.

Bij het opstellen van het programma zijn de bestemmingsplangebieden heringedeeld. De plannen Schalkwijkerweg en Schalkwijk (deels) zijn samengevoegd tot één plan.

verplicht

Globale ligging plangebied in Haarlem

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten de juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toelichting gaat in op onderwerpen die voor die ontwikkeling de gebruiks- en bouwmogelijkheden van belang zijn, zoals de ruimtelijke karakteristiek, cultuurhistorische waarden, de haalbaarheid van het plan en milieuaspecten.

1.2 Doel van het bestemmingsplan     

Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Schalkwijkerweg is het behoud en de versterking van de landschappelijke waarden en het recreatief medegebruik van het gebied met behoud van ruimte voor de aanwezige bewoning, (agrarische) bedrijvigheid en overige functies.

Dat gebeurt door het bieden van een actueel planologisch-juridisch kader voor dit deel van Haarlem, dat de bestaande en toegestane situatie op een goede manier regelt. De basis voor het plan zijn de bestaande ruimtelijk-functionele structuur en de voortzetting van het huidige toegestane gebruik op hoofdlijnen. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat waar nodig het bestemmingsplan een maximale bescherming biedt voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden.

Tweede doel van het bestemmingsplan is om aan te geven waar in beperkte mate ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel voor gebruik als voor bebouwingsmogelijkheden. Het plan biedt bijvoorbeeld, waar dat mogelijk en wenselijk is, ruimte voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan hoeft te worden aangepast.

Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied, zowel qua functies als qua bebouwingsmogelijkheden, maar waarbij tevens bescherming plaatsvindt van de daar aanwezige waarden.

1.3 Geldende planologische regelingen     

Binnen het plangebied Schalkwijkerweg gelden de volgende bestemmingsplannen:

Nummer Naam van het plan Vastgesteld Onherroepelijk
NL.IMRO.0392 0000900bp001 Schalkwijkerweg 28-01-2010 ja
NL.IMRO.0392.0000900bp002 Schalkwijk 18-12-2008

ja
NL.IMRO.0392.BP0120004-va01 Facetbestemmingsplan Archeologie 02-07-2009 ja
NL.IMRO.0392.BP0120001-va01 Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018 17-05-2018 ja
NL.IMRO.0392.BP012003-va01 Reparatieplan B Haarlem 21-11-2019 ja
NL.IMRO.0392.BP0120005-va01 Reparatieplan C Haarlem 2020 22-04-2021 ja
NL.IMRO.0392.BV9120001-va01 Beheersverordening Zuid Schalkwijkerweg 50A 26-05-2016 ja
NL.IMRO.0392.OV9080002-0003 Projectbesluit Zuid Schalkwijkerweg 55 07-08-2012 ja

Tabel 1: Geldende bestemmingsplannen op moment van opstellen bestemmingsplan.

Afwijkende bouwmogelijkheden, zoals die op basis van afgeronde vrijstellings- of ontheffingsprocedures, projectbesluiten en omgevingsvergunningen mogelijk zijn gemaakt zullen ook in dit bestemmingsplan opgenomen worden.

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Schalkwijkerweg zullen de in tabel 1 genoemde ruimtelijke plannen, voor het deel dat ligt binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen.

1.4 Bestemmingsplanprocedure     

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg doorloopt de volgende procedure:

Conceptontwerp en vooroverleg

De gemeente stelt een concept ontwerpbestemmingsplan op. Het concept ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Tevens wordt in het kader van participatie overleg gevoerd met de betrokken wijkraden in het plangebied. De gemaakte opmerkingen van de wijkraden en de reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg worden betrokken bij het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan.

Ontwerp en zienswijzen

Het college van burgemeester en wethouders geeft vervolgens het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie ligt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage. In die tijd kan iedereen zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen naar voren brengen bij de gemeenteraad.

Vaststelling

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtshalve aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na aanpassing van het bestemmingsplan, met inachtneming van eventuele door de raad aangebrachte wijzigingen, ligt het vastgestelde bestemmingsplan opnieuw zes weken ter inzage voor de beroepstermijn.

Beroep

Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend, of aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit, kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan aanbrengt. De Raad van State behandelt eventuele beroepen en doet uiteindelijk een uitspraak op basis waarvan het bestemmingsplan geheel, gedeeltelijk of niet onherroepelijk wordt.

1.5 Leeswijzer plantoelichting     

Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. De ontstaansgeschiedenis van het gebied verklaart namelijk de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel.

Hoofdstuk 3 behandelt het voor het plangebied relevante beleid.

Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Hoofdstuk 5 beschrijft de visie op het plangebied en gaat in op de ontwikkelingen die nu of mogelijk in de toekomst in het plangebied spelen.

Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten van het bestemmingsplan en licht de planregels, de milieuzoneringslijst, de waarderingskaart, de verbeelding en de regeling voor bebouwing toe.

Hoofdstuk 7 beschrijft de financieel-economische uitvoerbaarheid en licht de uitkomsten van het gevoerde vooroverleg toe. Ook beschrijft dit hoofdstuk de wijze waarop handhaving plaatsvindt. Bij de toelichting hoort ook een aantal bijlagen.

Hoofdstuk 2 BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE     

2.1 Algemene gebiedsbeschrijving     

Ontstaan en ontwikkeling

Het plangebied ligt ten oosten van het Spaarne, in de westelijke flank van de Roomolenpolder en de Verenigde Groote en Kleine Polder, tussen de Haarlemse stadswijk Schalkwijk, het dorp Cruquius en Heemstede.

Haarlem ligt ingeklemd tussen twee heel verschillende, unieke landschappen: de binnenduinrand en het veenweidelandschap, gescheiden door het Spaarne. Op de hoger gelegen droge zandwal ten westen van het Spaarne vestigden zich de eerste bewoners. De strandwal heeft een sterke noord-zuid oriëntatie en vormde de belangrijkste kustbarrière. De bebouwing van het oostelijk deel van de huidige stad komt door de gesteldheid van de grond en de technologische mogelijkheden veel later op gang. De oostoever van het Spaarne was lange tijd voor grote delen woest en leeg, een veenmoeras met wildernissen en her en der bossen. Een gebied om te jagen en te vissen. Vanaf de late middeleeuwen werd het gebied ontgonnen en gecultiveerd tot akker- en weidegrond. De Haarlemmer was voor zijn voedsel en brandstofvoorziening afhankelijk van dit gebied.

Het langgerekte lintdorp Schalkwijk is vermoedelijk ontstaan in de 13de eeuw bij de ontginning van het veengebied oostelijk van het Spaarne. De ontginning van het veengebied vond plaats vanaf een dijk parallel aan de veenstroom het Spaarne. De “Heerewegh buyten de Schalcwyckerpoort”, later “Schalcwyckerwegh” genoemd, liep vanaf de voormalige Schalkwijkerpoort aan de zuidoostkant van Haarlem en eindigde aan het toen nog niet drooggelegde Haarlemmermeer. In de 16de eeuw stonden er boerderijen langs de weg, en een aantal kalkmolens dicht bij de stad. Vanaf de 17de eeuw werden ook enkele buitenplaatsen of herenboerderijen aangelegd. Op de plek waar nu de Schouwbroekerbrug ligt lag de grootste buitenplaats met oprijlanen, boomgaarden, moestuinen en het 18 hectare grote Schalkwijkerbos. Het - nog bestaande - jaagpad direct langs het water dateert uit de 18de eeuw.

verplicht

Afgebeeld is het Zuider Buiten Spaarne met links de Schalkwijkerweg (nu gedeeltelijk Schalkwijkerstraat en Noord-Schalkwijkerweg). Hier lagen vroeger de buitenplaatsen (v.l.n.r.) Sparen en Landlust, Memorandum en Veldlust, in de 19de eeuw verenigd tot de buitenplaats Oosterspaarne. Op de achtergrond de runmolen Spaarn en Wind en rechts op de voorgrond de buitenplaats De Leystar.

Aan het eind van de 19e eeuw is de oostoever van het Spaarne met de opkomende industrialisatie echt in ontwikkeling gekomen. De polders werden drooggemalen door molens, die tegenwoordig onderdeel zijn van het industriële erfgoed van dit gebied. De 18e eeuwse paltrokmolen (zaagmolen) 'De Eenhoorn' is nog maalvaardig en de 19e eeuwse poldermolen 'De Hommel' (De Kleine Molen), type grondzeiler, bemaalde oorspronkelijk de polders van de Verenigde Groote en Kleine Polders. Tegenwoordig draait een elektrisch gemaal.

Na 1850 werd het noordelijk deel van de weg in de stadsuitbreidingen opgenomen (Schalkwijkerstraat). Bij de aanleg van stadsuitbreiding Schalkwijk bleven de Schalkwijkerweg en de strook veenweidegebied langs het Spaarne ongemoeid, om te kunnen dienen als uitloop- en recreatiegebied voor de vele nieuwe bewoners. Langs de weg is gaandeweg de hoeveelheid bebouwing toegenomen. Met het groeien van de stad zijn tussen de boerderijen langs de Schalkwijkerweg woningen gebouwd en is bedrijvigheid, zoals jachtwerven, ontstaan. Ter hoogte van de Belgiëlaan vestigde zich begin 20e eeuw bijvoorbeeld een glasfabriek; later werd dit een watermeterfabriek. Ook andere functies, zoals recreatie en natuur, zijn in de plaats gekomen van de agrarische bedrijvigheid. Toch is het oorspronkelijke agrarische grondgebruik, met percelen met grasland, nog overheersend aanwezig in het zuidelijk deel van de planlocatie.

Na de inlijving van Schalkwijk bij Haarlem (1963) is de Schalkwijkerweg gesplitst in de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg zoals wij die nu kennen.

verplicht verplicht

Historische kaart 1900 Historische kaart 1975

Karakteristiek van het gebied

Het plangebied van bestemmingsplan Schalkwijkerweg is onderdeel van de 'groene zoom' rond Schalkwijk en heeft een bijzondere karakteristiek. Dat komt door het groene, deels agrarische karakter van het gebied ingeklemd tussen de duidelijke stedelijke randen van Spaarne met stedelijke bebouwing aan de westzijde, en de rand van Schalkwijk aan de oostzijde. Het landelijk gebied reikt hier tot diep de stad in. De openheid in het zuidelijk deel is kenmerkend voor het gebied en levert prachtige uitzichten op. De belevingswaarde wordt vergroot door het recreatieve medegebruik van dit gebied via de Noord en Zuid Schalkwijkerweg en het wandelpad over het historische Jaagpad.

2.2 Ruimtelijke structuur     

2.2.1 Herkenbare deelgebieden door type gebruik     

Het 'landelijke', groene karakter van het gebied wordt ondersteund door het gebruik en aanwezige functies in de verschillende deelgebieden. De karakteristieke deelgebieden zijn:

  • Het Spaarne en de Ringvaart: het Spaarne is een veenrivier waarvan het bochtige verloop nog steeds goed zichtbaar en in gebruik is. Oorspronkelijke vormde het Spaarne een verbinding tussen het Haarlemmermeer en het IJ, tegenwoordig verbindt het de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder met Spaarndam. Langs het tracé van de Schalkwijkerweg wordt het Spaarne gekenmerkt door de groene oevers en een landschappelijk karakter. Direct langs het Spaarne loopt het Jaagpad. Het Spaarne gaat In het Spaarne liggen woonboten. Ook zijn er voorzieningen ten behoeve van watersport en watergerichte bedrijvigheid aangebracht, zoals steigers en haventjes. Langs de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder loopt de Hommeldijk. Opvallende gebouwen zijn de twee molens. Aan het Spaarne staat een paltrokmolen, De Eenhoorn, met houtzagerij. Aan de Hommeldijk staat tussen de Ringvaart en de Molenplas een poldermolen, De Hommel (ook bekend als De Kleine Molen)
  • Het veenweidelandschap: het van oorsprong agrarische veenweide-landschap heeft een open karakter en is in die vorm ook nog terug te vinden in het plangebied (Verenigde polders). Wordt gekenmerkt door een regelmatige strokenverkaveling met bijbehorend slotenpatroon dwars op de Schalkwijkerweg. Deze ontginningswijze dateert uit de Middeleeuwen en is veelal nog intact. Het is daardoor een zeer waardevolle kwaliteit, maar door het open karakter ook zeer kwetsbaar. In grote delen van het veenweidelandschap tussen Spaarne en de uitbreidingswijk Schalkwijk heeft inmiddels verdichting en ingebruikname plaatsgevonden. Voornamelijk door 'stedelijke' functies als sport, wonen en recreatieparken. In deze gebieden heeft de veenweidegrond deels een antropogene deklaag gekregen. In deze gebieden zijn vaak nog wel oude houtwallen of sloten te vinden die herinneren aan het oorspronkelijke landschap en daarmee een groene landschappelijke kwaliteit in het gebied brengen.
  • De noord-zuid gerichte Schalkwijkerweg: kenmerkend aan de weg is de verhoogde ligging op een smalle dijk (kade) met aan weerszijden een teensloot. Het wegtracé loopt grotendeels parallel aan het Spaarne en is sinds het ontstaan nauwelijks gewijzigd. De route ademt historische en landschappelijke kwaliteit en is daardoor geliefd bij recreanten. Kenmerkend is de afwezigheid, dan wel pluksgewijze, losse beplanting van elzen, wilgen of solitaire heesters in de berm. De afwisseling van gebied. Het bebouwingslint langs de Schalkwijkerweg kenmerkt zich door de afwisseling van bouwwerken, erfbeplanting, opstallen en tussengelegen weilandjes (nog zeer spaarzaam aanwezig), waardoor er kenmerkende doorzichten naar het Spaarne of achterliggend veenweidelandschap zijn. Deze kwaliteit staat de laatste decennia ernstig onder druk.
  • De sportparken: dit betreft het Nol Houtkampsportpark ten noorden van de Belgiëlaan en complex van United-DAVO aan de Zuid Schalkwijkerweg. In dit gebied zijn een grote variëteit aan sportfuncties aanwezig, met o.a. honk- en softbalvelden, voetbalvelden en tennisbanen en de daarbij behorende kleedaccommodaties, kantines en hallen. Enerzijds hebben er met de komst van de sportvelden grote veranderingen in de landschaps- en kavelstructuur plaatsgevonden (schaalvergroting en grote gebouwen), anderzijds zijn er op veel plekken tussen de sportvoorzieningen nog oude houtwallen, singels en sloten terug te vinden die van landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarde zijn en voor een groene dooradering van het gebied zorgen.
  • Het parklandschap: dit betreft het Engelandpark, een langgerekte parkzone aan de oostzijde van het plangebied, dat de Belgiëlaan verbindt met de Schouwbroekerplas. De parkzone loopt daarna verder tot aan het park Oosterspaarn.
  • De Schouwbroekerplas: het zijmeertje van het Spaarne is in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstaan door zandafgravingen voor de bouw van het aangrenzende Schalkwijk. Daarna deed het dienst als afvaldumpplaats voor bouwgrond. Het gebied is een nazorglocatie van Afvalzorg, het bedrijf dat monitort op vervuiling. Voor het gebied is een gebiedsvisie opgesteld, gericht op bodemsanering in samenhang met natuurontwikkeling passend bij recreatieve behoefte (genieten van natuur).
  • Woonwijk 'Schoolenaer': 'Schoolenaer' ligt ten zuiden van de Belgiëlaan en is de enige woonwijk in de Groene Zoom van Schalkwijk, op het voormalig 'Paswerk' terrein. Bij de stedenbouwkundige opzet van deze wijk is uitgegaan van de strategie van twee netwerken, dat uit gaat van het waternetwerk en het verkeersnetwerk als belangrijke strategische dragers van een ecologisch verantwoorde stedelijke ontwikkeling. De structuur van de wijk sluit aan op de oorspronkelijke ondergrond van de veenweideverkaveling. Het Engelandpark heeft in de wijk groene uitlopers in westelijke richting, die gecombineerd zijn met water en nieuwe routes.
  • Overige 'recreatieve' elementen, zoals horeca (Watermeterfabriek), volkstuinen en stadstuinen (Vrij Waterland, pluktuinen). beplanting benadrukt de openheid.

verplicht

Kaart: deelgebieden

2.2.2 Ruimtelijke karakteristiek     

Het bestemmingsplangebied bevindt zich tussen de westelijke rand van Schalkwijk en de Spaarne.



Hoofdstructuur

Het Spaarne stroomt op de overgang van de oude strandwal waarop de stad zich heeft gevestigd en het veenweidegebied wat zich aan de oostzijde van de strandwal bevindt. De Schalkwijkerweg slingert zich langs de oostelijke oever van deze oude veenrivier. In dit veenweidegebied heeft eind jaren zestig omvangrijke stadsuitbreiding plaatsgevonden. Op een aangebracht zandpakket van ca. 2 meter dik heeft Schalkwijk zich ontwikkeld. De buitenranden zijn bewust niet opgehoogd en zijn vrij gelaten van bebouwing. Deze zijn bestemd voor groene, recreatieve voorzieningen: de Groene Zoom van Schalkwijk.



Grote delen van deze groene zoom zijn in gebruik genomen door stadsrandfuncties zoals sportvelden of stadstuinen, een deel is ingericht als park en er is een woonwijkje ingeslopen. Er is echter ook een aanzienlijk deel vrijwel onaangeroerd gebleven en fungeert nog steeds als weidegebied voor vee. Het veenweidegebied Verenigde polders wordt enerzijds begrensd door de rand van Schalkwijk (Molenwijk) en anderzijds door een bebouwingslint tussen Spaarne en veenweide. Op enkele plekken zijn er tussen de huizen nog waardevolle zichtrelaties met het Spaarne aanwezig.



Gebiedskenmerken

De Schipholweg begrenst het plangebied aan de noordzijde met hoge begroeiing en bomen erlangs ter hoogte van de groene zoom die de achterliggende sportvelden die deel uitmaken van de groene zoom een anoniem en afgesloten karakter geven. Op dit punt wordt langs de Schipholweg een knooppunt voor openbaar vervoer ontwikkeld, omring door nieuwe woningen in hoge gebouwen, inclusief een nieuwe entree voor het sportpark. Vanaf de Buitenrustbruggen is er een schitterend uitzicht op het Spaarne met haar groene, lommerijke oevers en wordt de recreant verleid om de Schalkwijkerweg, die hier aantakt, te verkennen.

verplicht

Schipholweg

Tussen Schipholweg en Europaweg bevindt zich een overgangsgebied waar in de groene zoom veel stedelijke functies een plek hebben gevonden, zoals sportvelden, stadstuinen, parkgroen en zelfs een woonwijkje. Het gebied heeft het landelijke karakter behouden, maar is door alle stadsrandfuncties wel verdicht. Door de antropogene deklaag in dit gebied is het oorspronkelijke karakter van het veenweidegebied verloren gegaan.

verplicht Sportpark Nol Houtkamp in noordelijk deel plangebied

De Europaweg snijdt het plangebied in twee delen. De lange en hoog aangelegde Schouwbroekerbrug, die zowel het Spaarne als de Schouwbroekerplas overspant, biedt een schitterend, weids uitzicht op het Spaarne en de groene, landelijke omgeving.

verplicht

De Europaweg kruist de Schalkwijkerweg hoog

Tussen Europaweg tot ringvaart is het oorspronkelijke veenweidelandschap grotendeels behouden gebleven. Bij het kruisen van de brug is er even het gevoel van 'de stad uitgaan'. Dit gebied maakt onderdeel uit van het Bijzonder provinciaal landschap Spaarnwoude en omgeving. Kenmerkend zijn de doorlopend open ruimte, de vergezichten en de zichtlijnen vanuit de lintbebouwing.

verplicht

Open veenweidelandschap in zuidelijk deel plangebied

Ook langs het Spaarne is de 'tweedeling' in het plangebied voelbaar. Het Zuider Buiten Spaarne, met aan de ene kant de Groene Zoom van Schalkwijk en aan de andere kant Haarlem-Zuid en Heemstede, wordt gekenmerkt door een licht kronkelend verloop met lange bochten, waarlangs het beeld van de oevers van noord naar zuid verloopt van tamelijk verdicht en parkachtig naar een meer open situatie met een abrupte afsluiting bij de Ringvaart de opvallende bebouwing van Tjaden.

De noord-zuidgerichte Schalkwijkerweg vormt de rode draad in dit gebied. ligt iets verhoogd op een smal, slingerend dijkje met langs de voet een teensloot. De weg kenmerkt zich door een landelijk en historisch karakter met hoge recreatieve waarde. Tussen de Schalkwijkerweg en het Spaarne is de lintbebouwing weliswaar vrijstaand, maar door bijgebouwen, bedrijfsbebouwing en erfbeplanting is de visuele verbinding tussen weg en Spaarne vrijwel overal weggevallen. Slechts op enkele plekken is de visuele relatie tussen weg en Spaarne bewaard gebleven.

Met name ten zuiden van de Europaweg zorgt de afwezigheid van bebouwing aan de oostzijde van de weg voor een grote landschappelijke beleving.

In de loop der tijd heeft een aantal ontwikkelingen langs de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg afbreuk gedaan aan het landelijke karakter van het gebied. De overwegende agrarische functie van vroeger is grotendeels op de achtergrond geraakt doordat met name de woonfunctie zich heeft verdicht en is inmiddels overheersend.

verplicht

Landelijke wonen in lintbebouwing langs Schalkwijkerweg

Ruimtelijke karakteristiek

(zie bijlage 3, kaart ruimtelijke karakteristiek)

De visuele kwaliteit in dit deel van de groene zoom wordt in belangrijke mate bepaald door de openheid van (vooral het zuidelijke deel van) het gebied en het zicht vanaf de Zuid Schalkwijkerweg op de stadsrand van Schalkwijk en op het Spaarne. Met name daar waar het veenweidegebied direct grenst aan de Zuid Schalkwijkerweg is het uitzicht zeer fraai. Extra bebouwing en beplanting in dit gebied kan deze openheid en de daarbij behorende landschappelijke kwaliteit negatief beïnvloeden.

In deze paragraaf wordt de 'landschapsbeleving' met de verschillende 'doorzichten/zichtlijnen' en 'Uitzichtpunten' en karakteristieke landschappelijke patronen benoemd en beschreven. Tevens wordt beschreven op welke manier het bestemmingsplan de bestaande visuele kwaliteiten beschermt.

In algemene zin geldt dat de bouwmogelijkheden zo veel mogelijk (als voor dit gebied verantwoord kan worden geacht), zijn beperkt tot de huidige mogelijkheden. De huidige bestemmingen kennen (minimale) bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden die aansluiten bij het huidig gebruik. Verder geldt dat bij de beoordeling van afwijkingsverzoeken de ruimtelijke karakteristiek, zoals beschreven in deze paragraaf, nadrukkelijk zal worden betrokken bij de afweging.

De landschapsbeleving in dit gebied wordt sterk bepaald door het verschil in het karakteristieke open veenweidegebied met de weidse uitzichten in het zuiden en het verdichte, met stedelijke functies ingerichte, noordelijke deel van het plangebied. Het open veenweidegebied is zodanig waardevol dat het is aangemerkt als Bijzonder provinciaal landschap en dat voor het agrarisch gebied bijzondere beschermingsregimes gelden. Op verschillende plaatsen langs de Schalkwijkerweg is het landschap tot in zijn volle openheid beleefbaar, en is doorzicht tot aan de rand van de polder of de oever van het Spaarne mogelijk. Binnen deze open ruimtes zijn geen ontwikkelingen mogelijk.

De bruggen in het gebied, de Schouwbroekerbrug en de Buitenrustbruggen, vormen door de hoge ligging belangrijke landmarks en uitzichtpunten. Over het Spaarne is het contrast tussen de verstedelijkte westoever en het landelijk natuurrijke gebied aan de oostzijde met kleinschalige elementen, zoals het Jaagpad, volkstuinen, bruggetjes, molens en schuren zichtbaar.

Langs de historische route Schalkwijkerweg is nog steeds de karakteristieke lintbebouwing aanwezig: het lint verdicht zich richting het noorden. Tussen de erven door zijn met name in het zuidelijk deel doorzichten en zichtlijnen aanwezig. Uitgangspunt is dat de grootte van de erven gelijk blijft, en bestaande doorzichten en zichtlijnen behouden.

Water in dit gebied heeft het landschap gevormd. De Schalkwijkerweg is een hoofdwaterkering en ligt daarom iets hoger als het omringende landschap. Met name in het agrarisch gebied van de Verenigde Polders (het zuidelijke deel van het plangebied), is de fijnmazigheid van het slotenpatroon nog steeds aanwezig. Dit is karakteristiek voor het veenweidelandschap. Omdat de waterlopen onderdeel uitmaken van de primaire waterstructuur in dit gebied, zijn ze in het bestemmingsplan opgenomen.

Langs het Spaarne is watergebonden bedrijvigheid aanwezig in de vorm van scheepswerven en jachthavens. Langs grote delen van de oever liggen woonboten. Deze elementen kennen een aparte bestemming. In het bestemmingsplan is een wijzigingsgebied opgenomen met de mogelijkheid om de watergebonden bedrijvigheid te versterken.

Ook het oorspronkelijke Jaagpad is nog steeds herkenbaar aanwezig langs het water. In het zuidelijk deel is in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen het Jaagpad door te trekken (via het dijkje en Tjaden).

2.3 Functionele structuur     

Het huidige grondgebruik is leidend voor de bestemmingen die aan de gebieden gegeven worden.

verplicht

Kaart grondgebruik

2.3.1 Ontsluiting     

Het plangebied is voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten door de Belgiëlaan en de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg. Aangezien het hier niet gaat om doorgaande wegen, maakt alleen bestemmingsverkeer er gebruik van. De Europaweg, die het verordeningsgebied doorkruist, heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor geheel Schalkwijk. Alleen toegankelijk voor langzaam verkeer (fietsers en/of voetgangers) zijn het Goede Herderpad, het Jaagpad, de Lage Kadijk en het Hommelpad.

In het kader van het Haarlemse fietspadennetwerk is er een pontverbinding tussen Schalkwijk en Haarlem-Zuid, ofwel tussen de wijk Oosterhout en de Belgiëlaan om het Zuider Buiten Spaarne over te steken.

De woonwijk “Schoolenaer” wordt voor gemotoriseerd verkeer via de Belgiëlaan ontsloten. Voor langzaam verkeer is de wijk daarnaast ontsloten via een route door het Engelandpark en via de Noord-Schalkwijkerweg. Via de Noord-Schalkwijkerweg is de wijk overigens wel toegankelijk voor hulp- en nooddiensten.

2.3.2 Bedrijvigheid     

Uit de informatie van de Omgevingsdienst IJmond zijn de volgende bedrijven in het plangebied gevestigd:

Adres Naam bedrijf Type bedrijf
Europaweg 4 EG Services (Netherlands) B.V. (Esso) tankstation
Jaagpad 69 Jachthaven Beenders jachthaven
Slot van Nieuwerkerkstraat 2 Stichting Molens Zuid Kennemerland SMZK werkplaats
Slot van Nieuwerkerkstraat 8 Bouwbedrijf G.P. Blokdijk B.V. bouwbedrijf
Vuurtonstraat 1A Lievegoed GGZ Haarlem, De Borgstichting GGZ
Noord Schalkwijkerweg 131

hoveniersbedrijf
Zuid Schalkwijkerweg 4 Horstman beheer vastgoedbeheer zonder werkplaats
Zuid Schalkwijkerweg 7B J.D. Aarts tuinaanleg en groenvoorziening bv. hoveniersbedrijf
Zuid Schalkwijkerweg 33 Klomp Scheepstechniek scheepsmaterialen (detailhandel)
Zuid Schalkwijkerweg 38 achter Maatschap A.B. en A.J. Stokman agrarisch gebruik gronden
Zuid Schalkwijkerweg 39-40 Haarlemsche Jachtwerf P.H. van Opzeeland jachtwerf
Zuid Schalkwijkerweg 40 Bach luidsprekers werkplaats en detailhandel
Zuid Schalkwijkerweg 50A, 50B jachtwerf
Zuid Schalkwijkerweg 51 Melkrundveehouderij J.W.N. van de Nes melkrundveehouderij

Agrarische bedrijvigheid

Langs de Zuid Schalkwijkerweg bevinden zich twee agrarische bedrijven, waarvan er één met een huiskavel in dit gebied. Dankzij de aanwezigheid van het agrarische bedrijven worden de meeste gronden in de Verenigde Polders gebruikt voor het weiden van vee. Dit landschappelijke beeld is zeer passend bij het karakter van het buitengebied. Rekening houdend met de omvang van de Verenigde Polders is in het plangebied ruimte om één à twee agrarische bedrijven rendabel te laten functioneren. In het plangebied wordt dan ook geen ruimte geboden voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven.

Jachtwerven en overige bedrijvigheid

Langs de Zuid Schalkwijkerweg bevinden zich nog enkele jachtwerven en terreinen die gebruikt worden voor opslag. Ook is er een jachthaven aanwezig. In het bestemmingsplan is voor een tweetal bedrijven de bestaande situatie vastgelegd.

De aanwezige jachtwerven bevinden zich in de lintbebouwing langs de Zuid Schalkwijkerweg en hebben een duidelijke watergerelateerde functie. In het Spaarneplan is de ambitie geformuleerd om het recreatieve gebruik van het Spaarne (een staande-mast-route) te bevorderen en gebiedseigen bedrijvigheid te behouden.

Bedrijven aan huis

Op enkele adressen binnen het plangebied vinden bedrijfsmatige activiteiten plaats die wat omvang betreft het karakter hebben van (parttime) beroep-aan-huis. Deze kleine bedrijfsvormen zijn inherent aan wonen en behoeven geen specifieke bestemming: in woningen is een bedrijf aan huis toegestaan tot maximaal 35 % van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m².

Maatschappelijke voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen betreffen functies die hun doelstelling(en) verbonden hebben aan de samenleving.

De aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn grotendeels buurtoverstijgend, maar hebben voldoende draagvlak binnen de buurt. Aan particuliere initiatieven hieromtrent wordt in beginsel ruimte geboden binnen de bestemming 'gemengde doeleinden' (dienstverlenende maatschappelijke functie, zoals GGZ). Daarnaast zijn verspreid door de buurt zijn diverse praktijken aan huis (waaronder artsen, fysiotherapeuten en pedicuren).

2.3.3 Sport en recreatie     

Het plangebied wordt recreatief en sportief medegebruikt, onder andere door wandelaars, fietsers, hardlopers en dergelijke. Daarnaast zijn er enkele specifieke sport- en recreatiefuncties in het gebied aanwezig:

  • Sportpark Nol Houtkamp: (Henk van Turnhoutpad, Noord Schalkwijkerweg)
  • Sportvereniging United: Zuid Schalkwijkerweg 19
  • Scoutingvereniging Marco Polo: Noord Schalkwijkerweg 125A
  • Scouting Hildebrand Zuid Schalkwijkerweg 37 scouting Hildebrand
  • Diverse schooltuinen en volkstuinen, langs Belgiëlaan en Noord en Zuid Schalkwijkerweg
  • Engeland park
  • Park Oosterspaarn

2.3.4 Wonen     

De woonbebouwing langs de Noord- en Zuid-Schalkwijkerweg is doorgaans vrijstaand. De totale woningvoorraad in het plangebied bedraagt, inclusief de woonwijk Schoolenaer, ruim 200 woningen. Voorts zijn er 42 woonschepenligplaatsen.

In het plangebied komen zowel reguliere burgerwoningen voor, als (agrarische) bedrijfswoningen. Die bedrijfswoningen zijn gekoppeld aan een bestaand bedrijf en zijn noodzakelijk o.a. vanwege veiligheid van bedrijfsmiddelen en/of vanwege bedrijfsprocessen. Vanwege die koppeling kan een bedrijfswoning ook niet los van de bedrijfsgronden verkocht worden aan een geïnteresseerde toekomstige bewoner.

De bedrijfswoningen zijn op de volgende adressen gesitueerd, hebben een (agrarische) bedrijfsbestemming en zijn met een aparte aanduiding op de verbeelding vastgelegd:

  • Noord Schalkwijkerweg 131
  • Zuid Schalkwijkerweg 7B
  • Zuid Schalkwijkerweg 36
  • Zuid Schalkwijkerweg 51

De reguliere burgerwoningen bevinden langs de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg en zijn overwegend vrijstaand. In de wijk Scholenaer, achter de lintbebouwing, is sprake van geschakelde woningen. Deze woningen hebben de bestemming Wonen.

Woonschepenligplaatsen 

De maatvoering en het aantal woonschepen is geregeld in het geldende bestemmingsplan Schalkwijkerweg. De in het plangebied gelegen woonschepen bevinden zich langs een oever met landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve betekenis. Doordat op enkele plaatsen de woonschepen dicht op elkaar liggen wordt het zicht op het Spaarne en het veenweidegebied in Heemstede ontnomen. Ook zorgt het gebruik van de gronden soms voor een belemmering van het zicht. Daar waar open tuinen zijn aangelegd blijft voor de wandelaar het zicht op het water bewaard. In andere gevallen verstoren bouwwerken en erfafscheidingen het zicht op het water. Met name langs het Jaagpad is hierdoor de situatie van een poort of “achterom” ontstaan, in plaats van een goed toegankelijke recreatieve wandelroute. Om die reden is het wenselijk het zicht op het Spaarne te herstellen of te verbeteren. Daar waar fysiek nog mogelijk zou, bij nieuwe situaties, een aanpassing in de onderlinge afstand mogelijk moeten zijn teneinde de beleving van het Spaarne vanaf het Jaagpad te waarborgen. Ook het beperken van de hoogte van erfafscheidingen en het opnemen van regels voor de situering van eventuele schuurtjes en parkeerplaatsen voorkomt dat het zicht op het Spaarne voor wandelaars (verder) ontnomen wordt.

De in het plangebied gelegen woonschepen bevinden zich langs een oever met landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve betekenis. Doordat op enkele plaatsen de woonschepen dicht op elkaar liggen, wordt het zicht op het Spaarne en het veenweidegebied in Heemstede ontnomen. Ook zorgt het gebruik van de gronden soms voor een belemmering van het zicht. Daar waar open tuinen zijn aangelegd blijft voor de wandelaar het zicht op het water bewaard. In andere gevallen verstoren bouwwerken en erfafscheidingen het zicht op het water. Met name langs het Jaagpad is hierdoor de situatie van een poort of “achterom” ontstaan, in plaats van een goed toegankelijke recreatieve wandelroute.

2.3.5 Waterhuishouding     

De waterhuishouding in dit gebied is onderdeel van het karakteristieke landschap.

De Schalkwijkerweg is een primaire waterkering, met wettelijke beschermingszones. De Europavaart en de Schouwbroekerplas zijn onderdeel van het boezemwater. Ten oosten van de Schalkwijkerweg wordt de waterhuishouding in twee polders geregeld: de Romolenpolder in het noorden, en de Verenigde Groote en Kleine polders in het zuiden.

De waterhuishouding is in paragraaf 4.14 nader uitgewerkt.

2.3.6 Groengebieden en natuur     

De groene zoom is het uitloopgebied van Haarlem, en heeft een zeer divers karakter. In het noordelijke deel is het 'groen' vooral ingericht als sportpark, volkstuin/schooltuin en wijkpark (Engelandpark). In het zuidelijk deel van het gebied zijn geen specifieke groengebieden aanwezig, maar wel een groen, agrarisch veenweidegebied met een functie voor weidevogels.

Zowel in de groengebieden als langs de Schalkwijkerweg staan (grote) bomen.

Gebieden hebben soms een 'natuurlijk' randje, zoals het Boragepad tussen sportpark en Kruidenbuurt, en de oever van het Spaarne, met jaagpad. Lijnvormige natuur, langs oever (waterkering, jaagpad)

Groen en Natuurwaarden zijn in respectievelijk paragraaf 4.7 en 4.11 nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER     

3.1 Rijksbeleid     

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)     

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting op 1 januari 2023 in werking treedt. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. Voorbeelden van nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
  • Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • Zorgdragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • Verbeteren en beschermen van biodiversiteit.
  • Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.

De belangrijkste keuzes die worden gemaakt richten zich op het volgende. De opwekking van duurzame energie moet worden ingepast met oog op omgevingskwaliteit. Iedereen krijgt de komende jaren te maken met de overstap naar duurzame energie. Daarvoor zijn bijvoorbeeld meer windmolens en zonnepanelen nodig. Clustering is daarbij van belang en zonnepanelen worden in eerste instantie op en aan gebouwen gerealiseerd.

Ook moet er ruimte zijn voor een overgang naar een circulaire economie. Hergebruiken van grondstoffen en materialen en benutten van duurzame energiebronnen wordt steeds belangrijker. De inrichting van de leefomgeving moet een aantrekkelijk vestigingsklimaat zoveel mogelijk bevorderen. Een aantrekkelijke omgevingskwaliteit vraagt goede inpassing van bedrijven, logistieke functies en datacentra.

Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad.

Het landgebruik moet in balans zijn met natuurlijke systemen. Bijvoorbeeld door kringlooplandbouw. Zo wordt een goede bodem- en waterkwaliteit en biodiversiteit bevorderd. Om te kunnen blijven genieten van het landschap moet behoud van de kwaliteit van het landschap sterker meewegen in de keuzes die worden gemaakt.

Planspecifiek

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om zowel de (extensieve) recreatieve functie als de natuur verder te ontwikkelen met aandacht voor de bestaande kwaliteiten van het plangebied en de directe omgeving daarvan. Bestaande legale functies zijn positief bestemd. Het plan is hiermee in lijn met de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met het Barro. Het Barro is gericht op de doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om met de inhoud van deze belangen rekening te houden bij hun ruimtelijke besluitvorming.

Ter plaatse van het plangebied gelden geen nationale belangen op basis van het Barro.

Planspecifiek

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg staat (met uitzondering van de reeds bestaande wijzigingsbevoegdheden) geen nieuwe ontwikkelingen toe. Het Barro kent geen concrete kaders, directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op het plangebied van toepassing zijn.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening     

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte bevat en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt, een motivering is opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Planspecifiek

Bestemmingsplan Schalkwijkerweg is een conserverend bestemmingsplan. Het plan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid     

3.2.1 Omgevingsvisie 2050     

De Omgevingswet integreert een groot deel van de wetgeving op het gebied van ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur en water. Eén van de kerninstrumenten van de Omgevingswet is de Omgevingsvisie. De omgevingsvisie NH2050 is op 26 november 2018 vastgesteld. Daarmee komen de wettelijke verplichte provinciale plannen (Structuurvisie, het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan, het Milieubeleidsplan en de Watervisie) te vervallen.

De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Onder de hoofdambitie, Balans tussen economische groei en leefbaarheid, zijn samenhangende ambities geformuleerd die zicht richten op (de kwaliteit van) de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.

De ambities ten aanzien van de leefomgeving richten zich op een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving (in het kader van gezondheid en veiligheid) , en het vergroten van de biodiversiteit in Noord-Holland.

Voor het gebruik van de leefomgeving geldt een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, waardoor er ruimte is voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt. De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.

Het bestemmingsplan is in lijn met de provinciale omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020     

De Omgevingsverordening NH2020 geldt vanaf 17 november 2020. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. Er wordt gezocht naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid.

In de verordening zijn de kernkwaliteiten van de landschappen vastgelegd en worden ze beschermd. De verordening kent drie regimes gericht op behoud en ontwikkeling van natuur, landschap en werelderfgoed:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN)
  • Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL)
  • Unesco-werelderfgoed (Stelling van Amsterdam, Beemster en Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Het zuidelijk deel van het bestemmingsplan Schalkwijkerweg (ten zuiden van de Europaweg) ligt in Noordhollands Landelijk Gebied, binnen het BPL 'Spaarnwoude en omgeving' en Werelderfgoed Stelling van Amsterdam en valt daarmee binnen het werkingsgebied van de Omgevingsverordening NH2020.

De provinciale belangen in en rond het plangebied zijn vervat in richtlijnen voor het hele grondgebied en in de provincie werkingsgebieden. Uit de Omgevingsverordening NH2020 zijn de volgende werkingsgebieden/ instructieregels van invloed op het plan:

Nieuwe stedelijke ontwikkelingen (artikel 6.3 Omgevingsverordening NH2020)

Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

Afweging:

Het plan kent een aantal (bestaande) wijzigingsbevoegdheden en staat daarbuiten geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen toe. De wijzigings-bevoegdheden zijn bij de vaststelling van de vigerende bestemmingsplannen regionaal afgestemd.

Kleinschalige ontwikkelingen (artikel 6.4 Omgevingsverordening NH2020)

Ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied kan een ruimtelijk plan uitsluitend voorzien in een kleinschalige ontwikkeling, niet zijnde een kleinschalige woningbouwontwikkeling indien:

  • de ontwikkeling plaatsvindt op een locatie waar een stedelijke functie is toegestaan;
  • het toegestane bebouwd oppervlakte niet wordt vergroot; en
  • het aantal burgerwoningen niet toeneemt.

Op deze wijze worden functiewijzigingen in het landelijk gebied mogelijk gemaakt, met uitzondering van woningbouwontwikkelingen.

Afweging:

Het bestemmingsplan kent een wijzigingsmogelijkheid (wijzigingsgebied 1) van hoveniersbedrijf naar jachthaven. Dit is passend op basis van de Omgevingsverordening.

MRA – Landelijk gebied (artikel 6.9 Omgevingsverordening NH2020)

Een ruimtelijk plan kan ter plaatse van het werkingsgebied MRA landelijk gebied niet voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling. Functiewijziging van een stedelijke functie of van een agrarisch bouwperceel naar wonen in de vorm van maximaal twee burgerwoningen is mogelijk, indien wordt voldaan aan de in de Omgevingsverordening NH2020 gestelde voorwaarden betreffende o.a. de sloop van bestaande bedrijfsbebouwing.

Afweging:

Het bestemmingsplan kent een wijzigingsmogelijkheid (wijzigingsgebied 2) van agrarisch bouwperceel naar wonen. Dit is passend op basis van de Omgevingsverordening.

Bijzonder Provinciaal Landschap (artikel 6.41 Omgevingsverordening NH2020)

In het bijzonder provinciaal landschap zijn nieuwe stedelijke ontwikkelingen niet toegestaan. Onder een stedelijk ontwikkeling wordt verstaan een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1f, eerste lid, onder i, van het Besluit ruimtelijke ordening (zie begrip in bijlage 1 bij de verordening). Uit de jurisprudentie over dit begrip volgt dat een ontwikkeling geen zekere omvang dient te hebben om te worden gekwalificeerd als stedelijke ontwikkeling. Voor woningen is er op grond van de jurisprudentie sprake van een stedelijke ontwikkeling bij meer dan 11 woningen. Daarbij geldt dat de ontwikkeling de kernkwaliteiten van het bijzonder provinciaal landschap niet aan mag tasten.

Afweging:

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen het BPL. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de kernkwaliteiten vertaald in de kaart Ruimtelijke karakteristiek en de kaart Monumenten en cultuurhistorische waarden.

Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het landelijk gebied (artikel 6.59 Omgevingsverordening NH2020)

Met de instructie ruimtelijke kwaliteitseis verweeft Provinciale Staten de Leidraad Landschap en cultuurhistorie in de Omgevingsverordening. Bij de inpassing van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied, wordt in het ruimtelijk plan, gelet op de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie:

  1. rekening gehouden met: de ambities en ontwikkelprincipes van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren;
  2. bij de inpassing betrokken: de kansen zoals beschreven bij de ambities en ontwikkelprincipes; en
  3. bij de inpassing betrokken: de ontstaansgeschiedenis en de kernwaarden van het toepasselijke ensemble en van de toepasselijke provinciale structuren.

Afweging:

De kernkwaliteit van het landschappelijke ensemble waarin het zuidelijk deel van de Schalkwijkerweg ligt zijn benoemd in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (zie paragraaf 3.2.3). Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de kernkwaliteiten vertaald in de kaart Ruimtelijke karakteristiek en de kaart Monumenten en cultuurhistorische waarden.

Erfgoederen met uitzonderlijk universele waarde (artikel 6.49 Omgevingsverordening NH2020)

Gemeenten dienen in hun ruimtelijke plannen regels op te nemen die ervoor zorgen dat de kernkwaliteiten van de werelderfgoederen in stand blijven of versterkt worden. Een nieuw ruimtelijk plan mag alleen ontwikkelingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten niet aantasten. 

Afweging:

De kernkwaliteit van het UNESCO-werelderfgoed waarin het zuidelijk deel van de Schalkwijkerweg ligt zijn benoemd in paragraaf 3.2.3. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de kernkwaliteiten vertaald in de kaart Ruimtelijke karakteristiek en de kaart Monumenten en cultuurhistorische waarden.

De dubbelbestemmingen Waarde - cultuurhistorie ziet toe op het beschermen van de desbetreffende waarden. In de regels is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor bepaalde grondbewerkingen.

Klimaatadaptatie (artikel 6.62 Omgevingsverordening NH2020)

In de Omgevingsvisie NH2050 is de doelstelling opgenomen van een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. Dat geldt voor stad, land en infrastructuur. Het gaat om het voorbereid zijn op wateroverlast, hittestress, verdroging en verzilting en het beperken van de gevolgen van overstromingen. Een en ander kan consequenties hebben voor locatiekeuze, inrichting van de openbare ruimte en het ontwerp van gebouwen en infrastructuur. Ook kan het de bedrijfsvoering raken.

Als basisrandvoorwaarde is in de Omgevingsvisie opgenomen dat alle nieuwe ontwikkelingen een klimaatstresstest doorlopen.

Afweging:

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg is een consoliderend plan. Er vindt daarom nu geen toetsing plaats op het milieuaspect duurzaamheid en energieverbruik. Paragraaf 3.3 beschrijft welke aspecten met betrekking tot dit onderwerp relevant zijn en wat aandachtspunten zijn bij eventuele ontwikkelingen. Paragraaf 4.4 beschrijft op welke wijze er sprake is van een duurzame waterhuishouding in dit gebied.

Beschermingszone regionale waterkering (artikel 6.77 Omgevingsverordening NH2020)

De planlocatie ligt deels binnen het werkingsgebied van de Regionale waterkering. Ter plaatse van het werkingsgebied Regionale waterkering voorziet het ruimtelijk plan in bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden bestemmingen en regels. Ter plaatse van het werkingsgebied beschermingszone regionale waterkering voorziet een ruimtelijk plan in een beschermingszone aan weerszijden van de waterkering waar geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan zijn, tenzij overeenstemming is bereikt tussen betrokken gemeenten, waterbeheerder en provincie.

Afweging:

Onderhavig plangebied ziet op een continuering van de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het noordelijk deel van het plangebied ligt in stedelijk gebied, het zuidelijk deel van het plangebied ligt in landelijk gebied. Voor het zuidelijk deel zijn in de Omgevingsverordening instructieregels opgenomen die toezien op het beschermen van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het provinciale beleid zoals is vervat in de Omgevingsvisie. De dubbelbestemmingen Waarde - waterkering zien toe op het beschermen van de desbetreffende waarden. In de regels is een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor bepaalde grondbewerkingen.

3.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie     

De provincie Noord-Holland wil de kwaliteit en de diversiteit van het Noord-Hollands landschap graag behouden en verder ontwikkelen en de dorpen behouden en ontwikkelen. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het landelijk gebied is in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening verankerd. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018, en geconsolideerd bij het vaststellen van de Omgevings-verordening) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. Artikel 6.57 van de Omgevingsverordening NH2020 gaat over Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied (zie ook paragraaf 3.2.2). Op basis van artikel 6.57 moeten nieuwe ontwikkelingen in landelijk gebied passen binnen de kaders van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

Het plangebied ligt in het landschappelijke ensemble 'Zuid-Kennemerland'. Het landschap in Zuid-Kennemerland heeft een noordzuidgerichte opbouw evenwijdig aan de kust en kent daardoor een grote diversiteit van oost naar west. Achter de brede duinzone van het jonge duinlandschap bevindt zich het strandwallen en -vlaktenlandschap. Aan de oostzijde van Haarlem ligt veenpolderlandschap rond de rivier het Spaarne. De lineaire opbouw van het landschap, evenwijdig aan de kust, is structurerend ;

De strandwal van Haarlem-Heemstede is verstedelijkt en verdicht. De aanwezigheid van de Stelling van Amsterdam (met forten, schootvelden en inundatiegebieden) heeft ervoor gezorgd dat het landschap aan de noordoostzijde van Haarlem open is gebleven. Het water van het Spaarne vormt een open ruimte. Het beleefbaar houden van deze landschappelijke openheid is uitgangspunt bij ontwikkelingen. In het plangebied zijn zichtlijnen aanwezig richting aanwezige molens;

Haarlem ontwikkelde zich op een raakpunt tussen de strandwal en het Spaarne. De rivier vormt nog steeds een belangrijke structuur die de stad met het buitengebied verbindt. Het Spaarne vormt samen met de Stelling de landschappelijke drager aan de oostzijde van Haarlem. Behoud van de openheid tussen het water en de stedelijke randen van Haarlem is belangrijk voor de landschappelijke beleving.

Het landelijk gebied aan de oostzijde van Haarlem maakt onderdeel uit van het Bijzonder Provinciaal Landschap Spaarnwoude en omgeving (BPL Spaarnwoude en omgeving) en de Stelling van Amsterdam. Voor het BPL Spaarnwoude en omgeving en de Stelling van Amsterdam zijn de kernkwaliteiten in aparte rapportages nader benoemd.

De kernkwaliteiten van het BPL Spaarnwoude en omgeving zijn:

  1. Aardkundige en landschappelijke karakteristiek: het Spaarne is een veenrivier waarvan het oorspronkelijke, bochtige verloop nog steeds goed zichtbaar is. De veenrivier toont de oorspronkelijke hoofdafwatering van het gebied en volgt voor een belangrijk deel de oorspronkelijke loop. De grillige structuur moet zichtbaar blijven.
  2. Open ruimte en zichtlijnen: het veenpolderlandschap heeft grotendeels een open karakter. Het open polderlandschap is van grote waarde. De waarde van de openheid wordt bepaald door de doorlopende open ruimte en de vergezichten die deze mogelijk maakt. Ruimtelijke ontwikkelingen in het open landschap die leiden tot (verdere) verdichting of verrommeling zijn een aantasting van deze kernkwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen op terreinen met een recreatieve functie zijn mogelijk ten behoeve van deze voorziening, mits deze ontwikkelingen landschappelijk zijn ingepast.
  3. Ruimtelijke dragers: het bebouwingslint Zuid-Schalkwijk is een belangrijke drager in het gebied. Het bebouwinglint ligt rond de primaire waterkering Zuid-Schalkwijkerweg. De dijken zijn continue lijnen in het lanschap en hebben een herkenbaar dijkprofiel. Het bebouwingslint van het buurtschap Zuid Schalkwijk is een afwisselend meer open en meer dicht lint met vooral bebouwing aan de waterzijde en in beperkte mate aan de polderzijde. Langs het jaagpad liggen woonboten. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk mits er voldoende doorzichten in het lint blijven bestaan en zij zorgvuldig worden ingepast in de karakteristiek van het lint.

De kernkwaliteiten van de Stelling van Amsterdam zijn:

  1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijke geheel, bestaande uit:
  • een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;
  • sluizen en voor- en achterkanalen;
  • de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;
  • inundatiegebieden;
  • voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);
  • de landschappelijke inpassing en slechte zichtbaarheid van de voormalige militaire objecten;
  1. Relatief grote openheid;
  2. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.

Planspecifiek

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg laat geen nieuwe ontwikkelingen toe. Wel kent het plan wijzigingsbevoegdheden. Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de kernkwaliteiten vertaald in de kaart Ruimtelijke karakteristiek en de kaart Monumenten en cultuurhistorische waarden.

Bij een omgevingsvergunning moet rekening gehouden worden met de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals weergegeven op deze kaarten.

3.3 Gemeentelijk Beleid     

Voor zover niet genoemd in hoofdstuk 4 Milieu- en Omgevingsaspecten (o.a. water, groen en ecologie, archeologie, verkeer en vervoer/parkeernormen, duurzaamheid).

3.3.1 Omgevingsvisie Haarlem 2045     

De gemeenteraad heeft de Omgevingsvisie Haarlem 2045 op 27 januari 2022 vastgesteld. De Omgevingsvisie 2045 Haarlem schetst de koers voor de ontwikkeling van Haarlem. Ook laat de visie laat zien wat de ruimtelijke consequenties zijn van de huidige opgaven én van geschetst toekomstig beleid.

Er worden aan de hand van de opgaven voor Haarlem zes strategische keuzes gemaakt in de omgevingsvisie, namelijk:

  1. Mengen en verdichten
  2. Buurtgericht ontwikkelen
  3. Vergroenen en vernatten
  4. Bevorderen gezonde leefomgeving
  5. Ruimte voor energietransitie
  6. Mobiliteitstransitie

Deze keuzes geven richting aan de ontwikkeling van de stad zodat de schaarse ruimte optimaal wordt benut, dat de opgaven een plek krijgen en de Haarlemse identiteit overeind blijft. De zes strategische keuzes, met bijbehorende speerpunten, vormen de essentie van devisie. De visie voor Haarlem is in de Omgevingsvisie ook conceptmatig gevisualiseerd. Op een integrale visiekaart is op hoofdlijnen aangegeven hoe alles samenkomt in de fysieke leefomgeving.

Planspecifiek

De veenweidepolder is op deze kaart aangewezen als 'Bevorderen gezonde leefomgeving' (ecologische verbinding, landschapsontwikkeling).

Het Spaarnepark is een van de grootste sportcomplexen van Haarlem, in de groene zoom om Schalkwijk. Het complex is momenteel ruimtelijk een behoorlijk gesloten enclave. In de Omgevingsvisie is de ambitie opgenomen dit park te ontwikkelen tot een meer open, groen en multifunctioneel sportpark. Hiervoor zal een gebiedsvisie worden ontwikkeld. Vooralsnog wordt in dit bestemmingsplan de huidige planologische situatie overgenomen.

De as Spaarne – Belgiëlaan – Kennedylaan - Floris van Adrichemlaan - Poelpolder) is als 'icoonproject Dwars door Schalkwijk' in de Omgevingsvisie opgenomen. In de Omgevingsvisie is niet alleen de recreatieve waarde van Dwars door Schalkwijk en de rol van de verbinding in het 10-minuten netwerk op wijkniveau onderkend. De as heeft een belangrijke rol als groene verbindingsschakel binnen het ecologische netwerk in de stad, en als structuur waarbinnen de wateropgave van de Boerhaavewijk en de Europawijk een plek kunnen krijgen. Ambitie is het creëren van een aantrekkelijke groenblauwe as in het totale recreatieve netwerk die via het Spaarneveer doorloopt aan de westkant van de stad. Daarnaast is het in de wijk een belangrijke as die op een veilige manier voorzieningen aan elkaar knoopt.

Dit bestemmingsplan is consoliderend en conserverend van aard en kent geen implementatie van opgaven die voortvloeien uit de Omgevingsvisie. Concrete, uitgewerkte initiatieven kunnen/dienen t.z.t. via een separate planologische procedure mogelijk gemaakt worden.

3.3.2 Structuurvisie Openbare Ruimte     

Op 21 december 2017 stelde het college van burgemeester en wethouders van Haarlem de Structuurvisie Openbare Ruimte 'Groen en bereikbaar' (SOR) vast. In de SOR staan de hoofdkeuzes voor de langetermijnvisie (2040) van Haarlem beschreven. Haarlem wil graag een groene en bereikbare stad zijn waar je prettig kunt verblijven. Als hoofdkoers is benoemd 'het behouden en ontwikkelen van een stedelijk hoogwaardig woonmilieu'. Deze hoofdkoers valt uiteen in vier doelen, te weten:

  • een aantrekkelijke stad;
  • een gezonde/sociale stad;
  • de rol van Haarlem in de regio;
  • een bereikbare stad.

Om de aantrekkelijke, gezonde, sociale en bereikbare stad in de regio te blijven, ook in de toekomst, zijn er twaalf hoofdkeuzes gemaakt. Deze hoofdkeuzes hebben invulling gekregen door een aantal sleutelprojecten: projecten waarin verschillende hoofdopgaven samenkomen en een ruimtelijke vertaling krijgen. De meeste sleutelprojecten hebben een onderlinge samenhang, waarbij ze elkaar versterken. Ook zijn ze van belang voor de hele stad. Naast de stedelijke betekenis straalt de kwaliteitsverbetering ook af op de omliggende wijken.

Planspecifiek

In de SOR is Dwars door Schalkwijk naar het groen (Spaarne – Belgiëlaan – Kennedylaan - Floris van Adrichemlaan - Poelpolder) opgenomen als sleutelproject. Het voorliggende bestemmingsplan is niet in strijd met de uitgangspunten van de SOR.

3.3.3 Ruimtelijke Kwaliteit     

Nota Ruimtelijke kwaliteit

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

Planspecifiek

Voor het plangebied geldt (met uitzondering van de buurt Schoolenaer) een bijzondere regie. De aandacht ligt in deze gebieden voornamelijk op het open karakter en het aanwezige groen. Ontwikkelingen in deze gebieden worden slechts zeer beperkt toegestaan en dienen kleinschalig en gevarieerd in volumeopbouw te zijn. Bijzondere regie omvat verschillende structuurtypen. Per structuurtype zijn de essenties aangegeven. Onderhavig plan maakt door zijn ligging nabij het Spaarne onderdeel uit van de 'lange lijnen' en van het 'landschappelijke groen'. De Europaweg, die het plangebied in een noordelijk en een zuidelijk deel snijdt, is aangeduid als 'historische route'.

Voor het landschappelijk groen geldt dat waterlopen en historische wegen structuurbepalend zijn in samenhang met de ondergrond. Het gebied heeft een groen, open karakter, met daarin boerderijen, (arbeiders)woningen etc. Het landschappelijk groen is in geologisch opzicht onderdeel van het veenweidegebied.

De lange lijnen in de stad zijn gebiedsoverschrijdend. Deze lijnen verbinden, begrenzen woonwijken of snijden stukken stad voor het oog af. De allerbelangrijkste dragende structuurlijn is het Spaarne. De Schalkwijkerweg is een historisch lange lijn met een hoofdbomenstructuur op stadsniveau. De groene randen om de stad vormen daarnaast de overgang naar het omliggende veenweidelandschap. Prioriteit ligt bij het zorgvuldig omgaan met structurerende lange lijnen (Spaarne, oude routes, groen, zichtlijnen, verbindingen). Deze zorgen, samen met de beschermde stadsgezichten, voor de samenhang en de herkenbaarheid van Haarlem.

Voor de Schoolenaer geldt een transformatieregie. De buurt valt binnen het deelgebied 'woonbebouwing na 1985'. De bebouwing bestaat uit een herkenbaar geheel, met een duidelijk onderscheid openbaar – privé. Stedenbouw, architectuur en inrichting van de openbare ruimte hangen nauw samen. Ingrepen worden tevens beoordeeld op het omgaan met het (historisch) specifieke van de plek.

In het uiteindelijke omgevingsvergunningstraject vindt de daadwerkelijke toetsing plaats. De Woningwet en de Monumentenwet schrijven voor dat vergunningaanvragen voorgelegd moeten worden aan een commissie van onafhankelijke deskundigen. Deze Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK) is een onafhankelijke commissie die het college van burgemeester en wethouders adviseert over omgevingsvergunning aanvragen en diverse APV aanvragen. Omgevingsvergunning aanvragen worden door de commissie getoetst aan de ruimtelijke kwaliteitscriteria zoals genoemd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Bij het beoordelen van omgevingsvergunning aanvragen voor de activiteit monumenten ziet de commissie erop toe dat bij verbouwplannen geen monumentale waarden in het geding zijn.

Nota Dak

De Nota Dak is een bijlage bij de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de Nota Dak staat hoe het Haarlemse daklandschap kan bijdragen aan enerzijds het behouden en vergroten van de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds aan een intensiever ruimtegebruik. Ook beschrijft de nota de kansen en mogelijkheden en op welke wijze het dak kan bijdragen aan het verduurzamen van de stad.

Voor het plangebied zijn de visies op duurzaamheid en daken, intensief ruimtegebruik en daken en het toevoegen van installaties op daken zoals antennes of airco-installaties, van belang.

HIOR Schalkwijk

Het Handboek Inrichting Openbare Ruimte Schalkwijk (HIOR) vormt de verdere uitwerking en materialisering van de structuurvisie openbare ruimte. Het HIOR Schalkwijk is in 2017 (opnieuw) vastgesteld en wordt op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan herzien tot een actueel, gemeentebreed HIOR.

In het HIOR is de uitstraling van de zuid oost Haarlem voor een groot deel vastgelegd. Opgenomen is een visie op de inrichting van de openbare ruimte (inclusief groen) en richtlijnen voor de toe te passen materialen, profielen, details en objecten, waarmee bij ontwerp, inrichting, uitvoering en beheer rekening moet worden gehouden. Het HIOR kan als instrument gebruikt worden bij kwaliteitsverbetering van vooral bestaand groen. Het doel van het HIOR is te komen tot een kaderstellende en samenhangende visie op de openbare ruimte, die bovendien is uitgewerkt in concrete voorschriften voor de inrichtingen van de openbare ruimte van het stadsdeel, gericht op een beheerbaar en uitvoerbaar straatbeeld van goede ruimtelijke kwaliteit.

Het plangebied behoort tot de Groene zoom / rand dat het uitloopgebied van Schalkwijk vormt. Deze rand moet beter bereikbaar, zichtbaar en voelbaar worden. Voor de beleving dienen recreatieve routes te worden gecompleteerd. Planspecifiek

Onderhavig plan stelt geen inrichtingsmaatregelen voor maar staat het verder recreatief ontsluiten van de Groene zoom niet in de weg.

De Schalkwijkerweg is in de HIOR getypeerd als 'plattelandsweg'. Een plattelandsweg kenmerkt zich door een weg van 5 m met aan weerszijden graskeien en een variabele groene berm met aan weerszijden bomen.

3.3.4 Wonen     

Haarlem is een aantrekkelijke stad om in te wonen. De vraag naar woningen in Haarlem blijft onverminderd hoog. De Woonvisie Haarlem 2021-2025 'Samen Doorbouwen aan een Duurzaam (t)huis' geeft richting aan het woonbeleid op de lange termijn tot 2030 en handvatten voor de uitvoering ervan in de periode 2021-2025. Belangrijkste doel is een toegankelijke, diverse en inclusieve stad te zijn die een duurzaam (t)huis biedt aan een breed scala van doelgroepen. De komst van voldoende (betaalbare) woningen is hierbij een randvoorwaarde.

De bouwambitie tot 2030 ligt hoog. Gelet op de resterende opgave van de ambitie 2016 tot en met 2025 (7.200 woningen 2020-2025), de actualisatie van de raming van de aanvullende woningbehoefte (8.000 woningen 2019-2030) en de beschikbare plancapaciteit waarvoor visies zijn vastgesteld, wordt de ambitie voor de periode 2020-2030 vastgesteld op 8.000-10.000 woningen. De ambitie is dat er 3.200 tot 4.000 sociale huurwoningen bij komen. Doorstroming moet worden gestimuleerd door naast het bouwen van middeldure woningen ook voorrang te geven aan doorstromers vanuit sociale huurwoningen.

Haarlem wil een inclusieve stad zijn, een stad voor iedereen. Voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen is extra aandacht. Door de gemeente en partners worden woonvormen ontwikkeld voor Haarlemmers die uit de maatschappelijke opvang of een beschermde woonvorm komen.

Op het gebied van duurzaamheid wordt gestreefd naar het voorkomen van hittestress en wateroverlast.

Stadsdeel Schalkwijk

Schalkwijk wijkt met zijn grote hoeveelheid naoorlogse woningen af van de overige stadsdelen. Schalkwijk is ruim en groen van opzet en kenmerkt

zich door de scheiding van functies, zoals dat in de jaren zestig gebruikelijk was. Er is relatief veel ruimte voor extra woningen. In Schalkwijk zijn dan ook grote ontwikkelprojecten, waaronder de gebiedsontwikkeling Europawegzone (met de grootschalige woningbouwprojecten rond de Schipholweg en in Schalkwijk-Midden) en de herstructurering van de Waddenbuurt.

Planspecifiek

Het gemeentelijk woonbeleid heeft op het plangebied maar een beperkt effect omdat er geen ruimte is voor grootschalige nieuwbouw of herstructureringsprojecten en behoud van de huidige landschappellijke kwaliteit voorop staat.

3.3.5 Economie     

In juni 2020 is de Economische visie Haarlem met bijbehorende Economische Agenda 2020-2024 vastgesteld. De aanleiding voor de economische visie is de behoefte aan voldoende werk- gelegenheid in de stad, een gezonde arbeidsmarkt en een duurzame en circulaire economie.

Haarlem is dé creatieve stad van toegepaste innovatie. De proeftuin om innovatie te testen, op te schalen en te vermarkten. Bedrijven, kennis- en onderwijsinstellingen en overheden werken samen aan innovatieve oplossingen voor maatschappelijke opgaven. Samen vormen deze partijen een krachtig ecosysteem, versterken de economie en werkgelegenheid en dragen bij aan een duurzame, inclusieve en vitale stad.

Een van de actielijnen voor de komende jaren is het positioneren van Haarlem als creatieve stad van toegepaste innovatie. Toerisme en recreatie passen hierbinnen.

Planspecifiek

De recreatieve routes door het plangebied en de molens zijn van belang voor de recreatie en het toerisme in dit gebied. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn bedrijven aan huis toegestaan en is het in het plangebied verder mogelijk om bed & breakfast onder voorwaarden aan te bieden. Langs de Slot van Nieuwerkerkstraat zijn diverse bedrijven gevestigd. Het verzamelgebouw aan de Vuurtonstraat levert een bijdrage aan de sector zakelijke dienstverlening.

Het plangebied kent naast de bovengenoemde sectoren nog (beperkt) agrarische werkgelegenheid.

Evenementenbeleid

Evenementen behoren tot de jaarlijkse hoogtepunten en zijn van grote economische, culturele en maatschappelijke waarde voor de stad Haarlem. Evenementen trekken veel bezoekers, krijgen een hoge waardering en zetten Haarlem verder op de kaart als toeristische bestemming. De gemeente Haarlem beschikt over evenementenbeleid. In het beleid is een aantal locaties specifiek aangewezen om evenementen te houden en is ook een onderverdeling gemaakt in drie categorieën van evenementen. Deze categorieën lopen op in schaal en overlast.

De categorieën die de gemeente Haarlem hanteert zijn:

  • categorie 1: evenementen met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties;
  • categorie 2: evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek met een kleinschalig karakter;
  • categorie 3: evenementen zoals popconcerten, live optredens, dance-events en dergelijke.

Planspecifiek

De Groene zoom of deellocaties in dat gebied, zoals de sportparken, zijn niet als specifieke evenementenlocatie aangemerkt. Dit betekent dat er uitsluitend categorie 1 evenementen kunnen plaatsvinden. Ruimtelijke randvoorwaarden en voorschriften worden verder in de vergunning en gebruiksovereenkomsten geregeld.

3.3.6 Sport en recreatie     

Het sportbeleid van de gemeente Haarlem is erop gericht zoveel mogelijk inwoners van alle leeftijden te stimuleren om te bewegen. De gemeente gelooft in de kracht van sport en levert daaraan en bijdrage door zich onder ander binnen de financiële mogelijkheden in te zetten op goede sportaccommodaties en een breed sportaanbod in samenwerking met de sportverenigingen. Het beleid is verwoord in diverse beleidsstukken: Strategische visie sportaccommodaties, Haarlem Sport (agenda voor de sport) en het Beleidsuitvoeringsplan Sportaccommodaties. Gestreefd wordt naar bereikbare, veilige en moderne sportaccommodaties. Honk- en softbal zijn aangewezen als Haarlemse kernsporten.

Planspecifiek

Haarlem is aan het verdichten. Hierdoor is het noodzakelijk te onderzoeken welke monofunctionele gebieden geschikt zijn om ook meervoudig gebruikt te worden. Een van deze plekken is het sportpark Nol Houtkamp aan de Noord-Schalkwijkerweg.

Het betreft een traditioneel ingericht sportpark met een gesloten karakter. Vanuit de buitenkant van het sportpark, is het park amper zichtbaar en moeilijk bereikbaar. Ook op het terrein zorgen veel barrières ervoor dat er geen logische routes door het park zijn. De verbindingen zijn louter functioneel. Daarnaast wordt het park niet altijd intensief gebruikt en zijn veel ruimtes tijdelijk in gebruik gegeven aan initiatiefnemers, dan wel tijdelijke ruimtezoekers. Hoewel dit tijdelijke gebruik mogelijk wenselijk is, is er beleidsmatig niets over vastgelegd. Er zijn ook plekken op het park die er rommelig uitzien.

De omgeving van het sportpark is aan het veranderen. Zo zal er aan de noordzijde een mobiliteitshub verrijzen, staan er in de nabije omgeving drie grote vastgoed ontwikkelingen gepland (met circa 1.600 woningen en commercieel programma) en wordt de Europaweg heringericht naar stadsstraat. Daarnaast is het sportpark onderdeel van de groene zoom en is de opgave voor het park vastgelegd in de Omgevingsvisie. Naast het sporten in verenigingsverband is er een groeiende behoefte aan informeel/ buitensporten en toegankelijk groen. Dit alles biedt grote kansen voor het huidige sportpark, maar maakt het ook noodzakelijk goed te kijken welke nieuwe functies het sportpark kan bieden in deze veranderende omgeving. Het gebied heeft zeer veel potentie om zich door te ontwikkelen tot aantrekkelijk en hoogwaardig (sport-)park.

Voor het sportpark wordt momenteel gewerkt aan een gebiedsvisie waarin de functies sport, gezondheid, recreatie en groen een plek krijgen en dat duurzaam en klimaat-adaptief is ingericht. Een sportpark dat goed verankerd ligt in zijn omgeving en dat goed bereikbaar is. De gebiedsvisie wordt naar verwachting in het najaar van 2023 vastgesteld. In het bestemmingsplan Schalkwijkerweg wordt vooralsnog de huidige planologische regeling overgenomen.

Recreatie speelt een belangrijke rol in een gezonde samenleving. De gemeente richt zich hierbij op de zorg voor voldoende recreatievoorzieningen dicht bij huis en de bereikbaarheid van recreatievoorzieningen voor de gebruikers. In de Recreatienota wordt langzaam verkeer voor recreatieve doeleinden gestimuleerd. Haarlem is omgeven door waardevolle natuur- en recreatiegebieden. De duingebieden, het recreatiegebied Spaarnwoude en het groengebied Haarlemmermeer vervullen een belangrijke functie voor de recreërende Haarlemmer.

Planspecifiek

Zuid Schalkwijkerweg en het Spaarne vormen belangrijke recreatieve lijnen. Langs het Spaarne wordt het Jaagpad opnieuw doorgetrokken tot aan het ontwikkellingsgebied Tjaden. In het stedenbouwkundig plan Tjaden is rekening gehouden met een recreatieve aansluiting op het jaagpad.

3.3.7 Gebiedsvisie Schouwbroekerplas     

De Schouwbroekerplas is een voormalige zandwinplas aan de westkant van Schalkwijk. De zandwinning vond plaats tussen 1959 en 1962 voor de ophoging van de nieuwe woonwijk Schalkwijk. Daarna is de plas deels volgestort met afval. Sinds 1992 is het noordelijke deel van het gebied met hekken afgesloten om vrije toegang tegen te gaan en te voorkomen dat illegale stortingen zouden worden ontplooid. Rondom deze plas, in de volksmond 'Put van Vink', gaat sinds die tijd de natuur zijn gang. De (milieu)geschiedenis van de Schouwbroekerplas over de periode vanaf de jaren tachtig is bekend: bij de gemeente Haarlem zijn uitgebreide dossiers aangelegd. Deze periode is voor wat betreft de vervuiling van ondergeschikt belang aan de periodes daarvoor. De aard van het gestorte afval in de periode 1962 – 1980 is echter niet afgebakend. Hierin is dan ook niets uit te sluiten. Om duidelijkheid te bieden over de potenties en belemmeringen van het gebied heeft het college een gebiedsvisie voor dit gebied opgesteld (vastgesteld 29 januari 2013).

De gebiedsvisie geeft inzicht in alle randvoorwaarden die van invloed zijn op het gebied, in de kansen en risico's van verschillende ontwikkelmogelijkheden en in de kosten en opbrengsten. Onderzocht zijn programma's voor wonen, intensieve (water)recreatie (jachthaven, stadscamping, roeivereniging, scouting), extensieve recreatie (wandelen, fietsen, trapveldje, vissen) en natuurontwikkeling.

Planspecifiek

De gebiedsvisie geeft een kader voor mogelijke ontwikkelingen in de toekomst. In voorliggend bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het gebied op en rond de Schouwbroekersplas ten behoeve van ontwikkelingen die passen binnen de gebiedsvisie.

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN     

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede resultaten van de verschillende milieuonderzoeken .

4.1 Archeologie en cultuurhistorie     

De Erfgoedwet bevat de geldende wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is primair een gemeentelijke opgave. De gemeente is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Dit volgt uit een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening en maakt onderdeel uit van de modernisering van de monumentenzorg. De Erfgoedwet is een voorloper op de Omgevingswet, welke op 1 januari 2024 in werking treedt.

Voor de planlocatie zijn de volgende onderwerpen relevant:

  • bodemarchief/archeologie
  • monumenten en beeldbepalende panden
  • cultuurhistorie: waardevolle landschappen en structuren
  • molenbiotopen

4.1.1 Archeologie     

Beleidskader

De gemeente Haarlem heeft gebieden van archeologische waarde vastgelegd middels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. In deze dubbelbestemming worden nadere eisen gesteld aan het verrichten van bodemingrepen. In 2009 is de archeologie nota met de toenmalige archeologische verwachtingskaart vastgesteld  en vertaald in een facetbestemmingsplan om alle oude bestemmingsplannen te 'coveren'.

Het archeologisch beleid zoals in 2009 vastgesteld is niet veranderd, de wettelijk taken en regels zijn onveranderd, enkel de inventarisatie -en beleidskaart is op grond van voortschrijdend inzicht/onderzoek geactualiseerd.

De archeologische vewachtingen- en beleidskaart is een dynamische kaart, er kan door onderzoek namelijk duidelijk worden dat er ergens wel wat zit waarvan men dacht van niet, of juist andersom. De geactualiseerde kaart wordt per nieuw bestemmingsplan gebruikt en aldus vastgesteld.

De Haarlemse bodem

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Haralem, of ook wel Haarloheim, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.



Plangebied Schalkwijkerweg

Het plangebied heeft sinds de middeleeuwen lange tijd buiten de stad Haarlem gelegen. Na de Tweede Wereldoorlog wordt het gebied in de directe ontwikkelt tot stadsdeel. Het plangebied is gelegen in een gebied waar restanten van de strandwal aanwezig zijn. In de top van de strandwalafzettingen of duinafzettingen zijn resten uit de Late Steentijd te verwachten. In het hierboven liggende veenpakket worden resten verwacht uit de periode vanaf de Bronstijd tot en met de Romeinse tijd. Voor de periode vanaf de late middeleeuwen worden, met name langs het Spaarne, ook resten van onder andere boerderijen (erven), molens, kalkovens en buitenplaatsen verwacht.

In de top van het veenpakket kunnen resten voorkomen vanaf de Romeinse tijd. Door de aanleg van de wijk heeft (sub) recente bodemverstoring plaatsgevonden, die vermoedelijk gepaard ging met egalisaties van de top van het Oude Duin en de strandwal, evenals verdichting van de grond en opspuiten van zand.

Het plangebied heeft op de Archeologische Beleidskaart Haarlem een verwachting op het aantreffen van archeologische waarden in categorie 2a, 2b, 5a, 5b en 6.

Categorie 2

Verschillende delen van het plangebied behoren tot categorie 2, onderverdeeld in a en b. Categorie 2 betreft zones die op de verwachtingskaart staan weergegeven als zones met een hoge archeologische verwachting. In het plangebied Schalkwijkerweg betreft het relevante historische elementen als landgoederen, erven en molens.

De delen van het plangebied die deze categorie hebben liggen op restanten van de strandwal van Heemstede-Spaarnwoude waar vanaf de late nieuw-steentijd menselijke bewoning en activiteiten zijn geweest. Zo is bijvoorbeeld op de locatie van de zogenoemde 'put van Vink', bij de aanleg ervan een prehistorische stenen bijl gevonden uit 3.600 voor Chr. Vanaf de middeleeuwen tot de aanleg van de huidige woonwijken zijn er vooral langs de Schalkwijkerweg resten van bebouwing te verwachten en resten van molen en kalkovens.

2a

Het uitgangspunt voor de gebieden met een hoge verwachting is om behoud van archeologische waarden in originele context (behoud 'in situ') na te streven en bodemverstoringen dieper dan 30 cm beneden maaiveld (inclusief sloopwerkzaamheden) te vermijden. Gezien het grote belang van de gebieden binnen categorie 2a en het feit dat reeds is vastgesteld dat binnen sommige van deze gebieden archeologie aanwezig is, is gekozen voor een vrijstellingsgrens van 50 m2.

Bij ingrepen groter dan 50 m2 totale planoppervlak en dieper dan 30 cm onder het maaiveld is een waardestellend archeologisch onderzoek vereist.

2b

Categorie 2b betreft dezelfde elementen als waar categorie 2a uit bestaat, met als verschil dat de elementen van categorie 2b gebieden met een hoge archeologische verwachting betreffen die zijn afgedekt met een dik pakket recent ophoogmateriaal. Het gaat hierbij om enkele relicten uit de Tweede Wereldoorlog, delen van een AMK-terrein, een bufferzone om enkele bekende relevante vindplaatsen en een bufferzone om enkele relevante historische elementen in het gebied ten oosten van het Spaarne. Hier is het oorspronkelijke maaiveld in de jaren zestig van de vorige eeuw voorafgaand aan de bouw van nieuwe woonwijken en industriegebieden opgehoogd met een pakket zand van 2 tot 4 meter dikte. Dit ophoogpakket heeft geen archeologische waarde.

Bij ingrepen groter dan 50 m2 totale planoppervlak en dieper dan 150 cm onder het maaiveld is een waardestellend archeologisch onderzoek vereist.

Categorie 5

Het grootste deel van het plangebied hoort tot categorie 5 a en 5b. De gebieden behorende tot categorie 5 betreffen zones die op de verwachtingskaarten staan weergegeven als zones met een lage archeologische verwachting. Dit betreft de relatief laag gelegen strandvlaktes, afgedekt met veen en-of getijde/afzettingen en (delen van) waterlopen zoals het Spaarne, de Liede etc.

5a

In gebieden die tot categorie 5a behoren is het uitgangspunt om behoud van archeologische waarden in originele context (behoud 'in situ') na te streven en bodemverstoringen te vermijden. Bij bodemverstorende activiteiten groter dan 2.500 m2 totale planoppervlakte en dieper dan 30 cm onder het maaiveld, grootschalige en/of langdurige grondwaterpeilverlagingen is voorafgaand aan de bodemverstorende activiteiten een waardestellend archeologisch onderzoek vereist.

5b

De gebieden in categorie 5b zijn afgedekt met een in dikte variërend pakket recent ophoogmateriaal. Het betreft de relatief laag gelegen strandvlaktes, afgedekt met veen en-of getijde/afzettingen in het gebied ten oosten van het Spaarne. Hier is het oorspronkelijke maaiveld in de jaren zestig van de vorige eeuw voorafgaand aan de bouw van nieuwe woonwijken en industriegebieden opgehoogd met een pakket zand van 2 tot 4 meter dikte. Dit ophoogpakket heeft geen archeologische waarde. Daarom is voor categorie 5b bij bodemverstorende activiteiten groter dan 2.500 m2 totale planoppervlakte en dieper dan 150 cm onder het maaiveld, grootschalige en/of langdurige grondwaterpeilverlagingen voorafgaand aan de bodemverstorende activiteiten een waardestellend archeologisch onderzoek vereist.

Categorie 6

Binnen de gemeente bevinden zich zones waar geen kans op het aantreffen van archeologische waarden bestaat, aangezien de bodem ter plaatse tot onder het archeologisch niveau is verstoord.

Voor deze gebieden gelden geen restricties met betrekking tot de archeologie.

verplicht verplicht

Uitsnede Archeologische Beleidskaart Haarlem

Conclusie

Het bestemmingsplan kent aan de gebieden die zijn weergegeven op de ABH de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe. De planregels definiëren de relevante begrippen en bepalen welke archeologische voorwaarden aan een omgevingsvergunning kunnen worden verbonden.

Het aspect archeologie staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.1.2 Landschap en cultuurhistorie     

Beleidskader

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar deel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen.

Monumenten en beeldbepalende panden

In het plan zijn aangewezen Rijksmonumenten en Gemeentelijke monumenten aanwezig. Deze zogenaamde orde 1 bouwwerken zijn beschermd op grond van de Erfgoedwet, de provinciale Erfgoedverordening of gemeentelijke Monumentenverordening.

Daarnaast is een deel van de bouwwerken beeldbepalend. Orde 2 betreft bouwwerken of ouder dan 50 jaar of historische woonschepen die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudens-waardig zijn.

Relevantie plangebied

In de tabel hieronder is aangegeven welke waardevolle (monumentale) bebouwing en objecten zich momenteel in het plangebied bevinden.

In bijlage 1 bij deze toelichting is de redengevende omschrijving van de orde 2 panden opgenomen (zie bijlage 1).

Straat en huisnummer Type bouwwerk Status
Zuid Schalkwijkerweg, ongenummerd Zaagmolen 'De Eenhoorn' met molenbiotoop RM
Zuid Schalkwijkerweg, ongenummerd Grenssteen RM
Ringvaart, ongenummerd Poldermolen 'De Hommel'

('De Kleine Molen') met molenbiotoop
RM
Jaagpad 70 Schip 'De dageraad' RM
Jaagpad 70A Schip 'Onderneming' RM
Noord Schalkwijkerweg 105 Woonhuis GM
Noord Schalkwijkerweg 109 Boerderij GM
Noord Schalkwijkerweg 133 Woonhuis GM
Zuid Schalkwijkerweg 7 Boerderij GM
Noord Schalkwijkerweg 93 Vml. kleerblekerij van Herman Sedel Orde 2 (beeldbepalend)
Noord Schalkwijkerweg 103 Vml. woonhuisatelier van kunstenaar Ko Donker Orde 2 (beeldbepalend)
Noord Schalkwijkerweg 111 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Noord Schalkwijkerweg 113 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Noord Schalkwijkerweg 125 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Noord Schalkwijkerweg 146 Boerderij/woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Noord Schalkwijkerweg 150 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Noord Schalkwijkerweg 152-154-156 Ensemble van 3. Nr. 156 op achtererf Huis ter Weeuwen Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 8 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 10 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 28 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 30 Boerderij-ensemble van 2, Boerderij familie Stokman Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 32 Woonhuis/ vm. Boerderij Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 35 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
ontZuid Schalkwijkerweg 42-43 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 45 Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)
Zuid Schalkwijkerweg 54-54A Woonhuis Orde 2 (beeldbepalend)

verplicht

Foto: karakteristieke jaagpadbruggen bij zaagmolen; met ongelijke leuning

Cultuurhistorisch waardevolle gebieden en lijnen

Het veenweidelandschap van de Verenigde Polders is als cultuurlandschap van hoge cultuurhistorische waarde. Karakteristiek voor dit type landschap zijn de openheid en het opstrekkende slotenpatroon, haaks op het Spaarne en de Schalkwijkerweg. De Schalkwijkerweg ligt op een kade in het landschap en dient als boezemkade voor de polders. Het polderlandschap is grotendeels nog karakteristiek en een deel van de waterstaatsgeschiedenis is afleesbaar. Uitgangspunt is deze waardevolle aspecten van het landschap te behouden.

Het jaagpad is zoals beschreven in paragraaf 2.1 een duidelijke verwijzing naar het verleden. Inmiddels in gebruik als recreatieve route, was dit pad ooit onderdeel van een belangrijke vaar/transportverbinding tussen Haarlem en Leiden. De toegankelijkheid van een zone langs het Spaarne blijft uitgangspunt voor dit bestemmingsplan.

De Schalkwijkerweg is een belangrijke cultuurhistorische lange lijn. De Schalkwijkerweg is onderdeel van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Haarlem. Het is als weg, in samenhang met de Noord Schalkwijkerweg, aangewezen als een van de 19 belangrijke lange lijnen van de stad (nr. 12).

Lange lijnen zijn op het niveau van de stad en de regio verbindende historische structuren. De lijnen geven de stad samenhang en herkenbaarheid en zorgen voor oriëntatie. Het gaat om wegen en straten, waterlopen en spoorlijnen. De lange lijnen zijn buurt- en wijkoverschrijdend en hebben vaak een gecompliceerd en samengesteld karakter: ze verbinden historische plekken en/of hebben een historische betekenis door een specifieke (voormalige) functie.

De lange lijnen zijn fysieke ruimten inclusief de direct aanliggende bebouwing. Een hoofdrol is weggelegd voor de continuïteit van de lijn, die vaak wordt versterkt door bomenlanen en groen. De gebouwen erlangs geven maat, schaal en betekenis, en houden het historisch karakter afleesbaar. Waar de lijnen elkaar kruisen zijn soms markante historische plekken ontstaan. Alle lange lijnen met aanliggende bebouwing worden hoog gewaardeerd.

Monumenten en cultuurhistorische waarden zijn gevisualiseerd in bijlage 2.

De landschappelijke en cultuurhistorische waarden in dit gebied vormen de basis van het Bijzonder provinciaal landschap (zie paragraaf 3.2.3).

De landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied zijn:

  • De Groene Zoom laat de (oorspronkelijke) landschappelijke context zien waarin Haarlem is ontstaan: een laaggelegen veenweidegebied op een voormalige strandvlakte met kenmerkende strokenverkaveling, en historische structuren als de Schalkwijkerweg.
  • De openheid van het gebied is waardevol en vormt een contramal van de stad die aan de oostkant de stad zowel ruimtelijk als mentaal definieert en zorgt voor herkenbaarheid en leesbaarheid op het niveau van de regio.
  • Gelaagdheid van het landschap: van oorsprong een laag gelegen strandvlakte, daarna veenweidegebied als cultuurlandschap (polder-karakteristiek), nu recreatie- en natuurlandschap.
  • Met de Groene Zoom is bij het ontwerp van Schalkwijk heel bewust een aaneengesloten gebied onbebouwd gelaten, waardoor het zuidelijk deel van het gebied onbebouwd is gebleven. Dat uitgangspunt is daarna welbewust gehandhaafd.
  • Lange historische weg door grotendeels landelijk gebied, parallel aan het Spaarne. Het pre-stedelijke polderlandschap is zichtbaar gebleven.
  • Het wegtracé is niet of nauwelijks gewijzigd.
  • Het historisch profiel van een smalle weg met wegsloot aan weerskanten en met bomen (knotwilgen) erlangs is grotendeels bewaard. Dit houdt de geschiedenis van de weg afleesbaar.
  • Langs de weg staat vooral vrijstaande (voormalige) agrarische bebouwing, die de historische gelaagdheid laat zien.
  • Industrie: molens en kalkovens.
  • De openheid tussen de bebouwing geeft een zichtrelatie tussen weg en Spaarne (met jaagpad) en maakt de landschappelijke context van het veenweidegebied beleefbaar.

De ruimtelijke kwaliteit is gevisualiseerd in bijlage 3 en dient als basis voor de visie op het gebied, nader toegelicht in paragraaf 5.1.

4.1.3 Molenbiotoop     

Beleidskader

Een molenbiotoop is de gehele omgeving van een molen voor zover die van invloed is op het functioneren van de molen als maalwerktuig (en als monument). Dit houdt in dat binnen een bepaalde afstand rond de molen geen nieuwe bouwwerken en of beplantingen mogen worden geplaatst of aangebracht die de molen kunnen belemmeren in zijn windvang. Voor een molen die in goede staat is en een bijzondere plaats in het (stads)landschap geldt tevens dat de molenbiotoop ter bescherming van de belevingswaarde van de molen fungeert. De belevingswaarde van een molen is groter indien de molen vrij in een ruimte staat waarin geen grootschalige objecten voorkomen.

Hierbij wordt aangesloten bij de leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland. De landschappelijke en cultuurhistorische betekenis van molens is groot. In verband met de windvang en het weren van storende visuele elementen dient buiten bestaand bebouwd gebied de vrije ruimte rond molens gehandhaafd te blijven. De "1:100 regel" is hierbij het uitgangspunt. Dit betekent allereerst dat het oprichten van bebouwing of beplanting hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek binnen 100 meter rond de molen niet is toegestaan. Verder geldt dat binnen een afstand van 100 tot 400 meter rond de molen wat betreft bebouwing en beplantingen geregeld moet worden dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk of de beplanting en de molen gerekend van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

Planspecifiek

In het plangebied zijn 2 molens gelegen:

  • De Hommel aan de Hommeldijk (Molenplas).
  • De Eenhoorn aan de Zuid Schalkwijkerweg 6f (gelegen aan het Jaagpad langs het Zuider Buiten Spaarne).

Deze molens hebben een grote landschappelijke en cultuurhistorische betekenis. Ze zijn onderdeel van het industriële erfgoed van dit gebied.

De 18e eeuwse paltrokmolen (zaagmolen) 'De Eenhoorn' is nog maalvaardig en de 19e eeuwse poldermolen 'De Hommel' (De Kleine Molen), type grondzeiler, bemaalde oorspronkelijk de polders van de Verenigde Groote en Kleine Polders. Tegenwoordig draait een elektrisch gemaal.

Rijksmonument poldermolen 'De Hommel' (De Kleine Molen) is gebouwd in 1879 en zorgde oorspronkelijk voor de bemaling van de Kleine polder. De molen werd voorzien van een draaibare kap zodat deze haaks op de wind gezet kon worden. De wind zorgt er immers voor dat de wieken kunnen draaien. In 1936 werd overgegaan op een andere energiebron: een ruwolie motor. Na de Tweede Wereldoorlog is deze uiteindelijk vervangen door een elektromotor.

verplicht

Molen de Hommel

Rijksmonument zaagmolen 'De Eenhoorn', van het type paltrokmolen, heeft tegenwoordig een belangrijke educatieve functie en draait in beginsel eenmaal in de week. Ook tijdens bepaalde evenementen (bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse Open Monumentendagen) is de molen actief en vormt het monumentale bouwwerk een belangrijke recreatieve voorziening langs het Spaarne. Om de molen in goede staat te houden is het van belang dat de wieken met enige regelmaat draaien. Voor een goede windvang is het nodig dat de molen zo vrij mogelijk in de omgeving staat (molenbiotoop). Vangen de wieken namelijk ongelijkmatig wind, dan zorgt dit op de lange duur voor extra belasting en daarmee voor schade aan het monumentale bouwwerk. Molen de Eenhoorn ondervindt wat dit betreft hinder van de boombeplanting bij de Schouwbroekerplas. Ook het zicht vanaf de Schouwbroekerplas op de molen wordt door de hoge beplanting belemmerd. Aangezien de molen een bijzondere plaats in het (stads)landschap inneemt, is het wenselijk dit zicht op de molen zoveel mogelijk te herstellen.

verplicht

Molen de Eenhoorn

De molenbiotoop, de vrije ruimte rond de molen, is van fundamenteel belang voor de werking en het behoud van de molen. Deze dient zowel om de zichtbaarheid van de molen en de karakteristiek van de omgeving in stand te houden als om de windvang voor het daadwerkelijk functioneren te borgen. Binnen deze molenbiotoop mag bebouwing en begroeiing de windvang niet belemmeren. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de molenbiotoop, de vrije ruimte rond molens.

Conclusie

Het bestemmingsplan is een op hoofdlijnen conserverend plan. Het plan maakt geen grotere hoogtes mogelijk dan die al waren toegestaan binnen de voorheen geldende bestemmingsplannen en levert daardoor geen beperkingen op voor de werking van de molens. Er is ook geen sprake van het toevoegen van storende visuele elementen. In dit bestemmingsplan wordt een vrijwaringszone opgenomen ten behoeve van de molenbiotoop.

4.2 Bedrijven en milieuzonering     

Beleidskader

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit.

In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden wordt gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk. Het wel of niet voldoen aan milieuzoneringseisen laat onverlet dat in de concrete situatie voldaan moet worden aan de geldende milieuregels en -vergunningseisen.

Sinds 2008 (B&W Nota 200816922) sluit Haarlem aan bij de systematiek volgens de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordening (laatste editie 2009)”, ook wel bekend als 'het Groene boekje'. Deze handreiking geeft naast een methodiek, voor een groot aantal activiteiten aan in welke categorie (1 t/m 5) zij vallen wat betreft hinder voor de omgeving, op basis van kenmerkende aan te houden richtafstanden voor verschillende milieuaspecten (met name geur, stof, geluid en gevaar). Deze richtafstanden gelden tussen bedrijven en rustige woonwijken, en worden ook wel aangehouden tussen bedrijven en rustig buitengebied of natuur.

In veel gemeenten wordt in bepaalde gebieden van de stad een zekere menging van wonen en lichte bedrijvigheid acceptabel en zelfs wenselijk gevonden (functiemenging). Dit om de levendigheid van het gebied te bevorderen of te behouden.



Met het oog op zulke functiemenging is in de VNG publicatie een selectie gemaakt van in aanmerking komende “lichte” bedrijven met daarbinnen een eigen categorie-indeling (A,B, C). Daarbij is maatgevend of een activiteit geschikt is om aanpandig (direct grenzend) aan woningen (categorie A) plaats te vinden, of dat een bouwkundige afscheiding noodzakelijk is om hinder in de woning te beperken (B). De C-categorie is gelijk aan de B-categorie maar hier is aanvullend sprake van bedrijven die vanwege hun verkeersaantrekkende werking op de hoofdinfrastructuur moeten zijn aangesloten (gebiedsontsluitingsweg, soms wijkontsluitingsweg).

Voor Haarlem is een (globale) indeling van zijn grondgebied in gebiedstypes of zones gemaakt (geupdate in BWNota 200816922). Deze indeling is bepaald door specifieke kenmerken van de gebieden (waaronder aanwezige functies, bebouwingsdichtheid, ligging ten opzichte van wegen en stations e.d.). Per gebiedstype is aangegeven welke categorie bedrijven er in principe toelaatbaar is, bij functiemenging (categorie A, B of C) of wanneer functiemenging in principe niet gewenst is (categorieën 1 t/m 4, overwegend bedrijventerrein Waarderpolder). De categorieën refereren naar de bedrijvenlijst op basis van de VNG-publicatie (zie ook bijlage 4).

verplicht

Relevantie voor het plangebied

Het plangebied Schalkwijkerweg bevat één woonwijk (de Schoolenaer, gebiedstype A1 laagbouw lage dichtheid). Ten zuiden daarvan ligt het Engelandpark (dagrecreatie C2) en is voor de rest overwegend sprake van buitengebied met woningen (C3) in lintbebouwing met hier en daar kleine bedrijfjes (m.n. jachtwerven) en een melkveehouderijbedrijf. Ten noorden van de Schoolenaer liggen sportvelden (dagrecreatie C2).

Volgens de gebiedsindeling van Haarlem betekent dit voor het hele plangebied een maximale bedrijfscategorie B. Binnen het park en de sportgebieden geldt een nadere beperking in die zin dat de bedrijvigheid gerelateerd moet zijn aan het type recreatie (bijv. horeca faciliteiten). Op of nabij het sportveldengebied is ook kinderopvang als ondersteunende voorziening aanvaardbaar.

Bestaande bedrijven

Van de bestaande bedrijven in het plangebied is onderzocht of zij inderdaad vallen binnen ten hoogste hindercategorie B, aan de hand van de bedrijvenlijst zoals beschikbaar gesteld door de Omgevingsdienst IJmond. De complete bedrijvenlijst is opgenomen in de bij de toelichting behorende bijlage 4.

Met uitzondering van een tankstation aan de Europaweg 4 zijn er alleen bedrijven in de categorie A en B in het gebied gevestigd. Een tankstation (met LPG, afzet <1000m3) is in principe niet geschikt voor functiemenging.

Hiervoor geldt een richtafstand van 50m (gevaar) tot woningen (cat.3.1). Hieraan wordt in de concrete situatie ruim voldaan. Ook overigens (toegang tot hoofdverbindingsweg) is geen sprake van een onwenselijke situatie. Het bedrijf beschikt over de vereiste milieuvergunning.

Conform de bestaande situatie wordt dit bedrijf daarom positief bestemd.

Binnen het plangebied is er sprake van één agrarisch bedrijf met een agrarisch bouwvlak (Zuid Schalkwijkerweg 51, melkveehouderij). Het bouwvlak met daarop het emissiepunt (stallen) is in beginsel maatgevend voor de milieuzonering. Zowel ten westen als ten zuiden van het bedrijf liggen bestaande woningen. De afstand van het emissiepunt tot deze woningen is meer dan 50 m. Er is daarmee sprake van een verantwoorde milieusituatie (geur). De bedrijfsactiviteiten zijn al geruime tijd beëindigd en het perceel heeft inmiddels de bestemming 'Uitwerkingsgebied', waarbij wonen als één van de mogelijke nieuwe functies wordt genoemd. De milieusituatie zal daarbij alleen maar verbeteren.

Sportvereniging Olympia heeft een omgevingsvergunning voor de geluidsinstallatie (vastgesteld 14 juli 2016, NL.IMRO.0392.OV9120012-va01). Door de geluidsinstallatie valt het complex onder de milieucategorie 4. De in de omgevingsvergunning genoemde niveaus voldoen om in de omgeving geen hinder te veroorzaken. Deze vergunning is positief bestemd in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan legt de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden vast en maakt, - uitgezonderd door het overnemen van bestaande wijzigingsbevoegdheiden - geen ontwikkelingen mogelijk. Waar o.b.v. de vigerende regeling categorie A- en B-bedrijven mogelijk zijn, zijn deze ook in het voorliggende bestemmingsplan als zodanig opgenomen. Er is geen strijdigheid met het milieuzoneringsbeleid.

4.3 Bodem     

Beleidskader

Op grond van de Wet bodembescherming wordt getoetst of de aanwezige bodemkwaliteit een belemmering vormt voor de beoogde functies in het bestemmingsplangebied. Voor het bestemmingsplangebied wordt beoordeeld op basis van de bodemkwaliteitskaart en op de aan/afwezigheid van locaties verdacht van bodemverontreiniging en uitgevoerde onderzoeken in het bestemmingsplangebied.

Voor het gebied Schalkwijkerweg zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan. Daarom is een bodemonderzoek niet nodig.

Huidig gebruik is passend bij bodemkwaliteit

Op basis van de bodemkwaliteitskaart kan een algemene inschatting van de huidige bodemkwaliteit worden gegeven. De Haarlemse bodemkwaliteitskaart is samengesteld op basis van informatie uit diverse uitgevoerde bodemonderzoeken. In de bodemkwaliteitskaart zijn acht verschillende bodemkwaliteitszones onderscheiden. Per bodemkwaliteitszone is de gemiddelde bodemkwaliteit vastgesteld. Het bestemmingsplangebied Schalkwijkerstraat is gelegen in de verschillende bodemkwaliteitszones. Zowel in de boven- als de ondergrond komen naar verwachting lichte verontreinigingen voor (zie ook bijlage 5), maar deze bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het huidige gebruik of voor de mogelijk gemaakte bestemmingen. Het aspect bodemkwaliteit levert daarom geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Bekende verontreinigingen vormen geen belemmering

Binnen het bestemmingsplangebied zijn verontreinigingen aanwezig als gevolg van bedrijfsactiviteiten. De aanwezige verontreinigingen vormen geen belemmering voor de bestaande functies.

Uit bodemonderzoeken uitgevoerd in en rond de Put van Vink (een voormalige zandwinput en stortplaats) blijkt een ernstige verontreiniging met koper, lood, zink, Pak, minerale olie en asbest in grond en met koper, zink, PAK en minerale olie in het grondwater. De verontreiniging hoeft op basis van de milieubeschikking uit 2015 (kenmerk STZ/MIL/2015/313970) niet met spoed te worden gesaneerd. Voorwaarde is dat de huidige situatie met een afsluiting in stand blijft. Voordat het terrein eventueel kan worden opengesteld moet een leeflaag van een meter dikte worden aangebracht om contactmogelijkheden met het stortmateriaal te voorkomen.

Uit bodemonderzoek uitgevoerd op de Noord Schalkwijkerweg 93-95 blijkt een ernstige verontreiniging met zware metalen en PAK. Echter, gezien de functie, is sanering niet urgent. Voor ontwikkeling van het terrein is een melding met saneringsplan nodig, gericht op een eventuele nieuwe functie.

Uit bodemonderzoeken uitgevoerd op de werfterreinen Zuid Schalkwijkerweg 39-40 en 50A blijkt dat beide terreinen sterk verontreinigd zijn. Deze verontreinigingen vormen geen belemmering voor het huidige gebruik. Voor beide werfterreinen geldt dat bij eventuele ontwikkeling van deze terreinen op basis van actuele onderzoeksgegevens bepaald moet worden of een saneringsnoodzaak ontstaat bij een nieuwe functie.



Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit levert geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan. In het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor nieuw-/verbouw of functiewijziging moet een technisch bodemonderzoek worden uitgevoerd naar de actuele bodemkwaliteit ter plaatse. Uit het onderzoek kan naar voren komen dat plaatselijk verontreiniging voorkomen die niet gewenst zijn binnen het gebied en een risico vormen voor een gebruiksfunctie. In dat geval zal een sanering moeten worden uitgevoerd. De doelstelling van een sanering zal zijn: minimaal het bereiken van de achtergrondwaarden van de betreffende bodemkwaliteitszone.

4.4 Duurzaamheid en energie     

Beleidskader

Als er te veel broeikasgassen (zoals CO2 en methaangas) in de lucht komen, stijgt de temperatuur op aarde. Hierdoor verandert het klimaat, stijgt de zeespiegel en kunnen planten of dieren verdwijnen. In het kader van duurzaamheid is het dan ook van groot belang dat er rekening wordt gehouden met het klimaat. Bij nieuwbouw is het mogelijk zoveel mogelijk rekening te houden met duurzaamheid. Er dient immers bewuster met het milieu te worden omgegaan om zodoende de aarde ook voor toekomstige generaties leefbaar te houden. Daarom hebben bijna alle landen in 2015 in Parijs het klimaatakkoord ondertekend. Het akkoord heeft als doel de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius, met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius. Ook voor gemeente Haarlem is duurzaamheid een belangrijk aspect. Alle woningen moeten in 2050 daarom van het gas af zijn.

Gemeente Haarlem is bovendien onderdeel van de Energieregio Noord-Holland Zuid, en deelregio IJmond & Zuid-Kennemerland. Thans is voor deze regio een concept Regionale Energie Strategie (RES) opgesteld. Dit betreft een langjarige samenwerking, waarbij inzichtelijk wordt gemaakt hoe er voor minder CO2-uitstoot gezorgd gaat worden.

Relevantie plangebied

Omdat in het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, vindt er geen toetsing plaats aan dit milieuaspect. Hierboven is aangegeven welke zaken ten aanzien van dit aspect relevant zijn en waar ten tijde van eventuele ontwikkeling op gelet moet worden.

4.5 Externe veiligheid     

Beleidskader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van productie, opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan zowel betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) als op transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEV-i, 2004), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in het besluit Externe Veiligheid Transportroutes (BEV-t, 2015) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEV-b, 2011).

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan vier kernbegrippen centraal: kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object, plaatsgebonden risico (afgekort als PR) en groepsrisico (afgekort als GR). De exacte definities van deze begrippen zijn opgenomen in bovengenoemde besluiten.

Het vaststellen van een nieuwe bestemmingsplan is een moment waarop de ruimtelijke ordening van een gebied met vaak zowel kwetsbare - en beperkt kwetsbare objecten als risicobronnen toetst wordt en waarbij beoordeeld wordt of het voorliggende plan voldoet aan gestelde in het BEV-i, BEV-T en BEV-b.kwetsbare objecten zijn naast woningen, woonboten en woonwagens ook gebouwen waarin groepen mensen verblijven die extra bescherming nodig hebben: minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Daarnaast zijn kwetsbare objecten ook gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Hierbij kun je denken aan hotels of kantoren en grote winkels met een supermarkten of warenhuis erin. Sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen zijn daarentegen beperkt kwetsbare objecten. Risicobronnen zijn:

  • BEVI-inrichtingen (bedrijven) waar handelingen en activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden;
  • Wegen, spoorwegen of waterwegen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden;
  • Buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen getransporteerd worden.

Het Plaatsgebonden Risico (PR) is de kans per jaar op overlijden van een individu die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Deze grenswaarde resulteert in een afstand die in acht moet worden genomen tussen risicovolle activiteiten, zoals in dit geval het transport van gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten. Onder andere woningen (en kantoren) worden in de regelgeving beschouwd als (beperkt) kwetsbare objecten. De grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico in nieuwe situaties is de contour (afstand vanaf de risicobron) waar een Plaatsgebonden Risico geldt van 1 op de 1.000.000.

Het Groeps Risico (GR) is de kans op gelijktijdig overlijden van een groep mensen als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico bestaat geen harde grenswaarde. Wel bestaat er een referentie (oriëntatiewaarde). De Circulaire verplicht het bevoegd gezag bij de overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename ervan het groepsrisico expliciet te betrekken bij de vaststelling van het omgevingsbesluit. Dit is in het bijzonder van belang in verband met aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening. Hiervoor dient advies in gewonnen te worden bij de Veiligheidsregio. In dit geval moet het bestuur van de gemeente Haarlem de hoogte en de toename van het groepsrisico verantwoorden.

Relevantie plangebied

Volgens de risicokaart (www.risicokaart.nl) zijn binnen en in de naaste omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig. Het betreft de risicobronnen:

  1. hogedruk aardgastransportleiding W-532-01;
  2. transportroute gevaarlijke stoffen over de Europaweg/Amerikaweg (aflevering voor Schouwbroekerbrug) en afrijden via Heemstede;
  3. tankstation Europaweg 4.

Hogedruk aardgastransportleiding

Bij de buisleiding is er gevaar voor brand.

Plaatsgebonden risico

Langs de gasleiding is geen veiligheidszone voor het plaatsgevonden risico (10¯6 per jaar) aanwezig. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Groepsrisico

Het invloedsgebied voor het groepsrisico van W-535-01 strekt zicht uit tot 140 meter aan weerszijden van de leiding. Binnen deze afstand is een afweging van het groepsrisico noodzakelijk. Het groepsrisico kan oplopen als gevolg van toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft, zal er niet snel een zodanige toename in bouwvolume gerealiseerd worden dat het groepsrisico significant oploopt. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Transportroute gevaarlijke stoffen

Langs transportroutes is er gevaar voor bermbranden en het vrijkomen van chemische gassen.

Plaatsgebonden risico

Binnen het bestemmingsplangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via de Europaweg. Een weg binnen de bebouwde kom heeft volgens de Handleiding Risicoanalyse Transport geen veiligheidszone voor het plaatsgebonden risico (10¯6 per jaar). Hierdoor wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor plaatsgevonden risico.

Groepsrisico

Recent onderzoek van de Provincie Noord-Holland naar het vervoer van gevaarlijke stoffen heeft aangetoond dat het groepsrisico ter plaatse laag is, minder dan 10 procent van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico kan oplopen als gevolg van enerzijds toename van het transport van gevaarlijke stoffen en anderzijds door toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft, zal er niet snel een zodanige toename in bouwvolume gerealiseerd worden dat het groepsrisico signifcant oploopt.

Tankstation Europaweg 4

Het tankstation kent een brandaandachtsgebied en een explosieaandachtsgebied. Beiden staan op de risicokaart aangegeven.

Plaatsgebonden risico

Het tankstation kent een risicocontour van 50 meter (brandaandachtsgebied) en een risicocontour van 150 meter (explosieaandachtsgebied). Binnen deze contouren liggen geen kwetsbare functies. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Groepsrisico

Het LPG-tankstation heeft een invloedsgebied van 150 meter. De huidige personendichtheid in het invloedsgebied is uiterst laag, namelijk 3 woningen – 8 personen. De hoogte van het groepsrisico is in de bestaande situatie zeer laag (kleiner dan 0,1 * orientatiewaarde).

Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft, zal er niet snel een zodanige toename in bouwvolume gerealiseerd worden dat het groepsrisico significant oploopt. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het plangebied Schalkwijkerweg bevindt zich binnen de invloedsgebieden van een drietal risicobronnen.

Het bestemmingsplan voorziet niet in het toevoegen van (beperkt) kwetsbare objecten. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

De gasleiding is binnen het plangebied Schalkwijkerweg een planologisch relevante leiding en is als dubbelbestemming, inclusief veiligheidszone, opgenomen in de regels en de verbeelding.

Het LPG-tankstation is binnen het plangebied Schalkwijkersweg een planologisch relevante inrichting en is als specifiek bedrijf, inclusief veiligheidszone, opgenomen in de regels en de verbeelding.

4.6 Geluid     

Beleidskader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat normen voor weg-, rail- en industrielawaai om geluidgevoelige bestemmingen zoals een woning te beschermen tegen geluidhinder. Bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan waarbij het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of de aanleg van een nieuwe geluidbron mogelijk is moet er getoetst worden aan deze normen.

Relevantie plangebied

Wegen

In het kader van de Wgh bevinden zich langs wegen geluidzones. Binnen de zone moet voor het realiseren van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting. Het plangebied bevat wegen met een snelheidsregime van 50 en 30 km/uur. De wegen met een snelheidsregime van 50 km/uur hebben een geluidzone van 200 meter aan weerszijde van de weg. Wegen op woonerven en wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt, hebben geen zone.

Het bestemmingplan is in grote lijnen consoliderend van aard. Er zijn vier wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waar bij drie een geluidgevoelige bestemmingen (wonen) mogelijk wordt gemaakt.

Wijzigingsgebied 2 ligt aan de Schalkwijkerweg, met weinig verkeer. Deze weg is doodlopend. Op het moment dat het bestemmingsplan op deze locatie wonen mogelijk maakt zal zonodig een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het staat vast dat op deze locatie een goed woon- en leefklimaat kan worden geboden.

Wijzigingsgebied 3 betreft een ruim gebied. Een deel van het gebied ligt binnen de directe invloed van de Europaweg. Als hier wonen wordt mogelijk gemaakt zal een akoestisch onderzoek worden opgesteld. Direct langs de Europaweg is wonen niet gewenst, gelet op de hoge geluidbelasting en de hinder van de voegen in de weg. Deze piekgeluiden zijn storend.

Nieuwe bouwaanvragen zijn in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde.

Spoorwegen

De omvang van de geluidzone van een spoorlijn is 300 meter aan beide zijden van het spoor. Er is geen spoorlijn aanwezig op een afstand kleiner of gelijk aan 300 meter tot het plangebied.

Industrieterreinen

In of nabij het plangebied is geen gezoneerd industrieterrein aanwezig.

Conclusie

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg is een consoliderend plan. Akoestisch onderzoek is pas nodig bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden of in geval van toekomstige bouwaanvragen.

4.7 Groen     

De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het plangebied. Deze paragraaf sluit aan op het gemeentelijke beleid en beschrijft niet alleen duidelijk welke effecten dit bestemmingsplan heeft op het aanwezige groen, maar gaat ook in op de kansen voor en de bescherming van groen. De aspecten water en natuurwaarden werkt deze paragraaf niet verder uit. Paragraaf 4.14 gaat dieper in op het aspect water en paragraaf 4.11 op het aspect ecologie/ natuurwaarden.

Beleidskader

De hoofdgroenstructuur ligt vast in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Het beleid is erop gericht om deze ladderstructuur herkenbaar te maken door groengebieden met elkaar te verbinden.

Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. Het plangebied is gelegen langs een hoofdbomenstructuur.

Relevantie plangebied

De Noord- en Zuid Schalkwijkerweg zijn omgeven door groen dat onderdeel vormt van de groenstructuur van Haarlem, vastgelegd in het Groenbeleidsplan 2022 en de Omgevingsvisie. De groentypen die aanwezig zijn langs deze weg zijn zowel stadsgroen als natuurgroen. Het doel is om de bestaande groenstructuur beter op elkaar te laten aansluiten (door de groengebieden die hier onderdeel van uitmaken met elkaar te verbinden), te beschermen en robuuster te maken. Groengebieden binnen deze structuur mogen niet verder worden bebouwd of verhard en het huidige oppervlak groen dient minimaal gelijk te blijven en de bestaande kwaliteit dient te worden behouden (of zo mogelijk te worden verbeterd).

Met de ligging naast het Spaarne maken de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg ook onderdeel uit van het Spaarnelandschap. Voor het beweegvriendelijk maken van de stad en het vrijmaken van ruimte om de recreëren wordt dit landschap versterkt.

Bomen

Algemeen

Bomen zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en hebben meerdere betekenissen. Zowel in de belevingssfeer als ruimtelijk, milieutechnisch, ecologisch cultuurhistorisch als educatief zijn bomen van belang. Daarom is een boom het waard om zorgvuldig mee om te gaan.

Langs de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg staan diverse bomen, waaronder bomen met een leeftijd van ouder dan 50 jaar die door hun leeftijd beschermwaardig zijn en monumentale bomen. Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Oudere bomen hebben meer waarden voor biodiversiteit, klimaat en leefbaarheid dan jongen bomen. Het uitgangspunt is dan ook het bestaande bomenbestand te behouden.

Wanneer ingrepen plaatsvinden die mogelijk effect hebben op bestaande bomen, is een Boom Effect Analyse (BEA) verplicht. Alleen onderbouwd met een BEA kan bij ruimtelijke ingrepen worden afgeweken van het uitgangspunt om het bestaande bomenbestand te behouden. Daarnaast is een groenanalyse met bijbehorende beheerkosten verplicht wanneer ruimtelijke ingrepen effect hebben op bestaand groen (bomen en/of overig groen). Bij kap van bomen is herplant verplicht, met zowel voldoende boven- als ondergrondse groeiruimte.

In de gebieden die deel uitmaken van de hoofdbomenstructuur staat de ontwikkeling van een duurzame bomenstructuur centraal. Bomen die hier staan dienen zulke leefomstandigheden te krijgen dat ze een leeftijd van ten minste 80 jaar kunnen bereiken en mogen niet worden gekapt.

Het uitgangspunt voor de hoofdbomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. Structurele boombeplanting is de drager van het landschap, de stedenbouwkundige structuur en de infrastructuur. De bomen langs de volgende wegen zijn onderdeel van de hoofdbomenstructuur:

  1. Schipholweg
  2. Belgiëlaan
  3. Europaweg

verplicht

Kaart hoofdbomenstructuur

Monumentale bomen

Vanaf 2015 bieden de Haarlemse bestemmingsplannen bescherming aan de groeiplaatsen van monumentale en waardevolle bomen. Als er in dit bestemmingsplan gesproken wordt over monumentale bomen worden daarmee monumentale én waardevolle bomen bedoeld. De bescherming van de monumentale boom zelf is geregeld in een gemeentelijke verordening. Voor dit bestemmingsplan zijn alle monumentale en waardevolle bomen in het plangebied geïnventariseerd. Een boom kan als monumentaal zijn aangewezen als deze voldoet aan één of meer van de volgende criteria: de boom is minimaal 50 jaar oud, van cultuurhistorisch belang, het is een bijzondere soort of een herdenkingsboom. De vastgestelde monumentale bomen staan op de monumentale bomenlijst van Haarlem. Dit bestemmingsplan legt groeiplaatsen voor monumentale bomen vast die in de openbare ruimte staan. Bomen op particuliere terreinen die voldoen aan de criteria om monumentaal te worden, zijn niet opgenomen. Hiervoor geldt dat er nog geen beleid is vastgesteld en dat er ook (nog) geen afspraken zijn gemaakt met de eigenaren van de gronden waar deze monumentale bomen staan.

Om de groeiplaats te kunnen bepalen is voor alle monumentale bomen in de openbare ruimte de te verwachten maximale kroonprojectie onderzocht. Dit is de maximale oppervlakte van de kroon gemeten in het horizontale vlak van een volgroeide boom op een locatie. Deze is bepaald door onderzoek naar maximale groeiverwachting en afhankelijk van het type boom, de huidige leeftijd en de groeiomstandigheden. In het bestemmingsplan is voor deze groeiplaatsen de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (omgevingsvergunning). Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het verbod om te bouwen wanneer de aanvrager met een groentoets aantoont dat de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt aangetast.

Opname van de monumentale bomen in bestemmingsplannen is maatwerk. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden op particuliere gronden. De dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' valt daarom niet over particuliere gronden heen.

Effecten op groen

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg is een hoofdzakelijk consoliderend bestemmingsplan, zonder (planologisch) nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen effecten op groen.

Conclusie

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg is een hoofdzakelijk consoliderend bestemmingsplan, zonder (planologisch) nieuwe ontwikkelingen. Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd als gevolg van het bestemmingsplan.

4.8 Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen     

Beleidskader

In bestemmingsplannen worden kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur/ planologisch relevante leidingen.

De planologisch relevante leidingen

De planologisch relevante leidingen binnen het plangebied Schalkwijkerweg zijn de watertransportleiding en de aardgasleiding. De ligging van de aardgasleiding is globaal vastgelegd op provinciale risicokaarten.

In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Conclusie

De desbetreffende leidingen zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het onderwerp kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.9 Luchthavenindelsingsbesluit Schiphol (LIB)     

Beleidskader

Vanaf 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht. Dit besluit wijst rond het luchthavengebied een beperkingengebied aan. Binnen dat gebied gelden regels voor beperkingen van bestemming en gebruik van grond. Het gaat om beperkingen voor bebouwing, hoogte en het realiseren van vogelaantrekkende bestemmingen, vogelaantrekkend gebruik, windturbines en lasers. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LIB.

Bebouwing

Binnen het plangebied gelden geen beperkingen voor bebouwing en het gebruik daarvan als bedoeld in artikel 2.2.1 van het LIB voor het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Het plangebied ligt namelijk niet in een aan- en uitvliegroute van het vliegverkeer en daarnaast op een te grote afstand van de luchthaven.

Hoogte

Voor het hele plangebied gelden wel hoogtebeperkingen op basis van de artikelen 2.2.2 en 2.2.2a van het LIB. De hoogtebeperkingen zorgen ervoor dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. Voor het bestemmingsplan hebben de hoogtebeperkingen gezien de gehanteerde maximale hoogten geen gevolgen.

Vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik

In het hele plangebied is het niet toegestaan om vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik mogelijk te maken op grond van het LIB. Dit voorkomt concentraties vogels in de nabijheid van de luchthaven die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen. Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:

  • industrie in de voedselsector met extramurale opslag of overslag; viskwekerijen met extramurale bassins;
  • opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
  • natuurreservaten en vogelreservaten;
  • moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.

Dit bestemmingsplan maakt geen vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik mogelijk.

Windturbines en lasers

Rondom de luchthaven Schiphol wijst het LIB een toetszone aan waarin extra beperkingen voor windturbines en vaste laserinstallaties gelden. Deze regels moeten hinder voor landend en startend vliegverkeer voorkomen en een goede werking van de luchtverkeersapparatuur waarborgen. Windturbines kunnen hierop namelijk van extra invloed zijn door onder andere hun hoogte en de aanwezigheid van bewegende delen. Het gebruik van laserinstallaties met een bepaalde lichtintensiteit op de grond en in de directe omgeving van Schiphol kan de vliegveiligheid ook beïnvloeden.

Voor nieuwe windturbines geldt een maximaal toegestane tiphoogte van 35 meter of bij plaatsing van een dakturbine op een gebouw een maximale tiphoogte van de turbine van 5 meter waarbij de hoogte van het gebouw inclusief de tiphoogte van de turbine de 35 meter niet mag overschrijden. Uiteraard blijven daarnaast de eerder genoemde hoogtebeperkingen gelden. Afwijking van één van de hoogtebeperkingen is niet toegestaan tenzij een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart is verkregen. Ook voor nieuwe laserinstallaties met een bepaalde lichtintensiteit binnen de toetszone is een dergelijke verklaring van geen bezwaar nodig.

Conclusie

Voor het bestemmingsplan hebben de extra beperkingen geen gevolgen omdat de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voldoen aan de gestelde beperkingen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LIB.

4.10 Luchtkwaliteit     

Beleidskader

De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken voor de concentraties van een aantal gezondheidsrelevante stoffen in de buitenlucht. Deze grenswaarden en regelgeving om ze te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.

Indien een bestemmingsplan vastgesteld of gewijzigd wordt dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (als gevolg van art. 5.16 lid 1 en 2). Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Daarbij is de met de veranderingen samenhangende groei van de uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10), vooral door toename van autoverkeer, maatgevend.

Op basis daarvan zijn in artikel 5.16 lid 1 een aantal situaties vastgelegd waarin de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan doorgang kan vinden vanuit oogpunt van luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate (NIBM)

Een van die situaties waarin een bestemmingsplan doorgang kan vinden is dat aannemelijk is dat het plan een verwaarloosbare, 'Niet in betekenende mate' (“NIBM”) toename levert van de concentratie van stoffen waarvoor grenswaarden gelden (Wm 5.16 lid 1 onder c). Verder onderzoek is dan niet nodig. Het NIBM-criterium is nader gedefinieerd en uitgewerkt in een AmvB NIBM gevolgen luchtkwaliteit en een Regeling NIBM gevolgen luchtkwaliteit..

Van NIBM is sprake zolang de toename zowel van NO2 als van fijnstof kleiner is dan 3% van de grenswaarde ofwel 1,2ug/m3. Volgens de Regeling NIBM komt dit overeen met de bouw van 1500 woningen.

Beleid hooggevoelige bestemmingen

De gemeente Haarlem wil bestemmingen waarin -inherent aan hun functie- gevoelige groepen regelmatig of langdurig verblijven zoveel mogelijk vermijden op korte afstand van drukke wegen. Dit betreft met name kinderopvang, scholen en verpleegtehuizen. Over de vestiging of aanmerkelijke uitbreiding van dergelijke functies in de eerste lijnsbebouwing binnen 50m van drukke wegen (verkeersintensiteit >10.000 motorvoertuigen) wordt daarom voorafgaand aan een besluit advies ingewonnen bij de GGD.

Binnen het plangebied betreft dit de Schipholweg en de Europaweg.

Relevantie plangebied

Om de geschiktheid van bestaande en te verwachten luchtkwaliteit in het plangebied te beoordelen is tevens de zogeheten NSL-Monitoringstool geraadpleegd (www.nsl-monitoring.nl). Hiermee stelt de Rijksoverheid jaarlijks de luchtkwaliteit langs relevante wegen en in de omgeving van andere uitstootbronnen in Nederland vast.

De drukste weg in en rond het plangebied is de Schipholweg. Er zijn geen andere relevante bronnen in het gebied; indien langs deze weg wordt voldaan aan de grenswaarden is dit zeker het geval in de rest van het plangebied.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de hoogste jaargemiddelde concentraties van te toetsen stoffen langs de Schipholweg in 2020 en 2030.

verplicht

Tabel . Berekende hoogste concentratie NO2 en fijnstof binnen of nabij bestemmingsplan Schalkwijkerweg volgens het NSL-Monitoringtool

De Monitoringtool geeft aan dat de hoogste concentraties in de rekenjaren 2020 en 2030 langs de Schipholweg in/nabij het plangebied zeer ruim voldoen aan de grenswaarden. Langs de andere wegen en elders in het plangebied zijn de concentraties in de betreffende jaren lager.

De bestaande en te verwachten luchtkwaliteit in het plangebied levert daarom ook vanuit oogpunt van goede ruimtelijke ordening geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Conclusie

De invloed van de door het plan toegelaten ontwikkelingen op de luchtkwaliteit is verwaarloosbaar (NIBM). Tevens voldoet de bestaande en te verwachten luchtkwaliteit in het plangebied ruim aan de geldende grenswaarden. De luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan Schalkwijkerweg. In het kader van aanvullende bescherming voor hooggevoelige groepen wordt over eventuele vestiging of uitbreiding van kinderdagverblijven, scholen of verzorgingsinstellingen langs de Schipholweg en de Europaweg vooraf advies van de GGD ingewonnen.

4.11 Natuurwaarden     

Beleidskader

De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden en planten- en diersoorten. De wet zorgt voor bescherming en instandhouding van de natuurlijke habitats van de kwetsbare (bescherming van bedreigde) dier- en plantensoorten, zodat ze niet verdwijnen.

Voorafgaand aan eventuele toekomstige ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Wet Natuurbescherming moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende maatregelen genomen gaan worden.

Op locaties met beschermde soorten wordt zorgvuldig gehandeld, met als uitgangspunten:

  1. behoud van aanwezige soort(en);
  2. behoud van aanwezige rust- en voortplantingsplaatsen;
  3. behoud van functionaliteit aanwezige rust- en voortplantingsplaatsen; behoud van essentieel leefgebied.

Daarnaast wordt te allen tijde voldaan aan de Zorgplicht van de Wet Natuurbescherming. Dat wil zeggen dat werkzaamheden die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten in redelijkheid zo veel mogelijk worden nagelaten en er maatregelen worden genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

Bij het beheer en onderhoud van de openbare ruimte en bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gewerkt volgens de Gedragscode soortbescherming voor gemeenten, uitgegeven door Stadswerk.

Het ecologisch beleidsplan uit 2013 heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan. Het ecologisch beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is er minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als beheer en inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes. Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen.

Relevantie plangebied

Het groen langs de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg vormt een belangrijke ecologische verbindingszone aangewezen in het Ecologisch Beleidsplan en in het in 2022 vastgestelde Natuur Netwerk Haarlem. Daarnaast grenzen aan de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg verschillende ecologische hotspots en potentiezones opgenomen in het Ecologisch Beleidsplan en het Natuur Netwerk Haarlem. Het gaat hierbij om:

  • Het Engelandpark, een stadspark met momenteel vooral een recreatieve functie. Het betreft een ecologische potentiezone die zich met de juiste ingrepen kan ontwikkelen tot een ecologische hotspot.
  • De noord- en zuidoever van de Schouwbroekerplas, beide ecologische potentiezones. De noordoever is niet toegankelijk voor mensen waardoor de natuur vrij spel heeft. Aan de zuidoever staat waardevolle moerasvegetatie die met de juiste ingrepen en beheer nog waardevoller kan worden in de toekomst.
  • Het Romolenpark, een ecologische hotspot die bestaat uit een heempark met hoge natuurwaarden.
  • De Verenigde Polders, een gebied dat belangrijk is voor weidevogels en aangewezen is als potentiezone. In verband met het weidevogelleefgebied mogen in dit gebied en direct aangrenzend hieraan geen bomen worden geplant. Dit in verband met het gebruik van bomen door roofvogels als uitkijkpost, wat een bedreiging vormt voor broedende weidevogels.
  • De oever van het Spaarne is over de gehele lengte van het plangebied
  • aangewezen als ecologische verbindingszone in het Natuur Netwerk Haarlem.

verplicht

De ecologische waarden van locaties die zijn opgenomen in het Ecologisch Beleidsplan en het Natuur Netwerk Haarlem mogen niet worden aangetast en dienen zo mogelijk versterkt te worden. Hotspots en potentiezones mogen niet bebouwd worden en de ecologische verbindingszone langs de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg dient aanééngesloten te blijven.

Het plangebied is volledig in het buitengebied van Haarlem gelegen. Dat wil zeggen dat de vegetatie een inheems karakter dient te hebben. Plantensoorten die hier worden aangeplant moeten voor ten minste 80% tot bij voorkeur 100% uit inheemse (gebiedseigen, autochtone) soorten bestaan en gifvrij zijn gekweekt. Invasieve exoten mogen niet worden toegepast. Het groen wordt daarnaast overal waar mogelijk ecologisch beheerd.

Wanneer binnen het gebied nieuwbouw wordt gerealiseerd, dient natuurinclusief te worden gewerkt. Zo moeten voorzieningen voor fauna worden ingebouwd, zoals kasten voor vleermuizen, huismussen en (gier)zwaluwen. Verder wordt het toepassen van groene daken en groene gevels gestimuleerd.

Stikstofdepositie

In en rond beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden) dient de stikstofdepositie te worden beoordeeld in het kader van de Wet natuurbescherming. Het betreft een consoliderend bestemmingsplan. Er ontstaat geen verandering van de emissie van stikstofhoudende verbindingen binnen het plangebied en daarmee ook van de stikstofdepositie in nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Op voorhand kan worden uitgesloten dat dit een negatief effect heeft op deze natuurgebieden. Het aspect stikstofdepositie hoeft daarom niet nader te worden onderbouwd via onderzoek.

Conclusie

Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande situatie worden doorgevoerd als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Een toets aan de Wet natuurbescherming (quickscan flora en fauna) is daarom niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat de ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving geen belemmering vormen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.12 Niet Gesprongen Explosieven     

Vooronderzoek

In opdracht van de gemeente Haarlem heeft het bureau REASeuro in 2016 historisch vooronderzoek gedaan naar niet gesprongen explosieven uit de Tweede Oorlog. Op Open Data Portaal van de gemeente Haarlem is een kaart beschikbaar gesteld met de locaties waar waarschijnlijk niet gesprongen explosieven aangetroffen kunnen worden bij werkzaamheden aan de bodem. Deze kaart is verwerkt in de verbeelding en de regels van het bestemmingsplan "Reparatieplan C".

Relevantie plangebied

verplicht

Uitsnede Risicokaart Niet gesprongen explosieven

Bovenstaande uitsnede uit de risicokaart Niet Gesprongen Explosieven (NGE) laat zien dat in het bestemmingsplangebied delen van twee risicogebieden voor Niet Gesprongen Explosieven aanwezig zijn.

Zuider Buiten Spaarne tussen de Buitenrustbrug en het Henk van Turnhoutpad

Tijdens grootschalige baggerwerkzaamheden in onder andere het Spaarne zijn NGE aangetroffen. De watergangen die reeds zijn gebaggerd en waarin munitie is aangetroffen, worden afgebakend als NGE-Risicogebieden. Het aantreffen van munitie in deze watergangen is aanleiding om te concluderen dat er nog meer munitie onder en op de waterbodem aanwezig kan zijn.

Romolenpolder

In de nacht van 19-20 juni 1940 hebben een drietal vliegtuigen twaalf 250 LBS brisantbommen afgeworpen boven Haarlem (Romolenpolder). Tien van deze brisantbommen zijn gedetoneerd. Een tweetal Brisantbommen is niet afgegaan. Bij de inslagkraters van de gedetoneerde bommen is daarom een risicogebied ingetekend voor Niet Gesprongen Explosieven.

Conclusie

In het plangebied Schalkwijkerweg zijn twee locaties aanwezig waar niet gesprongen explosieven zijn te verwachten. Deze risicogebieden vormen geen belemmering voor de bestaande functies, maar zijn wel van belang bij nieuwe ontwikkelingen.

Voor nieuwe ontwikkelingen zal mogelijk in de bodem gegraven moeten worden en daarvoor is het dan nodig om een Projectgebonden risicoanalyse uit te voeren. Daarmee moet duidelijk worden of de voorgenomen graafwerkzaamheden zonder belemmering door NGE kunnen worden uitgevoerd, of in het slechtste geval dat daadwerkelijk een NGE aanwezig is dat moet worden geruimd.

In de regels is een aanduiding 'Veiligheidszone – niet gesprongen explosieven' opgenomen ter bescherming van iedereen bij en rondom grondroerende werkzaamheden nabij locaties waar niet gesprongen explosieven aanwezig kunnen zijn.

4.13 Verkeer en parkeren     

Beleidskader

Voor een ruimtelijk plan geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. De nadruk ligt daarbij op de effecten van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling en parkeren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de verkeershinder (leefbaarheid).

Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De functie en de locatie bepalen de parkeernormen en liggen vast in de 'Beleidsregels parkeernormen'. Uitgangspunt daarbij is dat er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor het laden en/of lossen van goederen op het eigen terrein worden gerealiseerd.

Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de parkeernormen. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de 'Beleidsregels parkeernormen'. Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel gaan over het toevoegen van bouwactiviteiten als over het wijzigen van een functie.

Relevantie plangebied

Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Al bestaande situaties zijn hiervan uitgezonderd.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe functies. Op eventuele bouwinitiatieven zijn de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning van toepassing. Daartoe is in de algemene gebruiksregels bij dit bestemmingsplan in artikel 30 een zogenaamde dynamische verwijzing opgenomen. Het aspect verkeer en parkeren staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.14 Water     

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders worden in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl. De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in deze waterparagraaf. Deze paragraaf benoemt de waterbeheerder, beschrijft het relevante beleid en het huidige watersysteem en gaat in op de effecten daarop van ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

De waterbeheerder in het plangebied

Het hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheerfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

Beleidskader

Bestuursakkoord Water

Het Bestuursakkoord Water (2011) vervangt het Nationaal Bestuursakkoord

Water (2003 en geactualiseerd in 2008) en het Bestuursakkoord Waterketen (2007). In het Bestuursakkoord Water zetten het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven in op versterking van de watersector door te investeren in kennis, innovatie en samenwerking mede ter uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water. Het doel is een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en de waterketen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Nationaal Waterprogramma 2022-2027

Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022.

In het Nationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen.

Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van:

  • klimaatadaptatie
  • waterveiligheid
  • zoetwater en waterverdeling
  • waterkwaliteit en natuur
  • scheepvaart en
  • de functies van de rijkswateren.

Het NWP 2022-2027 gaat in op thema's als het omgaan met droogte, dijken, het borgen van de drinkwatervoorziening en de bevaarbaarheid van onze rivieren en kanalen. Hierbij wordt gekeken naar de raakvlakken binnen en tussen de verschillende waterthema's, ook in de verschillende 'water' gebieden (dit zijn: Noordzee, Zuidwestelijke Delta, Waddengebied, IJsselmeergebied, Rivieren, Kanalen en Rijnmond-Drechtsteden). Dat brengt samenhang in het waterbeleid aan. Daarnaast worden de raakvlakken tussen water en andere thema's als landbouw, landschap, bodem en het energie- en klimaatbeleid zichtbaar gemaakt. Het programma biedt daarmee overzicht en inzicht van wat Nederland nu en in de toekomst te wachten staat.

Nationaal Waterplan en Deltaprogramma

Het in december 2015 vastgestelde Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 met een vooruitblik richting 2050. In het plan zijn de afspraken uit het Bestuursakkoord Water en de Deltabeslissingen uit het Deltaprogramma opgenomen. Het NWP2 richt zich op een klimaatbestendige inrichting van het watersysteem met een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het Deltaprogramma anticipeert op ons veranderende klimaat en heeft als doel Nederland te beschermen tegen overstromingen en te zorgen voor voldoende zoetwater. Uit het Deltaprogramma zijn vijf zogenaamde Deltabeslissingen voortgekomen, waaronder de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie, dat zich richt op een klimaatbestendige (her)ontwikkeling in bebouwd gebied.

Provinciale watervisie

Met de Watervisie 2021 zoals vastgesteld op 16 november 2015 geeft de provincie Noord-Holland vervolg aan het Provinciaal Waterplan 2010-2015. De Watervisie is afgestemd met de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Kaderrichtlijn Water. De Watervisie is een strategisch beleidsdocument voor de periode 2016-2012 en beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 met doorkijk naar 2040. De Watervisie is integraal onderdeel van het strategisch omgevingsbeleid en heeft een directe relatie met de provinciale structuurvisie. In de Watervisie richt de provincie zich op de thema's veilig, schoon en voldoende water en werkt die uit in doelstellingen voor onder andere veilige dijken en duinen, robuuste inrichting van het achterland, rampenbeheersing bij overstromingen, kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zoetwatervoorziening en het tegengaan van wateroverlast.

Waterbeheerprogramma Rijnland

In het Waterbeheerprogramma 2022 – 2028 geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna te noemen: Rijnland) zijn ambities aan en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De hoofddoelen zijn

  1. waterveiligheid
  2. voldoende water
  3. schoon water
  4. waterketen
  5. Rijnland duurzaam en circulair
  6. Rijnland klimaatadaptief

Bij het doel 'waterveiligheid' wordt gestreefd naar het beschermen tegen overstromingen vanuit zee, de rivieren en het regionale watersysteem. Het zet in op gevolgbeperking en het voorbereiden op eventuele calamiteiten. Bij voldoende water wordt gestreefd naar juiste waterpeilen, instandhouding van het watersysteem, voorkomen van wateroverlast en voldoende zoetwater. Bij schoon en gezond water wordt gestreefd naar het verminderen van watervervuiling, het versterken van de biodiversiteit, ecologisch beheer en onderhoud, het realiseren van schone meren, plassen en natuurgebieden en schone en veilige zwemwaterlocaties. Bij het doel waterketen wordt gestreefd naar het op een doelmatige wijze verwerken van afvalwater en het verduurzamen van de verwerking van afvalwater en het optimaal hergebruiken van afvalwater. Daarnaast zet Rijnland zich in om samen met de omgeving duurzaam te werken door de kringloop van water, energie en grondstoffen zoveel mogelijk te sluiten. Ook streeft Rijnland ernaar de inrichting van de omgeving aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering. Het Waterbeheerprogramma 2022 – 2028 van Rijnland is te vinden op www.rijnland.net.

Keur en beleidsregels Rijnland

Rijnland dient haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder adequaat te kunnen uitvoeren. De “Keur” is een verordening van de waterbeheerder met juridisch bindende regels (gebod- en verbodsbepalingen). Zo zijn werken en werkzaamheden in en bij waterkeringen (dijken, kaden, duinen) en watergangen (sloten, vaarten, plassen) zonder of in afwijking van een vergunning op grond van de Keur niet toegestaan. Ook het aanbrengen van verhard oppervlak (bebouwing, bestrating) en het onttrekken van grondwater zijn in veel gevallen vergunningsplichtig. In de “Beleidsregels” die bij de “Keur” horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De “Keur en Beleidsregels” van Rijnland zijn te vinden op www.rijnland.net.

Beleid riolering en afvalwaterzuivering Rijnland

Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen.

Hierbij geldt de volgende toelichting. 'Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouw ontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij een de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij vooropstaat het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Ten behoeve van afvalwater is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden het uitgangspunt. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat'.

Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of- als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.

Integraal waterplan Haarlem

De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld en in 2014 geactualiseerd. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.

Gemeentelijk rioleringsplan

Het GRP is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:

  • het doelmatig inzamelen van het afvalwater en het hemelwater;
  • het transporteren van het rioolwater naar een geschikt lozingspunt;
  • het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast;
  • het beperken van vervuiling door overstorten middels aanleg van randvoorzieningen (o.a. BBB's) en afkoppelen.

Compensatieregeling

Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt, zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stellen als richtlijn dat - indien gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater.

Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.

Relevantie plangebied

Voor het voorliggende bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd. Van een verhardingstoename binnen het gebied is geen sprake Omdat dit een op hoofdlijnen behoudend plan betreft, is er voor vaststelling van dit bestemmingsplan geen compensatie nodig. Wel geldt altijd de verplichting om de benodigde compensatie te regelen als bij een ontwikkeling de toevoeging van het verharde oppervlak toeneemt met meer dan 500 m². Hierna worden de verschillende wateraspecten belicht.

Waterkwantiteit

Het noordelijke deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van de Romolenpolder. Het zuidelijk deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het watersysteem van de Verenigde Groote en Kleine Polders. De Europavaart en de Schouwbroekerplas zijn onderdeel van het boezemwater.

De gemeente heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Rijnland een watersysteemanalyse voor de Romolenpolder uitgevoerd. Uit deze analyse is gebleken dat in het gebied boven de Belgiëlaan een waterbergingstekort aanwezig is. Bij hevige regenval kunnen er wateroverlastsituaties optreden vanuit het watersysteem. Er bestaat dus de noodzaak om in het noorden van het plangebied waterberging in de vorm van sloten, watergangen of andere vormen van waterberging te realiseren.

Riolering

In toekomstige situaties wordt er in het plangebied waar het kan een gescheiden rioolstelsel aangelegd en worden verharding afgekoppeld van de bestaande riolering.

Conclusie

Het bestemmingsplan is een op hoofdlijnen behoudend plan. De toekomstige situatie wijkt alleen op detailniveau af van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die gelden op basis van de bestemmingsplannen die dit bestemmingsplan vervangt. Dit betekent dat er door de vaststelling van dit bestemmingsplan geen veranderingen in de waterhuishouding optreden (behoudens afkoppelen). Wel moet er altijd worden ingegaan op kansen voor verbetermaatregelen (vergroting waterberging) van het oppervlaktewatersysteem indien die zich voordoen.

4.15 (vormvrije) m.e.r.-beoordeling     

Beleidskader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Relevantie plangebied

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg is een hoofdzakelijk consoliderend bestemmingsplan, zonder (planologisch) nieuwe ontwikkelingen. In dit bestemmingsplan wordt dan ook niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten.Het opstellen van een aanmeldnotitie is niet noodzakelijk.

Conclusie

In voorliggend bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Er wordt daarmee voldaan aan de wettelijke verplichtingen hieromtrent.

Hoofdstuk 5 VISIE OP HET PLANGEBIED     

5.1 Behoud en versterking bestaande kwaliteiten     

De visie op het plangebied bestaat uit behoud en waar mogelijk versterking van bestaande kwaliteiten in het gebied. Deze kwaliteiten zijn in de voorgaande hoofdstukken aan bod gekomen en bestaan samengevat uit:

  • Landschapsbeleving:

De prettige beleving van dit deel van de groene zoom wordt voor een belangrijk deel bepaald door de aanwezige ruimtelijke karakteristiek en de aanwezige cultuurhistorische waarden. Waaronder onder andere de landschappelijke kwaliteit van het karakteristieke veenweidelandschap met de wijdse uitzichten waardoor een intense beleving van de wijdsheid in het gebied mogelijk is. Maar ook de cultuurhistorische waarde van de (dijk) Schalkwijkerweg met de gevarieerde lintbebouwing, met doorzichten tussen de bebouwing door en richting molens, en het Spaarne, met jaagpad. En de waterhuishouding, met de Schalkwijkerweg als karakteristieke dijk en typerende polderpatronen van het veenweidelandschap.

  • Stedelijk uitloopgebied:

De routes via Schalkwijkerweg en Jaagpad verzorgen tevens de recreatieve aantrekkelijkheid van de groene zoom. In het plangebied is het mogelijk gevarieerd te recreëren, van intensieve sport tot wandelen in het park en fietsen in de polder. De groene zoom, oorspronkelijk ingericht als uitloopgebied voor de inwoners van Schalkwijk, heeft ondertussen een waarde voor heel Haarlem gekregen, als schakel van de stad naar Spaarnwoude.

De recreatieve waarde van de Spaarne-oevers wordt in navolging op diverse beleidsdocumenten ook in dit bestemmingsplan onderschreven. Verschillende aspecten kunnen bijdragen aan het versterken van de recreatieve functie van de Spaarne-oevers. Het in stand houden en daar waar mogelijk doortrekken van het Jaagpad is uitgangspunt. Verder is het van belang doorzichten te creëren vanaf het Jaagpad en/of de Schalkwijkerweg naar het Spaarne. Bij herontwikkeling van aan het Spaarne gelegen locaties zal dit dan ook uitgangspunt zijn. Uitgangspunt is het respecteren van de vergunde situatie ten aanzien van de woonschepen, maar in het kader van het bestemmingsplan wel flexibiliteit te bieden ten aanzien van de exacte situering.

  • Woonkwaliteit:

De landschappelijke kwaliteiten zorgden in de loop der jaren voor functieverandering en verdichting met woningen langs de Schalkwijkerweg. De lintbebouwing draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Deze kwaliteit is ook kwetsbaar. Het bestemmingsplan maakt verdere verdichting van het lint niet mogelijk. Dit is passend binnen gemeentelijk en provinciaal beleid.

  • Groene en natuurwaarden:

De ligging in landelijk gebied en de aanwezigheid van groen en water zorgen voor mogelijkheden voor een brede natuurontwikkeling in dit gebied, bijvoorbeeld in de Verenigde Groote en Kleine polders, rond de Schouwbroekerplas en langs het jaagpad.

Bovenstaande kwaliteiten kunnen slechts beperkt via het bestemmingsplan beschermd of geborgd worden. Een bestemmingsplan ziet immers alleen op bouw- en gebruiksmogelijkheden toe. Ongewenste bebouwing of ongewenste functies worden daarom geweerd uit het gebied. Versterking is complexer, omdat het bestemmingsplan alleen faciliteert (toelatings- en uitnodigingsplanologie) en partijen in het gebied niet verplicht tot verbetering van bijvoorbeeld de natuurwaarden.

Duidelijk is wel dat de kwaliteiten ervoor zorgen dat er zeer diverse belangen in het gebied spelen en de kunst is om hierin een juiste balans te vinden.

Deze visie op het landschap heeft geleid tot een bestemmingsplanregeling die het karakteristieke landschap op een passende wijze beschermt. Ruimtelijke ontwikkelingen worden, naast de bepalingen in dit bestemmingsplan, getoetst aan de Kaart ruimtelijke karakteristiek en de Kaart monumenten en cultuurhistorische waarden. Naast de aangewezen monumenten worden in het plan karakteristieke panden aangewezen en beschermd.

5.2 Geen nieuwe planologische (bouw)mogelijkheden     

Dit bestemmingsplan staat geen nieuwe planologische (bouw- en gebruiks-) mogelijkheden toe ten opzichte van de vorige bestemmingsplannen (zie paragraaf 1.3). Geldende planologische regelingen) en verleende omgevingsvergunningen. De planologische ruimte die de vorige bestemmingsplannen boden voor bijvoorbeeld bedrijfuitbreidingen is wel gehandhaafd (zie ook hieronder het kopje Wijzigingsbevoegdheden). Die mogelijkheden vallen immers onder de bestaande c.q. verworven bouw- en gebruiksrechten. Ook verleende ontheffingen, afwijkingen, vrijstellingen en (omgevings-)vergunningen zijn uiteraard als bestaande rechten in dit bestemmingsplan overgenomen.

Toekomstige veranderingen blijven mogelijk

Dit neemt echter niet weg dat het in de toekomst voor een initiatiefnemer mogelijk blijft om via een aparte ruimtelijke procedure (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning of nieuw bestemmingsplan) ontwikkelingen in het gebied tot stand te brengen, mits dat maar voldoende onderzocht en voldoende gemotiveerd wordt.

Wijzigingsbevoegdheden geactualiseerd

Op een aantal locaties in het plangebied zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hier zijn in de planperiode van 10 jaar planologische wijzigingen mogelijk. Een wijzigingsbevoegdheid is een bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan op afgebakende onderdelen te wijzigen. In dat geval wordt een zogenaamd wijzigingsplan opgesteld (een variant van het bestemmingsplan) en een wijzigingsprocedure doorlopen (met daarbij ook de mogelijkheid om een zienswijze over de plannen in te dienen).

De wijzigingsbevoegdheden uit de vorige bestemmingsplannen zijn getoetst op haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Dit heeft er toe geleid dat bestaande wijzigingsbevoegdheden gehandhaafd blijven. Ze komen hieronder per deelgebied aan bod.

De wijzigingsbevoegdheid komt overigens niet terug in de Omgevingswet. Onder de Omgevingswet wordt de wijzigingsbevoegdheid wel onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen echter op basis van de Omgevingswet geen wijzigingsplan of uitwerkingsplan meer vaststellen. Wél kan er een vergunning verleend worden voor een binnenplanse omgevingsactiviteit, als deze past binnen de kaders van de wijzigingsbevoegdheid. Dus als deze past in de wijzigingsbevoegdheid in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Dit regelt artikel 22.32 (bruidsschat).

Burgemeester en wethouders hebben hierbij beslissingsruimte. Zij zijn dus niet verplicht tot het verlenen van de vergunning. Het college toetst hierbij ook aan de instructieregels, instructies en voorbereidingsbesluiten. Dit regelen de artikelen 22.32 lid 2 en 22.33 bruidsschat. Ook toetst het college of het bouwplan uit oogpunt van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aanvaardbaar is. Dit is in lijn met de jurisprudentie onder de Wet ruimtelijke ordening dat bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid de goede ruimtelijke ordening werd beoordeeld.  

Wijzigingsgebied 1 (Zuid Schalkwijkerweg 36a)

Het Davo-terrein heeft conform het huidige gebruik een bestemming Bedrijfsdoeleinden, hoveniersbedrijf voorzien van een aanduiding waardoor wonen is uitgesloten. Bij beëindiging van deze functie is het wenselijk om ook hier watergebonden bedrijvigheid te realiseren, in aansluiting op de omgeving en passend bij de ligging aan het Spaarne. Daartoe is een wijzigingsbevoegdheid naar Bedrijfsdoeleinden – jachthaven opgenomen ten behoeve van de realisatie van een jachthaven en/of jachtwerf. Andere bedrijvigheid zien wij bij voorkeur op een regulier bedrijventerrein en niet in de groene zoom.

Wijzigingsgebied 2 (Zuid Schalkwijkerweg 51)

Zuid Schalkwijkerweg 51 heeft op dit moment een agrarische bestemming inclusief agrarisch bouwvlak. Mocht sprake zijn van bedrijfsbeëindiging dan is het niet aannemelijk dat op het agrarische bouwperceel nog sprake kan zijn van een agrarisch bedrijf, zonder bijbehorend weiland. Met de wijzigingsbevoegdheid kan het agrarisch bouwperceel gewijzigd worden ten behoeve van een reguliere woonfunctie. Het aantal woningen in het gebied neemt hierdoor niet toe.

Wijzigingsgebied 3 (Schouwbroekerplas)

De oevers van de Schouwbroekersplas hebben door de geisoleerde ligging belangrijke natuurwaarden gekregen. Conform de ontwikkelvisie voor de Schouwbroekerplas biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om deze voormalige zandwinput her in te richten in de eerste plaats ten behoeve van vormen van recreatie en natuur, met een bescheiden programma van bepaalde woonvormen. Concrete randvoorwaarden voor een eventuele ontwikkeling zijn opgenomen in de wijzigingsregels. Er is een directe relatie tussen noodzakelijke sanering en ontwikkelingsmogelijkheden in het gebied.

Wijzigingsgebied 4 (Herinrichting sportpark Noord Schalkwijkerweg)

In het bestemmingsplan is het sportgebied opgenomen conform huidig gebruik: de bestemming Recreatieve doeleinden, sportpark. In het zuidelijke deel van het park ligt een wijzigingsgebied, globaal het gebied waar nu tijdelijke schoolhuisvesting aanwezig is, en 'tuinen'. In dit gebied mogen maximaal 90 grondgebonden woningen, ruimte voor parkeerplaatsen voor de bewoners en het sporten, alsmede een interne ontsluitingsroute worden toegevoegd. Dit kan alleen indien nader onderzoek in het kader van een afweging van sport-, bewoners- , financiële- en volkshuisvestingsbelangen aantoont dat de sportruimte verkleind kan worden.

De actualiteit van deze wijzigingsbevoegdheid wordt op dit moment onderzocht in de Gebiedsvisie Spaarnepark. In afwachting van de definitieve uitwerking van de gebiedsvisie is de huidige wijzigingsbevoegdheid gehandhaafd. Op basis van de wijzigingsbevoegdheid kan een nieuw centrale ontsluitingsroute gerealiseerd worden inclusief nieuwe parkeerplaatsen in dit zuidelijk deel. De Noord Schalkwijkerweg wordt dankzij deze nieuwe ontsluitingsroute ontlast en blijft alleen voor bestemmingsverkeer en langzaam verkeer toegankelijk. Dit kan het recreatieve en natuurlijke karakter en de kwaliteit van de Noord Schalkwijkerweg ten goede komen.

Toekomstige veranderingen blijven mogelijk

Het consoliderend karakter van het bestemmingsplan neemt niet weg dat het in de toekomst voor een initiatiefnemer mogelijk blijft om via een aparte ruimtelijke procedure (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning of omgevingsplan) ontwikkelingen in het gebied tot stand te brengen, mits dat maar voldoende onderzocht en voldoende gemotiveerd wordt.

5.3 Flexibiliteit inrichting openbare ruimte     

Binnen de op de verbeelding opgenomen bestemmingen Verkeer en Groen bestaat ruimte om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Ter bescherming van de parken en groenvoorzieningen is ervoor gekozen terughoudend te zijn qua bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming verkeer is ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen), goede inrichting voor fietsers en voetgangers, goede en voldoende parkeervoorzieningen, verkeersremmende maatregelen in woonstraten (drempels, 30-km/u-zones), bermen, water en aanleg van kleine groen- en speelvoorzieningen.

Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten gebruik, veiligheid en beeldkwaliteit samengaan, zoals vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Het groen in dit gebied maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur van Haarlem. Groengebieden binnen deze structuur mogen niet verder worden bebouwd of verhard en het huidige oppervlak groen dient minimaal gelijk te blijven en de bestaande kwaliteit dient te worden behouden (of zo mogelijk te worden verbeterd).

Met de ligging naast het Spaarne maken de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg ook onderdeel uit van het Spaarnelandschap. Voor het beweegvriendelijk maken van de stad en het vrijmaken van ruimte om de recreëren wordt dit landschap versterkt.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN     

6.1 Inleiding     

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem.

Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

6.2 Juridische planopzet     

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in 4 hoofdstukken uiteen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

6.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.



Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.

6.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels     

6.2.2.1 Bestemmingen     

Artikel 3 Agrarisch

De bestemming 'Agrarisch' regelt het bestaande gebruik van de gronden van de bestaande agrarische bedrijven in het plangebied. De gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig het huidige gebruik. Ook de bestaande bouwmogelijkheden zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Wonen is uitsluitend toegestaan in de op de verbeelding aangeduide bedrijfswoningen. Er wordt niet voorzien in een uitbreiding van het aantal bestaande bedrijfswoningen.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

De bestemming 'Agrarisch' regelt het bestaande gebruik van de gronden van de bestaande agrarische bedrijven in het plangebied. De gronden mogen worden gebruikt overeenkomstig het huidige gebruik. Ook de bestaande bouwmogelijkheden zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Wonen is uitsluitend toegestaan in de op de verbeelding aangeduide bedrijfswoningen. Er wordt niet voorzien in een uitbreiding van het aantal bestaande bedrijfswoningen.

Artikel 5 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is bedoeld voor bestaande bedrijfsgebouwen of gronden die uitsluitend zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende voorzieningen. Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn eveneens bedrijven mogelijk. Per bedrijf zijn voor zover ruimtelijk mogelijk en wenselijk uitbreidingen toegestaan.

Bestaande nutsgebouwen met een oppervlakte groter dan 10 m2 zijn bestemd als Bedrijf met de aanduiding (nv) nutsvoorziening. Kleinere nutsvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen andere bestemmingen.

Wonen is uitsluitend toegestaan in de op de verbeelding aangeduide bedrijfswoningen.

Artikel 6 Cultuur en ontspanning

De bestemming 'Cultuur en ontspanning' wordt gebruikt voor de twee cultuurhistorisch waardevolle molens in dit gebied. Binnen deze bestemming zijn met een binnenplans afwijkingsbesluit (ondergeschikte) voorzieningen mogelijk zoals (kleinschalige) horeca en (kleinschalige) detailhandel.

Artikel 7 Gemengd - 1

Deze bestemming geldt met name voor gebouwen in gebieden waar hoofdzakelijk wordt gewoond en waar op de begane grond zowel wonen als kleinschalige uitwisselbare functies zijn toegestaan. Op de begane grond zijn naast wonen ook bepaalde vorm van bedrijvigheid en niet-publieksgerichte dienstverlening mogelijk. Dergelijke functies trekken over het algemeen nauwelijks tot geen publiek aan. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan.

Artikel 8 Groen

De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Bermen en bomen langs wegen maken deel uit van de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' zijn werken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie toegestaan, waaronder nutsgebouwtjes, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, lichtmasten, reclameborden en bouwwerken geen gebouw zijnde zoals fietsenrekken. De oppervlakte van gebouwen mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m2 en de hoogte niet meer dan 3 meter. Binnen de bestemming 'Groen' zijn speelvoorzieningen toegestaan tot x meter hoog en is ruimte voor waterlopen, zoals slootjes.

Artikel 9 Maatschappelijk

De bestemming “maatschappelijk” wordt gehanteerd voor bestaande bouwwerken of gronden die geheel gebruikt worden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, zorg- en welzijn, religie of maatschappelijke opvang.

Er zijn maatschappelijke activiteiten die qua schaal en/of hinder voor de omgeving (geluid, parkeren) maatwerk verlangen. Het maatwerk vindt altijd plaats door middel van een aanduiding binnen de bestemming maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn alleen de specifiek in de regels aangegeven activiteiten toegestaan zoals kinderdagverblijf, asielzoekerscentrum, verslaafdenzorg, begraafplaatsen, dierenasiel, justitiële inrichtingen, ziekenhuizen. Van deze activiteiten komt alleen [functie xxx] voor in het plangebied.

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk'' zijn zorgwoningen opgenomen. Onder een zorgwoning wordt verstaan: een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één of meer personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 10 Natuur

De bestemming 'Natuur' betreft voor een groot deel gronden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur. Extensieve vormen van agrarisch medegebruik, bijvoorbeeld voor het weiden van schapen en koeien als vorm van natuurbeheer zijn hier mogelijk. Door het gebied lopen enkele onverharde voetpaden. Deze worden behouden en zijn bedoeld voor extensieve dagrecreatie gericht op natuurbeleving. Uitbreiding van het aantal voetpaden is niet gewenst. Wel is in de regels de mogelijkheid voor een voet-, fiets-, en ruiterpad ter verlenging van het bestaande Jaagpad opgenomen, zoals deze reeds is opgenomen in de van toepassing zijnde bestemming Landschappelijke doeleinden, recreatieve waarden in het vigerende bestemmingsplan Schalkwijkerweg december 2009.

De gronden met de bestemming 'Natuur' mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouw zijnde tot een hoogte van 1 meter. Gedacht kan worden aan bouwwerken die noodzakelijk zijn voor beheer van de natuurgebieden zoals hekwerken. Voor bepaalde werkzaamheden is een omgevingsvergunning noodzakelijk als extra bescherming van de landschappelijke en/of natuurwaarden. Zo is er ter bescherming van het vogelweidegebied specifiek een omgevingsvergunning voor werken (voorheen: omgevingsvergunning) vereist voor het planten van diepwortelende beplantingen en bomen.

Artikel 11 Recreatie

De bestemming 'Recreatie' is bedoeld voor recreatieve activiteiten en voorzieningen. Op de verbeelding is een bouwvlak met een bebouwingspercentage en bouwhoogte of goothoogte aangegeven zodat binnen de bestemming de flexibiliteit bestaat voor de situering van de bebouwing. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan (zoals overdekte fietsenstallingen), mits deze ten dienste van de bestemming 'Recreatie' worden opgericht en gebruikt.

Artikel 12 Sport

De bestemming 'Sport' is bedoeld voor sportieve activiteiten en sportvoorzieningen. Op de verbeelding is een bouwvlak met een bebouwingspercentage en bouwhoogte of goothoogte aangegeven zodat binnen de bestemming de flexibiliteit bestaat voor de situering van de bebouwing. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan (zoals overdekte fietsenstallingen), mits deze ten dienste van de bestemming 'Sport' worden opgericht en gebruikt. Ten behoeve van de aan de hoofdbestemming ondergeschikte en daarmee verbonden eventuele horeca en detailhandel is het onder deze bestemming toegestaan tot een maximum van 20 procent van de bruto vloeroppervlakte te gebruiken ten behoeve van deze activiteiten.

Rond de Olympiahal gelden beperkingen voor het gebruik van een geluidsinstallatie, conform de geldende vergunning. Het groene karakter van het plangebied wordt ten behoeve van de landschappelijke waarden zoveel mogelijk beschermd door de opgenomen groenbestemmingen enerzijds en de verschillende tuinbestemmingen anderzijds (zie verbeelding en regels).

Artikel 13 Tuin - 1

De op de verbeelding voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Binnen deze bestemming zijn slechts erkers, tuinen en verhardingen toegestaan. Onder voorwaarden kunnen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden toegestaan zoals erfafscheidingen en vlaggenmasten. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw zoals een berging kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan met name bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.

Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin - 1' is slechts toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.

Artikel 14 Tuin - 2

De op de verbeelding voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Deze bestemming komt met name voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogeheten erven. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin - 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². De hoogte van de aan- en uitbouwen mogen tot 4 meter hoog en losse bijgebouwen tot 3 meter hoog. Dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen tenzij er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen.

Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin - 2' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.

Artikel 15 Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn groen-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder nutsvoorzieningen, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins, verkeers- en lichtmasten, reclameborden en bouwwerken geen gebouw zijnde zoals fietsenrekken. Tenzij anders aangegeven op de verbeelding mag de hoogte van gebouwen niet meer bedragen dan 3 meter en mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 10 m2.

Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen).

Artikel 16 Water

De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, verkeer over water, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behoudens waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven. Woonschepen zijn uitsluitend toegestaan op ligplaatsen waar deze specifiek op de verbeelding zijn aangeduid.

Voor het oprichten van een steiger groter dan 5 m2 is een omgevingsvergunning van de gemeente én een keurvergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland nodig.

Artikel 17 Wonen

De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor wonen worden gebruikt. Op enkele plaatsen is (beperkte) uitbreiding van de bestaande woningen toegestaan. Daarnaast is wonen mogelijk binnen de bestemmingen Gemengd 1.

Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de bestemming Wonen toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2. Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Voorts is gastouderopvang breakfast toegestaan.

6.2.2.2 Dubbelbestemmingen     

Artikel 18 Leiding - Gas 

Gasleidingen zijn op de verbeelding aangeduid als dubbelbestemming 'Leiding - Gas' veiligheidsstrook ter breedte van 4 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. Deze dubbelbestemming is leidend ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd. Voor bepaalde werken is een omgevingsvergunningstelsel ten behoeve van werken (voorheen omgevingsvergunningstelsel) opgenomen.

Artikel 19 Leiding – Water

In het zuiden van de planlocatie, tegen Molenwijk aan, is een afvalwatertransportleiding aanwezig. Met een veiligheidsstrook ter breedte van 2,5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. Deze dubbelbestemming is leidend ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd. Voor bepaalde werken is een omgevingsvergunningstelsel ten behoeve van werken (voorheen omgevingsvergunningstelsel) opgenomen.

Artikel 20 Waarde – Archeologie (dubbelbestemming)

De aanwezige archeologische verwachtingswaarden krijgen bescherming door het toekennen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

Het bestemmingsplan houdt rekening met de (voorlopige) Archeologische Beleidskaart Haarlem. In het plangebied komen de categorieën 2a en 2b, 5a en 5b en 6 voor.

Categorie 2a

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een hoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 50 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Categorie 2b

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een hoge archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 50 m² en groter en die dieper gaan dan 150 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Categorie 5a

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een lage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 2.500 m² en groter en die dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Categorie 5b

In de gebieden die tot deze categorie behoren geldt een lage archeologische verwachting. Voor deze categorie geldt dat bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van 2.500 m² en groter en die dieper gaan dan 150 cm beneden maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport moet worden overlegd bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.

Categorie 6

Binnen de gemeente bevinden zich zones waar geen kans op het aantreffen van archeologische waarden bestaat, aangezien de bodem ter plaatse tot onder het archeologisch niveau is verstoord.

Voor deze gebieden gelden geen restricties met betrekking tot de archeologie.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

De binnen de bestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden. Het betreft het plangebied ten zuiden van de Europaweg, waar nog oorspronkelijk veenweidegebied aanwezig is. Voor deze bestemming geldt voor bepaalde activiteiten en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken (voorheen: omgevingsvergunningenstelsel).

De begrenzing van deze dubbelbestemming komt overeen met de begrenzing van het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) Spaarnwoude en omgeving.

Artikel 22 Waarde - Groeiplaats monumentale boom

In het bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' inclusief een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Binnen deze dubbelbestemming is geen nieuwe bebouwing mogelijk. Er kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het verbod om te bouwen indien uit een zogenaamde groentoets blijkt dat de groeiplaats van de boom niet onevenredig wordt aangetast.

Daarnaast is voor een aantal werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (omgevingsvergunning) vereist.

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, dan wel de dubbelbestemming toe te voegen. Het verwijderen van de dubbelbestemming kan alleen als de bescherming van de groeiplaats niet langer nodig is of er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Het toevoegen is mogelijk indien bomen de monumentale bestemming hebben verkregen nadat het bestemmingsplan is vastgesteld.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

De in het gebied voorkomende regionale waterkering(en) en bijbehorende voorzieningen vallen onder deze bestemming. Hierbij dient de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland in acht te worden genomen. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van de regionale waterkering(en) binnen het plangebied. Uitsluitend 'bouwwerken geen gebouw zijnde' voor de regionale waterkering zijn toegestaan. Om te kunnen bouwen overeenkomstig de andere ter plaatse geldende bestemmingen is een omgevingsvergunning vereist.

6.2.2.3 Nadere eisen     
(Dubbel)bestemming: Nadere eisen ten aanzien van:
Tuin - 2 situering

afmetingen bebouwing
Waarde - Archeologie situering

de inrichting van de gronden

het gebruik van de gronden
Waarde - Cultuurhistorie situeringafmetingen bebouwing
Algemene bouwregels plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing
Algemene afwijkingsregels situering

Binnen bovenstaande bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om nadere eisen te stellen aan de bouw- en gebruiksregels.

Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Zie voor de omschrijving van deze criteria hieronder bij paragraaf 6.2.2.4.

6.2.2.4 Afwijken van de bouwregels     
(Dubbel)bestemming: Afwijking ten behoeve van:
Agrarisch hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde

tweede bedrijfswoning
Agrarisch met waarden hoogtebepaling ten behoeve van andere bouwwerken voor de waterhuishouding
Groen bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouw zijnde
Natuur hoogtebepaling ten behoeve van andere bouwwerken voor de waterhuishouding

hoogte van erfafscheidingen

realisatie van een bijgebouw

realisatie van meer dan 3 ha moeras
Sport maatvoering van bouwwerken geen gebouwen zijnde

hoogte van bijgebouwen
Tuin - 1 bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde
Tuin - 2 bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Leiding - Gas afwijken ten behoeve van de secundaire bestemming
Leiding - Water afwijken ten behoeve van de secundaire bestemming
Waarde - Cultuurhistorie afwijken ten behoeve van de secundaire bestemming
Algemene bouwregels situering en afmetingen dakkapel

Binnen bovenstaande bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde bouwregels af te mogen wijken. Daarnaast is binnen de bestemmingen Tuin -1 en Tuin – 2 een afwijkingsbevoegdheid gebruik opgenomen ten behoeve van het parkeren.

Criteria bij afwijken van bouwregels of gebruiksregels:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. bezonning en privacy van de omwonenden;
  3. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  4. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.
  5. de verkeerssituatie ter plaatse;
  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  7. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het in stand houden dan wel tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
  • behoud dan wel versterken van de aanwezige trends.

Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen, dakkapellen of dakterrassen en dergelijke (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  • de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • de Nota Dak;
  • de aanwezigheid van ensembles en seriebouw.

De verkeerssituatie ter plaatse

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe- of afname van parkeren en de doorstroming.



De privacy en bezonning van de omwonenden

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden dan wel tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naar mate de invloed van het betreffende gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden.

De cultuurhistorische waarden en ruimtelijke karakteristiek

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en ruimtelijke karakteristiek, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden dan wel versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijk architectuurhistoricus, dan wel uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  1. de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  2. de Nota Dak;
  3. de parcellering;
  4. de aanwezigheid van ensembles en seriebouw;
  5. bijlage 2 en 3 bij de regels van het bestemmingsplan.

De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de brandveiligheid en rampenbestrijding, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

De privacy en bezonning van de omwonenden

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden dan wel tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naar mate de invloed van het betreffende gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden.

6.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels     

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.

Artikel 25 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn de regels voor het bouwen van gebouwen, dakopbouwen, aan- en uitbouwen etc. gedetailleerd vastgelegd.

Voor de bescherming van de aanwezige ruimtelijke karakteristiek en de cultuurhistorische waarden in het gebied zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en bebouwingsbeeld.
  2. Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende gebouwen. Deze zijn op de verbeelding respectievelijk aangegeven als orde 1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen);
  3. Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) dienen specifieke waarden van het pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving (bijlage 2) binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap de voorkeur.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

In de 'Algemene gebruiksregels' is een koppeling opgenomen tussen de bestemmingsplanregels en de “Beleidsregels parkeernormen” van de gemeente Haarlem. De parkeernormen die zijn opgenomen in de gemeentelijke beleidsregels worden via deze zogeheten dynamische verwijzing van toepassing verklaard op dit bestemmingsplan. Het voordeel daarvan is dat het niet nodig is om het bestemmingsplan te wijzigen wanneer er behoefte is aan het wijzigen van de parkeernormen. Het wijzigen van de “Beleidsregels parkeernormen” volstaat daarvoor. Die gemeentelijke beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen. Ook gaan de beleidsregels in op de mogelijkheden om af te wijken van de geldende parkeernormen. Als er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend voor een ontwikkeling waardoor de parkeerbehoefte wijzigt, zal getoetst worden aan de “Beleidsregels parkeernormen” zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Daarnaast zijn in dit artikel algemene regels opgenomen over ongewenst gebruik van gronden die in alle gevallen gelden.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 Veiligheidszone – lpg

In dit artikel zijn beperkende regels voor wat betreft het gebruik van de gronden opgenomen vanwege de veiligheidszone rond het lpg-vulpunt.

27.2 Veiligheidszone – niet-gesprongen explosieven

In dit artikel zijn beperkende regels voor wat betreft het gebruik van de gronden vanwege de mogelijk in het plangebied aanwezige Niet-gesprongen explosieven.

27.3 Vrijwaringszone – molenbiotoop

In dit artikel zijn beperkende regels voor wat betreft de hoogte van nieuwe bouwwerken en gebouwen opgenomen vanwege de in het plangebied aanwezige molen (zogenoemde molenbiotoop). In paragraaf 4.1.3 wordt nader ingegaan op de achtergrond van deze molenbiotoop. Met de aanduidingsregels wordt gewaarborgd dat bij de bouw van bouwwerken rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop. In een aantal gevallen is het uitsluitend mogelijk om te bouwen met een afwijking, waarbij rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop. Dit wordt ter advisering aan een deskundige voorgelegd.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de grootschalige basiskaart Haarlem (GBKH), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, in het kader van nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschreidend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering of een andere functie van bouwwerken.

Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.

Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.

Artikel 29 Wijzigingsregels

Wetgevingszone - Wijzigingsgebied 1 (Zuid Schalkwijkerweg 36a)

Het Davo-terrein heeft conform het huidige gebruik een bestemming Bedrijfsdoeleinden, hoveniersbedrijf voorzien van een aanduiding waardoor wonen is uitgesloten. Bij beëindiging van deze functie is het wenselijk om hier ook watergebonden bedrijvigheid te realiseren. Daartoe is een wijzigingsbevoegdheid naar Bedrijfsdoeleinden - jachthaven opgenomen ten behoeve van de realisatie van een jachthaven en/of jachtwerf.

Wetgevingszone - Wijzigingsgebied 2 (Zuid Schalkwijkerweg 51)

In het verlengde van de wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om de bestemming Landschappelijke Doeleinden, weide te wijzigen ten behoeve van natuurontwikkeling, kan in het bestemmingsplan het agrarische bouwperceel gewijzigd worden ten behoeve van een reguliere woonfunctie. Mocht namelijk sprake zijn van bedrijfsbeëindiging dan is het niet aannemelijk dat op het agrarische bouwperceel nog sprake kan zijn van een agrarisch bedrijf, zonder bijbehorend weiland. Voor het bestemmingsplan is dit in ieder geval geen uitgangspunt.

Wetgevingszone - Wijzigingsgebied 3 (Schouwbroekerplas)

Conform de ontwikkelvisie voor de Schouwbroekerplas biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om deze voormalige zandwinput her in te richten in de eerste plaats ten behoeve van vormen van recreatie en natuur, met een bescheiden programma van bepaalde woonvormen . Een herinrichting van de plas zelf door middel van gedeeltelijke demping behoort tot de mogelijkheden. Wel zal het gedempte wateroppervlak gecompenseerd moeten worden. Alvorens gebruik gemaakt kan worden van de wijzigingsbevoegdheid is een zorgvuldige onderbouwing nodig van de financiële en milieutechnische haalbaarheid. De vervuiling is bepalend voor de wijze waarop het gebied ingericht en ontwikkeld kan worden. Indien kwetsbare en beperkt kwetsbare functies geprojecteerd worden binnen de 150 meter contour rond het LPG-vulpunt, dient het groepsrisico bepaald te worden en dient verantwoord te worden of een toename van het risico aanvaardbaar is. Concrete randvoorwaarden voor een eventuele ontwikkeling zijn opgenomen in de regels

Wetgevingszone - Wijzigingsgebied 4 (Herinrichting sportpark Noord Schalkwijkerweg)

In het bestemmingsplan is het sportgebied opgenomen conform huidig gebruik: de bestemming Recreatieve doeleinden, sportpark. Rondom het zuidelijk deel is een 'bolletjesgrens' gelegd, die het gebied aanduidt van de wijzigingsbevoegdheid (met binnen die grens de toevoeging IV die naar de voorschriften verwijst). Binnen die bolletjesgrens kan toegevoegd worden: woningbouw met een maximum van 90 grondgebonden woningen, ruimte voor parkeerplaatsen voor de bewoners en het sporten, alsmede de interne ontsluitingsroute. Dit kan alleen indien nader onderzoek in het kader van een afweging van sport-, bewoners- , financiële- en volkshuisvestingsbelangen aantoont dat de sportruimte verkleind kan worden. Zodra en indien deze sportruimte verkleind kan worden, kan vanaf de Belgiëlaan een nieuw centrale ontsluitingsroute gerealiseerd worden inclusief nieuwe parkeerplaatsen in dit zuidelijk deel. De rest van het gebied blijft hierdoor zoveel mogelijk vrij van autoverkeer en verharding. Tevens wordt daarmee de bestaande Olympia-sporthal en bijbehorend parkeerterrein via interne verkeersafwikkeling toegankelijk. De Noord Schalkwijkerweg wordt dankzij deze nieuwe ontsluitingsroute ontlast en blijft alleen voor bestemmingsverkeer en langzaam verkeer toegankelijk. Dit kan het recreatieve en natuurlijke karakter en de kwaliteit van de Noord Schalkwijkerweg ten goede komen

Artikel 30 Overige regels

In dit artikel is een regeling opgenomen waarmee wordt gewaarborgd dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.

6.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels     

Artikel 31 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.

Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.

Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.

Artikel 32 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

6.3 Bijlagen bij de regels     

6.3.1 Zoneringslijst     

De Zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk

type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten Zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Zoneringslijst verloopt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.

Milieuzonering is het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De in het gebied voorkomende activiteiten zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande werkfuncties die een hogere milieucategorie hebben dan het bestemmingsplan toelaat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. De milieuhinder van de bedrijfsfuncties moet passen binnen de voor het gebied geldende categorieën van de zoneringslijst. Bedrijven met een hogere milieuhindercategorie zijn slechts toegestaan waar dat nader is aangeduid op de verbeelding.

6.3.2 Monumenten en cultuurhistorische waarden     

Monumenten en cultuurhistorische waarden zijn gevisualiseerd in bijlage 2.

De monumenten en orde-2 panden kennen een beschermend regime.

Spaarne, Jaagpad en Schalkwijkerweg zijn lange lijnen in het gebied. Lange lijnen zijn op het niveau van de stad en de regio verbindende historische structuren. De lijnen geven de stad samenhang en herkenbaarheid en zorgen voor oriëntatie. De lijnen hebben een historische betekenis.

De lange lijnen zijn fysieke ruimten inclusief de direct aanliggende bebouwing. Een hoofdrol is weggelegd voor de continuïteit van de lijn, die vaak wordt versterkt door bomenlanen en groen. De gebouwen erlangs geven maat, schaal en betekenis, en houden het historisch karakter afleesbaar. Alle lange lijnen met aanliggende bebouwing worden hoog gewaardeerd.

Bijlage 2, de kaart Monumenten en cultuurhistorische waarden, beschrijft de cultuurhistorische waarden van het landschap. Ook zijn de monumenten en orde-2 panden op de kaart (indicatief) aangeduid. Ruimtelijke ontwikkelingen worden hieraan getoetst.

6.3.3 Ruimtelijke karakteristiek     

De visuele kwaliteit in dit deel van de groene zoom wordt in belangrijke mate bepaald door de openheid van (vooral het zuidelijke deel van) het gebied en het zicht vanaf de Zuid Schalkwijkerweg op de stadsrand van Schalkwijk en op het Spaarne. Met name daar waar het veenweidegebied direct grenst aan de Zuid Schalkwijkerweg is het uitzicht zeer fraai. Extra bebouwing en beplanting in dit gebied kan deze openheid en de daarbij behorende landschappelijke kwaliteit negatief beïnvloeden.

Bijlage 3, de kaart Ruimtelijke karakteristiek, beschrijft de 'landschapsbeleving' met de verschillende 'doorzichten/zichtlijnen' en 'uitzichtpunten' en karakteristieke landschappelijke patronen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden hieraan getoetst.

6.4 Hoofdopzet verbeelding     

6.4.1 Inventarisatie plangebied     

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.

De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen ten behoeve van de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:

  • er zijn meerdere locatiebezoeken gebracht aan het plangebied door de kerngroep(leden) om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
  • waar nodig is er een analyse gemaakt van de luchtfoto's uit 2011 en de 360° foto's zoals beschikbaar via het gemeentelijke interne informatienetwerk Stroomlijn;
  • het gemeentelijke bouwarchief geraadpleegd met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.

Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding en in de regels zijn vastgelegd.

6.4.2 Opbouw verbeelding     

De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:

  • de bestemmingen;
  • de dubbelbestemmingen;
  • aanduidingen.

Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.

De enkelbestemmingen

Op de verbeelding zijn in verschillende kleuren de bestemmingen weergegeven. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. In de regels is per bestemming aangegeven wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die betreffende bestemming. Voorbeelden van veel voorkomende bestemmingen zijn: agrarisch, groen, verkeer, wonen. Soms worden ook verzamelbestemmingen toegepast waarbinnen een grotere diversiteit aan functies mogelijk is, zoals gemengd. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.

De dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan veelal een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen.

Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Zo is de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gericht op de bescherming van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op de bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond. Een andere dubbelbestemming is die voor diverse typen grotere leidingen, zoals 'Leiding - gas' of 'Leiding - water', die worden opgenomen ter bescherming van de betreffende (hoofdtransport)leidingen. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.

Aanduidingen

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming nader of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP) opgenomen:

  1. bouwvlakken;
  2. functieaanduidingen;
  3. bouwaanduidingen (zie ook 6.4 hoofdopzet waarderingskaart);
  4. maatvoeringen;
  5. figuren;
  6. gebiedsaanduidingen.

1. Bouwvlakken

Bouwvlakken zijn een essentieel onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen veelal ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt echter vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waar er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.

In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het vigerend beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.

2.Functieaanduidingen

Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van het gebruik. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om de betreffende functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking.

Voorbeelden van functieaanduidingen in het plan zijn 'bedrijfswoning', 'parkeerterrein' en volkstuin'.

3. Bouwaanduidingen

Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van de bouwmogelijkheden. Het is daarbij gewoonlijk niet wenselijk of mogelijk om de betreffende bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen.

Het plan kent onder andere specifieke bouwaanduidingen voor orde 1 (voor monumenten) en orde 2 (voor beeldbepalende panden ouder dan 50 jaar).

4. Maatvoeringsaanduidingen

Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie. De maximaal toegestane (bouw- en goot)hoogte voor gebouwen staat aangegeven op de verbeelding. Voor de maximaal toegestane hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt verwezen naar de regels.

Afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met een van de volgende aanduidingen:

  1. te handhaven goot-/bouwhoogte (orde 1,2)
  2. maximum goothoogte
  3. maximum goot- en bouwhoogte.

De opgenomen maten zijn in halve meters en naar boven afgerond.

5. Gebiedsaanduidingen

Gebiedsaanduidingen zijn op de verbeelding opgenomen om voor een op de verbeelding afgebakend gebied een specifieke regeling op te kunnen nemen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een wijzigingsgebied, waarvoor de bestemming gewijzigd kan worden. Dit wordt op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied'. Het plan kent vier wijzigingsgebieden, en daarnaast rond de twee molens een gebiedsaanduiding vrijwaringszone (vrijwaringszone – molenbiotoop) en een veiligheidszone rond het lpg-station (veiligheidszone – lpg).

6.4.3 Ruimtelijk instrumentarium     

De verbeelding vormt de vertaling van ruimtelijke ambities en uitgangspunten voor dit gebied. Het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied wordt op de verbeelding als volgt vastgelegd:

Bescherming karakteristieke landschappen

Het BPL heeft de bestemming Agrarisch met waarden gekregen, een bestemming die past binnen het beschermingsregime van het BPL.

Bouwvlak 

Het bouwvlak is op de verbeelding aangegeven met een dikke zwarte lijn. Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

Hoogtes

Doordat elk pand een individuele goothoogte, dakvorm en nokrichting kent, zit er veel variatie in het daklandschap en gevelaanzichten. De bestaande variatie in goothoogte wordt in het bestemmingsplan gewaarborgd door de maximale goothoogte vast te leggen. De maximale goothoogte is de bestaande goothoogte afgerond naar boven. In dit bestemmingsplan wordt afgerond op halve meters.

Bescherming monumenten en orde 2 panden

Monumenten kennen wettelijk al een beschermde status. Orde 2 panden (zie ook bijlage 1 Redengevende omschrijving orde 2 panden krijgen bescherming door de bestaande goothoogte te handhaven. Daarbij hoeft er geen afgeronde hoogtemaat op de verbeelding te worden vastgelegd. Daarnaast is een verplichting vastgelegd in de regels om de bestaande kap-/dakvorm en de gevelindeling te behouden. Er kan hiervan worden afgeweken, mits er sprake is van een herstel of verbetering.

Daklandschap

Het daklandschap van de vrijstaande woningen langs de Schalkwijkerweg is divers, variërend van zadeldaken, dakschilden tot samengestelde kappen en platte daken in het woongebied. Ook de grotere bouwvolumes langs het Spaarne zijn voorzien van meerdere aaneengesloten zadeldaken met een flauwe dakhelling.

In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen voor de hoogte van een kap en de dakhelling.

Dakkapellen mogen worden opgericht maar hieraan worden stringente eisen gesteld ten aanzien van hoogte, breedte en afstand tot nok en dakvlak.

Hoofdstuk 7 UITVOERBAARHEID     

7.1 Economische uitvoerbaarheid     

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen als het kostenverhaal bij bouwplannen niet is verzekerd.

Het bestemmingsplan Schalkwijkerweg maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop- of nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Overleg met instanties (wettelijk vooroverleg)

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex. Artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan op XXX verzonden aan:

P.M.

Op 10 oktober 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden met de wijkraden, waarin uitleg is gegeven over het bestemmingsplan en de voorgenomen ontwikkeling.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Eventueel ingediende zienswijzen worden voorzien van een passend antwoord.

Vervolg

Als de binnengekomen zienswijzen geen aanleiding geven om de bestemmingsplanprocedure te beëindigen, wordt het bestemmingsplan vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.

7.3 Handhaving     

Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt namelijk gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.

Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.

Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aan-huis-verbonden-beroep:     

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 Aanbouw en uitbouw:     

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Omgevingsvergunning:     

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Achtergevelrooilijn:     

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het

bebouwingsvlak.

1.7 Agrarisch bedrijf:     

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengingsvermogen van de grond, door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee.

1.8 Antenne-installatie:     

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 Archeologisch deskundige:     

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.10 Archeologisch onderzoek:     

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.11 Archeologisch rapport:     

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.12 Archeologisch waardevol gebied:     

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.13 Archeologische waarde:     

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.14 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.15 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 Bed & breakfast:     

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers en 4 slaapplaatsen.

1.17 Bedrijf:     

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.18 Bedrijfswoning:     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.19 Begane grond:     

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.20 Begeleid wonen:     

vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.21 Beperkt kwetsbaar object     

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.22 Bestaande (situatie)     

onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.

1.23 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.25 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.26 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.27 Bijgebouw:     

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.28 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.29 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak.

1.30 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.31 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel.

1.33 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.34 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.35 Bruto vloeroppervlak (bvo):     

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.36 Cultuurhistorische waarde:     

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.37 Dakhelling:     

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.38 Dakkapel:     

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.39 Dakopbouw:     

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.40 Dakterras:     

een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.

1.41 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

1.42 Dienstverlening:     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.

1.43 Ensemble:     

twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.

1.44 Evenement:     

periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten.

1.45 Gastouderopvang     

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.46 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 Grondgebonden agrarisch bedrijf:     

een agrarisch bedrijf waarbij de productie hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

1.48 Historisch woonschip     

een vaartuig met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, waaronder begrepen een dekschuit, met daarop een gehele of gedeeltelijke opbouw, met een historisch karakter en een historische uitstraling, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als woning.

1.49 Hoofdgebouw:     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.50 Horeca 1:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.51 Horeca 2:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.52 Horeca 3:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.53 Horeca 4:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.

1.54 Horeca 5:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.55 Horecaschip:     

een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.

1.56 Hoveniersbedrijf:     

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.57 Jachthaven:     

lig- en bergplaats van pleziervaartuigen.

1.58 Intensieve veehouderij:     

de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond ter plaatse als productiemiddel.

1.59 Jachtwerf:     

lig- en bergplaats voor pleziervaartuigen waar tevens de mogelijkheid is voor het bouwen en herstellen van deze vaartuigen.

1.60 Kamerverhuurbedrijf:     

het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.61 Kampeermiddel:     

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.

1.62 Kantoor:     

een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.

1.63 Kap     

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.64 Kas:     

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.65 Kunstwerk:     

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.66 Kwetsbaar object     

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarvoor een grenswaarde voor het risico dan wel een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.67 Landschappelijke waarde     

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door het open landschap en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.68 Molenbiotoop:     

de vrije ruimte rondom een molen in verband met de windvang.

1.69 Monumentale boom:     

bomen die op grond van de Erfgoedwet zijn aangewezen als monumentaal, of bomen met een leeftijd van meer dan 50 jaar.

1.70 Natuurwaarden:     

de aan een landschap toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende geologische, bodemkundige, biologische en ecologische elementen.

1.71 Niet-publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.

1.72 Nieuwbouw:     

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.73 Oeverlijn     

de scheidingslijn tussen water en land.

1.74 Orde 1 bouwwerken:     

orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet 1988, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.

1.75 Orde 2 bouwwerken:     

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

1.76 Pand:     

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.77 Peil:     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.78 Plan:     

het bestemmingsplan Schalkwijkerweg met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP9120012-on01 van de gemeente Haarlem.

1.79 Plat dak:     

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.80 Prostitutie:     

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.81 Publieksgerichte dienstverlening:     

het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.

1.82 Recreatief medegebruik:     

dagrecreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Hieronder valt het gebruik van (bestaande) paden, wegen, sloten en vaarten ten behoeve van dagrecreatie zoals wandelen, fietsen en kanoën.

1.83 Seksinrichting:     

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.84 Seriebouw:     

twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.

1.85 Sloopvergunning:     

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.86 Standplaats:     

een plaats in de openbare ruimte waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel:

  1. bedrijfsmatig goederen of diensten te koop worden aangeboden of verstrekt;
  2. voorlichting wordt gegeven al dan niet met promotionele activiteiten.

1.87 Trend:     

binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg indentieke dakopbouwen, kapvormen of dakkapellen (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn).

1.88 Verbeelding:     

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.89 Verkooppunt van motorbrandstoffen:     

een inrichting waar door middel van een of meer pompinstallaties motorbrandstoffen worden verkocht en geleverd.

1.90 Verkoopvloeroppervlakte:     

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.91 Voorgevelrooilijn:     

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.92 Voorzieningen van openbaar nut:     

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.93 Waterberging:     

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.94 Wet:     

de Wet ruimtelijke ordening

1.95 Windmolen:     

inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.

1.96 Woning:     

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.97 Woonschepenligplaats:     

de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.

1.98 Woonschip:     

een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.99 Woonwagen:     

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.100 Woonwagenstandplaats:     

een kavel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen.

1.101 Zorgwoning:     

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten     

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:     

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

breedte dakvlak bij dakdoorbreking

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
  2. alsmede bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. ondergeschikte detailhandel in streekeigen producten;
  4. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

3.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Agrarisch' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26 de volgende bepalingen:

  1. de zijgevels van de gebouwen staan haaks of parallel op de zijdelingse kavelsloten en de nok staat in de lengterichting van het gebouw;
  2. de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder b tot een hoogte van maximaal 10 meter.
  2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken voor de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning onder de volgende voorwaarden:
    1. er is sprake van een volledig twee- of meermansbedrijf;
    2. er is sprake van een continue toezicht vereiste op het gehele bedrijf of belangrijke delen daarvan;
    3. de continuïteit van de bedrijfsvoering als tweemansbedrijf is voor een redelijke termijn gewaarborgd;
    4. de openheid mag niet in onevenredige mate worden aangetast.

Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • het ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in 2 van de regels;
  • de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
  1. wonen, anders dan wonen in een bedrijfswoning;
  2. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  3. kampeerterrein
  4. intensieve veehouderij.

Artikel 4 Agrarisch - met waarden     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de landschappelijke waarden;
  2. grasland/weidegrond ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijvigheid of ten behoeve van (hobbymatige) agrarische activiteiten;
  3. recreatief medegebruik;
  4. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, natuurvriendelijke oevers, tuinen, verhardingen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

4.2 Bouwregels     

  1. gebouwen ten behoeve van het stallen van vee en/of landbouwwerktuigen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan op de verbeelding staat aangegeven.

4.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat:

  1. wordt afgeweken van de op de verbeelding aangegeven hoogtebepaling ten behoeve van andere bouwwerken voor de waterhuishouding;

Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  1. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de agrarische waarde van de gronden;
  2. het ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

4.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. wonen;
    2. bijgebouwen als zelfstandige woning;
    3. kampeerterrein.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. het kappen of rooien en planten van houtwallen en/of houtsingels en bosjes;
    5. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    7. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    8. diepploegen;
    9. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    10. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
  2. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. De in 4.5 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de agrarische waarde van de gronden;
    2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
    3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

Artikel 5 Bedrijf     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels in bijlage 1 opgenomen behorende zoneringslijst;
  2. een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief LPG met aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  3. een vulpunt en reservoir voor LPG ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';
  4. een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  5. een jachtwerf/jachthaven ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  6. alsmede bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  7. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

5.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26 de volgende regels:

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' zijn uitsluitend een overkapping en 'bouwwerken geen gebouwen zijnde' toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier' mag per bouwperceel ter plaatste van de desbetreffende aanduiding één bedrijfswoning worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
    1. de goothoogte van een gebouw mag maximaal 3 meter bedragen;
    2. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 6 meter bedragen;
    3. de oppervlakte van de bedrifjswoning per bouwperceel bedraagt maximaal 200 m2. Of in het geval dat de bedrijfswoning een geintegreerd onderdeel uitmaakt van een bedrijfsgebouw mag de woonfunctie maximaal 300 m2 bedragen.
  3. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
  1. de goothoogte van een gebouw mag maximaal 5 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 10 meter bedragen;
  3. de oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt per bouwperceel maximaal 200 m2. Of in het geval dat de bedrijfswoning een geïntegreerd onderdeel uitmaakt van een bedrijfsgebouw mag de woonfunctie maximaal 300 m2 bedragen;
  4. per bouwperceel mag een clubhuis/kantine annex kantoor worden gebouwd tot een maximum van 10% van het totale te bouwen oppervlak;
  5. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3 meter bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
    2. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met uitzondering van de aangeduide locaties;
    3. woondoeleinden met uitzondering van een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aangeduide locaties;
    4. horeca behoudens horecavoorzieningen binnen het clubhuis/de kantine uitsluitend ter plaatse van de aanduiding jachtwerf/jachthaven;
    5. detailhandel;
    6. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' is het (ondergeschikt) gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel uitsluitend toegestaan tot een maximale vloeroppervlakte van 60 m2;
    7. gronden ter plaatse van de aanduiding jachthaven/jachtwerf zijn uitsluitend bestemd voor:
  • bedrijven met een watergebonden karakter zoals een jachtwerf en/of jachthaven;
  • bij deze bestemming behorende parkeervoorzieningen, sanitaire voorzieningen en aan het bedrijf gelieerde kantoren tot maximaal 10% van het BrutoVloerOppervlak (BVO);
  1. binnen de gronden met de aanduiding jachthaven/jachtwerf is het tevens toegestaan om een langzaamverkeersroute aan te leggen; het op de bestemming aanwezig of opgeslagen hebben van kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen behoudens de opslag van materialen welke noodzakelijk zijn voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud behorend bij de bestemming of welke ingevolge de bestemming is toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van een bedrijf dat:

  1. niet in de zoneringslijst dan wel in een hogere categorie staat vermeld, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorieën.

Artikel 6 Cultuur en ontspanning     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een windmolen met cultuurhistorische- en landschappelijke waarden en de daaraan gekoppelde maatschappelijke en educatieve functies met bijbehorende installaties en andere bouwwerken;
  2. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en/of natuurwaarden;
  3. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouw zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

6.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26 de volgende regels:

  1. er mag uitsluitend een molen worden opgericht met een vlucht van respectievelijk 17 meter (De Hommel) en 20 meter (De Eenhoorn).
  2. de bouwhoogte van de molen zal ten hoogste de bestaande hoogte bedragen.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 7 Gemengd - 1     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

7.1.1 Begane grond     
  1. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels in bijlage 1 opgenomen behorende zoneringslijst;
  3. publieksgerichte en niet-publieksrichte dienstverlening;
  4. atelier;
  5. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  6. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, parkeervoorzieningen.
7.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast.

7.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26.

7.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 % van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
  3. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;

Artikel 8 Groen     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (openbare) groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. ruiterpaden en verhardingen;
  4. nutsgebouwtjes;
  5. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, bruggen, duikers, steigers.

8.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Groen' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. het bepaalde in artikel 8.2 onder a voor een hogere bouwhoogte voor speelvoorzieningen;
    2. Het bepaalde in artikel 8.2 onder b voor een hogere bouwhoogte voor overige bouwwerken, tot een maximum van 3 m.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeerssituatie ter plaatse;
    3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    4. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
    5. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
    6. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

Artikel 9 Maatschappelijk     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen zoals bibliotheek, culturele voorzieningen, educatieve voorzieningen, buitenschoolse opvang, levensbeschouwelijke voorzieningen, (openbare) dienstverlening, gezondheidszorg (incl. apotheek), peuterspeelplaatswerk, praktijkruimte, welzijnsinstellingen;
  2. alsmede (zorg-)wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  3. aan de hoofdfunctie ondergeschikte sportactiviteiten;
  4. bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26.

9.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, mag in totaal niet meer bedragen dan 35 % van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m².

9.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 1 bepaalde teneinde maatschappelijke functies toe te staan die niet zijn genoemd, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid kan alleen worden verleend voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 10 Natuur     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden, landschappelijke waarden, en/of ecologische waarden;
  2. groenvoorzieningen;
  3. waterlopen en waterpartijen;
  4. water/moeras tot een oppervlakte van maximaal 3 hectare;
  5. recreatief en educatief medegebruik;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. parkeervoorziening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.
  8. woonschepenligplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  9. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, waterberging, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport, bruggen, duikers, steigers, gemalen, strekdammen, aanlegsteigers, scheepshellingen.

10.2 Bouwregels     

  1. Binnen de bestemming 'Natuur' mogen geen gebouwen worden opgericht, met uitzondering van de gronden gelegen bij de bestemming woonschepenligplaats, voor die gronden geldt het volgende:
    1. er mag een fietsenberging worden opgericht van maximaal 6 m2 met een maximale hoogte van 1,4 meter;
    2. er mag daarnaast maximaal één bijgebouw worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
      • de maximale breedte bedraagt 3 meter;
      • de maximale oppervlakte bedraagt 6m2;
      • de maximale hoogte bedraagt 2,5 meter;
    3. de plaatsing van zowel de fietsenberging als het bijgebouw dient te geschieden binnen het verlengde van de zijkanten van het woonschip.
  2. Binnen de bestemming 'Natuur' mogen uitsluitend 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht en onder de volgende voorwaarden:
  1. de hoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde' en erfafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van gemalen mag maximaal 3 meter bedragen en de oppervlakte van gemalen mag maximaal 5 m2 bedragen.

10.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. natuurwaarden, landschappelijke waarden en/of ecologische waarden; de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  2. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
  3. het bebouwingsbeeld;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

10.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van andere bouwwerken voor de waterhuishouding;
  2. het bepaalde in lid 10.2 voor het realiseren van totaal één bijgebouw met een maximale oppervlakte van 12 m2 en een hoogte van 2,5 meter in plaats van een bijgebouw plus fietsenberging;
  3. het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van erfafscheidingen tot een maximale hoogte van 2 meter;
  4. het bepaalde in lid 10.1 onder d en de realisatie van een water/moeras groter dan 3 hectare toestaan met in achtneming van art. 8.9 Wet luchtvaart.

10.5 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. tuinbouwgrond;
    2. volkstuinen of het houden van paarden;
    3. detailhandel;
    4. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ontgronden, ontginnen, vergraven , afgraven, verlagen, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen, waterwegen en overige waterpartijen;
    3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
    5. het aanleggen of verwijderen van van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en kappen van bos of andere houtgewassen, houtwallen en/of houtsingels;
    6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Het verbod als bedoeld in dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud, gebruik en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. De in lid 10.6 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de natuurwaarden van de gronden;
    2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
    3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

Artikel 11 Recreatie     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. dagrecreatie, recreatie;
  2. verenigingsleven, clubgebouw voor verenigingen
  3. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten voor deze voorzieningen met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  4. ondergeschikte horeca
  5. kweek- en volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  6. waterlopen en waterpartijen;
  7. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

11.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Recreatie' gelden naast de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26 de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3 meter bedragen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mogen gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:
    1. bouwwerken mogen worden opgericht met een hoogte van maximaal 1 meter en een maximale oppervlakte van 40 m2;
    2. uitgaande van een volkstuin met een afmeting van 300 m2 mag maximaal één tuinhuisje en één kasje worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
      • de oppervlakte van het tuinhuisje resp. kasje bedraagt per tuinhuisje/kasje maximaal 25 m2, de maximale hoogte bedraagt 3,5 m, het tuinhuisje resp. kasje wordt afgedekt met een hellend dak onder een hoek van minimaal 20 graden. Bij volkstuinen met een kleiner oppervlak daalt het aantal m2 bebouwing verhoudingsgewijs.
  3. daar waar op de verbeelding een bebouwingspercentage en hoogten zijn aangegeven mogen per bestemmingsvlak kassen worden opgericht en mag een gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen en/of een gebouw ten behoeve van verenigingsleven, opslag, onderwijs en ondergeschikte detailhandel worden gebouwd.

11.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. wonen;
    2. ligplaats voor woonschepen, tenzij aangeduid op de verbeelding;
    3. stacaravans.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Recreatie' zonder een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ontgronden, vergraven , afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
    5. het aanleggen of verwijderen van van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en / of kappen van bos of andere houtgewassen;
    6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  1. De in lid 11.4 onder a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de natuurwaarden van de gronden;
    2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
    3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

Artikel 12 Sport     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport, sporthal, sportschool, sportveld, sportactiviteiten, ten behoeve van al dan niet georganiseerde sportbeoefening;
  1. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten voor deze voorzieningen met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  2. maatschappelijke voorzieningen waaronder buitenschoolse opvang, met dien verstande dat deze functies, samen met het gebruik zoals genoemd onder lid a sub 1, in totaal niet meer mag bedragen dan 40% van het totale bruto vloeroppervlak;
  3. tijdelijke sportevenementen;
  4. recreatief en educatief medegebruik;
  5. servicestation voor onderhoud van sportvelden en sportaccommodaties;
  6. bijbehorende voorzieningen, zoals kleedruimtes, kantines (en qua aard en uitstraling daarmee gelijk te stellen voorzieningen), fietsenstallingen, tribunes, lichtmasten, dug-outs, ballenvangers, vlaggenmasten, slagkooien, backstops, antenne-installaties, en nutsvoorzieningen;
  7. het gebruiken van een geluidinstallatie voor zover aangeduid op de plankaart;
  8. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, wegen en (fiets)paden, tuinen, erven en terreinen, parkeervoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, waterberging, inzamelplaatsen voor afval en recyclecontainers, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

12.2 Bouwregels     

  1. Binnen de bestemming 'Sport' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26.
  2. In aanvulling op sub a geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 meter mag zijn. Voor de in onderstaande tabel genoemde bouwwerken geldt een afwijkende maximale bouwhoogte:
    Bouwwerk Maximale bouwhoogte
    lichtmasten 35 m
    ballenvangers 10 m
    vlaggenmasten 20 m
    backstops 20 m
    hekwerken 5 m
    scoreborden 10 m
    slagkooien 6 m
    scorehokken 10 m
    antenne installaties 35 m
  3. In afwijking van het bepaalde in lid 12.2 sub b gelden voor zover aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding – sportfaciliteit' de volgende afwijkende maximale bouwhoogtes:
    Bouwwerk Maximale bouwhoogte
    lichtmasten 18 m
    ballenvangers 5 m
    antenne installaties 18 m
  4. In aanvulling op sub a geldt dat dug outs ook buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd. De bouwhoogte van dug outs mag maximaal 3 meter bedragen.

12.3 Nadere eisen     

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen:
    1. ten aanzien van de situering van gebouwen en de situering van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover hoger dan 3 meter toetst het bevoegd gezag of er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het stedenbouwkundig profiel, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeerssituatie ter plaatse.
    2. ten aanzien van de situering van antenne-installaties met bijbehorende techniekkast en hekwerken toetst het bevoegd gezag of de locatie van de antenne-installatie niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruikswaarde van de sportvelden.

12.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. het bepaalde in lid 12.2 en een andere maatvoering toestaan voor bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    2. het bepaalde in lid 12.2 en een fietsenstalling en/of bergingen met een hoogte van maximaal 1,20 meter boven het maaiveld toestaan. In dat geval toetst het bevoegd gezag of geen ongevenredige aantasting zal plaatsvinden van :
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeerssituatie ter plaatse;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het grondwatersysteem, in het geval van bouwen onder het maaiveld.

12.5 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:
    1. horeca met uitzondering van 12.1 onder a;
    2. als (vaste) standplaats voor kampeermiddelen;
    3. detailhandel;
    4. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.
  2. Het gebruik van een geluidsinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - geluidsinstallatie' is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

voetbal

  1. bij thuiswedstrijden van het eerste zondagteam en eerste zaterdagteam (13 thuiswedstrijden per voetbalseizoen), kan er muziek gedraaid worden middeld de afgestelde geluidsversterking in de tijdsduur van 15 minuten vóór de wedstrijd tot 15 minuten na de wedstrijd;
  2. bij thuiswedstrijden van het eerste zondagteam en het eerste zaterdagteam worden voor de wedstrijd de opstellingen opgelezen en eventueel overige van belang zijnde mededelingen;

honkbal en softbal

  1. bij toernooien en overige evenementen zal er geen muziek buiten het clubgebouw worden gedraaid en de geluidsinstallatie uitsluitend voor het omroepen van toernooizaken worden gebruikt;
  2. gebeurtenissen van het eerste dames softbalteam en het eerste honkbalteam mogen tijdens de wedstrijden (12 x per seizoen) worden omgeroepen;
  3. tussen de inningen van deze wedstrijden door mogen er reclameboodschappen en muziek ten gehore worden gebracht;

toernooien en overig evenementen

  1. bij toernooien en overige evenementen zal er geen muziek buiten het clubgebouw worden gedraaid en de geluidsinstallatie.

12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Sport' zonder een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ontgronden, vergraven , afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
    2. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
    3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
    4. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
    5. het aanleggen of verwijderen van van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en / of kappen van bos of andere houtgewassen;
    6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. Het verbod als bedoeld in dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en/of natuurwaarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.

Artikel 13 Tuin - 1     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

13.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;

13.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 en toestaan dat een speeltoestel, berging of kas mag worden opgericht met een maximale oppervlakte van 6 m2.

Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

13.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:
    1. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
    2. het plaatsen van erfafscheidingen mede in de vorm van beplanting hoger dan 2 meter.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1 onder b en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. het ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

Artikel 14 Tuin - 2     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeren binnen beobuwing
  3. alsmede parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw.

14.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

14.2.1 Alle bouwwerken     
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken' (per tuin per adres) mag niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m2, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Ter plaatyse van de aanduiding maximum bebouwingspercentage (%) is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
14.2.2 Gebouwen     
  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 meter van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 meter, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.
14.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

14.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving, zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  3. de cultuurhistorische waarden, zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

14.4 Afwijken van de bouwregels     

kap op bijgebouw

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. lid 14.2.2 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van bijgebouwen 5 m mag bedragen ten behoeve van een kap of zadeldak.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
  4. de bezonningssituatie.

14.5 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. bijgebouwen als zelfstandige woning;
    2. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels     

parkeren

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 onder c en parkeren toestaan op plaatsen waar geen aanduiding 'parkeerterrein' is weergegeven, mits geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de bezonningssituatie;
    3. de privacy van omwonenden;
    4. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
    5. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
    6. de verkeerssituatie ter plaatse;
    7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 15 Verkeer     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. straten en wegen
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. brug ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  5. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, reclameuitingen, nutsvoorzieningen; warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

15.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Verkeer' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26 alsmede ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn tevens de bepalingen van artikel 16 van toepassing.

Artikel 16 Water     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. verkeer te water;
  4. waterrecreatie;
  5. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, dammen, kademuren, duikers, gemalen, meerpalen, vlonders, steigers en overige kunstwerken;
  6. aanlegsteigers ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  7. de aangeduide aanlegsteiger ter hoogte van de Belgiëlaan dient (mede) ten behoeve van een pontverbinding;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' eerstvolgend ten zuiden van de Buitenrustbrug tevens een wachtvoorziening / autolosplaats voor de beroepsvaart;
  9. alsmede wonen op een woonschip, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  10. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, kunstobjecten.

16.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Water' mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

bouwhoogte

  1. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  2. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 4 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 3 meter bedragen;
  5. de hoogte van de in artikel 16.1 onder h genoemde wachtvoorziening / autolosplaats voor de beroepsvaart mag maximaal 4 meter bedragen.

steigers en overige bouwwerken geen gebouw zijnde

  1. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de oeverlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
  2. de oppervlakte van een steiger mag maximaal:
    1. 2,5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 3 en 10 meter;
    2. 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 10 en 20 meter,
    3. 10 m2 bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 meter,
    4. 15 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater breder dan 50 meter;
  3. de oppervlakte per overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m² bedragen;

woonschepen

  1. Ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats mogen woonschepen worden aangelegd, mits:
    1. de lengte niet meer bedraagt dan 18,5 meter;
    2. de breedte niet meer bedraagt dan 7 meter gemeten haaks op de oeverlijn, inclusief gangboorden en dakoverstekken;
    3. bij woonschepen met een plat dak de hoogte niet meer bedraagt dan 3,85 meter boven de waterlijn;
    4. bij woonschepen met een schuin of bol dak de hoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter boven de waterlijn;
    5. het maximaal toegestane aantal wooneenheden (woonschepen) per woonschepenligplaats niet meer bedraagt dan is aangegeven met een aanduiding.

16.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken:
    1. als ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
    2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding woonschepenligplaats mogen woonschepen liggen voor ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal woonheden' aangegeven aantal.

Artikel 17 Wonen     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast;
  2. atelier ter plaatse van de aanduiding atelier;
  3. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.

17.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 26.

17.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 % van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod van bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
  3. ter plaatse van de aanduiding atelier mag uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep worden uitgeoefend tot een maximum van 70 % van het bruto vloeroppervlak van de woning;
  4. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
    1. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
    2. bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 18 Leiding - Gas     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse gastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstroken en bijbehorende voorzieningen (zoals afsluiters en vloeistofafvangers);
  2. De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

18.2 Bouwregels     

Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - gas' mogen uitsluitend 'bouwwerken geen gebouw zijnde' ten dienste van de leiding worden opgericht, onder de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet meer dan 3 m bedragen;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met in-achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, indien:

  1. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  2. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
  3. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

18.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 27 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien:
    1. geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 19 Leiding - Water     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. een ondergrondse drinkwaterleiding met een veiligheidsstrook ter breedte van 12,5 meter aan weerszijde van de hartlijn van de leiding.

19.2 Bouwregels     

Binnen de dubbelbestemming 'Leiding - water' mogen 'bouwwerken geen gebouwen zijnde' worden opgericht, onder de volgende voorwaarde dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

19.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
  1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  4. De werken of werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, mits:
    1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
    2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 20 Waarde - Archeologie     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. ter plaatse van de 'Waarde - Archeologie 2a' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    2. ter plaatse van de 'Waarde - Archeologie 2b' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 50 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 150 cm onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    3. ter plaatse van de 'Waarde - Archeologie 5a' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    4. ter plaatse van de 'Waarde - Archeologie 5b' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 150 cm onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    5. binnen de gemeente bevinden zich zones waar geen kans op het aantreffen van archeologische waarden bestaat, aangezien de bodem ter plaatse tot onder het archeologisch niveau is verstoord. Voor deze gebieden gelden geen restricties met betrekking tot de archeologie. Aan deze gebieden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' toegekend.
  2. Aan een ommevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
  3. Het bepaalde in lid 20.2 sub 1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

20.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

20.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische te verwachten zijn;
    2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. de oppervlakte- dan wel de dieptemaat niet overschrijdt, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in lid 20.2 die voor die gronden van toepassing zijn;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 20.4 bedoeld, is verleend;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  1. Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
    2. ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
      • het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • het doen van opgravingen;
      • begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in lid 20.2 in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde- Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van cultuurhistorische- en landschappelijke waarden.

21.2 Bouwregels     

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels:

  1. op de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van verbouwing of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande afmetingen van de bouwwerken gehandhaafd dienen te blijven.

21.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

21.4 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 en toestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de bouwregels van de andere bestemming, mits:

  1. de cultuurhistorische- en landschappelijke waarden van de gronden, zoals weergegeven in bijlage 2 en bijlage 3 van de regels, hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. het onderhoud en beheer betreffen, passend in het normale gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk, anders dan diepploegen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
    3. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.

Artikel 22 Waarde - Groeiplaats monumentale boom     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde- Groeiplaats monumentale boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de groeiplaats van monumentale bomen.

22.2 Bouwregels     

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat het verboden is om op deze gronden te bouwen.

22.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2, mits de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt geschaad. Dit dient door de aanvrager te worden aangetoond door een groentoets.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    5. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    6. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    7. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    8. het wijzigen van de grondwaterstand en/of waterhuishouding door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  2. Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    4. plaatsvinden op het moment dat de monumentale boom niet meer aanwezig is;
    5. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de monumentale waarden van de boom.
  3. Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
    1. de waarde die de boom monumentaal of waardevol maakt niet langer aanwezig is en deze niet kan worden hersteld;
    2. de boom niet in onevenredige mate worden aangetast; waarbij de gemeente desgewenst aan de aanvrager kan verzoeken een onderzoek aan te leveren waarin dit aangetoond wordt ;
    3. de mogelijkheden voor het behoud van de boom niet worden verkleind.

22.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom':

  1. geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien:
    1. bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat:
      • de boom niet meer aanwezig is;
      • de levensverwachting van de betreffende monumentale boom minder dan 10 jaar bedraagt;
    2. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.
  2. toe te voegen voor bomen in het plangebied die een monumentale status hebben verkregen.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering     

23.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waterstaat - waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en onderhoud van deze waterkering, waarbij de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland in acht moet worden genomen.

23.2 Bouwregels     

Binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' mogen uitsluitend 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht ten dienste van de genoemde bestemming.

23.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  1. het belang van de watergang niet onevenredig wordt aangetast;
  2. door de aanvrager daarover advies van het hoogheemraadschap van Rijnland is verkregen;
  3. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Artikel 24 Overige regels     

24.1 Parkeren, laden en lossen     

24.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren, laden en lossen     

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen'.

24.1.2 Beleidsregels     

Het bevoegd gezag past de in sublid 24.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Nota Parkeernormen' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

24.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 24.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 24.1.2.

24.1.4 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 24.1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 24.1.2.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels     

Voor het bouwen op de gronden van artikel 3 t/m 17 gelden, behoudens andersluidende bepalingen in de genoemde artikelen de volgende bepalingen.

26.1 Bouwregels     

26.1.1 Gebouwen     

bouwvlak/ voorgevelrooilijn/ gevelindeling

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel van de gebouwen staat haaks of parallel op de weg en de nok staat in de lengterichting van het gebouw;
  3. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – orde 1' of 'specifieke bouwaanduiding – orde 2' dient de bestaande indeling van gevels, voor zover gekeerd naar openbaar toegankelijk gebied, gehandhaafd te blijven, tenzij gebouwd wordt overeenkomstig een op de verbeelding aangeduide maatvoeringsaanduiding;

goothoogte / bouwhoogte / bebouwingpercentage / ondergronds bouwwerk

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – orde 1' of 'specifieke bouwaanduiding – orde 2' dient de bestaande goothoogte en/of bouwhoogte te worden gehandhaafd, tenzij anders is aangegeven;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is ten hoogste de aangegeven goothoogte toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  5. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - te handhaven bebouwing' dient de bestaande maatvoering gehandhaafd te blijven;
  6. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen.

nokrichting, kap- of dakvorm

  1. als boven de (maximum) goothoogte wordt gebouwd, moet worden afgedekt met een kap of zadeldak:
    1. waarvan de maximum bouwhoogte 4 meter bedraagt, verticaal gemeten vanaf de goothoogte;
    2. waarvan de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 en niet meer dan 70 graden. Bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen.
  2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' of 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' dient de bestaande nokrichting, kap- of dakvorm gehandhaafd te blijven, tenzij het ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen en/of dakdoorbrekingen betreft;

dakkapel

  1. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter onder de noklijn is gelegen;
    2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
    3. de dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 2 meter en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
    4. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 meter worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    5. de dakkapel in het voordakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimum afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke dakkapellen;

dakopbouw (algemeen)

  1. de maximum goothoogte mag worden overschreden voor een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum ) goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    2. wordt gebouwd binnen de contour, mede gevormd door een hellingshoek van maximaal 70 graden van het voor- en achterdakvlak en bij hoekwoningen tevens het zijdakvlak voor zover:
      • gelegen aan openbaar toegankelijk gebied;
      • de woning op een afstand van minder dan 10 meter tot naastgelegen hoofdbebouwing ligt;
      • er wordt aangesloten op de trend;
      • ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - te behouden bouwwerken' dient de bestaande maatvoering van de dakopbouw te worden gehandhaafd.
26.1.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  3. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  4. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is;
  5. de oppervlakte per bouwwerk geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m² bedragen;
  6. Bouwwerken geen gebouw zijnde mogen alleen worden opgericht achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een erker of op aan- en uitbouwen;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 meter en niet dieper dan 2,5 meter;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 20 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 meter gemeten vanuit de achtergevel
    6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 meter;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

fietsenberging

  1. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
    1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
    2. de diepte van de voortuin of de breedte van de zijtuin is minimaal 2,5 meter;
    3. de hoogte van de berging mag maximaal 1,3 meter bedragen;
    4. de verticale diepte van een berging mag maximaal 1 meter bedragen ten opzichte van het maaiveld;
    5. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m2;
    6. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.

26.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. bezonning en privacy van de omwonenden;
  3. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  4. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels.
  5. de verkeerssituatie ter plaatse;
  6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  7. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

26.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.1.1 sub k en toestaan dat:
    1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 meter van de dakvoet geplaatst wordt;
    2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 meter van de daknok geplaatst wordt;
    3. een dakkapel aan de voorzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 meter is;
    4. een dakkapel aan de achterzijde een breedte heeft over het gehele dakvlak.
  2. het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.1.1 onder l en toestaan dat:
    1. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken;
    2. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken; de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken.

afwijkingscriteria

  1. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. bezonning en privacy van de omwonenden;
    3. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
    4. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
    5. de verkeerssituatie ter plaatse;
    6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    7. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

26.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

  1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – orde 1' of 'specifieke bouwaanduiding – orde 2' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen (sloopvergunning); het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische en/of beeldbepalende elementen van de 'orde 1' of 'orde 2' bouwwerken wordt gelijkgesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken;
  2. voor bouwwerken die zijn opgenomen in de bij deze regels behorende lijst geldt dat voor sloop van slechts één tot een ensemble of serie behorend pand in beginsel geen vergunning wordt verleend;
  3. de onder a en b bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van het bouwwerk c.q het ter plaatse aanwezige ensemble/seriebouw niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord, mede in relatie tot het straatbeeld en de omgeving
  4. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (of diens opvolger) omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van de bebouwing c.q. het ter plaatse aanwezige ensemble/seriebouw;
  5. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
    1. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels     

27.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
  3. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  4. het gebruik meer dan 35 % van het bruto vloeroppervlak en of meer dan 50 m2 van een woning voor aan-huis-verbonden beroep.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels     

28.1 Veiligheidszone - lpg     

28.1.1 Aanduidingomschrijving     
  1. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg installatie.
  2. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 8, 9 en artikel 11 tot en met artikel 17) zijn op de in sublid a bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
28.1.2 Bouwregels     

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 8, 9 en artikel 11 tot en met artikel 17) mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in sublid b genoemde functies.

28.2 Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven     

28.2.1 Aanduidingsomschrijving     

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - niet gesprongen explosieven' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de mogelijke aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven in de bodem.

28.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden     
  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone – niet gesprongen explosieven' is een omgevingsvergunning vereist indien:
    1. grondroerende werkzaamheden worden verricht waarbij dieper wordt gegraven dan 1 meter onder het maaiveld en;
    2. uit het onder b onder 1 genoemde rapport naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in onvoldoende mate gewaarborgd is.
  2. Er is geen omgevingsvergunning vereist indien:
    1. een rapport in de vorm van een (beperkte) risicoanalyse is overlegd waaruit naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate gewaarborgd is. Dit rapport dient te bestaan uit informatie over de naoorlogse (graaf)werkzaamheden op de locatie, waaruit blijkt welke grond al zodanig geroerd is dat de kans op het alsnog aantreffen van explosieven verwaarloosbaar klein is. Deze informatie behoeft niet te zijn verkregen van een gecertificeerd bedrijf;
    2. sprake is van grondroerende werkzaamheden waarbij dieper wordt gegraven dan 1 meter onder het maaiveld, waarmee rechtens is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, of welke mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    3. de omvang van de grondroerende werkzaamheden of het te realiseren bouwwerk van dien aard is dat een rapport als bedoeld onder 1. niet redelijk is om te eisen.
  3. Bij de aanvraag om de vergunning dient de aanvrager aan te geven op welke wijze de risico's teniet gedaan worden. Dit dient te worden aangegeven door het indienen van:
    1. een Projectgebonden Risicoanalyse als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling, indien nodig gevolgd door;
    2. een detectieonderzoek, als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling en indien nodig gevolgd door;
    3. een benadering als bedoeld in bijlage XII Arbeidsomstandighedenregeling.
  4. Ter bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat dienen alle onder c genoemde onderzoeken uitgevoerd te worden conform het Werkspecifiek certificatieschema voor het systeemcertificaat 'Opsporen Conventionele Explosieven' (WSCS-OCE) uit bijlage XII behorend bij artikel 4.17 Arbeidsomstandighedenregeling met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  5. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien naar oordeel van het bevoegde gezag uit de onder c ingediende bescheiden en gegevens blijkt dat de bescherming van het woon- en leefklimaat in voldoende mate gewaarborgd is.

De regels van de in de zone voorkomende bestemmingsplannen zijn voor het overige onverminderd van toepassing.

28.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop     

28.3.1 Bouwregels     

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  1. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  2. buiten een afstand vanaf 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

28.3.2 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.3.1in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en 'bouwwerken geen gebouw zijnde', worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels     

29.1 Afwijken van de regels algemeen     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
  2. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 meter;
  3. van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
    1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
    2. de hoogte van de voorziening mag maximaal 1,3 meter bedragen;
    3. de oppervlakte van de voorziening mag maximaal 4 m2 bedragen.

29.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in lid 29.1 lid1, sub a tot en met d en voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeerssituatie ter plaatse;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  5. cultuurhistorische waarden.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels     

Het bevoegd gezag kan de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 1', 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 2', 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 3' en 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 4', wijzigen met in achtneming van de volgende regels:

30.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1     

30.1.1 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen van de bestemming bedrijf met aanduiding 'hovenier' in de bestemming bedrijf met de aanduiding 'jachthaven', ten behoeve van een jachthaven/jachtwerf, onder de volgende voorwaarden:

30.1.2 Voorwaarden     

Indien gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid gelden, naast de bouwregels in artikel 26, de in artikel 5.2 onder b en de in artikel 5.3 onder a lid 7 gestelde volgende voorwaarden.

30.1.3 Participatie     

Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het wijzigen van gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1', wordt overleg gepleegd met belanghebbenden conform het dan geldende participatiebeleid.

30.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2     

30.2.1 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als

'wetgevingszone-wijzigingsgebied 2' te wijzigen van de bestemming 'agrarisch' en aangeduide 'bedrijfswoning' in de bestemming 'wonen', 'tuin-1' en 'tuin-2', ten behoeve van één woning met tuin, onder de volgende voorwaarden:

30.2.2 Voorwaarden     

Naast de bouwregels in artikel 26 gelden de in artikel 13, 14 en 17 gestelde voorwaarden.

30.2.3 Participatie     

Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het wijzigen van gronden met de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied', wordt overleg gepleegd met belanghebbenden conform het dan geldende participatiebeleid.

30.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3     

30.3.1 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als

'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen van de bestemming 'Natuur' en 'Water' in de bestemming 'Wonen', 'Groen', 'Tuin-1 en 2', 'Natuur', locatie(s) met aanduiding woonschepenligplaats, 'Verkeer', 'Water', 'Recreatie' (waaronder jachthaven) en 'Horeca 1 t/m 3' onder de volgende voorwaarden:

30.3.2 Voorwaarden     

Indien gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:

  1. naast de bouwregels in artikel 26 , gelden de in artikel 8 , 10, 11 en 13 tot en met artikel 17 gestelde voorwaarden;
  2. er dient ecologisch onderzoek te worden gedaan naar de bestaande flora en fauna;
  3. er dient een zichtlijn gecreëerd te worden vanaf de Schouwbroekerplas naar de molen de Eenhoorn;
  4. dempen van water ten behoeve van de herinrichting van de Schouwbroekersplas is toegestaan, mits het gedempte oppervlak elders in het peilgebied gecompenseerd wordt en onderdeel vormt van het boezemwaterstelsel;
  5. 15% van de toename van verhard oppervlak dient gecompenseerd te worden in de vorm van oppervlaktewater, dat in verbinding staat met het boezemwaterstelsel;
  6. in het gebied mogen maximaal 20 woonobjecten worden gecreëerd, waaronder maximaal 18 drijvende waterwoningen en maximaal 2 woningen;
  7. artikel 31.1 is van toepassing;
  8. het gebied wordt ontsloten via de Noord- en Zuid Schalkwijkerweg;
  9. indien kwetsbare of beperkt kwetsbare functies worden toegevoegd binnen de op de verbeelding aangegeven 150 meter contour van het groepsrisico, dient het groepsrisico bepaald te worden en dient daarbij verantwoord te worden of een toename van het risico aanvaardbaar is;
  10. de functie en het karakter van het Jaagpad worden behouden;
  11. het bevoegd gezag toetst bij de wijziging aan de uitgangspunten en ambities uit de Gebiedsvisie Schouwbroekerplas.
30.3.3 Participatie     

Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het wijzigen van gronden met de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied', wordt overleg gepleegd met belanghebbenden conform het dan geldende participatiebeleid.

30.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 4     

30.4.1 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als

'wetgevingszone – wijzigingsgebied 4' te wijzigen van de bestemming 'Sport', 'Groen' en 'Verkeer' in de bestemming 'Wonen', 'Tuin-1', 'Tuin-2', 'Verkeer', 'Groen', 'Water', 'Recreatie' en 'Sport', onder de volgende voorwaarden:

30.4.2 Voorwaarden     

Indien gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:

  1. naast de bouwregels in artikel 26 , gelden de in artikel 8 en 11 en met artikel 17 gestelde voorwaarden;
  2. de maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter ;
  3. het maximaal aantal woningen bedraagt 90;
  4. de extra parkeerbehoefte dient opgelost te worden binnen de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 4';
  5. het bevoegd gezag toetst bij de wijziging of geen onevenredige aantasting zal plaats vinden van:
    1. de verkeerssituatie ter plaatse;
    2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de gronden waarop de bestemming 'Sport' rust;
    3. het grondwatersysteem, in geval van bouwen onder het maaiveld;
  6. het bevoegd gezag toetst bij de wijziging of de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 4' in voldoende mate kunnen voorzien in de extra parkeerbehoefte van de aansluitende gronden waarop de bestemming 'Sport' rust;
  7. het bevoegd gezag toetst bij de wijziging aan de (nog op te stellen) gebiedsvisie voor het sportpark Noord Schalkwijkerweg.
30.4.3 Participatie     

Voordat het bevoegd gezag overgaat tot het wijzigen van gronden met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 4', wordt overleg gepleegd met belanghebbenden conform het dan geldende participatiebeleid.

30.5 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de ruimtelijke karakteristiek, waaronder zichtlijnen, zichtvelden en landschapsbeleving zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  4. de cultuurhistorische waarden zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 31 Overige regels     

31.1 Parkeren, laden en lossen     

31.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren, laden en lossen     

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Nota Parkeernormen'.

31.1.2 Beleidsregels     

Het bevoegd gezag past de in sublid 31.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Nota Parkeernormen' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

31.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in sublid 31.1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in sublid 31.1.2.

31.1.4 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 31.1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in sublid 31.1.2.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 32 Overgangsrecht     

32.1 Bouwen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

32.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

32.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken     

Lid 32.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.4 Gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

32.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

32.6 Verboden hervatten gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 32.4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

32.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik     

Lid 32.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel     

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Schalkwijkerweg.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Zoneringslijst     

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon, werk en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering 

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is gecontinueerd.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer. De tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau.

Typologie Omschrijving Maximaal toegestane bedrijfscategorie
A Wonen
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid Dichtheid < 40 w/ha B
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid Dichtheid = 40 w/ha B
Flatwijk = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen B
Stedelijke centra Historisch centrum en moderne C
B Werken
Corridors/ Gemengd gebied Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. C
Bedrijvigheid Bedrijven geconcentreerd in een gebied C
C Natuur en recreatie
Stadsnatuur Alle stedelijke parken en plantsoenen n.v.t.
Dagrecreatie Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag Recreatie-

gebonden
Buitengebied/ natuurontwikkeling Landelijke gebied met en zonder woningen B (gebieds- gebonden)

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie “stedelijke centra” worden de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die en verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. Voor deze bedrijven geldt in principe een indicatieve afstand van 50 meter. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt veelal openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het “buiten-/ natuurontwikkelingsgebied” geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.

Bedrijvenlijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling, daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie) door de afdeling milieu. Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Steeds meer bedrijven vallen onder Algemene Maatregel van Bestuur en zijn niet meer vergunningplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.

Zoneringslijst - staat bedrijfsactiviteiten - functiemenging
SBI-

CODE
OMSCHRIJVING
- Cate-gorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven, b.o. < 500 m² B
15
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer B
20
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. > 200 m2 C
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40 - blokverwarming B
41
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41 - < 1 MW B
45
45 BOUWNIJVERHEID
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 B
50
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m2 B
5153.4 zand en grind:
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 Detailhandel voor zover n.e.g. A
5211/2,5246/9 Supermarkten, warenhuizen B
5222, 5223 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken A
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel A
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen A
5249 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt A
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
55
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra A
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. A
554 Café's, bars A
554 Discotheken, muziekcafé's B
5551 Kantines A
5552 Cateringbedrijven B
60
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 Reisorganisaties A
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
65, 66, 67
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed A
71
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B
73
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
75
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) A
7525 Brandweerkazernes C
80
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs B
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs B
85
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 Consultatiebureaus A
853 Verpleeghuizen B
853 Kinderopvang B
9001 rioolgemalen B
91
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9131 Kerkgebouwen e.d. B
9133.1 Buurt- en clubhuizen B
92
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
9213 Bioscopen C
9232 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen C
9234 Muziek- en balletscholen B
9234.1 Dansscholen B
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. A
9261.1 Zwembaden: overdekt C
9261.2 Sporthallen B
9261.2 Maneges C
9261.2 Bowlingcentra B
9262 Schietinrichtingen:
9262 - binnenbanen: boogbanen A
9262 Sportscholen, gymnastiekzalen B
9271 Casino's C
9272.1 Amusementshallen B
93
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.3 Wasverzendinrichtingen B
9301.3 Wasserettes, wassalons A
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A