direct naar inhoud van 3.1 Gemeentelijk beleid
Plan: Bos en Vaartschool
Plannummer: BP4080010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080010-0003

3.1 Gemeentelijk beleid

3.1.1 Structuurplan Haarlem 2020

Het Structuurplan Haarlem 2020 is in 2005 vastgesteld door de gemeenteraad. In het Structuurplan is opgenomen dat de wijk- en buurtgerichte voorzieningen in het bestemmingsplangebied worden gehandhaafd. Het deel van Koninginnebuurt rond de Wagenweg is in het Structuurplan aangewezen als een te versterken zone met sociaal-maatschappelijke functies. De versterking van de sociaal maatschappelijke zone hangt samen met de functie die de Wagenweg in het Structuurplan als woon-werk-as heeft gekregen. Dit soort wegen bezitten een centrale rol voor de buurt of het stadsdeel en zijn belangrijke doorgaande routes voor de omgeving.

Relatie met bestemmingsplan Bos en Vaartschool

De uitbreiding van de Bos en Vaartschool betreft een uitbreiding van de maatschappelijke functie in dit gebied en past daarmee binnen de ambities van het Structuurplan Haarlem 2020.

3.1.2 Haarlem Maatschappelijk op de Kaart

De beleidsnota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart uit 2010 geeft inzicht in de ontwikkeling van het aanbod en de spreiding van de sociaal maatschappelijke voorzieningen. Tevens geeft het een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, met aanbevelingen voor nieuwe vormen van gecombineerd gebruik of andere keuzen voor locaties en gebruik op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport.

In het kader van duurzaamheid is meervoudig ruimtegebruik uitgangspunt. Zo is er niet alleen maar sprake van een bouwopgave met uitbreidingsbehoefte. Kansen liggen er om de voorzieningenstructuur anders te organiseren waarbij de inzet van multifunctionele accommodaties een belangrijke rol speelt.

Relatie met het bestemmingplan Bos en Vaartschool

In deze beleidsnota wordt niet specifiek ingegaan op de uitbreiding van de Bos en Vaartschool, maar wordt verwezen naar het Strategisch Huisvestingsplan waarin de kaders worden gesteld.

3.1.3 Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs

Op grond van onderwijswetgeving heeft de gemeente de zorgplicht voor de onderwijshuisvesting binnen haar gemeente. De zorgplicht houdt dat de gemeente verantwoordelijk is voor het bekostigen van onderwijshuisvesting. Om de zorgplicht uit te kunnen voeren is de gemeenteraad verplicht tot het vaststellen van een verordening voor het bekostigen van deze voorzieningen. De gemeenteraad heeft in februari 2009 de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Haarlem 2009 vastgesteld. Om de zorgplicht goed uit te voeren is het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) ontwikkeld. De uitvoering van het SHO past binnen het gestelde van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. Met het vaststellen van het SHO wordt aan de schoolbesturen voor de middellange termijn zekerheid geboden voor de noodzakelijke uitbreidingen, realisering van unilocaties of verplaatsingen van de scholen die onder hun bestuur vallen.

Het SHO speelt in op ontwikkelingen binnen de onderwijshuisvesting en stelt prioriteiten vast. Een actualisatie vindt plaats op grond van actuele leerlingenaantallen, prognoses over deze aantallen voor de komende jaren en de actuele ontwikkelingen in de reeds geplande investeringen/ aanpassingen.

Leerlingenprognoses maken deel uit van het SHO. Het SHO 2012 is vastgesteld op basis van de leerlingenprognoses uit 2010 tot en met 2030. Deze prognose, waarin de gewijzigde economische situatie is verdisconteerd, gaat uit van een lichte daling van het leerlingenaantal basisonderwijs na 2013, dit ten opzichte van de prognose uit 2009.

Omdat prognoses twee jaar mogen worden gebruikt zijn nieuwe prognoses opgesteld. De prognoses van 2012 laten ten opzichte van de prognoses van 2010 inmiddels voor geheel Haarlem een stijging van het aantal basisschoolleerlingen zien. Ook de leerlingenprognoses voor de Bos en Vaartschool laten tot 2016 een stijgend aantal leerlingen zien.

De leerlingenprognose 2012 is opgenomen in de bijlagen bij de toelichting.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

De ontwikkelingen op het gebied van de onderwijshuisvesting die zijn vastgelegd in het SHO, moeten voor wat betreft functie, bouwmassa en dergelijke passen binnen het daar geldende bestemmingsplan. Indien de voorgestane onderwijsontwikkeling niet past binnen het vigerende bestemmingsplan moet dit bestemmingsplan worden herzien of moet de functie met een uitgebreide planologische procedure mogelijk gemaakt worden.

De uitbreidingsplannen voor de school die in dit bestemmingsplan zijn verwerkt zijn gebaseerd op de leerlingenprognose van 2010, dus op het gematigde scenario.

Het formele tekort aan leslokalen, dat nu overigens ook al speelt bij de twee locaties, wordt door de school intern opgelost.

3.1.4 Nota ruimtelijke kwaliteit

Algemeen

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (NRK) uit 2012 is een integrale stadsbrede visie gegeven op de ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met deze visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit ligt het plangebied binnen de “villagebieden” . Er geldt een beschermende regie. Openbare en semi-openbare gebouwen, zoals scholen, mogen zich volgens de NRK onderscheiden wat betreft situering, volumeopbouw en gevelindeling, maar moeten zich rekenschap geven van hun bijzondere positie door hoogwaardig materiaalgebruik en detaillering. Bouwinitiatieven in dit gebied worden getoetst aan de criteria Ruimtelijke kwaliteit. Het ontwerp van de school voldoet aan deze criteria.

Adviescommissie ruimtelijke kwaliteit (Ark)

De opvolgende ontwerpen voor de uitbreiding zijn zoals eerder al is aangegeven vanaf de eerste schetsontwerpen verschillende keren besproken in de Ark. Opmerkingen van de Ark zijn verwerkt. De stedenbouwkundige randvoorwaarden van het ontwerp zijn verwerkt in de verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan.

3.1.5 Groenbeleid en groentoets


Bomenverordening

In het verleden werden in Haarlem monumentale bomen soms in bestemmingsplannen opgenomen met een aanduiding op de verbeelding (plankaart). Met een aanlegvergunningenstelsel werden deze monumentale bomen in de openbare ruimte in meer of mindere mate beschermd. Met de komst van de Bomenverordening (vastgesteld februari 2008) worden monumentale bomen niet meer opgenomen in bestemmingsplannen. Bescherming van deze bomen vindt plaats via de bepalingen uit de Bomenverordening. Er is een lijst opgesteld met monumentale en waardevolle bomen en bijzondere houtopstand, waarvoor in beginsel geen vergunning voor kap wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties. Op de lijst staan de bomen die voorkomen in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstanden.

In deze verordening staat verder dat bij ontwikkelingen de gevolgen van die bouwactiviteiten voor de aanwezige bomen onderzocht moeten worden. Deze zogenaamde “groentoets” is een beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080010-0003_0004.jpg"

afbeelding 3.1 Monumentale bomen in bestemmingsplangebied (bron GBKH en monumentale bomenlijst).

In het plangebied staan 4 monumentale bomen (Fagus sylvatica (nr 1), Carpinus betulus (nr. 2) Acer platanoides (nr. 3) en Aesculus carnea nr. 4)

In de directe omgeving van de uitbreiding staan geen bomen die voorkomen op de monumentale bomenlijst.

In de periode 2008-2010 is een boomeffectanalyse uitgevoerd. Door een aanpassing in het ontwerp is in 2010 opnieuw een (aanvullende) boomeffectanalyse uitgevoerd. Bij acht bomen die in de directe omgeving van de voorgenomen uitbreiding staan is onderzocht (onder meer door wortelonderzoek) en in beeld gebracht wat de gevolgen van de uitbreiding van de school op de betreffende boom zijn. Tevens zijn in het rapport adviezen opgenomen om schade aan te handhaven bomen zoveel mogelijk te voorkomen.

Bij een van de laatste aanpassingen in het ontwerp van de uitbreiding (d.d. juni 2012) is de afstand van de nieuwbouw tot een Zilveresdoorn vergroot, waardoor de invloed van de uitbreiding op de vitaliteit van de boom verder wordt beperkt.

Een van de bomen (de beuk: nr. 10 het rapport) staat op de plek waar de nieuwbouw is geprojecteerd en kan niet worden gehandhaafd. De bomen nr. 11 en nr.12 (venijnbomen) zijn niet te behouden en zullen worden gekapt.

De boomeffectanalyse (2009) en de aanvullende boomeffectanalyse uitbreiding Bos en Vaartschool (augustus 2010) zijn opgenomen in de bijlagebundel.

3.1.6 Archeologiebeleid

Algemeen

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als op de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat 'huis (of huizen) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos' betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Met de goedkeuring van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg heeft de gemeente er vanaf 1 september 2007 een aantal nieuwe verplichtingen bij gekregen met betrekking tot de zorg voor het archeologische erfgoed. In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed is gedecentraliseerd dienen de gemeenten hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de gemeente Haarlem het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen, waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt.

Beleidsnota Archeologie en Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)

De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen om op een werkbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het Haarlemse bodemarchief zijn vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie met bijbehorende Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) (vastgesteld door de gemeenteraad 2009).

Op deze Beleidskaart zijn de archeologische verwachtingen, die voor het Haarlems grondgebied gelden, met verschillende kleuren vastgelegd. De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Voor elk kleur is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogeheten regime.

De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  • a. een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  • b. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • c. een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen het beschermd stadsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0392.BP4080010-0003_0005.png"

Afbeelding 3.1 uitsnede van de Archeologische beleidskaart Haarlem (2009)

De verschillende kleuren geven aan welk regime waar van toepassing is. Het plangebied valt binnen het oranje gekleurde gebied.

De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels zijn de relevante begrippen gedefinieerd en is aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere omgevingsvergunning of aanlegvergunning zijn verbonden.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

Op grond van vondsten en de geologische ondergrond (strandwal) wordt verwacht dat zich in het plangebied sporen van bewoning kunnen bevinden die dateren vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. In het plangebied is een tiental archeologische waarnemingen geregistreerd, waarbij prehistorische vuurstenen werktuigen zijn gevonden en aardewerk uit de Romeinse tijd en de periode 1500-1850. Het plangebied behoort volgens de Archeologische beleidskaart (ABH) tot categorie 3 (oranje).

Gezien de aard van deze archeologische waarden is hier een regime van toepassing, dat voorwaarden verbindt aan een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouw, aanleg en/of sloop bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van 500 m2 en groter en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.

Ten behoeve van de uitbreiding van de school is archeologisch onderzoek verricht op de plek waar de uitbreiding is voorzien. Er ligt een rapport van een verkennend archeologisch booronderzoek. Het bevoegd gezag heeft nog geen selectiebesluit inzake de archeologische verwachting van het terrein genomen. Dit aspect wordt meegenomen in het verdere vergunningentraject. Het onderzoeksrapport is opgenomen in de bijlagenbundel.

3.1.7 Geluid en beleidsregels Hogere Waarden

Algemeen

De mate waarin wegverkeerslawaai, spoorwegverkeerslawaai en/of industrielawaai het (woon)milieu mogen belasten is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze wet stelt dat in principe de geluidbelasting op de gevel van gevoelige bestemmingen (zoals bijvoorbeeld woningen en scholen) niet hoger mag zijn dan de zogenaamde voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wanneer het geluidsniveau ter plaatse van de geluidsgevoelige functie niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, kan het college van B&W via een wettelijk geregelde procedure ontheffing van de voorkeursgrenswaarde verlenen zolang het geluidsniveau niet hoger is dan de maximale ontheffingswaarde van 63 dB (procedure hogere waarden). Daarbij is van belang dat het vaststellen van een hogere grenswaarde alleen mogelijk als in de nieuwbouw wordt voldaan aan het Bouwbesluit. Volgens het Bouwbesluit dient een minimum geluidniveau in woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen altijd gegarandeerd te zijn.

De maximale ontheffingswaarde voor “nieuwe situaties” in stedelijk gebied bedraagt 63 dB. Nieuwe situaties zijn situaties waar door het gewijzigde bestemmingsplan geluidgevoelige bestemmingen mogelijk zijn.


Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder

Het beleid met betrekking tot het toepassen van hogere waarden is in Haarlem verankerd in de Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder (2009). Hierin is vastgelegd dat eerst gekeken moet worden of er geluidreducerende maatregelen mogelijk zijn aan de bron (bijvoorbeeld aan de weg) dan wel in het overgangsgebied voordat hogere waarden kunnen worden vastgesteld.

Wegverkeer en het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

Het plangebied ligt aan de Wagenweg en wordt aangemerkt als stedelijk gebied. Er geldt op de Wagenweg een maximale rijsnelheid van 50 km/u.

Ten behoeve van de voorgenomen uitbreiding van de school is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevel van de nieuwbouw ten gevolge van wegverkeer. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 1.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden wordt, maar dat het geluid de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet overschrijdt. Uit het geluidonderzoek blijkt dat er ter plaatse van de uitbreiding een geluidniveau heerst van 59 dB.

De procedure hogere waarden

Op basis van de beleidsregels Hogere Waarden is onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting op de nieuwbouw als gevolg van de Wagenweg te verminderen. De Wagenweg (de bron) is in 2006 voorzien van nieuw asfalt. Gelet op de vele afslagen en het busverkeer is niet gekozen voor het gebruik van zogenaamd stil asfalt. Maatregelen in het "overgangsgebied", in de vorm van een geluidscherm zijn evenmin wenselijk, gelet op onder meer de aantasting van het beschermd stadsgezicht.

De procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde wordt apart, maar wel gelijktijdig met de procedure voor de vaststelling van een bestemmingsplan gevoerd. Deze koppeling volgt uit de Wet geluidhinder.

In hoofdstuk 4 (Milieu- en omgevingsaspecten) wordt nader ingegaan op het onderwerp geluid en de uitgevoerde geluidonderzoeken.

3.1.8 Beleid met betrekking tot milieuzonering


Nota Milieuzonering bedrijven (2008)

In Haarlem wordt bij de toepassing van milieuzonering gebruik gemaakt van de Nota milieuzonering bedrijven uit 2008 en de VNG brochure “ Bedrijven en Milieuzonering”.

Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een zoneringslijst). De kaart van Haarlem is opgedeeld in gebieden die zich van elkaar onderscheiden door de (mate van) aanwezige functies.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer. (De tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau.)

  Typologie   Omschrijving   Maximaal toegestane bedrijfscategorie  
A   Wonen      
  Overwegend laagbouw in een lage dichtheid   Dichtheid < 40 w/ha   B  
  Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid   Dichtheid = 40 w/ha   B  
  Flatwijk   = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen   B  
  Stedelijke centra   Vergrote binnenstad   C  
B   Werken      
  Corridors/ Gemengd gebied   Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen.   C  
  Bedrijvigheid   Bedrijven geconcentreerd in een gebied   C of D  
C   Natuur en recreatie      
  Stadsnatuur   Alle stedelijke parken en plantsoenen   n.v.t.  
  Dagrecreatie   Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag   Recreatie-
gebonden  
  Buitengebied/ natuurontwikkeling   Landelijke gebied met en zonder woningen   B (gebieds- gebonden)  

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. De juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie “stedelijke centra” worden de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die en verbinding vormen met het centrum met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. Voor deze bedrijven geldt in principe een indicatieve afstand van 50 meter. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt veelal openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

In het kader van dit bestemmingsplan niet relevant.

Zoneringslijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is in de Nota Milieuzonering weergegeven in een categorie indeling, daarbij geldt hoe lager de categorieletter des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C en D (en in uitzonderlijke gevallen E) dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Relatie met het bestemmingsplan Bos en Vaartschool

In de gebiedstypering in de Nota Milieuzonering komt de locatie van de school aan het Florapark voor onder corridor (Wagenweg) en laagbouw in lage dichtheid. In de genoemde gebiedstypen zijn functies uit respectievelijk de categorieën C en B maximaal mogelijk. Scholen vallen onder categorie B en zijn daarmee passend. Ook de vereningen (ballet, sport) die in de avonduren gebruik maken van de school passen binnen deze categorie.

Bij scholen is het belangrijkste milieuaspect het geluid, zowel van op het schoolplein spelende kinderen als ten gevolge van het verkeer van de school naar de omgeving en van de omgeving naar de school.

Om te beoordelen of er na de uitbreiding van de Bos en Vaartschool sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter hoogte van de omliggende woningen en daarmee van een goede ruimtelijke ordening zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, onder meer naar geluid en verkeer. De resultaten zijn verwerkt in de betreffende paragrafen van hoofdstuk 4. De onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen.

Omdat er op deze locatie uitsluitend een basisschool, buitenschoolse opvang en vereninginsleven is toegestaan is de zoneringslijst (die nog wel in de ontwerpfase was toegevoegd) geschrapt. In de begripsomschrijving (art. 1 van de regels) is per functie een omschrijving toegevoegd.

3.1.9 Beleid met betrekking tot duurzaamheid en energie

Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw

De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit.

Haarlem Klimaatneutraal

In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame energie.

Relatie met het bestemmingsplan

De ambitie is binnen het project vertaald door een compacte bouwvorm met als gevolg een gunstige verhouding tussen vloeroppervlak en gebouwschil. Het energie en klimaatconcept bestaat uit een gebouwschil met een hoge isolatiewaarde en tochtvrije toevoer van ventilatie en verwarmingslucht en CO2 gestuurde afzuiging met warmteterugwinning. Diverse maatregelen dragen bij aan een beperkte energievraag. Op de naar het zuiden georiënteerde dakvlakken zijn zonnepanelen voorzien met een totaal vermogen van 14.000 Wp, goed voor ca 75% van het verwachte verbruik.

De energieprestatiecoëfficiënt is 20% gunstiger dan de actuele eis.