direct naar inhoud van 6.8 Hoofdopzet waarderingskaart
Plan: Bosch en Vaart
Plannummer: BP4080004
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080004-0004

6.8 Hoofdopzet waarderingskaart

Per 5 oktober 2011 is een groot deel van het bestemmingsplangebied 'Bosch en Vaart' aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te behouden en een nadrukkelijke plaats te geven bij de verdere ontwikkeling binnen het gebied.

In het geheel als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied is het patroon van straten en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing van belang. In het grootste deel van het beschermd stadsgezicht is het historisch karakter in sterke mate bewaard gebleven. Ook de profilering en inrichting van de openbare ruimten en de structuur van verkaveling en bebouwing is in een groot deel van het gebied nog blijven bestaan.

Bosch en Vaart is een ruim opgezette wijk tussen de Wagenweg en de Leidsevaart. Het gebied kenmerkt zich door een overwegend stratenpatroon met villabebouwing en geschakelde middenstandsbouw. Restanten van vroegere bebouwing en aanleg zijn in de laat negentiende eeuwse ontwikkeling van het plan van P. Kuiper jr. opgenomen.

Het bestemmingsplan beoogt de hoofdstructuur van het gebied in stand te houden, de functionele ontwikkeling in hoofdlijn te laten aansluiten op de historische ontwikkeling en verandering aan gebouwen of ruimtelijke inrichting te toetsen aan de historische karakteristieken en waar mogelijk te herstellen en te versterken.

Bij het bestemmingsplan is naast de verbeelding ook een waarderingskaart toegevoegd. Op de waarderingskaart zijn alle gebouwen die vallen onder het beschermd stadsgezicht gewaardeerd. Het doel van de waarderingskaart is de beschermende werking van het beschermd stadsgezicht vast te leggen in een indeling in drie verschillende orden, welke zijn gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels en de verbeelding. Deze waardering is uitgevoerd om te komen tot op maat gesneden bestemmingsplanregels die recht doen aan de bestaande cultuurhistorische waarden in een bepaald gebied gelegen binnen het beschermde stadsgezicht. De onderverdeling van de verschillende gebouwde objecten in respectievelijk orde 1, orde 2, orde 3 en nieuwbouw is tot stand gekomen op basis van visuele inspecties en globaal onderzoek.


Bij dat onderzoek is gekeken naar drie hoofdthema's:

  • 1. De stedenbouwkundige waarde: dit blijkt uit situering, markering stadsbeeld, mate van representatie van de vormgeschiedenis van de stad e.d.
  • 2. De architectonische, bouwhistorische en of kunsthistorische waarde: dit blijkt uit kwaliteit gevelcompositie, kwaliteit ruimtelijk concept, bouwgeschiedenis e.d.
  • 3. De cultuurhistorische waarde: dit blijkt uit cultuur- of sociaal-economische waarde, verschijningsvorm, plaats in de geschiedenis van het bouwen, betekenis voor de geschiedenis van de techniek e.d.


Daarbij beperkte de beoordeling zich in de regel tot het exterieur. Regelmatig is ook gebruik gemaakt van andere bronnen zoals archiefstukken.

De volgende elementen worden onderscheiden op de waarderingskaart:

  • orde 1: Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, beschermd door de Monumentenwet. De lijst met monumenten is opgenomen in paragraaf 4.7;
  • orde 2: beeldbepalende bouwwerken ouder dan 50 jaar (ten tijde van het opstellen van het bestemmmingsplan), die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn; De lijst met de redengevende omschrijving per orde 2 bouwwerk is opgenomen in bijlage 2.

In de redengevende beschrijvingen van de orde 2 panden wordt een aantal elementen benoemd die de aanleiding zijn geweest om een bepaald pand aan te merken als beeldbepalend. Deze beschrijving is echter beperkt en niet limitatief en kan daarom niet gezien worden als een alles omvattende beschrijving van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

  • orde 3: bouwwerken ouder dan 50 jaar die geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.
  • Nieuwbouw: bouwwerken jonger dan 50 jaar. Op de waarderingskaart worden panden die jonger zijn dan 50 jaar aangeduid als nieuwbouw. Omdat deze grens steeds opschuift wordt als peilmoment de start van het opstellen van het bestemmingsplan genomen.

Het niet-cultuurhistorisch waarderen van panden jonger dan 50 jaar betekent niet dat deze panden geen waarde zouden hebben. Wij zijn van mening dat om een goed oordeel te kunnen geven over een gebouwd object het nodig is om een zekere afstand in de tijd te hebben.

Zo was er in Haarlem lange tijd weinig waardering voor de grote gebouwen als het gebouw van de V&D, terwijl dat nu rijksmonument is. En de Brinkmannpassage kon juist tijdens het ontwerpproces op veel instemming rekenen maar wordt momenteel eerder als een verstoring van de binnenstad gezien.

Door de afstand in tijd is het makkelijker een gebouwd object los te zien van de emoties rondom het ontstaansproces. Ook kan er pas na langere tijd bepaald worden hoe het pand gezien kan worden in zijn tijd; als een typische representant van zijn periode of juist als een uniek en uitzonderlijk object. Tenslotte is het vaak pas na een tijd mogelijk om goed te beoordelen hoe het object zich gedraagt in zijn omgeving en of het bijvoorbeeld mooi veroudert.

  • ensembles: in de vormgeving van verschillende gebouwen wordt de suggestie gewekt dat het om een groter gebouw gaat;
  • seriebouw: een aantal gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.